Buitenland.
Ingezonden Stukken.
Aan de Zwolsche Gt. wordt gemeld, dat
de bezwaren welke van alle zijden rijzen te
gen de invoering van den nieuwen tijd in bet
burgerlijk leven, zóó talrijk zijn, dat de Regeering
overhelt tot terugkeer op haar besluit om de
algemeene invoering in Nederland te bevorderen.
Als een curieuse bijdrage tot de historie
van de beweging voor Zondagsrust wordt te
Zierikzee verteld, dat aan een Belgischen
schilder uit Brussel, die aldaar vertoeft om
studies en schotsen te maken en die daarmede
ook Zondag bezig was, zulks door de politie
is verboden of verzocht het na te laten.
Prof. A. A. W. Hubrecht heelt bewijzen van
instemming met zijn denkbeeld omtrent den zöne-
tijd uit de meest verschillende deelen des lands
van talrijke zijden ontvangen.
Daar voor gemeenschappelijk optreden de tijd
te kort is, geelt hij in overweging, dat ieder voor
zich in eigen kring propaganda make voor het op
stellen en onderteekenen van gezegelde adressen
aan den minister van binnenlandsche zaken. Voor
zoodanig adres kan het hier volgende misschien
als concept dienen
Aan Zijn Exellentie den Minister van
Binnenlandsche Zaken,
geven met verschuldigden eerbied te kennen de
ondergeteekenden
dat zij, indachtig aan de belangrijke gevolgen die
zullen voortvloeien uit de invoering van den zoo-
genaamden zóne of gordeltijd op een groot gedeelto
van het Europeesche spoorwegnet tegen den eer
sten Mei aanstaande,
lo. zich overtuigdhouden dat in het algemeen
belang het samenvallen van den spoorwegtijd en
den burgerlijken tijd zeer wenschelijk is;
2o. levendig hopen dat het alsnog mogelijk zal
blijken de nieuwe tijdregeling voor Nederland te
doen samenvallen met die welke in de Midden-
Europeesche zóne geldt, en wel op gronden,
eenerzijds van hygiënischen, anderzijds van econo-
mischen aard, zooals die dezer dagen in verschil
lende organen der dagbladpers ontwikkeld zijn.
Redenen waarom zij uwer Excellentie eerbie-
diglijk in overweging geven het alsnog daarheen
te willen leiden, dat geene verandering in de
burgerlijke tijdregeling ingevoerd worde, dan zoo
danige die Nederland in aansluiting brengt met
den zöne-tijd voor Midden-Europa.
't Welk doende, enz.
(Datum) Handteekeningen
Willen wij meent de heer Hubrecht aan
het gevaar ontkomen, dat met lo Mei de Green-
wich-tyd definitie! voor Nederland geldig verklaard
worde, en willen wij Nederland in de vele voor-
deelen laten deelen, die van eene aansluiting bij
den tijd van Midden Europa het gevolg zouden zijD,
zoo is het wenschelijk dat de regeering ten spoedig
ste de overtuiging erlange, dat eene groote meer
derheid in het land te dezer zake eene besliste
meening is toegedaan. Eene meening die met
godsdienstige of politieke overwegingen niets
heeft uit te staan, en die daarom des te vrij
moediger en algemeener zal kunnen worden
uitgesproken.
De trein, die te 7.12 van Delfzijl ver
trekt en te Groningen pl. m. 8.45 arriveert,
bad, naar de N. P. G. Gt. mededeelt, Dinsdag
bij Bedum een voor de vele passagiers, die
gewoonlijk des Dinsdags Groningen bezoeken,
lastig oponthoud. De spoorbrug, die daar over
het Boterdiep ligt, was afgedraaid, om een
paar schepen door te laten. Zij kon echter
niet weer dichtgedraaid worden, wijl de schepen
bleven vastzitten, 't Gevolg was, dat de van
Delfzijl komende trein eenerzijds en die van
Groningen anderzijds moest blijven staan.
Een deel der passagiers werd met den trein
die van Groningen kwam, naar de stad gebracht
en de anderen moesten pl. m. 1 Va uur wachten,
totdat er eene locomotief met wagens uit
Groningen hen afhaalde om ze ter bestemder
plaatse te brengen, waardoor in het bijzonder
de beursbezoekers wel wat achteraan kwamen.
Dinsdag-avond heeft te Amsterdam een
brand gewoed, zoo hevig en van zulke hoogst
bedroevende gevolgen, als er in langen tijd geen
heeft plaats gehad.
Omstreeks 8 uur werd in de Huidenstraat een
hevige knal gehoord, veroorzaakt door het vlam
vatten en springen van eene flesch benzine, in
het tweede huis van den hoek van de Keizers
gracht, waar de heer Yan Eupen zijne drogjst-
affaire uitoefende. Op hetzelfde oogenblik stortte
de geheele benedenpui van dit perceel in. Raam-
en deurkozijnen werden midden op de straat
geworpen en door de gapende opening baande
zich een reusachtige vlam, tegelijk met eene
verstikkende rookwolk, een uitweg.
Een hoog opvlammend mengsel van alcohol,
oliën, ether, benzoë, hars en al wat een drogisterij
al meer vlam- brandbaars bevat, vloeide over
de straat.
De vlak tegenover de drogisterij gelegen woning
waarvan alle ruiten door den knal gesprongen
waren, vatte vuur. Binnen een ongelooflijk kort
tijdsbestek sloegen de vlammen uit alle verdie
pingen van het eerst aangetaste perceel en van
het belende hoekhuis, waarin de heer Weidrager
een sigarendepót hield; en weinige oogenblikken
later was ook het andere hoekhuis, bewoond door
den heer P. Arents, koek- en banketbakker,
aangetast.
Eene onbeschrijfelijke paniek ontstond; een
niet te beschrij ven tooneel van angst en jammer,
want alle percoelen waren op alle verdiepingen
bewoond.
Men toog, zoo goed en zoo kwaad het ging,
aan het redden der bewoners, die, met den vuur
dood voor oogen, vreeselijke oogenblikken door
leefden. Toen de brandweer opdaagde, nam deze
het reddingswerk over; toen werden door alle
ramen mannen, vrouwen en kinderen uit de
vlammen getrokken. Het mocht, helaas! niet
gelukken ze allen ongedeerd te voorschijn te
brengen. Velen waren verwond; enkelen zelfs
zeer ernstig.
Omtrent de oorzaak van den- brand bestaan
vele lezingen. De meest juiste schijnt wel deze
te zijnmejuffrouw van Eupen was Dinsdagavond
in de schemering aan het óverschenken van
naphtha en morste daarbij, of sloot de kraan
niet voldoende, zoodat het vocht bleef voortlekken.
Zij riep den winkelbediende, een jongmaatje van
omstreeks 15 jaar, om haar te helpen het op te
dweilen. Deze had de onvoorzichtigheid met
licht in de nabijheid van het vat te komen, en
het ongeluk was daar.
Op den slag volgde onmiddelijk de uitbarsting
van den brand en het instorten van de voorpui
van den drogisten-winkel. Vrouw van Wijle,
die vlak tegenover het winkelhuis woonde, en
ook twee leerlingen van den heer Arents vlogen
het brandende perceel binnen om de bewoners
te redden, helaas! om er zelf den dood of hevige
brandwonden te bekomen. Want nauwelijks waren
zij ter hulpe toegeschoten of een gedeelte van
den binnenmuur en een deel der zoldering stortte
naar beneden, met de voor hen zoo noodlottige
gevolgen.
In het binnen-gasthuis werden tengevolge deze
ramp 10 gewonde personen binnengebracht,
6 personen zijn bij de. ramp omgekomen.
Het gebeurde is natuurlijk nog steeds het
onderwerp aller gesprekken; het heefteendiepen
indruk gemaakt. Algemeen is het medelijden
met de slachtoffers en met den zwaar getroffen
man, den heer Van Eupen, die opeens alles wat
hem dierbaar is verloor, en den geheelen nacht
voor zijne afgebrande woning als aan den grond
genageld bleef staan. Het gebeurde heeft tevens
de aandacht gevestigd op het ieder uur dreigend
gevaar, waaraan elke drogisterij en iedore winkel,
waar ontplofbare stoffen in groote hooveelheid
voorhanden zijn, de hoofdstad blootstelt.
Het getal dakloozen, door het „Leger
des Heils" in zijn Toevlucht te Amsterdam
opgenomen, bedraagt thans 83 personen,
terwijl 31 personen in het logement van het
„Leger" den nacht doorbrengen tegen betaling
van 20 cents.
Het weekblad Nederland vraagt in een be
spreking over de voorgestelde verhooging van den
jenever-accijns, wat de tappers nu doen zullen
öf minder maat geven, 5f mindere qualiteit geven,
öf meer geld vragen. In alle gevallen kan de minister
gevaar loopen, dat zijn rekening faalt. Prijsverhoo-
ging is vermoedelijk voor de schatkist geen nadeel,
maar wel voor het gezin des drinkers. Zulk een
verhooging sticht altijd eenig kwaad, doet altijd
de ellende eenigszins toenemen. Misschien zal
het de dronkenschap ook beperken, maar de minis
ter, die op 2 millioen gulden meer voor accijns
rekent, rekent niet op vermindering van dronken
schap.
Als de tappers de glazen kleiner maken, of het
vocht wat meer aanlengen, dan vermindert de
dronkenschap zeer weinig en komt des ministers
rekening niet uit. Bestrijding van drankmisbruik
is in geen geval in de voorgestelde verhooging te
zien.
En toch als zij aan de schatkist een bate
levert, en zonder deze kan de accijns op zeep niet
worden afgeschaft, dan is er,' alles bjjeen genomen
winst voor 't algemeen.
De brand in de mjjn te Anderlues (Hene
gouwen) is nog niet gebluscht. Men blijft voort
gaan met het onder water zetten der mijn en
het zal dientengevolge nog eenigen tijd duren
vóór men al de lijken der slachtoffers naar boven
zal kunnen brengen.
Een artillerist te Weenen, zich met een kogel
uit een Werndigeweer van het leven beroovende,
heeft daarbij tevens een zijner kameraden gedood
en een anderen gekwetst. De kogel namelijk,
gaande door de borst van den zelfmoordenaar,
doorboorde het hoofd van een achter hem staanden
soldaat en bleef daarna steken in den arm van een
derde.
Het besluit der Engelsche mijnwerkers, om
slechts 5 dagen 's weeks te arbeiden, en zich
voortaan de weelde van een blauwen Maandag
te gunnen, zal nog niet terstond, maar eerst op
11 April in werking treden. Voorts werd besloten,
de leden van den bond te stellen op eene weke-
lijksche bijdrage van dertig cent, makende 4000 p.s.
's weeks, ten einde het volk in Durham, dat
afzonderlijk en voor eigen rekening eene werk
staking om handen heeft, daarbij te steunen.
Ongetwijfeld (zegt de „Daily News") zal door
het besnoeien van de week tot slechts vijf werk
dagen de voortbrenging van steenkolen regelmatig
beperkt worden; doch het is niet zoo zeker, dat
op deze manier de prijzen en de loonen op de
tegenwoordige hoogte zullen kunnen gehouden
worden. De duurte der steenkolen is op zichzelve
geene reden om de loonen hoog te houden. Ware
dit wel het goval, dan zouden de mijnwerkers 1
de steenkolen slechts even schaarschals diamanten
behoeven te doen zijn, om binnen korten tijd
allen van hunne renten te kunnen gaan leven.
Indien er minder steenkool wordt voortgebracht,
moet er ook minder vorkocht worden, en, spijt
eenen kunstmatig opgedreven prijs, zal er bijna
stellig minder geld te verdeelen vallen onder een
gegeven aantal personen. Zóó denken wij en
met ons velen er over doch blijkbaar niet de
mijnwerkers. Niets dan de uitkomst zal ten slotte
doen blijken, wie er dan nu op dit stuk de zaak
bij het rechte, wie bij het verkeerde eind heeft.
In Engelsche bladen worden weer klachten
van een teleurgestelden landverhuizer naar Brazilië
besproken. Ongeveer 140 personen, zoo verhaalt
die emigrant, vertrokken, verlokt door fraaie be
loften van grondbezit en werk, uit Liverpool naar
Rio de Janeiro, maar alleen om te ervaren, dat
men hen schandelijk bedrogen had. H6t schijnt,
dat zij erger dan beesten behandeld zijn. Zij kregen
voedsel, dat haast niet te eten was, werden op
elkaar gepakt in vuile vervallen schuren of moes
ten hier of daar in het open veld slapen, en zij
werden onder de treurigste omstandigheden van
het eene eind des lands naar het andere gedreven.
Ziekten en ontberingen richtten groote slachting
aan onder do ougolukkigen en niet meer dan
zeventig keerden huiswaarts, om hunne droeve
geschiedenis mee te deelen, welke voor andere
landverhuizers een aansporing tot voorzichtigheid
en grondig onderzoek moge zijn.
Te Brussel wekt in de medische wereld het
geval eener vrouw van 55 jaar opzien, die tenge
volge van het eten van besmet paardevleesch aan
getast is door droes.
Er is in Duitschland een plekje grond, dat
Fransch grondgebied is, namelijk te Salzbach in
het groot-hertogdom Baden, waar de Fransche
maarschalk Turenne begraven ligt. Bij dit graf,
't welk in een tuin zich bevindt, staat een huisje
voor den bewaker, die Fransche uniform draagt
en door den Franschen Minister van Oorlog be
noemd wordt. De tegenwoordige bewaker heet
Preiss, is gewezen wachtmeester der gendarmerie
en in den Elzas geboren. Zijn tractement bedraagt
1365 fr. met eene toelage voor kleeding. Hierbij
gevoegd zijn pensioen, kan Preiss Frankrijk op
waardige wijze vertegenwoordigen op een plek,
welke tengevolge overeenkomst ten eeuwige dage
Fransch blijft.
De kunst is de veredeling van het leven. Kunst
genot behoort tot de hoogste genietingen, die de
mensch smaken kan. De kunst, wier beoefening
het meest binnen ieders bereik valt, tot welke bfjna
ieder zich onwillekeurig gedreven voelt, is de muziek.
Het muzikaal leven aan den Burg is eene nieuwe
phase ingetreden.
Het pas opgerichte muziekgezelschap gaf Woensdag
onder den bescheiden naam van „openbare repetitie"
eene uitvoering, die ik als zoo bijzonder geslaagd
acht, dat ik niet kan nalaten den indruk, dien z(j
op mfi maakte en de gedachten, die zy b|j my
opwekte mede te deelen.
Er werd in onze gemeente en by zonder in 't
hoofddorp reeds veel aan muziek gedaan en de
algemeen bekende en geachte muziekonderwijzer,
hier gevestigd, heeft menig leerling gevormd, die
ik met genoegen piano of viool hoorde spelen.
Het jeugdig lid van het muziekgezelschap, dat
Woensdagavond zulke aardige solo's op de viool
gaf, heeft ook zyne eerste opleiding aan hem te
danken.
Nu echter zfin we van kamermuziek overgegaan
op orkestmuziek. Vond de eerste hare beoefenaars
voornameiyk onder de kinderen, thans treden vol
wassenen gezameniyk op en genieten voortbrengend
van het kunstleven, want, en dit zfi zonder de minste
ironische nevenbedoeling gezegd, muziek maken is
een genot dat veel hooger staat dan eenvoudig muziek
aanhooren. Eu daarom verheug ik mfi dat dit edele
hooge genot thans aan zoovolen meer in onze gemeente
geschonken is, en ik hoop dat ons muziekgezelschap
door onderlinge en ernstige samenwerking groot
moge worden, „in liefde bloeiende."
Jammer dat het nu reeds getroffen is, door een
groote ramp, het heengaan van den talentvollen
directeur. Het was een aandoeniyk oogenblik toen
de heer Borstlap zpne plaats verliet en het orkest,
nu zonder leiding, hem de afscheidsfanfare nazond.
Maar het is te wenschen en te verwachten dat het
Ijverig bestuur, gesteund door den wakkeren onder
directeur en de eendracht en volharding en kunst
liefde der' werkende leden dezen slag te boven
komen.
Het programma was goed gekozen. De marschen,
de polka, onze volksliederen, gemakkelijk, zonder
in het kinderachtige te vervallen, liepen flink van
stapel. Er was samenklank „ensemble" in. In het
kwartet bleek het dat in de Vereeniging krachten
zpn, die nu reeds niet behoeven te schromen, zich
in gezelschap van eenen meester als den heer
Borstlap te laten hooren, en het laatste nummer
van het eerste gedeelte liet een streven vermoeden
naar eene ernstige smaakvolle opvatting, naar hoogere
muziek.
Dat is de weg. die moet ingeslagen worden. De
volksliedjes en de muziek der klassieke meesters,
Haydn, Handel, Mozart, Beethoven, Weber, Schuber*
Mendelssohn gelyken daarin op elkander, dat zy a j