N°. 191. Donderdag 1 Augustus. Aw. 1889. Nieuws- en Advertentieblad. OFFICIEEL GEDEELTE. Binnenland. Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden Yoor den Burg 30 Cts. Franco per post door ge heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere landen met verhooging der porto's. Advertentiën vóór 10 uur op den dag der uitgave. Prijs der Advertentiën Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Cts. Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer. ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGEVELD DE R,00TJ, ParkstraatBurg op Texel. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente TEXEL. Gezien art. 219, 2de alinea der Gemeentewet; brengen ter kennis van de ingezetenen, dat de rekening dezer Gemeente over het afgeloopen dienstjaar 1888 ter Secretarie voor een ieder ter lezing is nedergelegd van heden af tot en met den 9 Augustus e.k., van des voormiddags tien tot des namiddags twee ure, en hetzij in druk, hetzij in afschrift, tegen betaling der kosten algemeen verkrijgbaar wordt gesteld. Texel, den 26 Juli 1889. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. M. KOOIJ, STIKKEL, Burgemeester. Secretaris. GRAANRECHTEN. Uit de Delftsche Courant. Het is een bekende zaak, dat in ons land, Noord-Brabant en Limburg, wij willen niet zeggen de bakermat, maar toch de kweek plaatsen zijn van het protectionisme. Nu er aan ons parlement een voorstel is gedaan van protectionistische strekking, verwondert het ons dan ook niet, dat de voorsteller een afge vaardigde uit Noord Brabant is en het lijdt bijna geen twijfel of de overige afgevaardigden uit die provincie en uit Limburg zullen hunne stem aan het voorstel geven wanneer het ooit zoo ver komt, dat het aan eene stemming wordt onderworpen. Er bestaat evenwel zeer veel kans dat de heer Bahlmann bijtijds het zeer waarschijnlijke lot van zijn voorstel voor ziende, uit het rapport der sectiën en uit andere nog meer te vertrouwen kenteekenen, de eer aan zich zal houden en zijn kind in eigen armen smoort. Het voorstel van den heer Bahlmann strekt ter te gemoetkoming aan sommige takken van landbouw. Yoor Nederland, dat geen kolen of ijzer opbrengt is de landbouw de hoofdbron van bestaan en komt men dus dezen te gemoet, dan steunt men het grootste gedeelte van onze bevolking. Op het papier, althans. In werkelijkheid echter komt men tot een ander resultaat. Die tegemoetkoming wil hij verleenen door het heffen van een recht op de granen, die hier worden ingevoerd. Die rechten worden betaald door den invoer der aan de ambtenaren op de grenzen en deze storten het bedrag in de schatkist. Dat dus door de invoerrechten zeiven de landbouw zou worden gebaat, zal niemand beweren, tenzij het voorstel van den heer Bahlmann inhield, dat het geld ponds pondsgewijze aan de landbouwers zou worden uitgekeerd. Ook dan echter zouden zij er niet zooveel bij profi- teeren. Volgens de „jaarcijfers" zijn er in ons land 82,600 eigenaars en 54,000 pachters van zand en kleigronden. Als de belasting 5l/s millioen opbrengt, zooals de heer Bahlmann bij benadering berekent, zouden die 136,000 eigenaars en pachters gemiddeld nog geen f 20 's jaars ontvangen indien ze allen evenveel grond in eigendom of pacht hadden. Maar van deze landbouwers waren er, volgens de jaarcijfers, in 1886, 10,000 eigenaars en 9000 pachters van meer dan 20 hectaren. Deze zouden dus bij de ponds pondsgewijze toeken ning het meeste krijaen, terwijl ze, althans wat de eigenaren betreft, het minst die te gemoetkoming behoeven. Yoor da 188000 overi gen, de kleine landbouwers die wel het meest de tegemoetkoming noodig hebben, zou er alzoo bitter weinig overschieten. Maar de heer Bahlmann is zoo onpractisch niet om dergelijke verdeeling van den buit te verlangen of te bedoelen. Intusschen hoe de te gemoetkoming aan de landbouwers wordt verstrekt, het feit blijft, dat de voornaamste grondbezitters en grootste pachters toch altijd het meest zullen ontvangen en de kleineren zeer weinig bevoordeeld zullen worden. Met de 572 millioen, die de graanrechten zullen opbrengen mag de Regeering doen wat zij goed vindt: de landbouw is tevreden met de indirecte voordeelen, welke de heffing van het inkomend recht afwerpt. Dat indirecte voordeel is gelegen in de stijging der graan prijzen, of althans door het bestendigen van die prijzen, terwijl zij elders lager zijn. Zonder dit gevolg zien wij waai lijk niet in, dat de landbouw eenig voordeel van een beschermend recht kan genieten. Die hoogere prijzen worden betaald door hen die brood eten, dat zijn dus de Nederlanders zelf. Dat de rechten betaald worden door hen, die de granen invoeren, is ontegenzeggelijk waar, maar, wat deze betalen komt, gelijk wij zeiden, aan de Nederlandsche schatkist en alieen dan, wanneer er eene be lasting geheven werd op de in het land zelf gebouwde granen en deze werd afgeschaft, zou men kunnen beweren dat de belasting, of liever de som, die vroeger de belasting opbracht, nu door den invoerder werd betaald. Dit is echter het geval niet; wat die invoerder op de grenzen betaalt, strekt alleen om de mededinging van de buitenlandsche met de binnenlandsche granen te beletten. Nu vindt men in de jaarcijfers dat vóór de afschaffing der belasting van 5 cent per hectoliter (in 1862) jaarlijks gemiddeld werd ingevoerd aan tarwe voor eene waarde van f 4.916.000 en in de laatste tien jaren tot 1886 voor eene waarde van f 57.497.000. Voor rogge zijn deze cijfers f 8.873.000 en f 29.182.000, voor gerst f 3.041.000 en f 10,439,000. Uit deze cijfers, voor zoover men het niet uit andere statistische opgaven wist, blijkt dat Nederland niet door eigen landbouwvoortbrengselen voorzien kon in zijne behoeften, want de uitvoer bedraagt slechts een derde of vierde van den invoer. Men kan dus de buitenlandsche granen niet missen, maar daar het van de invoerders niet wel te vergen is, dat zij uit eigen zak de rechten betalen, zullen zij met het bedrag ervan den prijs hunner granen verboogen. De Nederlandsche landbouwer kan nu ook zooveel meer voor zijn oogst bedingen en de tegemoetkomin g voor den landbouw is gevonden Maar uit wiens beurs wordt zij betaald? Uit de beurs van den Nederlandschen broodeter. Deze zal zoowel de inkomende rechten van den buitenlandschen voortbrenger als de meer dere winst van den inlandschen landbouwer te betalen hebben. De Nederlandsche broodeters nu zijn het geheele volk, want brood is een noodzakelijk en onmisbaar element van volksvoeding. Voor zich zelf en zijn gezin zal de landbouwer een deel van den oogst kunnen terug houden en dus zelf niet onder de hoogere prijzen lijden, maar zijne arbeiders zullen hun brood als altijd bij den bakker moeten koopen en evenzoo allen, die zelf niet rechtstreeks als patroon het landbouwbedrijf uitoefenen. Die allen zullen het geld moeten opbrengen, dat dooi de belemmering der mededinging van het buitenland de landbouw meer ontvangt. Dat de landbouwer zelf den nadeeligen invloed van de hoogere graanprijzen zou ondervinden, is echter slechts waar tot op zekere hoogte. Naast de grondeigenaren staan de pachters en het ligt voor de hand, dat wanneer het gewas, dank zij de beschermende rechten, meer op brengt ook de pacht in verhouding door den eigenaar zal worden verhoogd: het geld zal dus voor een groot deel vloeien in den zak van de grondeigenaren. Wel niet onmiddelijk zullen alle pachtsommen verhoogd worden, maar geleidelijk, zal dit toch het gevolg zijn, want de heeren klagen, dat de landbouw in kwijnenden toestand verkeert en die, tot op beuring ervan, inkomende rechten op de granen verlangen, doen dit toch niet uitslui tend of hoofdzakelijk om de beurs hunner pachters te vullen. Ook de arbeiders zullen er niet bij profiteeren, want de boer neemt niet de opbrengst van den oogst tot maatstaf van het loon zijner knecht, al moge het waal- zijn dat, wanneer het den baas goed gaat, somtijds ook de knechts er bij winnen. Tegenover dit negatief voordeel van de pachters en arbeiders, staat het positief nadeel van allen die niet rechtstreeks bij den landbouw zijn betrokken. Z>j allen zullen hun brood duurder moeten betalen en men weet hoe het gaat de verhooging van den prijs is altijd meer dan zij in zuivere verhouding tot de belasting zou moeten wezen. De breuken worden als geheelen genomen en „de belasting" is een voortreffelijk voorwendsel om den prijs op te slaan veel meer dan het bedrag der belasting zou eischen. TEXEL, 31 Juli 1889. De besmettelijke varkensziekte vraagt nog steeds offeis ook op ons eiland, dagelijks doen zich nieuwe gevallen voor, wel wordt niet al het vleesch vcor de consumtie afgekeurd, maar toch wordt menig dier der vlammen geofferd. Wordt dit een schadepost voor menigeen, ten opzichte van land en vee is de toestand niet ongunstig. De flinke regenbuien der laatste dagen hebben een weldadigen invloed uitge oefend op het grasgewas. De veeprijzen zijn niet ongunstig te noemen. Voor den bouwboer is de toestand echter niet zoo voordeelig. TEXELSCHE COURANT

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1889 | | pagina 1