Buitenland.
Buitengewoon groot was in den laatsten
tijd, sedert de openstelling van de Duitsche en
de Belgische grenzen voor den invoer van vee
uit Nederland, de verzending van rundvee
van Leeuwarden naar de beide ons omringende
landen. Alleen op de vier marktdagen van
de maand October vertrokken van het station
te Leeuwarden 588 wagenladingen, waarvan
269 in de richting van Groningen en verder
en 319 in de richting van Zwolle en verder;
bovendien nog 20 in de richting van Harlingen.
Rekent men gemiddeld 12 beesten per wagen,
dan komt men tot een totaal-cijfer van 7296.
Ten bewijze dat de armoede in sommige
gemeenten van Friesland schrikbarend toeneemt
moge dienen dat voor de armverzorging voor
1894 op de gemeente-begrooting van Opster-
land f 46,000 is uitgetrokken tegen f 35,000
over 1893.
Vrijdagnacht jl. is te's-Gravenhage over
leden Dr. C. E. van Koetsveld, op den leeftijd
van 86 jaren. De overledene die tot korten
tijd voor zijnen dood met lust en opgewekt
heid de betrekking van predikant vervulde in
de residentie, gedurende 44 jaren, was tevens
hofprediker, een ambt, waarin hem helaas
zoo vele malen de plicht werd opgelegd aan
den grafkelder der Oranje's woorden van
troost en bemoediging te spreken.
In maatschappeïijken kring heeft Dr. van
Koetsveld veel nut gesticht door zijn ernstig
woord, in moeielijke tijden door zijn voorbeeld
om wel te doen. Zoo mag met eere genoemd
worden de Idiotenschool te 's Gravenhage, die
door hem werd gesticht en waaraan hij een
groot deel van zijn leven wijdde. Zoo ook
was hij een warm bevorderaar van de Ver-
eeniging het Roode Kruis, in het hoofdbestuur
waarvan hij jaren lang zitting had.
Te Makkinga is zeker de oudste veld
wachter uit ons land. De man behoort nog
tot het corps oudstrijders en is meer dan 80
jaar; 53 jaar heeft hij de betrekking van eersten
gemeente-veldwachter vervuld. Hoewel zijne
ambtgenooten in den laatsten tijd reeds zijn
werk waarnamen, bleef hij bij de politie. Thans
zal hij eervol ontslag en een gemeentelijk
pensioen van f 175 per jaar krijgen.
Een dienstbode te 's-Hertogenbosch, die
op het punt van trouwen was, bekende haren
biechtvader, dat zij in den dienst, waarin zij
bijna 4 jaren het volste vertrouwen genoot,
zich aan diefstal had schuldig gemaakt en er
het een met het ander wel f 300 had ont
vreemd. De geestelijke gaf haar den raad, die
gelden terug te geven en zij volgde dien raad
op. De meester streek het geld op en klaagde
haar daarna bij de politie aan. De toekomst
van het aanstaande echtpaar is hiermede zoo
goed als vernietigdhet meisje is in hechtenis.
Eene familie te Kuilenburg ontkwam in
de vorige week aan een ernstig ongeluk.
Boven hare woonkamer bevond zich een zolder,
waarop ongeveer 300 HL. gerst geborgen was.
De kinderen hadden zich reeds ter ruste
begeven, toen opeens de zolder ineenzakte
en het graan naar beneden stortte, en zich
tot eene manshoogte opstapelde. Gelukkig
kon men met moeite de kleintjes uit hun
benarden toestand redden. Eén er van bekwam
nogal belangrijke kneuzingen.
Onder het opschrift „gemerkte visschen" bevat
de VI. Ct. het volgende
Na eene proefneming van vier jaar heeft het college
der Engelsche visscherjjen zeer belangrijke resultaten
verkregen. Zoo had het college het plan opgevat
en uitgevoerd om visschen te vangen, ze van een
kenteeken te voorzien en ze daarna weer de vrijheid
terug te geven.
Eene belooning werd aan eiken visscher toegekend,
die zoo'n geteekende visch bfl het college terugbracht.
Het teekenen der visschen heeft heel wat hoofdbrekens
gekost. Eerst werd daarvoor een verfstof gebruikt,
doch alras kwam men tot de ontdekking, dat die
behandeling nadeelig voor de visschen bleek te zijn.
Daarom werd er besloten een metalen plaatje aan
den visch te bevestigen, doch ook dat gelukte niet
te best, waarom men achtereenvolgens proeven deed
met guttapercha, leer, lood, koper en messing; dit
laatste metaal werd het minst door het zeewater
aangetast. Vervolgens werd een dunne alluminium
draad gebruikt en aan de staartvin van visschen van
verschillende soorten gebonden. Men deed echter de
ervaring op, dat allumium door het zeewater ver
brokkelt. Daarna werd een zijden draad beproefd,
hetgeen'in het begin heel goede uitkomsten opleverde
doch later bleek het, dat het binden voor den groei
der visschen nadeelig was. Ten slotte is men
geslaagd met een plaatje van messing-compositie.
Het plaatje, dat op het vleezige gedeelte van den
rug bevestigd wordt, is voorzien van een nummer,
dat in een register is aangeteekend. Bij terugbrengst
kan men dan nagaan, hoeveel de visch in grooteof
zwaarte is toegenomen.
In het geheel zijn zoo ongeveer 4000 visschen ge-
teekend en wel van 20 verschillende soorten, en
daarna in de groote inhammen der Schotsche kust
weer te water gelaten.
Van de 1050 schollen zijn er reeds 103 terugge
bracht. De tijd gedurende welken die visschen van
hun vrijheid weer konden genieten varieerden van
2 dagen tot 21/, jaar, gemiddeld 239 dagen. Door
elkander berekend hebben de visschen in dien tfld
ongeveer 6 zeemijlen afgelegd. Eenige bleven op
de plaats, waar ze te water waren gelaten, terwijl
andere wel 28 zeemijlen zich verwijderden. Men
heeft de opmerking gemaakt, dat schollen zoolang
ze nog niet den vollen wasdom bereikt hebben in
de nabijheid der kust blijven, doch later langzaam,
in een bepaalde richting, zich verwijderen. Eenige
vischsoorten hadden in 74 dagen 52 mijl afgelegd.
Een der voornaamste bezwaren tegen
de inwendige organisatie in de weesinrichting
te Neerbosch, schijnt wel te zijn, dat het
huishoudelijk karakter der opvoeding naar veler
oordeel geheel te loor is gegaan. De heer
Van 't Lindenhout stelt als een bewijs van
het tegendeel daar tegenover de mededeeling,
dat de jongens in elf afdeelingen zijn gesplitst
en de weezen op zes-en-twintig verschillende
plaatsen, gedurende zes dagen der week onder
het nauwlettendste opzicht werkzaam zijn,
terwijl het getal schoolgaande kinderen, dat
ruim de helft bedraagt, nog in 9 schoollokalen
zijn verdeeld. In het moederhuis en zieken
huis zijn ruim 50 meisjes en ontvangen hunne
opleiding in huishoudelijke werkzaamheden in
de woning van den directeur en zijne zoons.
De duizend kinderen zijn dus op veertig plaatsen
verdeeld en worden goed verzorgd en deugdelijk
onderwezen.
De commissaris van politie te Leeuwarden
hepft aan de nieuwsbladen aldaar verzocht,
het publiek tot voorzichtigheid aan te sporen
bij het doen van bestellingen aan zekeren
Hendrik Schneider, houder van een zoogenaamd
magazijn van muziekwerken aldaar, die in
verschillende couranten tegen vooruitbetaling
per postwissel muziekinstrumenten aanbiedt.
De Ass. Ct. behelst het volgende
Ook een industrie. Dat de menschen
soms op zonderlinge wijze hun brood verdienen
bleek heden weder, toen een paar mannen
aan het bureau van dit blad verschenen en
een paar duizend afdrukken vroegen van het
bericht over den moord in het Asser bosch
gepleegd. Zij wilde die afdrukken in Groningen
en elders verkoopen. Duidelijker bewijs, dat
het spreekwoord „de een zijn dood is de ander
zijn brood" waarheid bevat, is zeker niet te
geven. In de zaak van de Jong was door hen
op dergelijke wijze gehandeld en hadden zij
goede zaken gemaakt.
Be Manufacturier meldt, dat de glacé
handschoenen eerlang in prijs zullen stijgen.
Het blad zegt, dat een aantal groote fabrikan
ten eene bijeenkomst zullen houden om de
verhooging naar qualiteiten vast te stellen,
wegens de aanhoudende stijging van den prijs
der grondstof.
Het publiek zoo teekent de Arnh. Ct.
hierbij aan heeft het middel „in de hand"
om onder deze prijsverhooging niet te lijden.
Men beperke zich in het dragen van hand
schoenen.
Tot wering van koude heeft men ze niet
noodig; men bedekt zijn gelaat ook niet, en
als onze neuzen, wangen en lippen tegen de
temperatuur der buitenlucht bestand zijn, kan
men de handen er ook wel aan blootstellen.
Er zijn heeren die zelfs in de strengste
winterdagen zonder handschoenen loopen en
niet over koude klagen. In de beschaafde
kringen draagt men geen glacé-handschoenen
meer in schouwburg of concertzaal enz., waarom
zal men die knellende bekleedsels van de handen
op wandelingen dragen? Het is een weelde
welke niet door genot wordt gemotiveerd.
Het Zbl. van het „N. v. d. D." bevat het
volgende
De koude, die van Augustus 1885 af bijna
onafgebroken boven Nederland en Europa heerschte
heeft in het begin van het jaar plaats gemaakt
voor een periode van warm weder.
In het Zondagsblad van 31 Mei 1891 werd door
mij op deze koude periode de aandacht gevestigd
en de opmerking gemaakt, dat zfj nog wel eenige
jaren kon aanhouden. Zy gaf ons de winters,
aan wier strengheid zelfs het nageslacht nog
met huivering zal denken.
In Februari van dit jaar viel de warmte in,
vergezeld van overvloedige regen. Deze Februari-
muand gaf bfjna 40 m.M. regen meer dan er
ooit in deze maand opgevangen is, zoolang er
waarnemingen aan het Kon. Ned. Met. Instituut
te Utrecht verricht zijn.
De warme periode, die ons een warme lente,
zomer en ten deele herfst bracht, zal, daar wfj
weten dat zulk een periode lang kan aanhouden,
ons vermoedelijk ook een zachten winter geven.
Maar er is meer, dat ons aanleiding geeft te
vermoeden, dat een zachte winter in aantocht is.
Uit de lange reeks regenwaarnemingen, aan
het Instituut te Utrecht verricht, blijkt, dat de
Septembermaanden, die een regenhoeveelheid
opleveren van 15 of meer m.M. boven de normale
regenhoeveelheid, gevolgd worden door natte
winters. Natte winters zijn zachte winters. Van
de twaalf malen dat de Septembermaanden zulk
een afwqking vertoonden, kwam het negenmaal
voor, dat de daarop volgende vijf maanden te
groote regenhoeveelheid opleverden.
Daar ook dit jaar September meer dan 15 m.M.
haar normale regenhoeveelheid overtrof, is ook
hierdoor de kans op een zachten winter aanzienlijk
Men zal allicht vragen, waarom juist September
zulk een rol speelt. Op deze vraag is nog geen
beslist antwoord te geven. Het is echter zeker
dat September een karakteristieke maand is in
de meteorologie; Het schynt, dat het in deze
maand tot een verklaring en vestiging komt van
het weder voor de volgende maanden.
Reeds door den beroemden meteoroloog Ad
Quetelet is hierop gewezen in zijn „Recherches
sur le climat de la Belgique."
Bij de in de gemeente Vlist gelegen
Schansbrug, met drukke passage naar Schoon
hoven, Haastrecht en Polsbroek, ziet men
in een stuk weiland, vlak aan den weg, eene
varken swoning, waarop met groote, in standolie
geschilderde letters „Van Houten's Cacao"
prijkt.
Voor de reclame schijnt niets meer heilig,
zelfs geen varkenskot!
Naar aanleiding van den strijd over de vraag
of landverhuizing naar Transvaal of naar Zuid-Afrika
over het geheel is aan te raden, heeft een Groninger
bekend met den heer Reitz, President van den Oranje
Vrijstaat, zich met de vraag tot dezen gericht en
het antwoord medegedeeld aan de N. Qron. Ct. Het
luidt letterlijk aldus
„Gaarne zou ik in staat willen zjjn aan u en
andere jonge Hollanders te kunnen zeggen„komt
hier heen", maar dat durf ik niet doen, want mijne
verantwoordelijkheid zou daardoor te groot worden.
Naar een vreemd land te gaan, waar men, zonder
kapitaal te bezitten, een nieuwe loopbaan moet
beginnen, is altijd een waagstuk, want, (zooals u
weet) „onbekend maakt onbemind", en w|j hebben
hier zulk een klein land, wat bevolking betreft, dat
het byna onmogelijk is om in het begin werk van
eeDige soort te krijgen.
„Wat landbouwers betreft, indien Hollandsche
boeren genoeg geld zouden hebben om eene plaats
(zeg van 1000 morgen gronds) te koopen en die dan
te bebouwen, dan zou ik beschouwen, dat z|j betere
kans zouden hebben om hier vooruit te komen dan
in Europadoch ontbreekt het kapitaal tot aankoopen
van zulke plaats, en moet men bijwoner worden op
de plaats van een ander, dan blijft hij zfln leven lang
een soort van slaaf van den grondeigenaar.
„Ik ben dus niet ten gunste van immigratie, tenzij
zulks ondernomen wordt door een gezelschap van
10 of 12 huisgezinnen, die met elkaar goed overweg
kunnen komen (en daar zit een der gevaren) en die
onder hen voldoende geld bezitten, om eene plaats
in het veroverd grondgebied (of graanproduceerend
gedeelte van den Staat) te koopen en die aldaar als
één man voor eenige jaren zouden werken, zonder
twist te krijgen, of zonder dat sommigen hunner
aan den drank zich zouden te buiten gaan. De vraag
zou echter altijd z|jn of, indien men iets (hoe weinig
ook) bezit men niet evengoed kans heeft om in zjjn
vaderland vooruit te komen als in een vreemd land"
H6t is thans buiten allen twijfel dat er
Woensdagavond een zeer ernstige aanslag is
gedaan om een deel van de brug, grenzende aan
Westminster Palace (het Parlementsgebouw) te
Londen, te vernielen. Behalve de bom zjjn er
een aantal patronen gevonden, met kruit en kogels
gevuld, welke op een ander deel der brug waren
neergelegd. Aan de bom was een koperen lont