N#. 167.
Donderdag 9
A 1889.
Nieuws- en
Advertentieblad.
OFFICIEEL GEDEELTE.
Dit blad verschijnt Woensdag-- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden
Voor dbn Burg 30 Cts. Fratico per post door ge
heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere
landen met verhooging der porto's.
Advertentiën vóór 10 uur op den dag der uitgave.
Prijs der Advertentiën
Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Cts.
Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte
berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer.
ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGEVELD DE ROOTJ, ParkstraatBurg op Texel.
Onzen abonné'sbuiten den Burg
woonachtigwelke o?is het aan ons
verschuldigde bedrag voor het 1 April j.l.
afgeloopen kwartaal nog niet overmaakten
verzoeken wij beleefd dit nog vóór 10 Mei a.s.
te doendaar wij anders daarover per post
met 10 cents verhooging zullen moeten clispo-
neeren
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge
meente TEXEL, brengen ter algemeene kennis
de door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
den 3 November 1881, vastgestelde Verordening
tot beteugeling van het kwaadaardig klaauw-
zeer of rotkreupel, luidende:
Art. 1. Het is verboden Schapen of Lamme
ren, lijdende aan kwardaardig klaauwzeer of rot
kreupel, langs openbare wegen te drijven of te
doen drijven, daarop te doen of te laten loopen,
op eene markt aan te voeren of te doen aan
voeren, of met openbare middelen van vervoer
te vervoeren of te doen vervoeren.
Art. 2. Overtreding dezer verordening wordt
gestraft met eene boete van vijf tot vijf en twin
tig gulden en gevangenisstraf van één tot drie
dagen, te zamen of afzonderlijk.
Het groote belang dat daarbij voor veehouders
en kooplieden betrokken is, doet Burgemeester
en Wethouders de nauwkeurige naleving dezer
verordening met den meesten aandrang aanbevelen.
Texel, den 24 April 1889.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
CONINCK WESTENBERG L. B.
De Secretaris,
STIKKEL.
Naar aanleiding van een particulier schrijven
uit Pretoria, dat in verschillende bladen, en ook
in ons vorig nummer werd opgenomen, schrijft
de heer A. J. Dieperink, rustend geneesheer, het
volgende aan de D. Ct.
Landverhuizing naar Zuid-Afrika.
Reeds meer dan eens had de lezing van schoon
schijnende en verleidelijke artikelen over Zuid-
Afrika in de Hollandsche bladen m\j het plan
doen vormen om dergelijke overdrevene en
leugenachtige berichten in het openbaar tegen
te spreken, ten einde mijne landgenooten te
waarschuwen tegen onvoorzichtige landverhuizing
naar den Transvaal en aangrenzende landen, doch
tot heden was dit niet tot uitvoering gekomen.
Gisteren las ik echter in uw geacht blad opnieuw
een dergelijk verlokkend schrijven, hetwelk mij
deed inzien dat het mijD plicht en mijne roeping
is om niet langer het zwijgen te bewaren.
In dat schrijven wordt gezegd, dat er te Pre
toria en Johannesburg, in de Zuid-Afrikaan3che
Republiek, groot gebrek is aan werkvolk, inzon
derheid aan metselaars en timmerlieden, en dat
dergelijke personen daar zeer gemakkelijk van
f 18. tot f 24 daags kunnen verdienen, terwijl
men er voor f 100.— per maand rijk kan leven.
Zie, mijnheer de Redacteur, door zulke prach
tige tijdingen worden onze Nederlandsche werk
lieden verlokt en tot landverhuizing aangespoord.
Men gaat berekenen„Wanneer ik nu maar f 20
per dag verdien, dat is bijna f 600 in de maand
en voor f 100, rijk leven kan, dan houd ik f 500
per maand oi f 6000 per jaar over en dan ben
ik spoedig een rijk man." Geen wonder dat men
verlangt om in dat land van belofte te zijn en
hunkert om er heen te komendoch wat is de
waarheid
Ik heb elf jaren in Zuid-Afrika doorgebracht
en ben, vijf maanden geleden, van daar in mijn
vaderland teruggekeerd en ik meen dus gerechtigd
te zijn een woordje te kunnen medespreken. De
vooruitgang in de Zuid-Afrikaansche Republiek,
na de ontdekking van goudhoudende gronden, is
ongetwijfeld van zeer veel belang, hoewel zij niet
gelijkgesteld kan worden met de verbazende
emigratie, welke in 1854 naar Melbourne, in
Australië, plaats had, na de ontdekking der
goudmijnen van Ballarat en Mount Alexander.
Toen ik mij in dat jaar te Melbourne bevond,
arriveerden er dagelijks gemiddeld duizend land
verhuizers uit alle landen der wereld. Een tim
merman en metselaar verdiende ook daar toen
gemakkelijk f 18 per dag, doch alles was er zoo
peperduur, dat de man nog moeite had om met
dat daggeld zuinig rondte komen. Evenzoo
gaat het thans te Pretoria en Johannesburg.
Toen ik in het laatst van September des vorigen
jaars de Kaapkolonie verliet, waren de daggelden
der werklieden in de Zuid-Afrikaansche goudstreken
nog niet meer dan hoogstens f 9 en was er niet
altijd dadelijk work te bekomen, en reeds toen
was alles er zeer hoog in prijs. Thans ontvang
ik nog wekelijks couranten en berichten uit Zuid-
Afrika en zie daaruit dat de bevolking in de
goudhoudende streken voortdurend toeneemt,
maar ook dat de prijzen der voornaamste
levensbehoeften steeds stijgende zijn.
Een mijner vrienden betaalt te Pretoria niet
minder dan (f 240) per maand aan huishuur en
dat huis heeft niet eens planken vloeren en is
zeer gebrekkig gebouwd met slecht sluitende
deuren en tochtige ramen. Een zak aardappelen
kost ongeveer (f 18), een groote kool f 1.50,
een kleine dito 90 cts., enz. Voor kost en inwoning
betaalt een persoon f 84 tot f 96 per maand,
behalve extra vertering, en nu wenschte ik wel
eens te weten op welk eene wijze men dan met
een, al is het ook klein, huisgezin in de ruimte
met f 100. per maand zou kunnen rondkomen.
Ik heb, op mijne terugreis uit de binnenlanden
van Zuid-Afrika, elf weken in een hotel te Kaap
stad vertoefd, alwaar wekelijks een groot aantal
Nederlandsche emigranten hunnen intrek namen
om vandaar over Kimberley naar den Transvaal
te vertrekken. Gedurende dien tijd heb ik ei
twee zien terugkeeren, die zeer verheugd waren
nog zooveel te bezitten dat zij naar Nederland
konden retourneeren.
De een was een bekwaam kamerbehanger,
wien men in 's Gravenhage had verteld, dat hij
te Pretoria geld als water zou verdienen. De
arme man had zich, gelijk de meesten, voor
gesteld dat de hoofdstad van de Zuid-Afrikaansche
Republiek een prachtige stad vol luxe -zoude
zi)n, en hij had een plaats gevonden, die met
een middelmatig Hollandsch dorp nog niet kon
wedijveren. In de meeste huizen, van slechts
eene verdieping, waren grondvloeren, die natuur
lijk geene tapijten behoefden en voor de meeste
ramen vond hij, door de bewoners, slechts eene
lap katoen gespijkerd van meubelgordijnen kon
geen sprake zijn. De bekwame werkman had
spoedig gezien dat hjj, in zjjn vak, hier niets
verdienen kon en dat hij weldra alles zou
verteren wat hij nog bezat. Hij keerde, na vijf
dagen toevens, naar de Kaapstad terug en vertrok
met de eerste gelegenheid weder naar Holland.
„Misschien," zeide hij, „zou ix over vijftig jaar
in den Transvaal wel kunnen slagen, maar nu
zijn de boeren aldaareene halve eeuw ten achter."
De ander dien ik zag terugkeeren, was een
metselaar. Hij had te Johannesburg gewerkt en
geen oogenblik ledig behoeven te zijn. „Ik ver
diende daar meer dan driemaal zooveel als te
Amsterdam," zeide hij, „maar ik moest ook
driemaal zooveel verteren en leefde dan nog even
als een kaffer. Neen, dacht ik, dan liever werk
ik voor mijn gewone daggeld in Holland, waar
ik dan fatsoenlijk leven kan en nog iets extra's
kan genioten." Hij had gelukkig zooveel bijeen
gebracht dat hij zijn overtocht als passagier
derde klasse kon betalen en nam nog een paar
fle3schen Kaapsche wijn mede om zijne Amster-
damsche vrienden te onthalen.
Dit waren een paar gelukkigen, die nog in de
mogelijkheid waren om terug te kunnen keeren,
doch zeer velen bevinden zich in Zuid-Afrika,
die geheel teleurgesteld rondloopen, zonder hoop
om hun vaderland ooit weder te zien.
Hier te lande wordt ook een geheel verkeerd
denkbeeld gekoesterd, te weten, dat men slechts
Hollander behoeft te zijn om met open armen
in Zuid-Afrika ontvangen te worden. Dit is
geheel bezijden de waarheid. De Nederlanders
worden door de Zuid-Afrikaners met wantrouwen
aangezien en men houdt het er voor dat zij
alleen naar Afrika's zuidpunt komen om geld te
maken. Ik begaf mij alleen voor familiezaken
derwaarts en leefde als ambteloos burger van
mijn kapitaal en toch werd mij telkens verweten,
wanneer ik optrad om te ijveren voor de Hol
landsche taal, dat ik een uitlander was, die met
's lands zaken niets te maken had.
President Kruger is een vriend van n---»
landgenooten en een voorstander van onze taal,
doch hij heeft machtige tegenstanders in den
Volksraad en het wordt hem telkens kwalijk
genomen wanneer hij Nederlanders iD lands
betrekking tracht te plaatsen. De Hollandsch
sprekende Afrikaners kunnen het nooit vergeten,
dat zij in 1816 aan Engeland zijn verkocht
geworden.
ik zou nog zeer veel kunnen zeggen, mijnheer
de Redacteur, om uwe lezers op de hoogte te
brengen der Zuid Afrikaansche toestanden, doch
ik zou vreezen inbreuk te maken op de ruimte
der kolommen van uw blad. Vergun my nog
eene enkele opmerking. Het particulier schry ven
uit Pretroria, voorkomende in uwe courant, is
waarschyniyk afkomstig van een, my welbekend,
bouwspeculant, die gaarne goedkoop werkvolk
heeft. Men zij daarom dubbel voorzichtig.
Wanneer men, verleid door dergelijke schoon
schijnende mededeelingen besluit om naar een
vreemd werelddeel te verhuizen en daar eenmaal
is aangekomen en zonder middelen om weder
terug te kunnen keeren, verneemt dat die hooge
loonen niet bestaan en er slechts de helft van
die som voor het werk wordt aangeboden, dan
is men aan het lijntje vast en gedwongen om
zich met minder te behelpen dan men hier kan
genieten.
Mochten uwe lezers meer belang stellen in
verdere mededeelingen omtrent Zuid-Afrika, dan
ben ik bereid die gaarne te geven.
TEXELSCHE COURANT.