Binnenland. gen, Thomas is door do wolven verscheurd of hij is door een dwaallicht van den weg geraakt en in het moeras verdronken., Weer anderen noemden een andere oorzaak, maar steeds bleef men bij vermoedens. Voor de buiten wereld was echter een ding zekerThomas was dood, want men kon niet gelooven dat hij, wanneer hij nog leefde, geen middel zou hebben gevonden, om onder het ouderlijk dak terug te keeren. Ondanks deze verschrikkelijke zekerheid had Hans Peters nooit opgehouden te hopen. Eenmaal komt hij terug, zei hij alle dagen. En de dagen verliepen, zonder dat Thomas terug kwam; dagen, maanden, jaren. Ieder keer, wanneer men met Kerstmis aan den feestdisch zat, had Hans Peters gezegd „Dit is de plaats van Thomas," en niemand had op de ledige stoel plaats durven nemen. Twaalf jaren waren op deze wijze verloo- penen hoeveel verschillende veronderstellin gen men ook had gemaakt over de oorzaak der verdwijning, niemand had er aan gedacht deze aan zielverkoopers toe te schrijven. In het midden der vorige eeuw hebben de zielverkoopers een groote rol gespeeld, vooral in Limburg. Weinige streken hadden zooveel van hen te lijden als juist Limburg. Voor namelijk sproot dit hieruit voort, dat het te dien tijde verdeeld was in verschillende kleine stukjes, welke elk weder een verschillend hoofd als het hunne erkenden. Door deze verbrok keling hadden de zielverkoopers gemakkelijk spel, daar elk dorp als 'tware weder onder een anderen heer stond. Zij waren dan ook de schrik der dorpen rondom Maastricht. Op allerlei wijzen wisten zij de flinke jongelingen er toe te brengen hun naam te teekenen en indien dit maar eenmaal was gedaan, waren zij hun vrijheid kwijt en behoorden zij den zieleronselaar, zij werden soldaat of matroos. Weerstand bieden gaf niet, schreeuwen nog minder, want des noods werd een prop in den mond gestopt, bond men hen handen en voeten en voerde hen zoo weg. Zij waren verdwenen en werden vervoerd naar Suriname of Batavia en indien zij vandaar nog terug keerden was dit riet dan na jaren, wanneer hun diensttijd was verstreken. Hans Peters, nog iemand anders uit zijne woning, had er aan gedacht de verdwijning van Thomas aan deze lieden toe te schrijven. Eén man echter in het dorp, had maar niet opgehouden over de zielverkoopers te spreken en steeds voegde hij er aan toe: Misschien kunnen zij ons wel zeggen, wat er van Thomas Peters is geworden. Die man was Willem Dirksen, de meest welgestelde boer tusschen Veltwezel en (Meen. Willem Dirksen was de vriend der jeugd van Thomas Peters. Zij waren samen als broeders opgegroeid; het huis van de een was ook dat van den ander, en wanneer zij elkaar eèns niet hadden gezien op een dag, scheen hun dien dag niet compleet. En toch was Willem Dirksen maar middel matig bedroefd, toen hij de verdwijning van Thomas vernam. Den volgenden dag na de verdwijning had hij met een onverschillig ge laat de ledige stoel gezien, maar toen hij Anna had gezien, die wanhopig weende, verbleekte hij. Waarom deed hij dit? Wist hij wat de familie Peters zoo in rouw had gedompeld? Niemand wist dit en hij zou zeker wel op passen te zeggen, wat hij wist. Hij bleef echter doorgaan met het bezoeken van de woning van Hans Peters, volgens eenigen, om de familie van Thomas te troosten, volgens and-ren, om in de gelegenheid te zijn Anna te zien. Want sedert lang beminde hij Anna, die echter steeds Thomas liever had gehad en hem nog getrouw bleef. Wat ook de reden van zijn bezoeken mocht zijn, hij kwam niets verder bij Anna, „de verloofde van den doode," zooals men haai- begon te noemen. Twaalf jaren waren er verloopen en Anna had nog haar hoop niet verloren, iederen dag zeide zij tot zich zelve: „Vandaag komt hij." Thomas verscheen echter niet. HL Op deze wijze was het de dertiende keer weer Kerstmis geworden en weder was de stoel naast Hans Peters, aan den feestdisch, ledig. De geheele familie was weder vereenigd en de vrienden van den boer beproefden te -vergeefs, een glimlach op diens gelaat te bren gen. Buiten was het guur en koud. De sneeuw viel in dichte vlokken. Nadat Hans Peters een blik rondom zich had geslagen en zijn oogen eenigen tijd hadden gerust op de ledige stoel, zei hij Vrienden, laat ons bidden voor den af wezige. Allen begrepen, wie er werd bedoeld en de vrouwen konden hare tranen niet weerhouden. Ternauwernood was het gebed geëindigd, toen de wachthond luid begon te blaffen. Wat kan dat beteekenen? vroeg Hans. Wij wachten immers niemand meer, merkte zijne echtgenoote op. Hem alleen, mompelde Anna zacht. Op hetzelfde oogenblik werp de deur geopend en een vreemdeling verscheen op de drempel van de kamer. Zijn kleeren waren geheel doorweekt en hij zag er uit als een verdwaalde reiziger, die lang op de heide had rondgedoold en thans door het licht was aangetrokken naar de boerderij, waar hij een schuilplaats voor den nacht hoopte te vinden. Zijn gelaat was gebruind als van een zeeman en een zware baard bedekte een groot deel er van. Naai zij ne kleeding te oordeelen, kwam hij uit verre streken. Neem mij niet kwalijk, zei de reiziger, eerbiedig zijn hoed afnemende, dat ik hier misschien eene storing breng in het feest, maar schenk mij in 's Hemels naam een onder komen voor den nacht. Hans Peters was opgestaan bij hethooren van de stem van den vreemdeling, hij stak hem de hand toe en zei Wees welkom onder ons, mijn huis is altijd open geweest voor hen, die in naam des Hemels kwamen en vooral op een dag als heden. Terwijl hij dit zei, waren zijn oogen gericht op de ledige stoel van Thomas. Vervolgens na eene stilte van enkele seconden, ver volgde hij Neem plaats aan dezen disch en viert met ons het heilige Kerstfeest. De vreemdeling was de tafel genaderd, het licht van de lamp, welke aan den zolder hing, viel nu geheel op zijn gelaat. Anna keek hem aan, vrouw Peters eveneens, en beiden waren diep getroffen. Wat ging er in hen om, bij het zien van den vreemdeling? Op de uitnoodiging van den boer wilde de vreemdeling plaats nemen, maar alle stoelen waren bezet. Wacht een oogenblik, zei Hans. Jacob, zei hij tot een zijner knechten, breng eens een stoel. Dat is onnoodig, zei de vreemdeling. Daar is er nog een juist op de goede plaats, naast den edelmoedigen heer des huizes Het was de stoel van Thomas. Pardon, viel Peters hem in de reden, dat is de stoel van mijn sedert 12 jaar afwezigen zoon, niemand van ons weet, wat er van hem geworden is. Sedert zijne verdwijning heeft niemand er nog plaats op genomen en zoolang hij niet terug is, kan dit ook niet geschieden. Nauwelijks had de boer deze woorden uit gesproken of de onbekende nam op de stoel plaats. Dat was eene ontheiliging. Alle gasten stonden met schrik op. Hans Petbrs zuchtte diepmaar op hetzelfde oogenblik ontsnapte aan Anna's mond de uitroep: „Thomas!" en die uitroep werd door allen herhaald. De verloren zoon, de verloofde, de vriend dien men sedert lang dood had gewaand en dien men in zijn gebeden dagelijks bedacht, was gezond en wel weder terug, alsof hij niet langer dan een dag was weggeweest. Geen pen is in staat te beschrijven welk eene dankbaarheid, welk een vreugde er thans in de woning van Hans Peters heerschte. Het geluk was weder in de woning terug gekeerd. Weinige weken later werd het' huwelijk voltrokken tusschen Thomas en Anna en misschien wel nooit was er een gelukkiger echtpaar. Thomas had nimmer verklaring gegeven van zijn plotselinge verdwijning. Wanneer men er hem naar vroeg, zelfs al deed anna dit, zei hij altijd: Laat ons vergeten 1 Niets was er in hem veranderd als alleen ditvoor Willem Dirksen was hij niet meer dezelfde. Wanneer hij deze maar zag, klemde hij de tanden vast op elkaar om te beletten, dat een of ander verkeerd woord zijn mond ontsnapte Wanneer hij hem maar van verre zag, begonnen zijn oogen te vonken als kolen vuur. Ook Willem Dirksen ontweek hem. Hij wist misschien maar al te goed, waarom Thomas voor hem zoo was veranderd. De tijd, die zooveel leed verzacht, zooveel haat uitwischt, deed slechts die van Thomas van dag tot dag groeien. Hij werd dagelijks onrustiger, zoodat hij eindelijk toen de lente was gekomen op zekeren dag tot zichzelf zei Het kan zoo niet langer. Een van ons beiden moet Verder vervolgde hij de zin niet, maar hij greep een zware met ijzer beslagen stok en ging uit. Waarheen begaf hij zich? Niemand wist dit; maar indien men hem was gevolgd, had men gezien, dat hij zich naar dat deel der landweg begaf, hetwelk loopt door dicht struikgewas. Hier bleef hij zitten. Waarom bleef hij daar? Ternauwernood had hij daar een kwartier gezeten toen zijn oor het geluid van naderende voetstappen trof. Een reiziger met een stok in de hand verscheen. Toen hij gekomen was aan het punt waar Thomas zich bevond, sprong deze op en riep Sta Verschrikt stond de reiziger stil. Willem Dirksen, zei Thomas, wij hebben nog eene rekening met elkaar te vereffenen. Wij kunnen dat hier ongestoord doen. Willem, herinnert ge u nog de vriendschap onzer jeugd? Ja. Thomas Peters. Willem Dirksen herinnert gij u dat wij elkander den naam van broeder gaven Ja Thomas Peters. Welnu Willem Dirksen, gij zijt een valsche vriend, een valsche broeder, gij zijt een valsche hond; want gij hebt uw vriend, uw broeder bedrogen en belogen. Gij zijt een verrader, een schurk, want gij hebt mij laag hartig aan de zieleronselaar verkocht, gij hebt mij 12 jaren van mijn leven ontstolen. Het oogen blik is gekomen, waarop ge mij daar reken schap van moet geven. Verdedig U dus, want het is een gevecht op leven en dood. Nadat hij dit gezegd had, was Thomas zijn tegenpartij aangevallen. Er ontstond een vreeselijke worsteling. Het waren geen men- schen meer, neen, beiden gedroegen zich als verscheurende dieren. Eindelijk viel een van hen ter aarde, de beslissende slag zou worden toegebracht, toen eene betere gedachte den overwinnaar terughield van zijn vreeselijk voornemen. Neen, zeide hij, dat niet het Kerstfeest was getuige van mijne ontvoering het Kerstfeest was ook getuige van mijne weder komst naar den geest van Hem, wien wij dan gedenken, vergeef ik uwe euveldaad. Met een bevredigt hart verwijderde Thomas Peters zich, tot zichzelve zeggende,ik heb mij gewroken." Dat was de goede vrucht van het Kerstfeest. TEXEL, 24 December 1894. Nu de storm heeft uitgewoed en de natuur weder tot kalmte is gekomen, ontvangen wij van verschillende plaatsen van het eiland mededeelingen over den ongekend hoogen waterstand, tijdens den storm. De schade bepaalde zich hier tot eenige dakpannen, een dakvenster, een omgewaaide boom en dergelijke kleinigheden. Omtrent ongevallen welke elders op ons eiland door den storm plaats vonden, verwijzen wij naar de vandaar ontvangen berichten. 11 »ii ii I i ii iifiu in in ii

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1894 | | pagina 2