Buitenland.
De laatste bijeenkomst van ons Nutsde-
partement voor dezen winter, werd gisteren
avond gehouden.
Hoewel de vier volkslezingen reeds plaats had
den gehad, en deze avond alzoo uitsluitend voor
leden en donateurs toegankelijk zou zijn, was
in eene vroegere vergadering besloten, aange
zien dezen avond een spreker van wege het
Hoofdbestuur zoude optreden, tegen een zeer
geringe entree de gelegenheid open te stellen
voor allen die daarvan wenschen te profiteeren.
Van die gelegenheid was dan ook door
sommigen naar wij met genoegen ontdekten
gebruik gemaakt, ofschoon wij gaarne hadden
gezien dat het getal derzulken niet slechts
verdubbeld, maar vertiendubbeld had geweest,
want een lezing als door den heer Eggers
dien avond werd gehouden, bood een genot
aan, waaraan wij haast ontwend waren, een
genot zoo groot, dat wij wenschten de gave
te bezitten, om onze lezers slechts eenigszins
den indruk van het gehoorde te kunnen
weergeven.
Eenvoudig en duidelijk, doch in kernachtige
taal en stijl schetste spr. in keurige beelden
zijn onderwerp: Volksleiderswat deze vaak
zijn, wat ze kunnen zijn, doch bovenal wat
ze moeten zijn.
Aan de hand der geschiedenis bewees spr.
dat volksleiders geen nieuwigheid van onzen
tijd zijn, doch deze reeds bestonden 20 eeuwen
geleden „tijdens de Romeinen, in den strijd
tusschen patriciërs en plebejers.
Om aan te toonen hoe verschillend door
vele volksleiders die taak wordt opgevat,
herinnerde spr. aan twee mannen, in het nabu
rige Duitschland, Schultse-Delitsch en Ferd. de
Lassalle, die hetzelfde doel voor oogen hadden
doch wier middelen daartoe zooveel verschilden.
De vurige welsprekende de Lassalle, wiens
eerzucht werd geprikkeld door de verafgoding
die het volk als het ware voor zijn persoon
had, was niet de ware volksleider, want na
een duel, waar hij door een kogel getroffen,
het leven verloor, waren zijne aanhangers
spoedig verstrooid, en bleef van zijn werk
weinig over, terwijl de eenvoudige Schultse
uit het weversplaatsje Delitsch, niet alleen in
Duitschland, maar ook in andere landen, ja
ook in ons land voortleeft als de stichter dei-
coöperatie, welke vereenigingen duizende leden
telt en over kapitalen beschikt.
De ware volksleider heeft volgens spr. eene
schoone, doch hoogst moeielijke taak, hij moet
niet jagen naar eer of toejuiching, doch juist
zulks vermijdende met terzijdestelling van
eigen ik, zich wijden aan de taak waarvoor
hij zich geroepen acht.
Wij zouden hieraan nog zeer veel kunnen
toevoegen, doch ook dan nog zou ons verslag
onvolledig blijven; men moet zulk een spreker
en zulke woorden zelt gehoord hebben, om de
schoonheid daarvan naar waarde te schatten.
Dit toonde dan ook wel het aanwezige
publiek, want de aandacht was onverdeeld
en de stilte men had een speld kunnen
hooren vallen.
Geen wonder dan ook dat, toen na afloop
der lezing de Voorzitter den spr. dank be
tuigde, de aanwezigen daarmede luide instem
den, en toen hij de wensch uitte, dat, wanneer
in een volgenden winter dooi het hoofdbestuur
weder eenige sprekers worden afgevaardigd,
ons departement het voorrecht te beurt mocht
vallen, den heer Eggers hier to zien optreden,
een luid applaus getuigde van instemming met
die woorden.
Wij smaakten een avond van genoegen en
leering, zooals hier zeldzaam voorkomt en be
treuren, dat niet meerderen van deze gelegen
heid gebruik maakten. Zij die niet aanwezig
waren, verzuimden veel.
R. Roeper en C. A. Post, kweekelingen
bij de Rijks-Normaallessen alhier, verkregen
gisteren acte van bekwaamheid als onderwij-
zeresse in „de Nuttige Handwerken" voor
meisjes.
Uit vertrouwbare bron wordt aan het
Vad. gemeld, dat er in den toestand van
Z. M. den Koning in de laatste dagen eene
zóó gunstige verandering merkbaar is, dat er
hoop bestaat dat de Koning binnen enkele
dagen weder zijne gewone werkzaamheden zal
kunnen hervatten.
Ook aan de N. Gron. Gt. wordt gemeld
dat alle berichten uit het Loo daarin overeen
stemmen, dat de toestand sedert een paar
dagen buiten verwachting iets is verbeterd.
Het voedselgebruik, de natuurlijke slaap en
de krachten zijn eenigermate toegenomen
en de opgewondenheid is achterwege gebleven.
Het Maandag aan her Paleis te 's-Hage be
kend gemaakte bulletin luidt aldus „Z. M. de
Koning was in de laatste twee dagen minder
bedlegerig. Overigens bleef de ziektetoestand
van Z. M. onveranderd."
Uit het Loo wordt van niet-officiëele zijde
gemeld „De af'geloopen nacht was een weinig
onrustig, doch in den ochtend was Z. M, zeer
kalm, Z. M. gebruikte eenig meerder voedsel;
de krachten zijn nog nagenoeg dezelfde, doch
de Lijder gevoelt zich meer opgewekt."
Men seint uit 's Gravenhage aan de
D. Ct. dd. 12 dezer: „Volgens prof. Rosen-
stein en de geneesheeven des Konings is in
den ziektetoestand weinig verandering geko
men. De lichte verschijnselen van bloedver
giftiging zijn eenigszins verminderd, zonder
geweken te zijn.
Volgens de „N. R. Ct." zijn door den storm
van Vrijdagnacht alle reeds verrichtte werkzaam
heden tot afbrenging van het bij Kijkduin
gestrande Engelsche stoomschip „Goldsbro" nut
teloos geworden. De van zand opgeworpen
dammen zijn weggeslagen en de uitgravingen
weder volgeloopen.
Naar men verzekert, kan er geen sprake
meer zijn de „Ben-Avon" te Scheveningen af te
brengen. Het vaartuig is gespleten; het water
loopt er thans aan bakboordzij in en aan stuur
boordzij uit.
Door den storm van Zaterdag geraakte
Wessel Slok met zijn visschersvaartuig, een blazer,
van den Helder op weg naar IJmuiden, verzeild
op den kop van den noordelijken lijdam van het
krabbersgat. Het vaartuig is in zinkende staat
door den ouden schipper moeten worden verlaten.
Hij is langs lijdam komen loopen en door
hulpvaardige handen over den muur en naar
binnen geholpen.
Door enkele landbouwers te Haarlemmer
meer zijn liandelsrelatiön aangeknoopt met eenige
bewoners van de Argentijnsche Republiek over
den invoer van Hollandsch vee aldaar. Vermoe
delijk zal in het einde dezer maand een dertigtal
stuks jong vee naar die Republiek gezonden
worden.
Naar men verneemt zal eerstdaags een begin
worden gemaakt met het onderzoek naar den
aard van het drinkwater in ons land, waartoe in
de algemeene vergadering der Ned. Maatschappij
ter bevordering der pbarmacie ten vorigen jare
werd besloten.
Volgens het „Nieuwsblad voor Isr." is te
Amsterdam een nieuwe liefdadige instelling, het
„Fonds Marcus Gerrit Tabak-Stichting," tot stand
gekomen. De heer M. G. Tabak heeft nl. een
kapitaal, groot honderd duizend gulden, bestemd
voor het verplegen van invalide personen, behoo-
rende tot het Ned. Isr. kerkgenootschap.
De Zuid-Hollandsche leerhoeve voor zuivel
bereiding te Oudshoorn nadert hare voltooiing.
Dezer dagen zal er van Rijkswege een inspectie
van den bouw en de inrichting plaats hebben,
waarvan het al ot niet verleenen van een subsidie
afhankelijk gesteld is. Tot den jaarlijkschen
cursus, die 1 Mei a. s. zal aanvangen, zullen
zoowel mannelijke als vrouwelijke leerlingen
worden toegelaten, welke den leeftijd van 13 jaren
bereikt en voldoend lager onderwijs genoten
hebben. Het onderwijs, dat voornamelijk practisch
zal zijn, en waarvan het theoretische gedeelte
voor de mannelijke leerlingen niet meer dan 10
uren en voor de vrouwelijke dito op zijn hoogst
8 uur per week zal bedragen, zal door een directeur
en drie leeraren gegeven worden. De inrichting
is geen internaat; het schoolgeld bedraagt f 30
per jaar. Wie toegelaten wil worden dient zich
te wenden tot den heer Waldeck, secretaris van
de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, te
Loosduinen.
Wij vernemon, dat het etablissement Feye-
noord der Nederlandsche Stoombootmaatschappij
te Rotterdam van de regeering de opdracht heeft
gekregen tot het bouwen van een oorlogsschip
tot een bedrag van twee en een half millioen
gulden. {Zw. Ct.)
Men schrijft uit Friesland:
De trek naar verhuizing begint in het noorden
van Friesland vrij sterk te worden. In de streek
langs de zee van de Lauwers tot Harlingen maken
zich weer honderden gereed om hun geluk aan
de andere zijde van den Oceaan te zoeken. Zij
maken gebruik van de aangeboden gelegenheid
om de reis te ondernemen in gezelschap van
Friezen, die hier tijdelijk hun verblijf houden, en
in het najaar van 188S uit de nieuwe wereld zijn
overgekomen. Barradeel en Het Bildt vooral
leveren een groot contingent.
Verkoop van huisraad enz. is er aan de orde
van den dag. Ook in de steden werkt de zucht
naar landverhuizing; in Franeker maken er zich
een zestigtal gereed. Levert het jaar 1889 voor
den landbouwer geen voordeeligen oogst, dan zal
ongetwijfeld de verhuizing een volgend jaar op
nog grooter schaal plaats hebben. Of het overal
in Amerika goed is? Een vriend te Le Mars,
in Jowa, schreef dezer dagen: „wij zitten met
300 vette ossen, zij schijnen niets waard te zijn;
boelgoeden zijn aan de orde van den dag. De
room is er hier af."
Men schrijft uit Medemblik:
Als een bewijs hoe moeielijk het tegenwoordig
voor een jong onderwijzer is om eene betrekking
te krijgen, kan zeker het volgende dienen
Een der sollicitanten voor de vacante betrekking
van onderwijzer aan de school voor minvermogen
den alhier (salaris f 500) schreef aan het hoofd
der school, dat deze sollicitatie nu de 70ste poging
was, om voor het eerst in functie te komen.
Onder de andere sollicitanten zijn er vele, die
reeds 1 a l'/o jaar in het bezit der acte, steeds
nog zonder betrekking zijn.
Voorzeker niet aanmoedigend voor jongelieden,
om zich tegenwoordig voor het onderwijs te
bekwamen.
Op eene verkooping, welke te Rosendaal
dezer dagen werd gehouden kocht een boer eene
kast en Jbegaf zich 's anderendaags op weg om
deze te halen. Toen hij echter met zyne helpers
op de verdieping was gekomen, bleek het, dat de
kast niet van de kamer kon verwijderd worden.
De vroegere heer des huizes had er een genoegen
in gevonden deze kast in de kamer, waar zij nu
stond, te doen vervaardigen en zelfs glimlachend
gezegd: „Daar zullen zij na mfln dood niet mee
gaan loopen!" Na lang over en weer praten
heeft men eindelijk maar besloten de kast met
het huis te verkoopen. Pr.N-.BCt.)
Den 22sten van deze maand hoopt Hielke
Brugts te Haarlem zijn honderdsten verjaardag
te gedenken. Tot op vrij hoogen leeftijd was
hij in betrekking als koopvaardij-kapitein, terwijl
hij in 1812 onder Napoleon I aan den veldtocht
naar Rusland heeft deelgenomen.
Sedert 1871 houdt hij te Haarlem verblijf en
tot voor een paar jaar ging hij nog dagelijks uit.
Het volgende eenvoudig middel wordt ons
medegedeeld om de roetvorming in kachelpijpen,
haarden enz. tegen te gaan. Men neemt een
flinke handvol versche aardappelschillen en werpt
deze op het in den kachel of haard brandende
vuur, waarna de deuren van kachel of oven
onmiddelijk moeten worden gesloten. De dampen,
die zich uit de verbrandde aardappelschillen ont
wikkelen, maken het roet los, hetwelk in de
pijpen was vastgehecht en doen dit door den
schoorsteen verdwijnen.
De proef is gemakkelijk te nemen.
Een speld als oorlepeltje te gebruiken is al
even gevaarlijk als haar in den mond te nemen.
Dit ondervond dezer dagen een dienstmeisje A. N.,
te Valkkoog, die bij dusdanig gebruik het ongeluk
had, dat de speld haar ontglipte en, bij alle aan
gewende moeite ze terug te krijgen, steeds diepei
in het oor indrong.
Een waarschuwing voor velen.
Een te Goes gevreesde slag is gevallen.
Die gemeente verliest hare eenige groote fabriek
de stoommeelfabriek der firma Kakebeeke. Een
60- a 70-tal huisgezinnen, die daarin een goed
bestaan vonden, zien zich zonder werk, terwijl
ook de gemeente een niet onbelangrijk verlies
lijdt.
De arbeidstaking der wevers te Armentiéres
heeft eene groote verhouding aangenomen. Het
aantal werkstakers is tot 10,000 geklommen,
en er zijn gewelddaden gepleegd te Armentiéres
en in den omtrek, waar insgelijks weverijen
zijn. Bedreigingen zijn tegen sommige patroons
uitgesprokende werklieden, die den arbeid wilden
voortzetten werden opgeëischt om gemeene zaak
met den grooten hoop te maken, en eenige