Woerdensche Loten,
Het Park te Stikhuizen
Bouwmanswoning met pl.m. 12 H.A. land
Yoor één gulden
Feuilleton,
ïn eer hersteld.
's-Gravenhaagsche
Verloting
22.000 Gulden.
Twaalf puike Melkkoeien
Een keurige Meubileering voor een huis,
LANGEVELD DE ROOIJ
eu J. KOOL,
22000 Gulden in contanten.
Prijs per Lot f 1.Trekking 5 Dec. a.s.
van 7 HXJIZEN".
Hollands Noorderkwartier
HOOFDPRIJS:
met Inventaris.
Een Noordhollandsch Gouden
KAPSTEL, compleet,
van f 650 of f 500 in gel«l.
Onbeduidende prijzen komen in
deze verloting niet voor.
me
wa
eec
algi
koe
I
een
ken
hadi
ze
spr.
door
Neen, naar de badplaats was mijnheer op een
verkeerden weg.
Een ander landgenoot was onlangs in Osna-
brück in een circus. Toen bij het vertoonen
van den bioscoop de portretten van de drie
keizers achtereenvolgens op het doek versche
nen, waren de toejuichingen vrij krachtig:
toen echter die van Kruger, Steyn en De Wet
kwamen, klapte en stampte de volle zaal
dubbel zoo hard.
Voor Chamberlain geen hand op elkaar,
wèl gemompel.
Bij de Roodhuiden. Geest van den
laatste der Mohikanen, schep vreugde in 't
leven Er zijn nog Roodhuiden in 't begin
der 20ste eeuw De hertog van Cornwall
en York, die thans in Canada vertoeft, heeft
ontdekt, dat onder de volkeren, die onder
worpen zijn aan het Britsche rijk, zich „Zwart-
voeten", „Plathoofden" en andere interessante
stammen bevinden
De „Groote Gteen" heeft hem het welkom
toegeroepen, namens zichzelf en namens zijn
stam. De „Wolf-met-het gespleten-oor" heeft
zich beklaagd, dat d9 Britsche regeering
vreeselijk gierig met landerijen was en ver
klaarde, dat hij voortaan meer te eten wilde
hebhen. Het „Loopkonijn" zei, dat hij van
vee hield: maar dat hij geen paarden genoeg
had.
De hertog van Cornwall antwoordde, zooals
te doen gebruikelijk is, dat „men de klachten
zou onderzoeken". En hij voegde er bij in
een stijl, om het „Loopkonijn" jaloersch te
maken „De beloften van den koning, mijn
vader, zullen evenlang duren als de zon zal
schijnen en de rivieren zullen stroomen."
HOOFDPRIJS:
of
Verder: Landauer bespannen met 4 paarden.
Utrechtsch Wagentje 2
Rijtuig 1 paard.
Dogcart 1
Arreslede 1
Paarden, Koeien, Meubelen, enz.
Verder: Pianino's, Orgels, Naaimachines, Rij
wielen, Gouden en Zilveren Horloges enz.
Prijs per Lot f 1.10. Trekking 15 Jan. 1902.
Van de 's Gravenhaagsciie Verloting
werd ons «1e alleenverkoop voor Texel
opgedragen en kunnen door ons op de ver
schillende dorpen WEDERVERKOOPERS aan
gesteld worden tegen flinke provisie.
koopt men overal in iVederland een LOT in
de Eerste Groote Verloting' in
te ENKHUIZEIV. Trekking 3 MAART a.s.
Het KAPITALE KOFFIEHUIS
Deze bloeiende zaak wordt desverkiczende
teruggenomen voor
2e PRIJS:
ter waarde van f 2400 of f 2000 in geld.
3e PRIJS:
ol f 1000 in geld. 4e PRIJS:
5e PRIJS:
Een prachtvol AMER1K. HUISORGEL,
van f 325 of f 250 in geld.
Voorts belangrijke prijzen als
Rijtuigen, Rijwielen, Kinderwagens, Pendules,
Gouden Horloges, Diamant en Zilverwerken,
Naaimachines, enz.
LOTEN verkrijgbaar bij
Uit het Fransch door P. L.
48. XXIX De kampioen van den afwezende.
Jacques, vervolgde kalm en waardig:
„Wat het testament betreft, verre van er
zich van te bedienen heeft Jean Baptiste het
verscheurd. Hij staat de erfenis af, aan wien
er recht op heeft. Niet aan den neef, maar
aan den zcon van den graaf d'Alvimare. Jean
Baptiste is een held van belangeloosheid en
eerik tart mijnheer den vicomte het mij
te heeten liegen!"
In spijt van zijne stoutmoedigheid stond Gon-
tran zwijgend daar als aan den grond geworteld.
Een, haar anders geheel vreemde aandoening
had zich van vorstin Lubanoff meester gemaakt.
Bij de eerste woorden van Jacques, had zij
eene kreet niet kunnen weerhouden, zij was
teruggetreden en nu beschouwde zij met boven
mate geopende oogen, het gelaat bleek van
schrik, den grijsaardzij deinsde voor hem
terug als voor een geestverschijning.
Jacques misschien niet minder bewogen dan
zij, naderde haar en zeide zacht:
„Ik moet mevrouw de vorstin nog heden
spreken, voor de teekening van het contract
het moetik wil het."
„Het zij zoo, stamelde zij, van avond om
acht uurop mijne kamer.... ik zal u
wachten."
En op Valentine en Pépita leunende die haar
te hulp waren gekomen, verliet zij het huis.
Wat Jacques betreft, zich om beurten richtende
tot de drie mannen die in het atelier achter
waren gebleven.
Max Sterner sprak hij neem mij niet kwalijk
mijnheer de ridder Capriole, ik raad u aan
niet naar het hotel Lubanoff te keerenVicomte
gij die anderen durft beschuldigen, pas op dat
men u niet op uwe beurt beschuldigt.
„Wat vermeet gij u te zeggen, riep Gontran
uit? Wat weet gij?"
„Ik weet, viel Jacques hem in de rede dat
gij eenen grijsaard verdacht hebt gemaakt, die
de vriend van uwen oom was en dat is laag
Ik weet dat gij gisteren avond laat als een
gauwdief eenen zoon hebt bespied, die bij zijne
stervende moeder waakte en dat was laf!
„Ellendeling!" riep de vicomte hem met de
hand dreigende.
Jacques greep die hand en toen de andere
die de eerste zocht los te maken en ze beiden
als tusschen eene schroef samen klemmende,
zeide hij
„Ziet gij dan niet dat dat ik een oud soldaat
ben! Wij zullen elkaar weer zien, wees daar
van verzekerd en als ik moet zal ik u dooden
Maar ik hoop dat God mij dat uit de hand zal
nemen. Tot van avond."
En met de hand Max Sterner groetende,
ging hij heen.
XXX Uren van spanning.
In het rijtuig dat naar het hotel van den
vorst Lubanoff reed, zat de vorstin onbewegelijk
stil. Het was alsof zij pas uit een diepen slaap
wakker geworden, haar geest nog tusschen
droomen en werkelijkheid zweefde.
Valentine drukte herhaaldelijk de hand harer
moeder in de haren.
Nauwelijks antwoordde de vorstin haar door
een vaag lachje. Zij had hare gedachten nog
niet bij elkaar.
Het geraas der deuren die voor het rijiuig
geopend werden deed haar eindelijk ontwaken.
Zij keek met etn zekere beklemming langzaam
om zich heen. Toen haastte zij zich, als ware
zij door dat onderzoek gerustgesteld, onder de
koetspoort af te stijgen en liep vlug naar de
trap.
Moeder zei Valentine, die haar ongerust
haastig volgdewat scheelt er toch aan moeder
„Ts: iets, mij scheelt niets, antwoordde zij. Ga
heen, mijn kind, ik wilde gaarne alleen zijn."
Toen verdween zij.
Een oogenblik later liet zij zich, in haar
boudoir opgesloten in een fautueil vallen en
daar hernam zij dof, als poogde zij een onge-
wenscht beeld uit hare gedachte te verwijderen:
„Neen, neen, de dooden komen niet terug,
dat is onmogelijk onmogelijk!"
Valentine, gevoelde zich meer en meer beangst.
Daarenboven naderde het noodlottig tijdstip, dat
over haar volgend leven zou beslissen. Zij zelve
wenschte ook de eenzaamheid. Maar de vorst
had het rijtuig hooren terugkomen, hij liet naar
zijne dochter vragen.
Reeds was de dag ver gevorderd. Het was
bijna nacht in dat groote vertrek met de sombere
behangsels. Men onderscheid de binnenkomende
slechts de grijze haren van den ouden vorst en
zijne groote strakke oogen, die eensklaps be
gonnen te schitteren.
Ha! ben je daar, mijn kind, riep hij uit.
Iyanswitch, lioht. Gauw opdat ik mijne dochter
zien kan.
En nog in donker omhelsde hij haar met
uitroepen van vreugde, maar zoodra de lamp
werd gebracht zeide hij, Valentine aankijkende;
„Wat zijt ge bleek, ge zijt treurig. Waar
om?Van avond teekenen wij het contract.
Bevalt u dat huwelijk dan niet?"
„Mijne moeder wenscht het, antwoordde
Valentine.
„Maar gijgij
Zij dwong zich tot een' glimlach en yerborg
haar gelaat over den schouder van den grijsaard.
„O, ik begrijp, mompelde hij, gij wilt mij
uw geluk niet laten zien, vreezende, dat het
mij zal bedroeven.
„Ja, ik alleen heb het recht treurig te zijn,
ik zal u verliezen
„Mijn vader!"
„Spreken wij daar niet over. Ik heb ongelijk
gehad; vergeef mij.... Waar is uwe moeder
„Op hare kamerik geloof dat zij niet
heel wel is."
De vorst riep Ivans witch en gaf hem bevel
te vernemen, hoe het met de vorstin was.
Zij liet zeggen, dat zij nog niet geheel en al
wel was en verzocht, dat men zonder haar zou
dineeren.
„Welnu, zeide de grijsaard, dan zullen wij
hier eten mijn kind. Ivanswitch zal ons bedie
nen. Ik wil niets van de laatste dagen die u
over blijven om bij mij te zijn, verliezen."
Er werd opgediend maar in weerwil van
beide pogingen, konden zij niet vroolijk worden.
Geen van beiden durfde over het huwelijk
spreken.
„Kom, zeide eindelijk de vorst het is tijd om
aan ons toilet te denken. Ga mijn kind. Tot
straks."
Pépita wachtte Valentine.
Men was overeengekomen dat Valentine haar
petemoei zou zijn
„Petemoei, zei Pépita, u neemt het mij niet
kwalijk wat ik gedaan heb?"
„Wat hebt gij gedaan?"
„Ik heb het kamermeisje weggestuurd."
„Waarom P"
„Omdat, wanneer in onze bergen, de dochter
van den landheer huwt, het altijd het nederigste
en aanhankelijkste meisje is, dat haar aankleedt.
Men zegt dat zulks geluk aanbrengt."
„Het is goed, stemde Valentine toe."
Pépita begon dadelijk heel trotsch aan haar
werk en trachtte door haar babbelen haar, die
zij aankleedde een glimlach te ontlokken.
Valentine bleef in gedachte verdiept.
Pépita begon liedjes van haar land te zingen,
doch ook zonder succes.
Men hoorde haar zelfs niet.
„Wie kan die man zijn?" mompelde Valentine.
„Welko man, petemoei?"
„Dien grijsaard, dien ik overal ontmoet en
weent, als 'hij mij aankijkt."
„Mijneer Jacques
„Heet hij JacquesP Kent gij hem?"
„Hij is het, die aan Jean Baptiste gezegd
heeft, mij bij u te brengen."
Jean Baptiste, mompelde Valentine met eene
plotselinge aandoening.
„Wat heeft Jacques hem flink verdedigd,"
sprak Pépita. Hfj had gelijk. Jean Baptiste
heeft niet willen houden, wat aan Noël toebe
hoorde. Het is het edelste hart, dat ooit uit
Gods handen gekomen is. Ik zal hem ook
verdedigen. Ik heb hem lief!"
Valentine trok haar petekind tot zich en
omhelsde haar.
Toen zeide zij, daar de klok half acht sloeg:
„De vorst wacht mij. Haast u."
Toen haar toilet klaar was en Valentine zich
in den spiegel bekeek, deinsde zij door hare
bleekheid verschrikt, terug.
„Petemoe, zei Pépita, gij lijdt."
„Neen, lief kind, neen."
Maar te lang opgehouden tranen, biggelde
eindelijk langs hare wangen.
Pépita viel aan hare voeten neer, kuste haar
de handen en zeide:
„Een bruid, die weent, zal binnen het jaar
dood zijn. Gij bemint hem niet, dien Gontran.
Neen; gij bemint hem niet, heb de moed het
te zeggen-"
„Zwijg, Pépita, zwijg!"
En, na de sporen van hare tranen afgewischt
te hebben, verwijderde Valentine zich.
De gangen waren verlaten- Nooit was he'
in het hotel Lubanoff zoo stil geweest. Meni
zou gezegd hebben de stilte die eene storm
voorafgaat.
(wordt vervolgd.)
Gedrukt bjj LANGEVELD DE B.OOU, Texel