Argentijnsclie Republiek. Zuid-A merika. Feuilleton. J. H. 100JEÜ, lakeiaar, sal op Maandag 2 Juli 1229, Exfrareis OPRUIMING! een net oMcMen KABINET, HOLLAND-AMERIKA. De Consul-Generaal voornoemd publiek verkoopen: ZONDAG 7 JULI Lijn: Noord-Amerika, LijnZuid-Amerika, EVA. De Consul-Generaal der Argentijnsclie Republiek te Rotterdam., geeft hierdoor kennis, dat INLICHTINGEN OMTRENT LANDVERHUIZING naar bedoeld Rijk, kosteloos gege ven worden aan het Bureau TULPSTRAAT No. 13 te ROTTERDAM [Noorder-Eiland), dat daartoe geopend zal zijn eiken werkdag van 9 tot 5 uur. Op schriftelijke verzoeken om inlichtingen of aanvragen tot passage op crediet, in verband met de voorschriften dienaangaande bestaande, wordt alleen dan achtgeslagen indien zij franco zijn gericht aan bovengenoemd Bureau. 's avonds 7 ure, in het lokaal „de Vergulde Kikkerta/d BURG, ten overstaan van den Notaris C0NINCK NV ES TENDERG, I. Een voor weinige jaren nieuwgebouwd WOONHUIS met LOODS, ERF en verschillende perceelen BOUW- en WEILAND, staande en gelegen te Hoogenberg op Texel, Sectie D nos 1874, 1607, 1875, 1567, 1605, 1517, 1585, 1586, 1588, 1655, 1584 en 1587, samen groot 1 H. 94 a. 40 c. II. Een perceel Weiland, genaamd Driekantje, liggende onder Hoogenberg, Sectie D no. 1334 groot 39 aren. Eigendom van GERRIT LEEN. Aanvaarding big de toewijzing. BETALING 1 NOVEMBER a. s. Nadere information geven gemelden Makelaar en Notaris. Ten kantore van laatstgemelde liggen de veilconditiën acht dagen vóór den verkoop ter lezing. 's avonds van Ml l Wljill.l' 12 uur, tegen gewoon tarief. Van de nog voorhanden zijnde Karpetten, Loo- pers, Vloerzeil, Bedkleedjes, Coeosmatten, ruim voorzien van Lustre-, Dril- en Buksking Jasjes. TE KOOP AANGEBODEN voor billijken prijs. Pk. VLESSING, Waalder straat. elke week naar NEW-YORK. elke maand naar MONTEVIDEO en BI ENOS-AYRES. Men vervoege zich aan de Kantoren der N. A. S. M. te Rotterdam of te Amsterdam, en bij de Agenten, of bij Inspecteur J. E. KROES, Groningen. E. BOLSIUS, Oisterwijk. 2. Hoofdstuk I. Toen wij elkander het laatst zagen herin nert gy het u nog wel had ik juist het rechts geleerd examen met den besten uitslag afgelegd. Op mijn eenentwintigste jaar had ik mijne brood studie voltooid, als ik het zoo noemen mag, want als bezitter van een vrij ruim ouderlijk vermogen, behoefde ik eigenlyk niet voor mijn brood te arbeiden. Ik was, wat ik nog ben, altijd vroolyk, altijd gezond naar lichaam en ziel, dus was ook mijn hart niet versteend, maar ik had het tot hiertoe altijd in be dwang weten te houden. Het scheen mij echter thans tijd te zijn, naar eene deelgenoote in mijn geluk uit te zien. Meisjes waren er genoeg al te veel zelfs welke zou ik kiezen? Mijn hart kon geene rust genoeg vinden, om zich aan eene enkele te hechten; het vloog van de eene tot de andere. Ik ergerde mij er over, dat ik niet werkelijk ver liefd werd; maar die tijd kwam eindelijk. Op het eerste winterbal in de Harmonie schit terde een pas ontloken schoonheid, als de maan onder de sterren, en trok een kring van bewonder aars om zich heen. Zij was vergezeld van haar moeders broeder en van hare moeder zelve, eene vrouw van even boven de middelbare jaren, de weduwe van een officier. Deze was als luitenant gestorven; maar om de schoonheid der dochter werd hem door alle cavelliers in de Harmonie den rang van majoor toegeschreven, ten einde de schoone Laura freule te kunnen noemen. Freule Laura maakte epoque, en ik besloeg een blad in hare geschiedenis. Mijn ideaal was gevonden, het tot hiertoe ongekende voorwerp van mijn teeder verlangen was te voorschijn getreden, en had al mijne wenschen, al mijne hoop op een enkel doel gevestigd; Ik werd verliefd tot over de ooren en oogen ook. Ik werd stekeblind aan het verstand, ik zag slechts met mijn hart, en vond derhalve alle mogelijke en onmogelijke volmaaktheden aan mijne aangebedene. By den eersten blik werd ik gewaar, dat zy zoo zedig was als de maan, zoo rein als verschgevallen sneeuw, zoo vroom als eene heilige, verstandig, geestig, scherpzinnig; zy was een waar vrouwelijk wonder. Ik zocht en vond toegang ten huize van hare moeder, om zooals ik mijzelven diets maakte haar karakter te bestudeeren. Eene moeielyke studie; want eigenlijk had zy in het geheel geen karakter maar wat haar ontbrak vulde mijne dwaze verliefdheid aan. Eene van buiten geleerde opmerking nam ik voor oorspronkelijk vernuft, een alledaagsch gezegdo voor zelfdenkende wijsheid; en als zij hoegenaamd niets zeide omdat zij niets wist te zeggen toonde toch een glimlach of een knikje, dat er op den bodem van hare ziel heerlijke schatten verborgen lagen. De winter ging voorby, zonder dat ik eene liefdes verklaring waagde. Ik werd door het streelend besef harer hemelhooge volmaaktheden terugge houden. Ik vreesde, dat de afstand tusschen ons al te groot wasik alledaagsch schepsel kon nim mer het bezit van dit engelachtig wezen waardig zijn. Te gelyk zweefde ik in eene pijnlijke onze kerheid, of haar hart ook iets voor mjj gevoelde; of niet reeds eene sterveling, die mjj aan lichame lijke en verstandelijke begaafdheden verreweg over trof, haar had weten te boeien. Niet alsof zy een ander zoo bijzonder had onderscheidenintegendeel, in sommige gelukkige oogenblikken geloofde ik zelfs, dat men mij boven alle anderen de voorkeur gaf; maar zy had toch voor meerderen dan voor mij een vriendelijken blik, een glimlachje, ja zelfs een hartelyk lachje over. Zoo als gezegd is, de winter ging voorbij en de zomer kwam. Laura's moeder bezat een weinig verder aan den weg een landhuis. Moeder en dochter trokken daar heen, en ik bezocht haar zoo dikwijls mjjne bezigheden het veroorloofden. Ik was toen reeds by het rechterlijk collegie aangesteld, Op deze wandelingen had ik een paar malen vluchtig een half volwassen, zeer armoedig gekleed meisje bemerkt; juist hier waar wy thans zitten. Zy paste op een jongsken, dat even schamel in de kleederen was, en naar mjjne gissing een paar jaren oud kon wezen. Zij bedelde niet, en het kwam derhalve ook niet bjj my op, haar iets te geven. Toen ik op zekeren dag op den terugweg van den landelijken tempel mjjner godin hier heen kwam en mij in de zaligste stemming bevond het gevolg van twee teedere zuchten en een hand druk bleef ik, bijkans zonder het te willen, dicht voor deze beide kleinen staan. Zoowel vreugde als zorg maakt het hart week. Het zien dezer beide kinderen trof mjj bjj zonder. Het meisje zat op eene hoogte; de kleine stond met de rug naar my toe en verzamelde gretig eenige broodkruimels uit haren schoot. Hebt gjj honger, kleine? vroeg ik. Zjj schudde de lange gouden lokken naar achteren, hief het vriendelijke bleeke gezicht naar my op maar antwoordde slechts met een zucht. Het knaapje dat thans de kruimels opgezocht had, greep haar onder de kin, en stameldemeermeer Eene vrouw met brood ging voorbyik kocht een paar broodjes en gaf ze aan de kinderen. De kleine bracht het zjjne oogenblikkelyk naar den mondde grootste ging naar mjj toe en kuste mjj de hand. Ik gaf haar een paar shilling en ging verder. Toen ik de volgende maal naar buiten wan delde vielen mij de kleinen weder in. Onder weg kocht ik een paar broodjes en stak die bij my. Ik vond hen op dezelfde plaats. Het meisje zat met de ellebogen op de knieën en bedekte het gelaat met de handen; het knaapje lag aan hare voeten en speelde met bloemen. Toen ik naderde, wierp hij de bloemen weg, strekte de handj es naar mjj uit, en riep driftig: Eten 1 eten 1 eten! Het meisje stond op en glimlachte tegen my. Ik kon zien, dat zjj geweend had. Ik gaf haar het brood met eenig klein geld en vroeg: Wie zjjn uwe ouders, kleine? Wy hebben geene ouders, antwoordde zy. Waar behoort gjj dan, en waar woont gjj vervolgde ik. Zjj bedacht zich een oogenblik, wees toen op eene hut aan het strand, en zeide: Daar woont grootvader. En wat doet hij vroeg ik verder. Hjj is aan het spitten ginder. Zjj wees naar mjjnen tegenwoordigen tuin. Als hy 's morgens uitgaat en het is goed weder, neemt hij ons mede, en 's avonds haalt hjj ons weder af. Maar krjjgt gjj dan den geheelen dag niets te eten vroeg ik verder. Ja, was het antwoord, 's middags brengt grootvader ons wat hjj overlaat. Ik was innig getroffen en besloot haar te helpen, maar wilde niet dadelijk naar de buitenplaats gaan, om geen opzien te baren. Ik wilde het arme gezin liever te huis opzoeken, en zette mjjne wandeling voort. Bjj Laura vond ik een jongeling, die mjj geheel onbekend was. Hy was in burgerkleeding en werd heer graaf 1 genoemd. Later vernam ik, dat hjj officier was. Hy scheen daar half thuis te zyn, en sprak en schertste zeer vertrouweiyk met moeder en dochter. De yverzucht drong haren scherpen prikkel in myn hart Toen hy weg was, liet ik my eenige gezegden ontvallen, die myne gemoedsstem ming te kennen gaven.. Myne deur is voor geen fatsoenlyk mensch gesloten, zeide de moeder, en zoolang een meisje vry en onverbonden is, deze laatste woorden werden met een byi zonderen nadruk gezegd mag zy wel met fatsoenlyke mannen spreken, zonder dat het aanstoot geeft. Ik gevoelde, dat hierin eenige aansporing lag, maar ik gevoelde geene roeping, om daaraan op het oogenblik gevolg te geven. Ik geraakte geheel en al in eene verkeerde stemming, en nam vroeger dan gewoonlyk afscheid. Op weg naar huis vergat ik het arme gezin geheel en al. Wordt vervolgd.) Snelpersdruk - LANGEVELD DE ROOIJ - Texel.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1889 | | pagina 4