DIENSTBODE HOOI stüifkalk; Schroten en Achterdeelen. G. J. 0. D. DIKKERS, Geld verkrijgbaar eeij goed WERKPAARD, puit best KLAVERHOOI a 111 per 500 K.G. Ten kantore De StuifkalHabrick W. F. Stoel Zoon, te Alkmaar, Een HUIS, waarin zadelmakerij en vergunning Twee afgebakende perceelen bouwterrein Noordkoilandsch Landbouwcrediet te Alkmaar. Feuilleton. TWEE VROUWEN» Uit de hand te koop: J. H. MOOJEN, Makelaar, G. J. O. D. DIKKERS, S. C. EELAI AjST vraagt te koop E. J. BRUIjST. J. E. WINKLER. PUBLIEK VERKOOPEN: Agentschap van het J. E. WINKLER. gevraagd te 1IEERHUGOWAARD, zoo spoedig mogelijk, tegen flink loon. Inlichtingen te bekomen bij K. KOELEMEIJ te Texel. liefst Merrie, geschikt om van te fokken, ol een nog onbetuigde. Aanbieding met prijs wordt ingewacht. TE KOOP, bij voorkeur bij heele of halve klamp. Te bevragen bij II. FLENS, Burg-Texel. Aan 't zelfde adres Be ondergeteekende belast zich §i^§? gaarne met het publiek verkoopen van roerende en vaste goederenwaarop voorschot wordt gegeven en, zoo verlangd, met dadelijke afrekening. Verhuurt vaste goederen en transporteert deze onderhands. van ondergeteekende worden alle burgerlijke zaken als, het. publiek eu onderhandsch ver koopen en transporteeren van vaste en roerende zaken. Verhuren van vaste eigendommen, opmaken van Inventaris, memorie van successie, boedel scheiding, contracten, ontwerpen van testamen ten, plaatsen en bezorgen van gelden tegen hijpothecaire zekerheid, verstrekken van geld op handteekening met borgtocht, op solide en billijke wijze behandeld. Verzekering geslotenop het leven, tegen brand en bliksemschade, spiegelruiten, schepen en vaartuigen varende op alle wateren van Neder land, België en op den Rijn tot Mannheim, verzendingen van geld en andere waarden per postkoopmansgoederen per schipboot of spoor naar alle werelddeelen, alles op vciste en con- curreerende premiën. Effecten verkocht en ingekocht, prolongatiën bezorgd, vreemde bankbiljetten en muntspeciën ingewisseld. Coupons, binnen- en buitenlandsche wissels en cheque's verzilverd, wissels geïncasseerd, alles met directe afrekening en betaling. Bij verkoop desverlangd directe betaling tegen renten vergoeding. Texel, Burg, "Weverstraat No. 315. Hoofdagent.; Binnel. vaart Risico Sociëteit, ge vestigd te Amsterdam, met bevoegd heid polissen af te sluiten en te tee kenen. Id. Van de Eerste Nederlandsche Ver zekeringmaatschappij op het leven, tegen invaliditeit en ongelukken, gevestigd te 's-Gravenhage. Agent der Maatschappij van Brandverze kering voor liet Koningrijk dei- Nederlanden, te 's-IIcrtogenbosch. Id. van de Onderlinge Nederlandsche Brand waar borgmaatsc happij voor Landbouwrisico's te Amsterdam en Rotterdam gevestigd. Id. voor de glasverzekeringmaatschap- pij „Prudentia" te Amsterdam. Id. voor de Zuid-Hollandsche Hypo theekbank te Rotterdam. Spreekuren: a/d Burgeiken werkdag, van 's morgens 9 tot 's avonds 9 ure, met uitzondering van onderstaande absentiën. a/cl Hoorneiken Donderdag van 59 ure 's avonds, ten huize van H. Jonker. te üudeschild, eiken Vrijdag van 5—9 ure 's avonds, ten huize van A. de Ruijter. te Oosterendeiken Zaterdag van 5—9 ure 's avonds, ten huize van M. Timmer op Verlorenkost. van levert tegen concurreerenden prijs zeer FIJNE en WITTE Notaris to Texel, zal, op Dinsdag 24 April 1900, 's morgens 101/» uur, voor het woonhuis v/d Heer Dk. Pz. BAKKER, in den Binnenburg, te Den Burg Eenig HUISRAAD, waaronder: kabinet, hoek kast, penantkastje, tafels, stoelen, eenig oud porcelein en verdere huishoudelijke zaken. Notaris te Texel, zal, op VRIJDAG 27 APRIL 1900, 's avonds 7 7a uur, in het Hotel „de Lindeboom" a d Burg op Texel, ten verzoeke v d Heer P. Jz. BOON publiek verkoopen: met erf aan den Binnenburg te Den Burg op Texel Sectie K, nommer 1097 groot 72 Centiaren. gelegen aan de Nieuwstraat te Den Burg, achter het winkel- en woonhuis van verkooper. Aanvaarding 1 Mei 1900. op driemaandelijksche accepten, met en zonder borg. GELD tegen hypothecaire zekerheid, met voldoende overwaarde. i. Er was een ongeluk gebeurd Een vreemd toerist had op den gletscher, wiens verstijvende golven van den Mont-Blanc in het Chamounydal neerdalen, op de zoogenaamde Mer de Glacé zijn dood gevonden. Geen der hotels wenschte het lijk op te nemen en men bracht het daarom in een schuur, die zoo goed eu zoo kwaad als het ging tot doods- vertrek werd ingericht. Een karig licht drong door de vensterlooze, met spinnewebben behan gen ramen. In den hoek stonden een paar leege vaten. In het midden had men, uit vermolmde planken een brits opgeslagen, met stroo bedekt en daarover een wit laken uit gespreid. Op deze brits lag het lijk, zooals de lijken in de Parijsche „Morgue" plegen tentoongesteld te wordennaakt tot aan de lendenen. -Een bruine, volle, gekrulde baard en kort afgeknipt, maar dik, licht krulhaar omlijstten het vaalbleeke gelaat. Aan de linkerzijde van het hoofd, even boven den slaap, vertoonde zich in het haar een groote vlek zwart, geronnen bloed. Geen liefderijke hand had den doode de oogen geslotende oogleden waren nog half open, ook de mond, om welken een trek lag van de bitterste smart, maar ook van berusting in het onafwendbare. De verongelukte scheen niet ver over de dertig te zijn, was breed geschouderd, had een gewelfde borst, 'gespierde armen en blanke, goed verzorgde handen. Dit krachtige, schoone lichaam had een beeldhouwer tot model kunnen dienen. Hier en daar vertoonden zich reeds op het groenachtige lijk de donkere doodsvlekken. Over de onderste ledematen had men een oude bruine paardedeken met rooden rand heen- geworpen, vol vlekken en scheuren. Een scherpe tegenstelling daarmede boden de kleeren van den verongelukte, die deels aan eenige in den wand geslagen spijkers hingen, deels op de oude paardedeken lagen. Zij vormden een lichtgrijs toeristenpak, wel is waar verscheurd en vuil; maar van fijne stof en eleganten snit. Niet minder keurig was het ondergoed. Het flanellen hemd vertoonde een donkerroode streep op den linkerschouder waarschijnlijk van het bloed, dat uit de hoofdwond gevlooid was. Bij de deur stond, als wachter, een Franscfl koddebeier in de welbekende uniform, den breeden dwars op het hoofd staanden steek, den blauwen rok, de lederen broek en de kaplaarzen. Hij wierp, terwijl hij zijn donkeren Napoleonsbaard streelde, wantrouwende blikken, nu eens op het lijk, dan weer op een man, die in een hoek der sohuur op een hoop siroo lag te slapen. De bruin leeren ranseltasch, welke hem nog oyer de schouders hing, de met puntige spijkers beslagen schoenen en de gletscherbijl met het touw, die naast hem lagen, kenmerkten dezen slaper als een Alpengids. Geruimen tijd heerschte in het sombere doods- vertrek diepe stilte, slechts nu en dan door het geritsel van ratten of muizen verbroken. Opeens weerklonken naderende voetstappen op het ruwe plaveisel en door elkaar sprekende stemmen deden zich hooren. Er werd aan de deur geklopt. De gendarme deed open. Het waren de heeren van het gerecht, die van den geweld- dadigen dood van den vreemdeling proces-verbaal kwamen opmaken. Achter hen verdrongen zich een menigte nieuwsgierigen, wien echter de deur voor den neus werd dichtgeworpen. Dc slapende gids werd gewekt en de ambte naar begon zijn verhoor. Reeds terstond deed zich echter een groote moeilijkheid voorgeen der heeren verstond Duitsch en de gids zelf radbraakte slechts eenige weinige Eransche woorden, dio hij vermoedelijk bij den omgang met vreemde toeristen had opgevangen. Men zag zich dus genoodzaakt uit een der naburige hotels een Duitschen kelner te halen, die als tolk moest dienen. Uit het verhoor bleek ongeveer het volgende De ondervraagde heette Jozef Albini, was afkomstig uit het Hasle-dal, kanton Bern, van beroep gids en houtsnijder, het eerste in den zomer, het laatste in den winter. Met een vreemden heer was hij uit het Bernerland naai het meer van Genève gekomen enteMontreux ontslagen. Hier had een andere vreemde heer, dezelfde, die daar nu dood op de brits lag, hem aangenomen voor een tocht over Uartigny en den Col de Balme naar Chamouny en verder tot het maken van bergtoeren in den omtrek van laatstgenoemde plaats. Bij het vertrek van Montreux had een jonge, zeer mooie dame, een feeder afscheid genomen van den heer. Deze had niets anders bij zich gehad dan een lichte reistasch en een steenhamer. Of het eenEngelscb. man was kon de gids niet zeggen. Hij geloofde het niet. Met den gids had de heer vloeiend Duitsch gesproken, maar het had toch eenigszins vreemd geklonken. De voetreis van Martigny af ging uitstekend, verhaalde de gids. De heer was een goed berg- klimmerwe maakten nu en dan een uitstapje dieper in het gebergte, bijvoorbeeld van den Col de Balme naar den Triëntgletscher. Daar bemerkte ik, dat zijn schoenen niet op ijstochten berekend waren, te dun van leder en niet beslagen. Tot op de pashoogte hadden we prachtig weer. Toen sloeg het om. Onder regen en sneeuw gingen we nog tot Argentières, waar wij overnachtten. Den volgenden dag was het weer nog altijd ongunstig en op de bergen viel sneeuw. Toch verlangde de heer naar Montanvert geleid te worden het slechte weer, zei hij, zou hem bij ziju onderzoekingen op den gletscher niet hinderen. Ik maakte hem op zijn onvoldoende kleeding opmerkzaam, maar hij antwoordde mij lachend, dat hij niet bang was dat hij zou bevriezen. Toen wij in de herberg van Montanvert aankwamen, waren wij bijna doornat. De heer bibberde en kocht van den kellner een flanellen hemd, dat hij aantrok. Hij gunde zich nauwelijks den tijd om wat te eten hij had groote haast om naar den gletscher te komen. Ik wist op de ijszee tamelijk goed den weg. Reeds verscheiden malen had ik de Engelschen gebracht naar de plek, die zij „de Tuin" noemen, en ook nog wel verder. Maar ditmaal had ik er niet veel lust in. Mijnheer, zei ik, de gletscher is nu kwaad. Er is veel sneeuw gevallen en bovendien loopt het al tegen den avond. Als je bang bent, dan zoek ik mij een anderen gids, zeide hij. Ik wilde graag wat verdienen en hield hem dus niet langer van zijn voor nemen terug. "We begaven ons op weg, nadat ik eerst mijn veldflesch met goeden brandewijn had laten vullen. In het begin ging alles goed, hij was mij zelfs op zijn dunne schoenen telkens vooruit. Ik wilde hem aan het touw binden, maar daarvan wilde hij niets hooren. Van tijd tot tijd stond hij stil, sloeg met zijn hamer een stuk ijs af, bekeek dit door een vergrootglas, dat hij uit zijn zak haalde, en teekende dan iets in zijn notitieboekje op. Daarna ging hij weer verder, al hooger en hooger. Ik waarschuwde hem, dat het tijd was om terug te keeren maar hij antwoordde, dat ik dan maar alleen moest gaan. En hij klauterde hooger en hooger, totdat we op ongeveer twee uur afstands van de herberg op Montanvert gekomen waren. (Wordt vervolgd). Gedrukt b\j LANGEYELD DE B.OOIJ, Texei

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1900 | | pagina 4