Buitenland. Eenige vletterlieden van den Helder zijn, voorzien van een volmacht van den kapitein, van Huisduinen naar het gestrande stoomschip „Elstow" geroeid, om zich van den toestand van schip en lading op de hoogte te stellen. Uit het door hen gedaan onderzoek bleek, dat het schip op 9 voet water zit. In de machinekamer peilde men ongeveer 6 voet water, hetwelk zeer waarschijnlijk van buiten door de luchtroosters is binnengekomen; van eenige lekkage was althans Diets te ontdekken. Indien het weer eenigszins medewerkt en het ys zulks toelaat, hoopt men spoedig tot het lossen der lading te kunnen overgaan. Drie man zijn ter bewaking op het schip achter gebleven. Deze wacht zal bij daartoe gunstige gelegenheid, dagelijks worden afgelost. Uit Maurits wordt gemeld Het ijs eischte jl. Zaterdag een droevig offer. Drie personen gingen in den vroegen ochtend van dien dag uit om riet te zoeken, ten einde in de behoefte van hun gezin te kunnen voorzien. Nauwelijks op den Rijn gekomen, welke zij moesten passeeren, geraakte het drietal, door de duisternis misleid, in een wak. De eerst te water geraakte persoon werd door den krach- tigen stroom medegesleept. De twee achter hem loopenden wisten zich op het drooge te werken en aan een anders wissen dood te ontkomen. Inmiddels was de eerste persoon onder het ijs geschoten en kwam jammerlijk om, een vrouw met zes nog jeugdige kinderen in behoeftige omstandig heden achterlatende. In de vorige week hadden drie ingeze tenen van Dimmen het eigenaardige plan op gevat, om per vigelante te rijden van Monni kendam naar het eiland Marken. Ongeveer te half elf kwam dan ook de vigelante, tot groote verbazing der eilandbewoners, onder een groot hoera de haven binnen rijden. Zullen de eilandbewoners dezen winter voor hen als eene zeldzaamheid aanteekenen, zeker zal dan ook de vigelante daarbij niet worden vergeten en zullen zij nog dikwijls aan hunne kinderen vertellen, hoe zij die den 11 Jan. 1891 hun eiland hebben zien oprijden. Oude liefde roest niet! Ruim 50 jaar geleden was Klaas Groen, te Oud- Beierland, verloofd met Dirkje Van der- Weijde, van Simonshoven, het huwelijk kwam niet tot stand; bieden traden met een ander in den echt. Kort geleden werd Klaas weduw- duwnaar en Dirkje was reeds weduwe. De kin deren van Klaas boden hem huisvesting en verzorging, maar zoolang Klaas zijn eigen kost kon verdienen, zou hij nooit bij kinderen in huis gaan. Hij dacht er echter anders over. Misschien wilde Dirkje hem nog wel hebben, hij trok er, ondanks den feilen winter, op uit met het gevolg, dat zij nu in ondertrouw zijn. Klaas is 71 en Dirkje 72 jaar oud. Een lang en gelukkig leven zij het groene paar toegewenscht. Bij het 23 December door den Baad van Minis ters aan de Tweede Kamer ingediend wetsontwerp tot regeling van het inkomen der Kroon wordt hot bedrag voorgesteld „op een som van zeshonderd duizend gulden, alzoo op hetzelfde cijfer, hetwelk bij de wet van 19 Augustus 1849 aan wiglen Koning Willem den Derde was toegelegd Raadpleegt men de wet van 1849, dan kloppen de eijfers volkomenmaar zoo men de zaak wal nauw keuriger bekijkt is de aangehaalde zinsnede uit de memorie van toelichting niet geheel juist. Feitelijk stelt de Regeering eene verhooging van het inkomen der Kroon met tweemaal honderd duizend gulden ln het jaar voor. Het geheele inkomen van de Kroon afgescheiden van de renten van het persoonlek particulier vermogen, waarmede de wetgever niet te maken heeft bestaat uit twee elementende inkomsten van de Kroondomeinen en het rechtstreeks inkomen uit 's lands aas, waarvan hier de regeling wordt voorgesteld. In 1849 is, bjj het voorstellen van dezelfde regeling als uitgangspunt aangenomen dat het geheele inkomen van de Kroon één millioen gulden zou moeten bedragen Men had dus het gemiddeld opbrengstcijfer van de Kroondomeinen te onderzoeken, om te weten welk bedrag uit 's lands kas gevorderd werd om dit totaalcijfer vol te maken. In de Memorie van Beantwoording van het wetsontwerp van 1849 deelde de Regeering mede, dat deze opbrengst in de laatste voorafgegane jaren gemiddeld f411.831.28 zuiver had bedragen; tot een rond cijfer herleid vier ton dus. In verband daarmede werd het door de schatkist uit te keeren inkomen op zes ton vastgesteld, en alzoo het millioen bereikt. Maar in de memorie van toelichting tot het tegen woordig wetsontwerp zegt de Regeering, dat de gemiddelde opbrengst van de Kroondomeinen „ge durende de regeering van Koning Willem III, hebben bedragen gemiddeld f 646,456 per jaar," alweder, in een rond cijferzes ton. Door nu het inkomen uit de schatkist vast te stellen mede op zes ton, stelt de Regeering als geheel inkomen van de Kroon voor, niet het millioen'sjaars, dat men in 1849 als voldoende aanmerkte, en dat ook nu wel voldoende zal zjjn, maar f 1,200,000 of: twee ton per jaar meer. Ziedaar dus feitelijk eene verhooging van twee ton 'sjaars, die door geen enkel argument wordt gedekt of gesteund. Missehien bestaan daarvoor goede redenen, maar dan had de memorie van toelichting ze behooren mede te deelen; wfj kunnen ze vooralsnog niet bespeuren. Integen deel gelooven wij dat de tegenwoordige verhoudingen en toestanden, zoowel die in de maatschappij in het algemeen als die betrekkelijk de schatkist in het bijzonder, eene goede aanleiding geven om juist dit cijfer van staatsuitgaven niet indirect te verhoogen. Het geldt hier eene kiesche en teedere zaak zal men zeggen; juist daarom is het ieders plicht om die onpartijdig en zonder schroom noch valsche schaamte te beoordeelen. D. Ct. De heeren Gebrs. Scheuer te Amsterdam hadden het voornemen opgevat de Hull-boot te Nieuwediep te laten aankomen, zoo althans de Holl. Spoorw. Maatschappij eenigszins kon waar borgen, dat voldoend materieel ter beschikking zou zijn om de geloste goederen van daar verder te zenden. Op eene desbetreffende vraag aan den admini strateur gericht, heeft deze echter moeten ant woorden, dat hij met geen mogelijkheid die zekerheid zou kunnen geven. Door de administratie van de schutterij in eene provinciale hoofdstad was een schutter, wiens „tijd om" was, reeds herhaaldelijk aan gezegd zijn wapens en kleeding in te leveren. Hieraan was echter nooit gevolg gegeven, zoodat na de derde aanmaning een bode er op los trok om den schutter de moeite te besparen en het goed zelf meê te nemen. Alles kwam op zijn vragen vooi den dag, de korte jas echter was door moeder de vrouw in een jak herschapende glimmende knoopen waren door witte beenen vervangen en roode kraag en opslagen waren mede ver wijderd. Onze schuttersbode werd door de vrouw des huizes, die aan de waschtobbe stond, heel kalm ontvangen, en zij toonde zich hoewel noode bereid om van haar eigen aardig kleedingstuk afstand te doen. „Als de dagen beginnen te lengen, begint de koude te strengen", is een oud gezegde, en gaat men de geschiedenis van vroegere winters na, dan is 't een gezegde dat zeer vele malen is bewaarheid. Nog ligt bij velen hot jaar 1845 in het geheugen, toen de thermometer van Fahrenheit op 14 Maart nog 1 graad beneden 0 aanwees, en men den 25sten dier maand (Paschen) nog op de Stadsgracht bij de Oldehoof, den heer Barneveld met paard en slede op het ijs kon zien. En toch had de vorst in dien winter slechts eene week later dan in den tegenwoor- digen van 1890/91, hare intrede gedaan. Zes weken lang hebben wij thans bestendig weer en bijna onafgebroken vorst gehad den 28sten November 11. waren reeds velen op schaatsen te Leeuwardenelk heeft er het zijne van gehad en genotenmogen op de schoone winterdagen thaDS regendagen volgen en het bovenaangehaalde gezegde, zooals ook vroeger wel is geschied, worden gelogen straft[Leeuw. Ct.) Vermakelijker vischvangst dan te Zwartsluis dezer dagon plaats had, wordt zelden gezien. Jong en oud was voor en in de Armenberger sluis in de weer, om de visch, die blijkbaar behoefte aan versche lucht had, buit te makeD. Allerhande voorwerpen, die gewoonlijk juist niet in geschiktheid uitmunten, om ais vischtuig gehanteerd te worden, konden heden dienen: kolenscheppers, bezems, houten lepels, mest- en eetvorken, schepnetjes en niet het minst de onge wapende hand, waren voldoende, om paling blei, baars en voorn uit hun element, hetwelk zij trouwens zonder tegenzin verlieten, naar emmers, zakdoeken, mandjes, zakjes en wat men maar vcor 't grijpen had men zag zelfs een pudding vorm te doen verhuizen met het vooruitzicht, om voor consumptie geschikt gemaakt te worden. Velen hebben inderdaad een goeden slag geslagen en menige tafel, tegenwoordig schaarsch voorzien, kan voor enkele malen een feestdisch worden. Was het den visschers een genot te vangen, de toeschouwers vermaakte het niet minder de in Yisschers herschapen schoen- en kleermakers, metselaars, schippers, timmer- en sjouwerlieden, huismoe Jers en tal van schooljongens, geen adem voor geld hebbend, bezig te zien, vooral wanneer een oudvader onder de waterbewoners zijn glibbe- rigen kop aan de begeerige blikken blootstelde. De katvisch, die anders den hengelaar nog wel eens tot in de keuken moet vergezellen, was de belangstelling opgezegd. Te Brussel is een rijke Engelsche graaf, De Vaugh genaamd, 72 jaren oud, een echte vrek van honger gestorven. Hij viel op straat neer, werd bij de politie ingedragen en gaf eenige oogenblikken later den geest. Hij had kostbare juweelen en eene vrij aanzienlijke som gelds bij zich. De ongelukkige bracht zijn leven op een zolderkamertje meest in het bed door. 's Avonds placht hij bij een spekslager voor weinige centimes iets te koopen. Zes jaar had hij zijn hol bewoond, waarin nooit iemand werd toegelaten en de grootste onzindelijkheid heerschte. Zijn hooge gestalte en lange grijze baard gaven hem het voorkomen van een aartsvader. Uit het onderzoek naar de oorzaken van de vreeselijke ontploffing in de Drieenheids-mijn te Poolsch Ostrau is gebleken, dat het onheil ontstaan is door het onvoorzichtig omgaan met eene dynamietpatroon. De mijn is eigendom van graaf Wilczek en brengt jaarlijks 3 millioen tonnen kolen op. Het ongeluk hetwelk aan 00 menschen het leven gekost heeft, had op eene diepte van 270 meter plaats. De Bisschop van Noord-Dacothah heeft voor zijn diocees in de wagonfabrieken van Pullman een kerk op wielen laten bouwen. Het uitwendige dezer eigenaardige kapel ver schilt slechts weinig van een sleeping-car, maar inwendig is zij met snijwerk van eikenhout in gothieken stijl voorzien en geheel als eene kerk ingericht. Predikstoel, altaar, doopvont, een bisschoppelijke zetel en een kamerorgel zijn aan het eene einde geplaatst, waar ook een klein kabinet voor den bisschop is ingericht, terwijl de verdere ruimte yan den wagon zitplaatsen voor 70 personen bevat. De geheele wagon is 50 voet lang en 20 voet breed. Hf] wordt aan de goederentreinen in Noord-Dacotah aangehaakt en aan de bepaalde stations op een zijspoor geschoven. De bewoners der nabijgelegen dorpen zullen vooraf van de godsdienstoefeningen, welke door den bisschop in zijn kapelwagen gehouden worden, bericht ontvangen, en ongetwijfeld deels nit godsdienstzin, deels uit nieuwsgierigheid van deze zeker niet alledaagsche gelegenheid om naar de kerk te gaan gebruik maken. Volgens den Britschen consul te Canton werd uit die Chineesche haven in het jaar 1890 voor eene som van 80,000 pd. at. aan mensehehaar uit gevoerd. Het kwam van de hoofden van bedelaars, gevangenen en lijkeD. Dit berichtje is zeker op merkelijk, omdat de Engelsche zoowel als de Fransche pruikenmakers gewoonlijk ontkennen, dat zij uit het verre Oosten menschenhaar bekomen. Naar het zich laat aanzien zal de opstand der Indianen tegen het Amerikaansche gouver nement niet eindigen alvorens andermaal een bloedige verdelgingsoorlog tegen de Roodhuiden is gevoerd. Aan welke zijde de schuld ligt wordt thans in verschillende berichten daghelder aan getoond, en dat de Amerikaansche Regeering erkent dat zij zich op dwaalweg heeft bevonden, blijkt dui delijk uit het plotseling ontslag van haren hoofd agent den heer Royer. Het is nu evenwel te laat om door dergelijke maatregelen den naderenden strfjd tegen te houden. Toch zou het zoover niet zijn gekomen, indien men te Washington slechts nota had genomen van de rapporten waarin bij herhaling op de onredelijke behandeling, welke de Indianen van de regeeringsambtenaren moeten verduren, werd gewezen en waarin even min de waarschuwing ontbrak dat de toenemende ontevredenheid ongetwijfeld tot openlijk verzet moest overslaan. De „Neue Freie Presse" schrijft: De buitengewoon strenge winter met zijne massa's sneeuw brengt in Stiermarken, in de Pettauer streek, zeer ongenoode gasten. Vele beren vertoonen zich daar, waarschijnlijk gekomen van het Bachergebergte. Een drijfjacht op die dieren had een gunstigen uitslag, daar drie beren nedergelegd werden. In de omstreken van Kubin vertoonen zich de wolven in schrikbarend aantal

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1891 | | pagina 2