Buitenland.
Voor hen, die zich angstig mochten
maken voor de koude, kan tot geruststelling
dienen, dat in Oost-Siberie de thermometer
des winters geregeld tot bereden 40 graden
daalt, ja dat men daar een temperatuur heeft
waargenomen van 70° C. De mensch kan
dus nog heel wat feller koude doorstaan, dan
die welke men thans te verduren heeft, al
behoort een zoo standvastig lage temperatuur
in onze streken tot de zeldzaamheden. In
1881 daalde bij ons de thermometer tot
19°, in 1879 tot 17 Va en in 1871 tot
20° Celsius.
Volgens de waarnemingen aan de Rijks
landbouwschool te Wageningen, bedroeg de
minimum-temperatuur in den nacht van 29
op 80 jl. 9 graden Celsius.
Ten bewijze dat de vorst hevig is, zro
schrijft men van daar is dienende, dat
heden op den dag een holle ijzeren kogel, van
1 Va cM. wanddikte, gevuld met water en daarna
afgesloten in de open lucht bij helderen zonne
schijn opgehangen, na ongeveer een kwartier
uur gehangen te hebben, met een vreeselijken
knal uit elkander sprong.
Deze proef, verscheiden jaren bij strenge
koude bewerkstelligd, slaagde heden voor de
eerste maal.
In de Zijpcr Ct. lezen wij
De strenge vorst heeft zich overal geducht
doen gevoelen. Aardappelen en verdere winter
provisie, vloeibare stoffen enz., geborgen op
bij gewoon winterweder volmaakt veilige plaat
sen, moesten het nu ontgelden.
Maar ook menschen en dieren hebben zich
met moeite tegen de felle koude kunnen be
schutten. Zoo vernamen wij dat de machinist
van een goederentrein te den Helder aankwam
met bevroren voeten; van een schaatsenrijder
naar Alkmaar bleken reeds te Schoorldam de
ooren gevroren te zijn en buiten vele andere
belichten omtrent een en ander werd stellig
verzekerd dat Dinsdag (vorige week) twee
menschen op weg naar Hoorn, aldaar dood in
de ar aankwamen terwijl de derde bewusteloos
was. Hopen wij dat dit bericht zeer overdreven
is en in 't belang vooral van onze behoeftige
medemenschen de strenge regeering van don
wintervorst ten einde spoedt.
De vorige week ging alhier een dei-
eerste firma's failliet, namelijk die van Yan
der Weijden en Zoon. Men meldt, dat er
een tekort is van een millioen, terwijl slechts 40
duizend gulaen dus vier percent, van die som
voorhanden is. De beide chefs der firma zijn
voortvluchtig. (Yl. BI. v. Amst.)
In de bijten te Kolhorn kan men de
baars, kleine karpers en andere witvisch met
de hand grijpen. Waar het ijs doorschijnend
is, ziet men niets anders dan doode visch,
onde1- tegen hot ijs aan. De paling weet zich
in en tegen den grond te beschermen; de
weinige welke in de netten worden gevangen,
zijn veelal vóór het ophalen iu de netten be
vroren.
De zwaarste visch, die nog teIJmuiden
is aangevoerd, werd daar Maandag in de vorige
week aangebracht door schipper J. v. d. Hoek.
Het dier een heilbot woog 90 kilo en
bracht f 44 op.
f 50.000 voorwater
Ten bewijze hoe hoog noodig het is een
beter toezicht uit te oefenen op eetwaren en
drinkwater, werd er door prof. Weters Bettink,
in do vergadering van den geneeskundigen
Raad van Gelderland en Utrecht op gewezen,
dat alleen te Utrecht 40 k 50 duizend gulden
wordt betaald voor water, gemengd in de
melk.
Uit Hoedekenskerke schrijft men
Jongstleden Donderdagmiddag zijn een aan
tal kerkgangers in de Oud Gereformeerde kerk
alhier te nauwernood aan een groot onheil
ontsnapt.
Na drie kwaitier, toen de godsdienstoefening
nauwelijks half geëindigd was, verliet nu de
een, dan de ander der toehoorders het kerkge
bouw, werden bijna allen ongesteld en meer
dan 20 der kerkgangers werden bewusteloos,
zoodat de voorganger genoodzaakt was zijn rede
te staken en er geneeskundige hulp moest
worden ingeroepen. Wat was de oorzaak dier
plotselinge ongesteldheid bij zoo velen De
meeste vrouwen hadden stoven meegebracht,
waarin briquetten gloeiden, zoodat de lucht
allengs meer bedorven en ter ademhaling
ongeschikt werd. Gelukkig nog dat het ongeval
geen ernstiger gevolgen heeft gehad. Vrijdag-
voormiddag is in de bewuste kerk afgekondigd,
dat het voortaan vörboden is stoven in de kerk
meê te brengen, die door briquetten worden
verwarmd. (Stci7id.)
Het ijs tusschen Wieringen en het
vasteland (Ewijksluis) heeft zich Dinsdag
vastgezet, zoodat de overtocht thans geheel te
voet kan geschieden.
Volgens later bericht wordt de gemeen
schap tusschen het eiland Wieringen en den
vasten wal sedert Nieuwjaarsdag met paard
en slede over het ijs onderhouden.
De heer Bakker van Upendam kocht op
het eiland Marken eene koe, die hij over het
ijs heeft vervoerd. De oudste inwoners herin
neren zich niet dat dit meer is voorgevallen.
Vrijdagmorgen ontdekte een jongen te
Delft nabij de bi ug op het Rietveld tegenover
de Raam een sterke gaslucht. Hij begaf zich
op het ijs en had weldra de plaats ontdekt
waar de gasuitstrooming het sterkste was.
Toen hij die plaats met een brandende lucifer
naderde bleef het gevolg, in dén vorm van
een groote vlam, niet uit. Het duurde geruimen
tijd alvorens men er in geslaagd was de
gesprongen gasbuis te stoppen. De brug had
van den vlam nog al veel te lijden.
Als iets bijzonders meldt men uitPeize
dat zich op het ooievaarsnest bij den landbou
wer A. Ebbinge, in de vorige week een ooie
vaar vertoonde. Langbeen klepperde alsof
het in den zomer was. Het schijnt echter,
dat het dier ingezien heeft dat het veel te
vroeg was gekomen, ten minste, het wordt
thans niet meer gezien.
Twee wilde zwijnen hebben te 01 st
gedurende eenige weken vrij wat schade aange
richt. Thans is er één gedood. Het andere
lijdt in de laatste weken blijkbaar gebrek.
Zoodra de avond begint te vallen, komt het
uit de bosschen te voorschijn en nadert de
boerenwoningen, waar het herhaaldelijk wordt
verdreven, 't Dier ziet er zeer vermagerd uit.
Aangezien er aan verschillende stations
der spoorwegen groote opeenhoopingen van
goederen zijn ontstaan, en er niet zoozeer
gebrek is aan werklieden als aan opzicht voerend
personeel, heeft de minister van waterstaat
enz., aan zijn ambtgenoot van oorlog verzocht,
om op aanvrage tijdelijk een aantal geschikte
onderofficieren beschikbaar te stellen. Op dit
verzoek is gunstig beschikt.
In het vorige jaar werden 3299 vreem
delingen zonder middel van bestaan uit het
land verwijderd.
Men schrijft uit hot Westland
Werd er in den afgeloopen zomer reeds
over geklaagd, dat er in do Westlandsche
wateren zoo weinig visch zat, het volgende
jaar zal dit nog wol veel erger zijn. Thans
is er visch, d. w. z. thans komt zij voorden
dag, doch meest bewusteloos of dood. Natuur
lijk maken de menschen hiervan gebruik om
eens een lekker maaltje op te doen en op
sommige plaatsen worden groote hoeveelheden
uit de bijten opgeschept. Zoo zagen wij uit
ééne bijt in een oogenblik tijd een 30 kinne
tjes te voorschijn halen. In de laatste dagen
wordt er vooral vee) paling gevangen. Wij
hoorden van lieden spreken die in één nacht
meer dan 50 pond thuis brachten. Dat op
die manier de vischvoorraad sterk moet ver
minderen, behoeft voorzeker geen betoog.
Nog voortdurend komen berichten omtrent
de koude. In Hongarije was deze in de laatste
dagen verschrikkelijk. Op den Donau tusschen
Buda en Pest is het ijs zoo sterk, dat zware
karren er over rijden, wat sinds 1879 niet is
voorgekomen. Te Presburg is het ijs vastgeraakt
en steeds meer schuift het op, zoodat thans de
rivier van daar tot Weenen één ijsmassa gewor
den is, terwijl bovendien de gevaarlijke vorming
van grondijs voortduurt.
In Oostenrijk is de koude buitengewoon. De
Donau bij Weenen is geheel bevroren. De straten
zijn verlaten. Niemand gaat uit, die het laten
kan. Op zestig plaatsen der stad zijn Whrmer-
stuben ingericht, verwarmde lokalen, die steeds
vol armen zijn. Men ziet er vooral de ongeluk
kige werkers aan paarlemoeren knoopen, die door
Mac-Kinley broodeloos werden en voor wie graaf
Taaffe 6000 florijnen ontving.
Te Graslitz in Bohemeu viel een kerk in, daar
in de muren door de vorst spleten gescheurd
waren. De kerk was vol kinderen, doch bijna
oneedeerd werden ze gered.
Te Triest was de bora of N. O. wind Woens
dag zoo hevig, dat ruiten werden ingedrukt en
honderden schoorsteenen vielen. Door de straten
werden touwen gespannen, waaraan de voetgan
gers zich klemden, anderen werden er tegen
lantaarns en muren geworpen door den wind.
Zeer velen werden ernstig gekwetst. Enkele
schepen in de haven werden losgerukt, dat alles
veroorzaakt door den hevigen wind.
Op Oudejaarsdag is in Frankrijk eene wet
afgekondigd, die ten doel heeft, willekeurig en
ongegrond ontslaan van werklieden te voorkomen.
Acht jaren geleden had Gambetta haar ingediend
bij de Kamer, kort na een feestmaal, hem door
de ondergeschikte spoorwegbeambten aangeboden.
Toen zeide de eerste Minister, dat een machinist,
die met levensgevaar een trein redde, het legioen
van eer verdiende.
De Kamer nam het wetsontwerp aan, maar
de Senaat vond het te radicaal en schoof de
behandeling op de lange baan. Maar de talrijker
wordende werstakingen hebbeD ook den gematig
den en conservatieven duidelijk gemaakt, dat
gegronde grieven moesten worden uit den weg
geruimd. De wet schenkt waarborgen, zoowel
aan de werkgevers als aan de werknemers. Indien
de patroons niet op stel en sprong hunne werk
lieden kunnen wegjagen, kunnen deze niet zonder
voorafgaande kennisgeving hun werk verlaten.
In de Oranienstrasse te Berlijn heeft dezer
dagen een hevige brand gewoed in een hoog
gebouw, dat door een groot aantal gezinnen
bewoond werd. Kort nadat de bewoner der
onderste verdieping zijn kantoor gesloten had,
brak daar, door eene onbekende oorzaak, een
hevige brand uit, zoodat weldra het geheele trap
penhuis met een dichten rook gevuld was en
30 personen, die in het huis aanwezig waren,
in groot gevaar verkeerden. Veertien bewoners
van de bovenverdiepingen, waarbij 5 kinderen,
vluchtten over het dak van een der naburige
huizen; vijf anderen sprongen uit de vensters
van de derde verdieping op het springdoek, dat
door de brandweer boven de straat was gespannen.
De 68-jarige blinde smid Noack, eene oude doove
vrouw en een zuigeling werden door de brand
weer gered en ook de overige bewoners werden
met veel moeite in veiligheid gebracht. Eene
vrouw werd licht gewond, doch de anderen zijn
er, wonderbaarlijk genoeg, allen ongedeerd afge
komen.
In de nacht van 31 December op 1 Januari
waren de voornaamste kerken in Londen, bij de
verschillende Protestantsche genootschappen zoo
wel als bij de Episcopale Kerk, voor het publiek
opengesteld. De opkomst was talrijk. Volgens
het gebruik, indertijd door John Wesleij ingevoerd
en dat j larlijks toeneemt, blijft de gemeente in
stil gebed en gepeins den klokslag van midder
nacht, die het nieuwe jaar verkondigt afwachten
en zingt dan gezamenlijk een der schoone en
toepasselijke hymnen, die in alle Engelsche kerk
genootschappen het burgerrecht hebben verkregen.
Hoe het geloof aan den Messias, dat tegen
woordig bij alle Indianenstammen is doorgedron
gen, ontstaan is, wordt in enkele Amerikaansche
bladen door kapitein Pratt van de Indianenschool
der Amerikaansche Regeering in Carlisle als volgt
geschetst: Hot geloof aan de wederkomst van
Christus tot herstel van de macht der Indianen
en tot beperking van de voortdurende uitbreiding
der blanke bevolking, ontstond in de Schoschanen
agentuur in Wyoming. De „Witte Buffel," een
oud-leerling van d9 Indianenschool in Carlisle,
had bij een bezoek aan de noordelijk wonende
Cheyennen bericht, dat Jezus op aarde terug zou
komen, en dat hij reeds aan twee Indianen was
verschenen, die hem gevonden hadden, nadat zij
achttien dagen lang een schel licht aan den hemel
hadden gevolgd. Hun reis was daarbij gegaan
dooi woeste, waterlooze oorden, doch altijd wan
neer zij ergens bleven kampeeren, kwam er een
frissche bron uit den grond te voorschijn, die
---erg:iw,-^xrama