Kunstmesthandel.
Alkmaarsche
Stoomvaart-Maatschappij
1871.
Negen en twintig jaar in gebruik.
1900.
verbeterd waschmiddel voor wol vee.
Geld verkrijgbaar
NoordliollanM Landbouwcrediet te Alkmaar.
deMafuyr-\f/ollen
.Russische Ketten
Afvaart 1 uur van Texel. h. haakman,
LEMKES TUYN'S
Wed
tal
Te TEXEL bij K. KALIS Pz. aan DEN BURG.
Feuilleton.
De Zaakwaarnemer.
C. A. KRAMER,
Prima oliedunne gezuiverde
Stockholmer TEER,
J. E. WIHKLER.
Aanstaande MAANDAG en verder iederen Maandag
zal de veeboot gereed liggen tot vervoer van vee naar
PURMEREND en tusschengelegen plaatsen.
op driemaandelijksche accepten, met en zonder
borg'. GELD tegen hypothecaire zekerheid, met
voldoende overwaarde.
Agentschap van het
J. E. WINKLER.
i
Fabrieks- Z
TE KOOF: Beste, vlugge
van 4 tot 7 jaar, mak in alle
tuig. Ook genegen te ruilen.
Adres J. MAKELAAR, Ar
tilleriestraat 43, HELDER.
(voorheen J. REIJ)
Huis- en Rijtuigschilder, Behanger en Glazen
maker, beveelt zich beleefd in ieders gunst aan.
Net werlc.
Billijken prijs. Spoedige aflevering.
per Va ton f 10.Prima KOOLTEER f 3.75.
Tevens de henoodigde Kwasten.
Concurreerenden prijs a contant.
Uw Dw.,
Jb. Ph. BAKKER, Beurtschipper.
De Commissarissen,
Verkrijgbaar door geheel Nederland bij de bekende Agenten en Depóthouders.
Om misleiding door nabootsing der verpakking afdoend te voorkomen is het fabrieksmerk waarvan elke
pot is voorzien, voorstellende een gestyleerden omranden Schapenkop, waarboven de namen en het
teeken Lemkes en Tuyn, en er onder het jaartal 1871,
onder No. 12325, aan het Bureau voor den Industriëelen Eigendom wettig gedeponeerd.
9. -
Ik ben u eene verklaring schuldig zeide
ik, laat mij in korte woorden alles zeggen wat
g'ij mij wildet mededeelen. Gij bemint Gustaaf
Holm en zoudt ongelukkig zijn, als gij niet op
een goede wijze van mij ontslagen raakt. Gij
hebt vele redenen om hem te beminnen en
geene om mij liefde toe te dragen. Gij wilt mij
oveneden om goedschiks en zonder gerucht
afstand van u te doen en dat alles hoe eer hoe
liever. Niet waar, Henriëtteof hebt gij mij
nog meer mee te deelen
Zij verborg haar gelaat in hare handen.
Uw venster was gisteravond niet goed toe,
vervolgde ik, ik hoorde uw gesprek met Gustaaf
Holm en wist nu hoe ik mij tc gedragen had.
Gij zult mij toch wel zooveel gevoel toeschrijven,
dat ik 11 niet dwingen wil op mij te verlieven.
Vergeef mij, dat ik u zooveel angst berokkend
heb, het was tegen mijnen wilik had u gaarne
reeds lang te kennen gegeven, dat gij geen
vijand maar een trouwen bondgenoot aan mij hebt.
Beste, goede KareiEdelmoedig mensch
Gij geeft mij het leven weder. God heelt mijn
gebeden verhoordgij weet niet, hoe ik Hem
gesmeekt heb, dat gij mij afschuwelijk mocht
vinden.
Dan zijt gij wel verhard geworden, zeide
ik. Ik zou, als ik uwe liefde bezat, geen beter
lot wenschen. Ik bemin u en Johanna meer
dan gij denkt. En dit was de strikte waarheid,
dat gevoelde ik levendig.
Henriëtte vatte mijne hand en drukte die aan
haar hart. Gij hebt mij een zwaren steen van
het hart genomen, zeide zij, mocht ik u zoo
kunnen danken als ik het gevoel.
Ik schaamde mij over allen dank en lof.
Echter is het een zalig gevoel tot het geluk
zijner medemenschen mede te werken.
Wij begonnen vervolgens te denken om baars
vaders toestemming te bekomen ik verhaalde
haar, wat hij mij nopens Gustaaf gezegd had en
bouwde daarop de beste hoop. Henriëtte schudde
het hoofd.
Hij zal begeeren, dat ik mijne belofte
houd, zeide zij, hij zal geen plan opgeven,daar
zijn hart zoovele jaren aan gehangen heeft.
Hoe spijt het mij, dat ik hem moet bedroeven.
Wel, neem mij dan.
Spot niet, beste Kareiop u stel ik al
mijn vertrouwen.
Ik vertrek dadelijk, dan komt de zaak in
orde en laat een brief achter, waarin ik afstand
van u doe. Dat moet toch helpen.
O neen, gij moet blijven gij zijt de eenigste,
die in staat is hem te overreden. Gij hebt reeds
veel macht op hem.
Laat ons dan dadelijk naar hem toe gaan.
Ik zal zeggen, dat ik ontdekt heb, dat uw hart
aan Gustaaf Ilolm hangt en niet aan mij en
dat ik met geene vrouw gediend ben, zonder
hare liefde.
Ach Goddat zal een verschrikkelijk
oogenblik geven. Ik beef als ik er aan denk;
gij weet niet, hoe driftig en onstuimig hij is.
Wilt ge dan liever met Gustaaf wegloopen
Ik zal u eerlijk helpen.
Dat zou hem nog meer grievenhij is
altijd zoo goed tegen me geweest.
Was Gustaaf maar hier, dan zou het wel
gaan. De kwade oogenblikken zijn zoo erg niet
als men wel denktgij hebt er ook reeds een
doorgestaan en dat ging nog al gemakkelijk.
-Gustaaf zal weldra hier zijn. Hij weet,
dat ik u eene bijeenkomst verzocht heb. Hij
zal mij hier komen opzoeken... hij zal komen...
stamelde Henriëtte en werd gloeiend rood.
Dat is te zeggen, hij zal komen, als ik
weg hen, zeide ik lachende, het was goed over
legd. Maar nu moet het anders, hij moet maar
komen, nu ik er nog ben. Hij zal wel niet
veraf zijn. Laat zien. Mijnheer Holmmijn
heer IlolmHij heeft gisteren mijne wijze
van noodigen ondervonden. Gij zult zien, dat
hij komt. Goeden morgen, mijnheer Holm
Roep toch om Godswil zoo hard niet, men
zal ons hooren, zeide Henriëtte. Hemel, hoe
zal dit afloopen.
Ik denk goed. Daar hebben wij den
minnaar.
Gustaaf kwam naar mij toe. Uit zijn geheele
houding bleek het, dat hij niet wist of hij mij
voor vriend of vijand moest houden.
GustaafKareiriep Henriëtte en
zeeg op de bank. Zij kon niet spreken, de
vreugde benam haar de spraak, maar haar blik
verving de woorden.
Ik nam Holm bij de hand en geleidde hem
naar Henriëtte. Hij viel voor hare voeten, zij
sloeg de armen om haren hals en ik beschouwde
met verrukking mijn werk.
In het boschje hoorde ik eenig geruisoh.
Johanna en de justitieraad stonden voor ons.
De gelieven bemerkten het niet. Ik wenkte
hen toe, maar vergeefs.
Wat duivel is dat wat beteekent dat f
daar sla de donder inKareiwat doet
gij hier?
Ik geef hier als neef mijnen zegen, wat
eigenlijk oom ook moest doen, zeide ik zoo
bedaard als mogelijk was. Nu was het tijd,
om onbeschaamd te zijn. Gustaaf sprong op
en Henriëtte wierp zich in de armen barer
zuster.
Mijnheer de justitieraadzeide Holm
smeekend.
Mijnheer Holmbulderde de justitieraad
woedend.
Lieve oom zeide ik het woord opvattende.
Laat mij spreken. Gustaaf bemint Henriëtte
en Henriëtte beantwoordt zijne neiging ik kom
hier niet meer in aanmerking, ik ben neef, niet
meer en niet minder. Ik ben zoo onnoozel niet,
met geweld eene vrouw te willen verkrijgen,
wier hart een ander toebehoortik heb, na rijp
overleg en bedaard nadenken, mijne verloving
met Henriëtte opgeheven. Gelukkig kon ik
haar niet maken en ongelukkig wil ik haar
niet maken. Hier staat de bruidegomslechts
uw zegen ontbreekt, geef dien oomen laat
deze dag de gelukkigste mijns levens zijnhet
is de eerste maal, dat ik in staat ben iets goeds
te bewerken.
Hemelsche vader, welk een oproer volgde
daar. De justitieraad was zoo ontembaar als
een dolle stier een gedeelte van zijn toorn
viel natuurlijk op mij. Ik bad en smeekte,
Henriëtte weende alles was vruchteloos.
Ik schrijf nog heden aan uwen vader,
zeide hij, hij alleen kan mij van mijne belofte
ontslaan, maar dat doet hij niet, dat doet hij
zeker niet, deze verbindtenis is zoovele jaren
zijn vurigste wensch geweest, zoowel als de mijne.
Hij zal wel moeten, zeide ik. Dezen middag
nog vertrek ik en gij zult nooit weder iets van
mij hooren. Zoo ver gaat mijns vaders macht
niet over mijik maak om zijne eigenzinnigheid
Henriëtte niet ongelukkig. Lieve oomlaat u
overhalen, uwe belofte is u teruggegeven. Geef
Gustaaf en Henriëtte uwen zegen en laat mij
met mijnen vader de zaak afmaken. Neigingen
kan men niet dwingen, Henriëtte bemint mij
niet en gij moet in dit geval niet minder liberaal
zijn dan ik.
(Wordt vervolgd).
Gedrukt bij LAN GETELD DE ROOIJ,. Texel
van