DADELIJK NA AFLOOP DAARVAN: een SIEREIKNECHT. PLAATSVERVANGER GEVRAAGD. Tegen Keel- en Borstlijden Janssens Pasteyns, te Leuven. Het Bestuur der Maatschappij van Landbouw H. Arys-depaepe, Aalst-Alost (Bo^dë Feuilleton. Aftleeling Texel op Zaterdag 16 Maart a. s. publiek verkoopen: bij J. C. VISSER. Nationale Militie. Bij GEERT KIKKERT 100 planten a f 2.00. Factoor ter Yischmarkt. Een Familiegeheim. Noodigt veehouders te Texel, in het bezit van beste zuivere oud-Texelsclie Fokschapen zijnde, beleefd en dringend uit, daarmede aan staande VRIJDAG 15 MAART op het marktplein aan den Burg te komen, opdat daaruit eene keuze kan worden gedaan, voor eene inzen ding naar de in de maand JULI te P a r ij s te houden Tentoonstelling. Het Bestuur voornoemd, C. KEIJSER Pz. Vice-voor sitter. P. K. BREMER, Secretaris. De Notaris zal ten verzoeke van den Heer TIJS VAN HEERWAARDE, 's morgens 10 urebij het Stolpje van de Erven wijlen BREGJE ZIJM, Wed. C. VAN HEERWAARDE, aan den Grintweg nabij den Hoorn, 83 LAMSCHAPEN. 35 ENTERLINGEN. 1 RAM. 40 KIPPEN met IIOK. 1 Boerenwagen, 1 Kap wagen, 3 Driewielde Karren, Scliapenkribben, Ruiven, Voerbakken, Boeren- Bouw- en iMeikgereedschappen. 1 Klamp Klaver- en Iïarendhooi en eeuige Houtwaren. Bij het Woonhuis van voornoemden Heer TIJS VAN HEERWAARDE aan den Hoorn. 1 RAEFKOE. 3 tweejarige SCHETTERS. 1 tweejarige OS. 3 KALVEREN. 1 bruin MERRIEPAARD. 1 klamp Hooi, 3 klampen Ruigte, 3 klampen Mest. Eenig Riet, Pannen en hetgeen verder gepresenteerd zal worden. ZEGT HET VOORT. De zoo zeer gerenomeerde voor Meubels, Marmer en Gevernist Houtwerk, is steeds voorhanden in fleschjes a 17'/a cent. Uitsluitend voor Texel Tegen 30 Maart a. s. gevraagd Adres: Wed. A. DROS, Tienhoven. Adres: A. KOOIMAN, Ongeren Texel. zijn de lichte Oscar Tietze'sche Uien-bonbons per pakje 20 en 30 cents, het aanbevelens waardigste huismiddel, uitstekende werking op alle ademhalingsorganen, losmakend werkend Zij zijn in voorraad bij: W. C. REIJ Texel Verdere Depothouders gezocht op zeer gun stige voorwaarden. Factoor in alle Zee- en Riviervisch. Commissie en Consignatie. te betomen AARDBEZIËN-PLANTEN, groote vrucht. Vrij naar 't Fransch door A. D. Hoofdstuk II. 4. Is het hevelschrift in orde? vroeg Emanuel. Volkomen, mynheer! antwoordde de kapitein. En zyt gij geneigd het te volgen? Ik ben immers ter beschikking van den minister van marine Kan men u dan den gevangene toezenden? Wanneer men wil, mijnheer! Zoo spoedig mogelyk echter, want ik denk niet lang hier te hlyven. Ik zal zorgen, dat men allen spoed make. Is dat alles wat gij iny te zeggen hebt? Alles, kapitein! alleen moet ik u mijne dank baarheid betuigen. Niets daarvan, als ik u verzoeken mag; de minister beveelt en ik gehoorzaam; het is myn plicht, geen dienst, die ikbewys. De kapitein en de graaf bogen zich en verlieten elkander nog koeler dan by den aanvang. Op het dek komende, vroeg Emanuel aan den wachthebbenden officier naar zyn geleider, doch ontving ten antwoord, dat kapitein Paul hem by zich ten eten had gehouden. Hy had echter zyne sloep ter beschikking van den graaf gesteld. Zy lag op zyde van het schip met de matrozen er in op hem te wachten. Nauw'lyks was Emanuel er ingeklommen, of zy verwyderde zich met de meeste snelheid. Denzelfden nacht werd de gevangene aan boord gebracht, en toen den volgenden morgen de dag aanbrak, zocht men te vergeefs op de oceaan het fregat, dat daar sedert acht dagen gelegen en tot zoovele gissingen aanleiding gegeven had, en welks onverwachte komst, doelloos verblyf en plotseling vertrek voor de bewoners van Port Louis onbegry- pelyk waren. Hoofdstuk III. Daar de redenen, die kapitein Paul naar de kust van Bretagne gevoerd hadden, tot onze geschiedenis in geene betrekking staan, willen wy onze lezers in dezelfde onzekerheid laten, als de bewoners van Port Louis, en hoewel ons verhaal ons naar het vasteland overbrengt, willen wy het fregat nog twee of drie dagen op de oceaan volgen. Het weder was zoo fraai, als het in het begin van den herfst zyn kon. De Indiana zeilde met eene stevige koelte voor den wind. De matrozen, met uitzondering van eenige weinigen, waren hier en daar in groepen verdeeld, bezig zich te vermaken. Plotseling liet zich als uit de lucht eene stem hooren Ho I omlaag, ho 1 Hola! riep de bootsman voor. Een zeilriep de uitkyk. Een zeilherhaalde de bootsman, Luitenant wilt ge den kapitein er van verwittigen. Een zeil, een zeilherhaalden al de matrozen, want op dit oogenblik hief eene golf aan den ge zichteinder het vaartuig op, en maakte het zichtbaar aan de matrozen, hoewel de minder ervaren blik van een landbewoner het gewis voor een meeuw zou aangezien hebben. Een zeil! riep thans een jong man van ongeveer vyfentwintig jaren, die den [kajuitstrap opkwam, vraag mijnheer Arthur wat hij er van denkt? Mynheer Arthur I riep de luitenant door zyn roeper, de kapitein vraagt wat gy van die notedop denkt. De adelborst die dadelyk by het eerste geroep van een zeil 1 naar boven was geklommen, antwoordde: Ik geloof, dat het een groot schip is, dat by den wind zeilt en recht op ons afkomt. Hij zet thans zyne onderzeilen by. Ja, ja, zeide de jonge manwien de luitenant den naam van kapitein had gegeven, hy heeft zulke goede oogen als wy, en ons gezien. Goed. Als hy een praatje zoekt, moet hy maar komen. Onze stuk ken zouden wel roesten van het stilliggen. Laat alles gereed maken, mijnheerom een vyand te ontvangen. Wel, mynheerwat dunkt u van den gang van het schip in het gezicht? vroeg hy vervolgens, den adelborst toeroepende, die omhoog gebleven was. Het schynt een oorlogsschip, kapiteinen hoewel het nog geene vlag toont, zou ik wel durven wedden dat het in dienst van koning George is. Jawel, en die in last heeft, een zeker fregat, genaamd de Indiana, op te zoeken, met de belofte van bevordering, als hij het neemt. Daar zet hij zyne bramzeilen by. Laat het fregat zyn koers houden, mynheerwy zullen zien of hy ons den weg durft afsnyden. Terwyl het fregat zyn weg vervolgt, willen wy de aandacht onzer lezers een oogenblik vestigen op den officier, dien de luitenant den naam van kapitein had gegeven. Ditmaal was het noch den zwierigen, luchthartigen adelborst, dien wy den graaf d'Auray naar boord zagen brengen, noch de bejaarde zeeman, met zyn gebukte houding en stroeve stem, die hem in de kajuit ontvangen hadhet was een welgemaakt jong man van vyfentwintig jaren, die alle vermomming van zich afgeworpen had, en zich vertoonde in de eigen verkozene kleeding, die hij gewoonlyk aan boord droeg. Dit was een jas van zwart fluweel met gouden lissen; om den middel had hy een oosterschen gordel, waarin fraai bewerkte en prachtig ingelegde pistolen staken. Om den hals had hy luchtig een zyden doek geslagen. Op zyne door de zon gebruinde wangen vielen zyne lange lokken, die thans zonder poeder eene kleur als ebbenhout be zaten. Middelerwyl was het in het gezicht zynde schip met groote snelheid genaderd. Men zag thans, dat het een schip was, iets zwaarder dan de Indiana voerende zesendertig stukken. Evenmin als de In diana vertoonde het eene vlag. Nog steeds nader den de schepen elkander, en nauwlyks was de Amerikaansche vlag op de Indiana geheschen, met een schot met los kruit gepaardof zyn tegenstander vertoonde op gelyke wyze de Engelsehe. Een algemeen gejuich beantwoordde het bevel van den kapitein, om appèl te slaan, hetgeen men tegelyker tyd aan boord van den Drake, het En. gelsche schip, vernam. Weldra was ieder op zyn post; de kapitein op zyn hooge standplaats van achteren, met den roeper in de hand, die aan boord de staf van commando des bevelhebbers is. Thans was het de Engelschman, die ongeduldig scheen zyn vyand te bereiken, terwyl het Ameri kaansche fregat bedaard zyn koers hield. De beide schepen waren nog niet wel onder het bereik van elkanders geschut, of reeds kwamen eenige kogels tegen de zyden van het fregat aanvliegen, schoon de afstand te groot was, om het eenige schade toe te brengen. Op dit oogenblik, zoo gewichtig en vol spanning, zag de kapitein toevallig om, en zyn oog viel op een hem onbekend persoon, die op dit oogen. blik op het halfdek gekomen was. Het was een jongeling van twee of drieëntwintig jaren, met een zachtaardig en bleek gelaat, eenvoudig maar fatsoen- lyk gekleed. Hy stond met over elknnder geslagene armen tegen den bezaansmast geleund, en staarde met ^sombere onverschilligheid op het Engelsehe schip, dat met volle zeilen naderde. Deze bedaardheid op zulk een oogenblik en by zulk een man, wien de wapenen vreemd schenen, verbaasde den kapitein. Hy herinnerde zich den gevangene, die na het bezoek van den graaf d'Auray den laatsten nacht dat hy op de reede van Port Louis vertoefd had, aanboord gebracht was. Wie heeft u veroorloofd boven te komen, myn heer vroeg hy op een toon die het midden hield tusschen eene vraag en een verwyt. Niemand, mynheer! antwoordde de gevangene met een zachte en treurige stem, maar ik hoopte, dat gy in zulk eene omstandigheid minder streng de bevelen zoudt opvolgen, die my tot uwen ge vangene maken. Gy weet, dat het u verboden is met het volk te spreken. Ik kwam niet om met het volk te spreken, mynheerik kwam zien of niet een kogel my uit myn lyden zou willen verlossen. Dat kan spoedig genoeg gebeuren, als gy daar blyft staan. Geloof my, blyf omlaag. Is dat een raad of een order, kapitein Zooals gy wilt. Ik dank u, dan blyf ik. Wordt vervolgd.) Snelpersdruk - LANGE VELD &DEROOIJ - Texel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1889 | | pagina 4