Men schrijft aan de Leeuw. Crt. uit Wonseradeel De vlekziekte onder de varkens heerscht hier weder in erge mate. In de maand Juli heeft zij. zich bij ver over de 100 veehouders reeds vertoond. Er zijn 18 varkens aan de ziekte gestorven en niet minder dan 110 te dier zake geslacht. Het geheele getal gevallen in genoemde maand was omstreeks 200. In de aangrenzende gemeente Hennaarderadeel kwamen 45 gevallen voor. Enkele beesten stierven aan de ziekte, de meeste overigen werden afgemaakt. Geen der dieren was ingeënt. Aan de Amsterdamscbe jongens en meisjes is als een recht weder vergund om zich op de Beurs met trommelen en andere spelen te vermaken tot en met Zaterdag den 15den Augustus, des namiddags van half vier tot zeven uren. Het concept van het rapport der zooge noemde Taptoe-commissie, te Amsterdam, is Dinsdag gedrukt aan de kennisneming dei- leden dier commissie onderworpen. In de dien dag gehouden vergadering zijn verschillende wijzigingen vastgesteld, waardoor de openbaar making vertraagd werd. Indien de inlichtingen van 't „Handelsblad" juist zijn, dan blijkt uit het rapport, dat alle noodige maatregelen genomen waren en ook de voorbereiding niet te wenschen liet. Eerst op het allerlaatste oogenblik zou men te kort geschoten zijn in de uitvoering van hetgeen was vastgesteld en gelast. Uit het onderzoek evenwel blijkt duidelijk, dat de hoofdschuld van het gebeurde bij den commissaris van politie Stork moet gezocht worden die de bevelen van den hoofdcom missaris Steenkamp niet opvolgde. Naar de Maasbode uit den Haag hoorde, wint het gerucht veld, datjhr. mr. Wttewaall van Stoetwegen, onze gezant te Parijs, tot Minister van Buitenlandsche Zaken benoemd zal worden. Men voegde er bij, dat die benoeming in diplomatieke kringen met bijval zou begroet worden als een erkenning van de langdurige verdiensten van dezen diplomaat en in het bijzonder als een hulde aan zijn succes in de Suriname arbitrage. Naar aanleiding van hot bericht, dat de Minister van Oorlog een commissie heelt benoemd om te onderzoeken in hoeverre het wenschelijk kan worden geacht do voeding der militairen geheel voor Rijksrekening te nemen en een vast bedrag als zakgeld uit te keeren, schrijft de Arnh. Ct.: „Zooals men weet, geniet do soldaat volgens het nu geldende stelsel een dagelijksche soldij, waarvan, behalve zijn voeding en bewassching, nog tal van kleinigheden moeten worden gekocht, terwijl het dan overblijvende aan hem als zakgeld per vijf dagen wordt uitbetaald. Het Rijk waar borgt echter door het geven van „bijslag" een minimum zakgeld van een halven gulden. „Die zg. „bijslag" is de kanker van het tegen woordige voedingssysteem. Ten koste van de deugdelijkheid der voedingsbestanddeelen en de bereiding van de maaltijden valt nog in vele garnizoenen een edele wedijver waar te nemen om dien bijslag tot een minimum te beperken. Nog steeds is de aanschrijving van den Minister Reuther van kracht, waarin o. m. het volgende wordt aangetroffen„Bij het aanschaften van levensmiddelen en andere behoeften voor de mena ges moet strikte zuinigheid worden in acht geno men en tevens getracht worden het noodige voor goedkoope prijzen te verkrijgen." „Alle waar is naar haar geld," en het is zoo klaar als de dag, dat men aan jonge, krachtige mannen, die hard moeten werken en wel tienmaal zooveel presteoren als hun collega's van vóór twintig jaren, niet \oor een prikje voldoende voedsel, bewassching enz. kan verschaffen. Hier voor is veel noodig, en wanneer nu door scherpe aanschrfj vingen en krenterige bepalingen een onge oorloofde drang van hoogerhand wordt uitgeoefend, om den bijslag toch vooral zoo laag mogelijk te houden, dan ligt het voor de hand, d .t de soldaat daaronder leidt. „Wij betreuren het, dat een zoo eenvoudige zaak nu weder door een commissie moet worden uitgemaakt. Men raakt in den tegenwoordigen tijd verward in allerlei commissoriale adviezen en rapporten, die aan het archief wel is waar kostelyk ten goede komen, doch die elke urgente regeling tegenhouden of althans vertragen. De ontzaggelijke regenval der laatste dagen heeft hot water in da Noordbollaudsche polders boven het IJ zeer doen rijzen en de stoom gemalen zijn overal druk aau het werk om uit te slaan op de boezemshet is te hopen, dat er een drooge tijd moge komeu, anders ziet het er voor den landbouwer hoogst treurig uit. Nabij het Scheveningsche strand had Vrijdag in den laten namiddag een vreesolijk ongeluk plaats. Terwijl namelijk de bomschuit „Schepen Pansier," van den reeder G. Dijk huizen, aanstalten maakte om af te varen voor de hariugvisscherij, sloeg de stuurman, Minnebus Harteveld, over boord. Alle pogingen, die werden aangewend om hem te redden, bleven vruchteloos; na zich noch eenige malen aan de oppervlakte van het water vertoond te hebben, verdween bij voor goed in de diepte. Zijn vrouw en zijn moeder waren getuigen van zijn droevig einde. Het lijk is nog niet aangespoeld. Uit Montfoort wordt geschreven dat binnenkort het Huis te Linschoten en negen boerderijen, ter gezamenlijke grootte van onge veer 350 H.A. in veiling zullen komen. Deze bezittingen zijn bet eigendom van Graaf v. d. Bussche Ipenburg, den schoonvader van Graaf von Aruim. Omtrent een zeer verontrustend nieuw ver schijnsel in den landbouw, schrijft men uit Zuid- dorpe aan de Midd. Ct Van alle veldvruchten hield zich tot dusver de tarwe nog al best. Wie echter in de laatste dagen de tarwearen aandachtig gadesloeg, zal bemerkt hebben, dat zich aan de aren gele plekken beginnen te vertoonen. Bij nader onder zoek blijkt dan, dat het gele gedeelte geen graan bevari Plukt men zoo'n aar en ontleedt men hem boven een wit papier, dan vallen er saffraan- kleurige wormpjes uit, ter grootte van 3 èc 4 mM., dit insect, voor 't 6erst door onze landbouwers in onze streken gezien, leeft ten koste van de nog sappige tarwekorrels. Omtrent dit iDsect deelt Dr. Ritzema Bos in de Landbouivcourant mede, dat het de citroen gele tarwe gaining is. En dat men sedert 1776 in Engeland de beschadigingen kent, door de tarwe-galmuggen teweeg gebracht; later trof men het insect aan in Noord-Amerika, vervolgens ook in Frankrijk, en sedert eenige tientallen jaren in verschillende streken van Oostenrijk Hongarije en van Duitschland (in Pruisen, Silezië, Franken.) Witowaal kende het insect reeds, waaruit volgt dat het reeds 30 jaren geleden in Nederland voor kwam; intusschen schijnt het toch niet zeer dikwijls in erge mate schadelijk te zijn geworden in ons land, want het werd den schrijver in vroegere jaren slechts éénmaal toegezonden, nl. ongeveer een vijftal jaren geleden uit de IJpolders, waar het toen zeer veel nadeel teweegbracht. In de maand Juli van dit jaar werden hem echter weer uit Oud-Beierland en uit Middelharnis tarwearen toegezonden die op eens eigenaardige wijze door gele maden waren aangetast. In de omstreken van Deventer is men bezig met de roggeoogst, welke echter door het regenachtige weer belemmerd wordt. De opbrengst is beneden het middelmatige. Tarwe en gerst beloven mede weinig, maar hav6r zeer veel. De paardenboonen staan zeer gunstig. De vroege aardappelen leveren slechts een middel matig gewas op. Zij zijn over het algemeen klein van stuk; de hoedanigheid laat veel te wenschen over. Uit het kleinsteedsche leven. De jeugd te Medemblik vermaakte zich. Zij had in 't midden der Nieuwstraat met behulp van een oude mand en een hoop takken een brandje gemaakt en danste er omheen, bewonderd door een talrijk publiek. Zij hield er het oog op, of ook soms de politie mocht naderen, hetgeen haar erg meeliep, daar niemand zich liet zien. Juist toen de vlammen hoog opstegen, vertoonde zich een agent. De jongelui ver wijderden zich eenige passen en de dienaar van de heilige Hermandad leende doodleuk een emmer water en maakte zoo aan 't spel een einde. Het nut van het aanleggen van kleef banden om appelboomen blijkt uit het volgende Iemand had in het najaar bedoelde kleef banden om eenige appelboomen gedaan en nu wilde hij begin April eens zien, welke gevolgen dit had gehad. Tot zijne verbazing vond hij geheele kolonies van den verderfelijken appel- bloesomsteker. Nadat deze kevers vernietigd waren, werden de kleef banden weder aangelegd, en na verloop van eenige dagen vond hij weder een groot aantal van dezelfde kevers, die door de kleverige ringen gevangen waren. Bij het afnemen der banden moet men zeer voorzichtig te werk gaan, omdat de kevers zich bij de minste beweging op den grond laten vallen. Een inwoner van Weesp, die een bijzon dere voorbeschiktheid voor het redden van menschenlevens schijnt te hebben, de bier brouwer J. H. F. Enkelstroth, volbracht dezer dagen zijn elfde redding. Een man en een vi'ouw werden door hem uit de Achtergracht op het droge gebracht. In de landbouwkroniek van een onzer bladen, wordt het volgende pleidooi gedaan, ten gunste van de spreeuwen. Thans wenschen wfj de aandacht te vestigen op den trouwen vriend en medehelper b(j den moeie- lijken arbeid van den boer. Deze bondgenoot is de spreeuw. Het groote nut van dezen vogel bljjkt uit hetgeen een boer onlangs ondervond. Toen h(j b(j het krieken van den dag de eerste vore had geploegd, zag hu dadelijk zes spreeuwen, die ijverig den grond schonen te onderzoeken. Z(j moesten zeker iets van hunne gading gevonden hebben, wijl zjj den grond met buitengewonen ijver ompikten. Eensklaps hield er een op te scharren en te piüken. zette zich in postuur, begon te snateren en te kweelen, alsof hij een belangerijke mededeeling te doonlj had. Zijne makkers schaarden zich dadelijk rondom hem en het zestal scheen een levendig debat te houden. Eindelijk vliegt een hunner weg. Na zoowat drie minuten keert hij weer, gevolgd door een paar honderd. Zfj streken op den akker neer en volgden den ploeger tot op de hielen in de versche voren, om naar links en rechts de larven, insecten, wormen enz. op te peuzelen. B(j het wenden van den ploeg, vlogen zij een paar passen terug, wachten tot de boer weer een nieuwe vore begon en snaterden ondertussch- n er dapper op. los, om daarop het eten van allerlei schadelijk gedierte te beginnen. Blijkbaar hadden de eerste zes aanvankelijk beraadslaagd of zij hunne makkers aan hunne tatel zouden noodigen en daar z(j gemerkt hadden, dat hun disch overvloedig van spijzen voor zien was, dozen verzocht, om mee van de partij te zijn. De boer was natuurlijk blij, dat de spreeuwen zijn akker van het schadelijk gedierte hadden gezuiverd en werd een ijverig beschermer en voorspreker van deze zoo nuttige vogels, te meer nog toen hij later vernam, dat de spreeuwen bij veel huisdieren den dienst doen, waarvoor de moeder bi) de kinderen den kam bezigt. Denkt slechts aan onze schapen en koeien, op wier lichamen zjj vertrouwelijk rond wandelen, steeds pikkende. Overtuigd zijnde, dat een goed woord eene goede plaats vindt, roepen wij groot en klein toe „Ont fermt u over de nuttige spreeuwen 1" Men schrijft uit Peize, 3 Aug., aan de N. Gron. Ct.: Tal van personen hebben hier Vrijdag jl. onge veer half zeven des avonds een eigenaardig luchtverschijnsel waargenomen. Van het Noorden bewoog zich in oostelijke richting toen een groote windhoos, die langzaam voortschoof en zich daarbij kronkelde als een slang. De personen, die een half uurtje ten noordoosten van ons dorp voor op de Peizermade in het hooiland bezig waren, hebben van meer nabij met het angst wekkend natuurverschijnsel kennis gemaakt. De hoos maakte een geluid, alsof men uit eene stoommachine den stoom liet ontsnappen, zweepte het water uit de Gouw en de „baggerpetten" in de Broek met kracht in de hoogte, joeg het hooi uit het „zwat" al dwarrelend opwaarts tot in de boomen, nam een wring (landhek) op en wierp die op korten afstand weer neer, rukte een „tuin- of vredingpaal" (een paal uit de omheining van het land) ter dikte van een arm uit den grond en smeet dien op ongeveer 50 M. afstand neer, en scheurde zelfs onder een geweldig gekraak een der stevig bevestigde „zwaarden" (schuine latten of planken van een nieuwe wring af. Paarden en koeien stoven verschrikt door het land en verscheidene menschen vluchtten in de naast- bijzijnde boerenwoning. Een maaier, die in een hooiopper lag te rusten, zag ook het vreemde verschijnsel, hier algemeen „nikstaart" genoemd, naderen en besloot eerst te blijven liggen. "VVelara veranderde hij echter van besluit. In allerijl staat hij op, neemt jas en vest, die naast hem liggen, op en gaat den hoo3 uit den weg, zijne zeis en zijn etensaker met een lepel er in latende liggen. Onmiddelijk daarna wordt de zeis opgenomen, doch spoedig weer losgelaten; de aker echter verdwijnt voor

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1891 | | pagina 2