Buitenland.
Oosterend, 24 Nov. Gisteren hield „Nut
en Genoegen" hare tweede vergadering in
dezen winter.
De vele aanwezigen hadden het genoegen
voor hen te zien optreden den heer J. de
Jongh, van De Waal.
Als onverbeterlijk declamator op comisch
terrein gaf de spreker als lezing ten beste
eene Zeeuwsche novelle van Beunke, getiteld}
„Twee tegen één," waarmede hij in hooge
mate de lachlust zijner hoorders wist te wekken
en gaande te houden.
De verplichte bijdrage werd geleverd door
den heer P. J. Bouma, Voorzitter der Ver-
eeniging, welke sprak over „Schaamte." Dit
ernstig woord, voor afwisseling zeer welkom,
werd met diepe stilte aangehoord.
Verder werden nog door den eersten spreker
voorgedragen„Een rustig Studie-uurtje," van
W. van Zuijlen, „De Huwelijksaanvraag" en
„Een Schoolbezoek." Waar 't meest om ge
lachen werd, valt raoeielijk uit te maken, doch
zeker is het, dat de heer de Jongh zich telkens
in een daverend applaudissement mocht ver
heugen. Hij had het bedankje van den
Voorzitter dubbel verdiend.
Dat het politie toezicht van Nederland
op de visscherij in de Noordzee nog ander
nut heelt dan het handhaven der internatio
nale regeling, is in de vorige maand gebleken.
Toen de schoener „Bonaire" op 22 October
kruiste, heesch de Vlaardinger logger 126 een
blauw vlaggetje boven de Nederlandsche
vlag. Gepraaid zijnde, bleek de logger genees
kundige hulp noodig te hebben en deze werd
dan ook verleend voor een visscher, die eene
vrij belangrijke beenwond had.
De commandant der „Bonaire" meldt
verder, dat „van de vreemde visschers alleen
de Duitschers, en van de Nederlandsche de
Scheveningers en Katwijkers hunne vlag
toonden". De genoemde Vlaardinger logger
deed het alleen toen geneeskundige hulp inge
roepen werd.
De „Amsterdammer" dringt aan op meer
Staatsbemoeiing met de weezenverpleging.
Staatstoezicht op weezenverpleging acht
het blad geheel onmisbaar. „Het is gewenscht
in het belang der weezenen dus der maat
schappij het wordt g e i s c h t door de
humaniteit."
De geschiedenis van Neerbosch haalt de
Red. hierbij niet aan „als een bewijs van de
zekerheid van weezen mishandeling en
weezen-verwaarloozing", wel echter „als eene
zeer krasse herinnering aan de m o g e 1 ij k-
heid van zulk een kwaad."
Eene wet op de weezenverpleging behoort
er, naar „De Amsterdammer" meent, te komen.
Een niet alledaagsch voorval. Op
de Gorcumsche paardenmarkt is een paard,
een fraaie vos-ruin, pas uit Duitschland inge
voerd, door een Parijsch paardenhandelaar
betaald met f 1400.
Aan de „Verzekeringsbode" en de „Moniteur
des assurances" zjjn de volgende opmerkingen ont
leend, welke voor de verzekerden zeker niet van
belang ontbloot zjjn. Zfl luiden aldus
„Het blijkt dagelijks, dat een groot aantal ver
zekerden niet weten, dat de som in hunne polis als
verzekerde waarde uitgedrukt, slechts aanwijst het
hoogste bedrag dat de verzekering-maatschappij,
Ingeval eener ramp, in het ergste geval, heeft te
betalen.
„Velen verkeeren in de meening, dat aangezien
men over deze som premie betaalt, men het recht
heeft bfl totaal verlies deze som te vorderen, of bij
gedeeltelijk verlies tengevolge van brand dit bedrag,
na aftrek van de waarde der restanten.
„Vooral bfl kleine inboedels, waarbij zeer dikwijls
totale schaden ontstaan, voroorzaakt deze meening
den assuradeur bi) de regeling de grootste moeite.
„Sommigen en nog wel goedgezinden, beschouwen
de premie als inzet in eene loterijuien weet nooit
hoe een stuiver rollen kan.
„Menig ontwikkelde en ook hoog verzekerde kan
of wil niet begrijpen dat men alleen verzekerd is
voor zijn verlies, dat op hem de verplichting rust
ingeval van brand op te geven wat hQ verloren beeft,
wat verbrand, bedorven of vermist is, ten einde
deskundigen in staat te stellen, de werkelijke schade
vast te stellen naar de waarde die de verzekerde op
het oogenblik van den brand gehad heeft
„Zelfs menig assurantiemakelaar heeft voor zijn
verzekerde den eisch gesteld tot ontvangst van de
geheele verzekerde som ingeval van totaal verlies,
omdat van zijnen cliënt niet zou kunnen worden
gevergd eene lijst over te leggen van al hetgeen
verbrand, bedorven of vermist is, en deze, naar zijne
meening, niet in staat zou zijn daaraan te voldoen.
„En toch is de assuradeur verplicht, en is het
billijk dezen eisch te handhaven, om aan de hand
der te verstrekken gegevens, in verband met de
restanten, de waarde van hot verzekerde te doen
vaststellen, en zich zoodoende zooveel mogelijk
zekerheid te verschaffen, dat hi) slechts de schade
en geen winst betaald.
„Ieder, die een eenigszins uitgebreiden inboedel
bezit stelle zich het geval voor, dat hij na brand
heeft op te geven eenen staat van hetgeen hij ver
loren heeft, hoe mooieltjk hem dit zou vallen, wanneer
hfl die uit bloote herinnering zou hebben samen te
stellen, en hoe hi) gevaar zou loopen eene menigte
voorwerpen daarop te vergeten.
Welk middel heeft men dan aan te wenden om aan
dit gevaar te ontkomen en het antwoord ishet
maken van eenen inventaris.
„En nu zegge men niet, dat .is eon ontzaglijke
arbeid, wanneer men van de noodzakelijkheid over
tuigd is, zette men zich aan het werk; op een of
anderen dag is daarvoor wel gelegenheid te vinden.
„Wanneer men zich eenen inboedel aanschaft, is
niets gemakkelijker dan door het verzamelen der
rekeningen en het waardeeren van hetgeen men aan
kleederen of andere zaken bezit of gekocht heeft,
de waarde vast te stellen.
„Heeft men sedert langer of korter tijd eenen
inboedel, die behoorlijk onderhouden en aangevuld
is, welnu, men make zich eene lijst van kamer tot
kamer, van iedere in gebruik zijnde ruimte in huis.
„Men brenge de verschillende voorwerpen onder
hoofden.
„Meubelen, tapijten, gordijnen en loopers enz.,
kleederen, zilver, preciosa's boeken, liefhebberijen,
glaswerk, linnen, koper, tin, keukengereedschap,
provisie enz., waardeere stuk voor stuk met raad
pleging van rekeningen en vorme zich aldus eenen
inventaris, die in den loop van den tijd bijv. van jaar
tot jaar dient te worden bijgehouden. Men heeft
dan een vrij juisten maatstaf; men kan daarop
veilig zflne inkoopprijzen brengen, voor zoover alles
goed onderhouden isaangezien niemand weten kan
wanneer het ongeluk hem treft. Bjj het ontstaan
eener ramp zou men dan rekening houden met
slijtage of achteruitgang.
„Dit doende zal men zich niet alleen een gemak-
keljjken leiddraad verschaffen, om ingeval van brand
aan den eisch van den assuradeur te kunnen voldoen,
maar tevens zal deze inventaris in vele andere
gevallen van veel nut kunnen zijn, o. a. in geval
van diefstal enz.
Sprekende over het Voorloopig Verslag
der Tweede Kamer over de begrooting van
justitie en opmerkende dat daarin ook ge
handeld worden over het „wangedrag van
jeugdige personen", zegt 't „Weekbl. v. h.
Recht"
„Wat „de jeugdige personen" betreft, trof
ons het fonkelnieuwe advies„dat in den
toestand verbetering ware te brengen, door
aan de politie de bevoegdheid te geven bij
betrapping op heeterdaad eene lichamelijke
tuchtiging toe te dienen". Eenvoudiger kan
het niet. De politie, met de opsporing van
het delict belast, tevens rechter, met eene
discretionnaire rechtsmacht omkleed, en uit
voerder der straf. Het denkbeeld verdient
zeker overweging, al vreezen wij, dat er wel
juristen zullen zijn, die tegen deze hoogst
practische combinatie van bevoegdheden, die
tot nu toe scherp werden onderscheiden
en misschien tegen de lijfstraf zelve hunne
verouderde doctrinaire bezwaren zullen op
werpen."
Nu de dagen zoo kort beginnen te wor
den en voor vieren de schemering reeds intreedt
of ingetreden is, is het den ouders niet genoeg
aan te raden er streng op toe te zien, dat de
kinderen in het schemeruur zich niet bezig
houden met werkzaamheden, waarbij het oog
zich moet inspannen. Gewoon te werken bij
daglicht, maken zij bv. het huiswerk dikwijls
nog in halfdonker. Niets is echter schadelijker
voor het oog dan dat peuteren bij slecht licht.
Menig kind heeft er zijn oogen voor altijd mee
bedorven en ondervindt op later en leeftijd de
treurige gevolgen van de verwaarioozing van
dezen gulden regels der gezondheidsleer:
„Wilt ge uw oogen bewaren, span ze dan
niet in bij zwak of onvoldoend licht, vooral
niet door te lezen of te schrijven."
Het verslag is verschenen omtrent het
afdeelingsonderzoek der Tweede Kamer van
de voorgestelde amendementen op het wets
ontwerp tot regeling van de kiesbevoegdheid
voor de Tweede Kamer en de Prov. Staten.
Het is 36 pagina's groot, behalve nog eene
nota van den heer Rutgers.
Bjj het opmaken van het verslag is de
leiddraad gevolgd, welke aan de leden der
Kamer werd toegezonden.
Na ernstige overweging is de commissie van
rapporteurs tot de conclusie gekomen dat in
de gegeven omstandigheden er voor haar geen
voldoende reden bestaat, om tot een overleg
met de Regeering het initiatief te nemen.
Sedert jaren komt telkens, nu eens in dit
en dan weer in dat blad, eene advertentie voor,
waarin een inkomen van f 9000 wordt voorge
spiegeld aan hem, die een kapitaal van f 6000 stort.
Hoe ongelooflijk het schijnen moge, daar voor
de hand ligt, dat men hier met oplichterij te
doen heeft, toch schijnt de persoon, die deze
onderneming drijft, er zaken mede te maken,
want anders zou hjj niet nu al minstens zeven
jaren lang advertentiekosten bljjven maken.
Daarom waarschuwt de H. Ct. er nog eens
tegen, na inzage te hebben genomen van de
stukken, door iemand verzameld, die de affaire
heeft onderzocht.
De edele menschenvriend, J. v. A. geheeten,
is een Hollander, die nu eens te Brussel, dan
weer te Parijs of elders vertoeft, en de „volkomen
eerlijke wijze", waarop hy in zijne corresponden
ties belooft de toegezegde winst te maken, is
de speeltafel. Men is, gesteld dat hij 't niet
eenvoudig in zjjn zak steekt, dus toch zijn geld
kwijt, als men het waagt.
De rapporten der politie over dezen industrieel
zijn van dien aard, dat men verstandig doet, hem
geen cent toe te vertrouwen. Onware voorstellin
gen komen in grooten getale in zijne brieven voor.
Een Duitscher, Vrijheer v. d. Kettenburg, is
dezer dagen voor den dag gekomen met een
pretentie op de Zweedsche Regeering betreffende
een som van 68,500 Thaler, welke de Zweedsche
Staat gedurende den dertigjarigen oorlog van
zijne voorvaderen geleend heeft. Met de rente
komt deze vordering op 205,000 kronen. De
Zweedsche bladen meenen, dat aan dien eisch
zal voldaan worden.
Een grappige gemeenteraad is die van het
Wurtembergsche stadje LaDgenau.
Voor eenigen tijd stelde de burgemeester in
de raadsvergadering voor, den gemeente-architect
voor rekening der stad een bicyle te verschaffen,
opdat hjj sneller de verschillende onder handen
zijnde werken zou kunnen bezoeken. De raad
betwijfelde of de nog al zwaarlijvige architect
wel de noodige geschiktheid had voor het wiel-
rijden en wilde daarvan wel eerst overtuigd zijn
voor tot de uitgaven voor een rijwiel besloten
werd.
De burgemeester gaf den architect den raad,
wieleren te gaan leeren en spoedig konden de
bewoners van Langeneau zich verheugen bjj
het gezicht van den wielerenden, welgedanen
gemeente-architect. Dank zij des burgemeesters
vlijt, zat hy spoedig vrij goed te paard op
z|jn wiel.
„Nu verstaat hij de kunst," zeide de burge
meester „gij allen zjjt daarvan overtuigd, mijne
heeren, en daarom herhaal ik thans mijn vroeger
gedaan voorstel tot goedkeuring der uitgaven
van het bedrag, benoodigd voor het koopen van
een rijwiel voor den gemeente architect. Ver
langt een der heeren stemming
„Ik, mijnheer de burgemeester," waagde
een der raadsleden te zeggen.
„Dan breng ik het voorstel in „stemming"
bulderde de burgervader. En zie de gemeenteraad
wees m§t algemeene stemmen het voorstel van
den burgemeester af.
Die beslissing heeft in Langenau heel wat
vroolijkheid gegeven behalve natuurlijk bij den
burgemeester en den architect.
Te Novara in Italië zou in een paardenspel
voor de eerste maal een beer als rijder optreden
en het gebouw was geheel met nieuwsgierigen
gevuld. Waggelend en brommend kwam bruintje
te voorschijn en ging met groote vaardigheid op
een paard staan, om door hoepels en over planken
te springen. Reeds bij den eersten sprong ver
loor de beer het evenwicht en viel ruggelings
op den grond. Hij trachtte zich onder 't vallen
wel aan het paard vast te klemmen, maar dit
schudde hem af en ging er van door.
Bruintje lag dan in het zand en toen schijnt
de gedachte in hem te zijn opgekomen om eens
een tochtje door het gebouw te gaan maken.
Voor nog iemand het kon verhinderen, klom
het beest over de balustrade en vervolgde brom
mend zijn tocht, totdat het in een loge terecht
kwam, waarin zich eenige redacteurs van het
blad Sovoia, met hun vrienden bevonden. De
advocaat Curtl die het onverwachte bezoek zeer