op Donderdag 20 November a. s.
HOLLAND-AMERIKA.
MURWE LIJNKOEKEN
Verkrijgbaar aan den Burg bijA'0R0S Az
Feuilleton.
De Gierigaard en zijne dochter.
W. Spierdijk
het slachten van Varkens,
Helder, Middenstraat 22.
Uien-Bonbons.
SCHOUW.
gemerkt
van
Claas Honig Zoon te Koog aan de Zaan
Hals-, Borst- en Longziekte
Nederlandsch Amerikaansche
Stoomvaart-Maatschappij
Lijn: Noord-Amerika,
LijnZuid-Amerika,
beveelt zich beleefd aan tot
BILLIJKEN PRIJS.
Tevens gelegenheid tot zouten en rooken
van SPEK enz.
per kilo.
Prima blanke Taai met Anijs f 0.25
Amandelspeculaas - 0.48
Beste - 0.40
Boterletter en stukjes banket - 0.80
Mooie cents Taai, Speculaas en Taartjes 70 cent
de honderd stuks.
Moppen en Kriekjes 15 cent per kilo
Bruidsuiker70
Tevens prachtig Suikergoed voor Sint Nicolaas
in verschillende prijzen. Na buiten netjes verpakt.
Een onovertroffen geneesmiddel tegen alle
mogenlijke
Voorhanden
Boekli. W. C. REIJ
Belanghebbenden zij bericht dat de jaarlijksche
Schouw over de Wateringen en Siooten in den
polder Eijerland zal plaats hebben
HET BESTUUR.
elke week naar NEW-YORK.
elke maand naar
MONTEVIDEO en BIENOS-AYRES.
Men vervoege zich aan de Kantoren der
N. A. S. M. te Rotterdam of te Amsterdam
en bij de Agenten, of bij
Inspecteur J. E. KROES, Groningen.
E. BOLSIUS, Ois ter wijk.—
munten uit door onovertrefbare kwaliteit, zwaar gewicht en hoog vetgehalte.
Dit wisselde volgens onderzoekingen aan de proefstations te Hoorn, Groningen, Wageningen
en Breda af van 15 lö'/j
Jb. EELMAN Az.
Vri) naar 't Fransch door A. B.
30. De Schat.
Kasper liet bet licht rondom zich door den kelder
scli\jnen en klopte met een sleutel op de steenen.
Neen, zei hy, een weinig gerust gesteld door
dat onderzoek, men kan onmogelijk vermoeden, dat
k hier myn schat verberg. Vervolgens wierp hij
zijn oude bontmantel over zijne schouders, om zich
togen do koude te beschutten, plaatste voor zijn
ileunstoel een soort van houten tafeltje, waarop hij
zijn lamp plaatste, vervolgens haalde hij uit een ge
heime zak van zijn vest een klein sleuteltje, waarmee
hp het traliedeurtje opende.
O, slechte Martha, mompelde hij, terwijl hij
zijn vuist balde naar de ledige ruimte, alsof de schim
der weduwe daar voor hem stond, gij zult overal
rondkraaien dat er een schat in mijn huis verborgen
is De luiaards, landloopers en dieven zullen u
kunnen gelooven en trachten hier binnen te dringen j
O, maar ik zal u wel van hier weten te bannen uit dit
land, duivelsche kruidenzoekstor.
HU raakte met zyn vinger het goud aan, maar het
tintelen er van deed hem schrikkenhU keek rond
om zich, om zich te overtuigen dat niemand hem
bespiedde en hernam
ZU weet echter, die vrouw, dat iedereen ons
haat, ons arme rijken Ik ben omringd door afgun-
stigen. MUn buren zijn vijanden en jaloerschen, die
aan niets behoefte hebben en echter toch zich van
het mUne zouden willen meester maken. ZU zUn
gelUk aan Achab, die om zUn tuinen te vergrooten,
de wUngaard van den armen Naboth nam.
O, als de dieven eens in myne woning doordrongen
en mUne cachette vonden, wat zou er dan vanmU
worden
BU die gedachte rilde hy over zijn geheele lichaam
en zUne handen grepen zenuwachtig naar het goud,
alsof men hem dat wilde ontstelen.
Wat zyn zU schoon, die dukaten, die florijnen,
pie Louis d'ors, vervolgde hU. Dat schittert meer
dan de zonnestralen en het is voldoende er alleen maar
naar te kUken, om geen enkele wensch meer te
koesteren. Waarvoor zou dat ook goed zUn ik houd
hier in mUn hand gonoog, om al 's levens geluk te
smaken Ik zou mU kunnen kleeden als een raads
heer, ik zou een rijtuig kunnen houden als een prins,
ik zou mU dronken kunnen drinken aan do voor
naamste wUnen, ik zou het geweten van den
burgemeester kunnen koopen, voegde hU er glim
lachend aan toe. Welnu, ik drink water, draag een
oud kleed en laat mU rijden in een ouderwetsch
rijtuig. Och, kunnen dat is hebben. Laat de arme,
die veroordeeld is te leven van zwart brood en water,
droomen van heerlUke wUnen en spUzen Hoe langer
ik leef, hoe meer pleizier krUg ik er in, mager te
worden om mUn schat nog te vermeerdoren.
Een vrU hevige aanval van de hoest, brak zUn
alleenspraak even af.
Hoe langer ik leef, heb ik gezegd, maar als ik
eens sterf Ik zal toch eens moeten sterven
zonder het geld mee te nemen mot mU I Ik zal die
schat, welke ik met mUn bloed verdedigd heb, moeten
verlaten 1 O, dat is onrechtvaardig! Als men rijk
is, moest men niet sterven. De armen, nu, dat is
niets, zU hebben toch niets achter te laten.
De oude gierigaard kreeg, terwijl hij luid deze
woorden sprak, een afschuwwekkonden aanblik.
Margaretha zag zeer goed in, dat de ziel van haar
vader geheel besloten was in het goud, zyn geweten
doofde er in uit, zyn vaderliefde verstijfde er in;
zij begreep dat men door het aanraken van dat goud
van Kasper Melzer, tevens zijn bloed stortte en zij
leven verkortte.
Maar dit licht verwijt verdween weldra voor een
ernstiger gedachteMathias Werner en zijne soldatei
wachten den losprijs van Frits Wendel.
Zij hoorde haar naam noemen en luisterde.
Als ik sterf, vervolgde hij met gebroken stem
zal mijne kleine Grietje mijne erfgename zijn
Ja, alles zal voor haar zijn, alles na mij
O, ik wil haar geen kreutzer te kort doen. Ha, i
zal haar den sleutel geven van de cachette enhaa
laten zweren er met niemand over te spreken
En zij zal hier ook iederen avond kunnen kome
evenals haar vader om zich te verlustigen in ht
schitteren van het goud.
Margaretha bedacht;
Ik ben erfgenaam van de schat, heb ik dan oo
geen recht er iets af te nemen om Frits en zijn
familie te redden?
Melzer vervolgde
Grietje is eenvoudig opgevoed, zy zal nooit lus
gevoelen zooveel geld te verspillen. Zij zal he
misschien nog door haar werk vermeerderen. He
is een goed en eerlijk meisje. Zij heeft geen hoog
gespannen verbeelding Ik heb niets van haai
te vreezen dan voor haar vriendschap voor haai
zoogbroeder, maar ik geloof wel, dat ik my nu vooi
langen tijd van dien schelm heb ontdaan.
Hij wreef zich vergenoegd de handen.
Margaretha rilde van afgrijzen en al haar zelfver
wijt verdween.
Na de glazen van zijn bril, welke beslagen warer
door de vochtige lucht in den kelder, afgeveegd t<
hebben, haalde Kasper 5 a 6 kistjes, gevuld me;
goud en zilverstukken en edelgesteenten naar ziel
toe en plaatste die bij zich op de tafel.
Zijn grijze oogen schitterden thans als kolen vuun
in het duister, hy was in verrukking.
Het goud was zijn afgod geworden.
O, als ik u zoo beschouw, lieve kleine stukjes
en u schitterende steenen, mompelde hij, terwijl h{
zy'n rimpelige bevende handen krampachtig samen
vouwde, schijnt het mij toe, of ik mij in een waai
paradijs bevindt. O, wat zijn zij gelukkig, de be
schonkenen; ze zien dubbel. Met de oogen van een
dronken mensch zou ik zoo gaarne mijn schat zien.
Thans begon hij de stukken een voor een op t(
stapelen.
--- Gekken zjjn het die beweren, dat het geld ronc
is om te rollen. Ik voor mij ben het eens met d<
wijzen, die beweren, dat het geld plat is, opdat mer
het te beter kan opstapelen
Nadat hij verzadigd was van het genot van het
opstapelen, ging hij over tot het laten klinken der
stukken, hetgeen voor hem heerlijker muziek was
dan het schoonste concert.
Zjjne handen waren echter bevend en vandaar
kwam het, dat een ducaat hem uit de hand viel en
naar de oude manden toerolde, waar Margaretha en
Christiaan verscholen waren.
De arme kinderen waanden zich reeds verloren
want zij zagen den gierigaard met zoo'n haast zijn
stuk volgen, dat hij zonder twijfel ook hen zou op
merken. In zijn overhaasting hield hij echter zijn
lampje te schuin, waardoor het uitdoofde.
Drommels, riep Melzer uit, dat is ook wat moois.
Juffrouw Catharina roepen, was haar zijn geheim
vei raden. Hij besloot dus zelf maar naar zijne kamer
te gaan om licht te halen.
Op den tast ging hy vooruit en ging zoo dicht
langs zijne dochter, dat hjj rakelings met zy'n hand
langs haar gelaat streek en haar met zijn zwaren
voet op haar kleine voetjes trapte.
Ondanks de groote pijn haar daardoor veroorzaakt
uitte het jonge meisje goen enkele kreet.
Eindelijk vond de grijsaard de deur en verliet hij
den kolder, de deur achter zich sluitende.
Thans was het oogenblik voor do vlucht gunstig.
Margaretha nam 3 handen vol goudstukken en snelde
de deur uit, welke Christiaan reeds geopend had,
Zy liep zoo vlug, dat Christiaan haar moeielyk kon
volgen.
Het scheen haar toe of Frits voor haar ging en
haar den weg wee3.
Zy hoorde, dat er een paar goudstukken uit haar
boezel op den grond vielen, maar zy durfde ze niet
oprapen. Het was haar, alsof haar voortdurend
werd nageroepen: Diefegge, diefegge.
Eindelyk kwam zy, byna waanzinnig van angst
en doodmoe by de hut der weduwe en snelde erin
als eertyds vervolgers, welken in een of andere kerk
eene vryplaats vonden.
Wordt vervolgd.
Snelpersdruk - LANGEVELD DE ROOIJ - Texel.
ii- a Mimm
P. van Gnmniigen.