Buiteniand.
Naar een gerucht hetwelk hier rondgaat,
zou gisterenavond nabij Nieuwediep een vis-
schersvaartuig zijn omgeslagen en daarbij 4
personen het leven hebben verloren.
Ons werd medegedeeld dat hedenmorgen te
Oudeschild weder een hooge waterstand werd
waargenomenmet de eb viel het water zeer
weinig en men vreesde zeer dat bij het aan
houdend ruw weder, met den avond de toestand
weder hachelijk zou kunnen worden.
Volgens mededeelingen van sommigen, was
tengevolge de storm van Zaterdag jl. de damp
kring zoo bezwangerd met zoutdeelen, dat de
druppen aan boomen en andere voorwerpen,
zelfs in het midden van het eiland, een zoute
smaak hadden.
Oudeschild, 27 Dec. Gisterenavond had
eene goed bezochte vergadering van ons
plaatselijk nut „Neptunus" plaats. De waar
nemende Secretaris las eene kerstnovelle, ge
titeld: „Moeder en Dochter."
De Heer Jongkees, van den Helder, wist
door het verdienstelijk voordragen van een
der schetsen van Justus van Maurik, bijzonder
den lachlust op te wekken.
De verdere bijdragen^door de Heeren Muller,
Roeper, Zegel, Hin, Van Veen en anderen,
alsmede de zangstukjes, waarbij een viertal
jonge dames meewerkte, vielen wel in den
smaak.
Oosteeend, 27 Dec. De heer R. Jansma,
hoofd der Chr. school alhier, hield Zaterdag jl.
in het lokaal van den heer Koppen eene
leziüg over „Indische Toestanden".
Na de waarde van het geschiedenis-onder
wijs duidelijk geschetst te hebben, besprak
hij achtereenvolgens Exploitatie, Kolonisatie,
Voogdijschaphierbij latende doorschemeren,
dat onze Regeering geroepen is als voogd over
onze Indische bezittingen te waken, zonder
op baten voor het moederland te mogen aan
spraak maken.
Vervolgens werden in het licht gesteld het
onedele vanhet Cultuurstelsel en de misbruiken,
voortkomende uit den Opiumhandel om ten
slotte nog te bespreken de woekerende
eigenschappen der Chineezen in Indië en de
oorzaken en gevolgen der Atjeh-oorlog.
De lezing voldeed goed, wat men kon
afleiden uit de aandacht, waarmede zij gevolgd
werd.
De spreker deelde mede, dat hij optrad voor
de Vereeniging „Concordia", zonder echter te
zeggen welke vereeniging dit is of wat zij
ten doel stelt. Dergelijke achterhoudendheid
is zeker niet aanbevelingswaardig, vooral niet,
wanneer er entrée geheven wordt. Gaarne
wordt echter aangenomen, dat hier geen opzet
in het spel is.
De Cocksdokp, 28 Dec. De storm van
Zaterdag jl. heeft ook hier hevig huisgehouden.
Het zeewater had bijna de kruin van den dijk
om den polder Eierland bereikt en spatte er
op sommige punten overheen. De dijken om
den Eendracht-polder hadden het erg te ver
antwoorden en had men in dien stikdonkeren
nacht niet zoo krachtdadig opgetreden, dan
zouden ze zeker bezweken zijn. Op sommige
plaatsen ontstonden gaten en scheuren, welke
men met zakken zand dichtstopte en met
zeilen overdekte. Het water sloeg, toen het
zijn grootste hoogte had bereikt, er onophoude
lijk over heen, zoodat het binnenwater mer
kelijk was vermeerderd. Minder goed is het
afgeloopen met het poldertje „de Volharding".
Reeds des avonds nam men de noodige maat
regelen om dezen polder te redden, doch in
weerwil van alle pogingen bezweek de dijk
reeds te ongeveer 2 ure, terwijl het water
nog ongeveer twee uur kon wassen. Ook de
duinen aan den Noordkant braken door, zoodat
het water toen van twee kanten binnen
stroomde. De gaten hierdoor ontstaan hebben
een groote diepte, zoodat er heel wat grond
aangevoerd zal moeten worden om ze te
vullen. Daarenboven is de dijk over zijne
geheele lengte deerlijk gehavend. Het poldertje
zelf en de woning leveren een' treurigen
aanblik. Het weiland is met zand en modder
overdekt, hekken zijn weggespoeld, een muur
der woning is ingestort en binnen er in ziet
het er ook treurig uit. Het water bereikte
daar eene hoogte van omstreeks 2 Meter. De
huisklok was op 3 uur blijven staan, zoodat
men kan aannemen, dat de vloed heeft aange
houden nog minstens 2 uur na de doorbraak.
Ook de duinen hebben zeer geleden; ééne
duinenrij langs het strand zelfs is geheel ver
dwenen. Verder bepaalt de stormschade zich
tot het omwaaien van eenige schuttingen en
het afwaaien van dakpannen. Het vee uit den
geteisterden polder heeft men kunnen redden.
Het lijk van den jongsten zoon van
schipper J. Bakker, die omstreeks 6 weken
geleden verongelukte, is op de Vliereede opge-
vischt en op de algemeene begraafplaats te
Vlieland ter aarde besteld.
De berichten omtrent onheilen door den
storm in de vorige week teweeggebracht, zijn
zoovelen dat wij ons blad daarmede geheel
zouden vullen, wanneer wij slechts het grootste
deel wilden opnemen. Het ergste zijn er
zeker echter wel aan toe de visschersplaatsen
Scheveningen en Egmond, op welke plaatsen
een groot deel van de visschersvloot vernield
werd en de visscherij dientengevolge met ver
nietiging bedreigd is.
Uit het verslag van het verhandelde in de
najaarsvergadering der Provinciale Staten van
Noordholland van 1894, voorkomende in de Haarl.
Ct. van 27 dezer, nemen wij het volgende over
omtrent de havenkwestie van Oosterend:
„In behandeling wordt genomen," enz.
(Hier volgt de voordracht van Ged. Staten tot
afwijzende beschikking op het adres om een
Rijkshaven nabij Oosterend, en de verschillende
gronden welke tot die afwijzende beschikking
hebben geleid, een en ander reeds vroeger door
ons medegedeeld.)
Het oordeel der commissie, met het onderzoek
der voordracht van Ged. Staten belast, luidt als
volgt
„De Commissie erkent, dat onder de gegeven
omstandigheden de Staten niet wel anders kunnen
doen dan afwijzend op het verzoek te beschikken.
Wel acht z(j het niet noodig en is het hare bedoeling
ook niet om bij deze gelegenheid uitspraak te doen
over de vraag of f 25,000 het maximum is dat de
Provincie voor deze zaak zou kunnen bijdragen, maar
zelfs al zou z)j f 40.000 willen geven, (welk cijfer in
den boezem der commissie werd genoemd) dan zou
nog een weigerend antwoord van den Minister zijn
te verwachten en ook dan nog zou dus de aanleg
eener Rijkshaven, waarom het op het oogenblik te
doen is, niet verzekerd z(jn.
Door eenige leden der Commissie werdt met nadruk
de stelling verdedigd, dat op den duur de aanleg
eener haven beoosten Oosterend toch noodzakelijk
zou wezen, en gaven z(j daartoe een overzicht van
de vloot op Texel: 23 tjalken, 45 visschersvaartuigen
te Oudeschild, 3 tjalken, 103 visschers vaartuigen te
Oosterend, 3 tjalken, 8 visschersvaartuigen te Cocks-
dorp, daaruit niet alleen aantoonende dat verreweg
het grootste gedeelte der visschersvloot te Oosterend
tehuis behoort, maar ook betoogende dat de haven
te Oudeschild, ook na de uitbreiding te klein wordt
om alle vaartuigen te bevatten, hetgeen des winters
nadeelig is voor de veiligheid.
Deze leden meenden dat een haven bij Oosterend
werkelijk een behoefte is, en daar de krachten der
bevolking niet hoog te schatten zijn, zij daarbij
sterken steun behoeft. Legt men die bevolking den
onderhoudslast op, dan vreezen zij, dat het havengeld
te hoog voor de draagkracht zal worden. Daarom
spraken die leden den wensch uit, dat toch eene
regeling mocht worden getroffen waarbij het onder
houd niet aan de bevolking werd opgelegd. Z|j
betwijfelden of, in verband met bovengenoemde cijfers
der visschersvloot, de raming van f 175,000 niet te
hoog was, omdat bij de raming gerekend is op een
diepte van 2 80 M onder volzee, noodig voor tjalken,
terwijl visschersvaartuigen met 2,55 M. diepte kunnen
volstaan. ZjJ meenden ook buitendien dat een lagere
raming niet ondenkbaar, zelf reeds gemaakt was.
Andere leden stelden de vraag of de bevolking, al
kon zij het onderhoud niet op zich nemen, toch niet
eene grootere bijdrage zou kunnen verstrekken dan
van f 5,000 wanneer zij b(jv. eene leening sloqt en
voor rente en aflossing een matig havengeld hief.
De Commissie erkennende, dat z(j met de voor
haar liggence cijfers, genoodzaakt is aan Gedeputeerde
Staten toe te stemmen, dat aan het verzoek geen
gevolg kan worden gegeven, adviseert overeenkomstig
de voordracht afwijzend op het verzoek te beschikken,
onder bereidverklaring echter om, wanneer te zijner
tijd meer aannemeliJken voorstellen worden gedaan,
de zaak in nadere overweging te nemen."
Men zegt dat definitief besloten is een
rechtstreeksche telefoonverbinding aan te leg
gen tusschen Engeland en Nederland. Reeds
zouden door de Nederlandsche regeering
concessies zijn verleend.
Ten einde aan het verlangen van den
minister van waterstaat en dat der alg. verg.
van 26 October jl. te voldoen, nl. te consta-
teeren dat naast de uitvoerbaarheid van het
plan, ook een werkelijk verlangen bij de
Nederlandsche natie bestaat, dat het werk
worde ter hand genomen, heeft het bestuur
der Zuiderzee-Vereeniging besloten door met
de zaak vertrouwde sprekers populaire voor
drachten te doen houdeneen eenvoudig en
bevattelijk geschrift samen te stellen.
Ook zal een adresbeweging op touw gezet
worden, waarin een belangrijke gemeente
naar het bestuur vernam zal voorgaan.
Een boerderij onder Hoogwoud met p.m.
20 hectaren land, (die voor eenige jaren p.m.
f 70.000 gold) werd de vorige week in het
openbaar verkocht voor p.m. f 29.000.
In de zitting van de Tweede Kamer van
20 dezer werd door den Minister van Water
staat, enz. beloofd niets te zullen doen wat
eene beslissing der wetgevende macht over
de droogmaking der Zuiderzee zou kunnen
prejudicieeren.
De algemeene vergadering der „Hollandsche
Maatschappij van Landbouw" heeft den 17 het
hoofdbestuur gemachtigd, bij H.M. de Koningin
Regentes een adres in te dienen, en te verzoeken,
dat de regeering bij de overige belmjghebbende
regeeringen eene oplossing van het mum,vraagstuk
op bimetallieke grondslag bevorderd wordt. De
heer jhr. Rochussen had dit punt ingeleid. Daarna
kwam aan de orde de bespreking der maatregelen
tegen het mond- en klauwzeer. Besloten werd
zich tot den minister van binnenlandsche zaken
te wenden met het verzoek 1. alle beperkingen,
die de doorzieking thans kunnen vertragen in de
besmette kringen op te heffen; 2. geen desinfectie
anders dan in buitengewone gevallen te doen
geschieden (aangenomen met 351 van de 423
stemmen) en 3. een gemengde commissie van
deskundige landbouwers en veeartsen te benoemen,
die nagaan zal, in hoever wetswijziging noodig
is om in het vervolg bij weder intreden van
tongblaar de bezwaren te ontgaan, die zich bjj
deze epidemie voordeden. Vervolgens werd het
vraagstuk der graanrechten besproken, naar aan
leiding van de door de afdeeling Haarlemmermeer
gestelde vraag, of die rechten noodzakelijk en
gewenscht zijn. Het hoofdbestuur meende, dat
men gerust de in 1885 uitgesproken meening, dat
het heffen van beschermende rechten beschouwd
kan worden als strijdig met 's lands belang,
nog kan onderschrjj ven, Met algemeene stemmen
op één na stelde het hoofdbestuur voor, niet om
graanrechten te vragen. Aangenomen werd eene
motie van orde om de beraadslaging te verdagen
en inmiddels het prae advies van het bestuur te
verzenden naar de afdeelingen, om aldaar te
worden behandeld.
Volgens een telegram uit Yokohama, d.d.
23 Dec., ontmoette de Japansche divisie onder
generaal Katsura 19 dezer, op zeven mijlen ten
westen van Haitcheng, de Chineesche strijdmacht
onder generaal Sung, 10.000 man sterk. Na
een gevecht van vijf uur en nadat viermaal storm
was geloopen op de Chineesche stellingen, werden
de Chineezen op de vlucht geslagen. Hoe groot
de verliezen aan beide zijden zijn, is niet bekend.
Een olficier van het Zwitsersche legen
Hebler genaamd, heeft een nieuwen kogel uit'
gevonden, waarvan de uitwerking op groote
afstanden nog veel verschrikkelijker moet zijn
dan van een schot uit een Lebel- of Mausergeweer.
Het nieuwe projectiel heeft ongeveer den vorm
van een ganzeschacht en legt, gevuld met een
kleine lading kruit van goed twee en een halve
gram den afstand af van 1400 yards en doorboort
dan een stuk hout van negen voet. Over langen
afstand is het doordringvermogen van den kogel
nog verbazingwekkend; op 6000 yards heeft hjj
nog voldoende kracht om hout te doorboren.
Voor het afleggen van die 6000 yards heeft het
projectiel 9 seconden noodig.
Te Berlijn is eene brochure verschenen, ge
schreven door een geleerd en zeer gezien predikant
Baxter genaamd. Volgens dit geschriftje zal de
wereld vergaan op 23 April 1908. Men zal echter
van te voren kunnen nagaan of de predikant
werkelijk de gaaf der profetie bezit, want hjj
voorspelt ook, dat in 1897 een groote oorlog zal
komenin 1899 kunnen w(j een nieuwen Napoleon
verwachten als „Koning der Grieksche Staten en
van Syrië"; in 1904 zal een hevige aardbeving
plaats hebben en 12 Maart 1908 dus vóór
de aardbeving zullen te 3 uur 's middags
(Jeruzalemsche tijd) 144,000 uitverkorenen, die
niet te gronde zullen gaan, ten hemel varen. De