dat alles beter* en juister uit te leggen en duidelijker te maken, en te bewijzen dat niet hier op Texel de hooge vrachten enz. ontstonden, maar alléén op de boot, door of van wege de directie, daar die directie zich ook het monopolie der vracht goederen naar Den Burg had weten te verschaffen, en dat de schuld van de slechto en zeer dure expeditie dus alléén bij do firma Bosman schuilde, zoodat Kooiman pl.m. 3 cent per adres kreeg en de firma Bosman nog minstens 7 cent per pakje overhield, alléén over het ver voer per omnibus. Over de vracht van Bremer voor het zware goed naar Den Burg, had onze Commissie alle reden over Bremer te roemen. Bij de uitvoerige behandeling dezer aangelegenheid moest de Heer Bosman voor al onze overweldigende argumenten wijken, en gaf de Heer Bosman bij slot van rekening eigenlijk alle klachten, als gegrond, toe, zeggende er niets van te weten, de vrachtboeken nooit in te zien, althans dat die vrachtboeken door de directie nimmer werden gecontroleerd enz. Dit laatste vond de oommissie als het waarheid was gewoon schandelijk bij de vele klachten die er steeds over werden of zijn geuit. De Heer Bosman gaf toe dat het verkeerd was dat de vrachtboeken niet werden gecontroleerd, doch het was zóó en niet anders. De Commissie bleef hare ongeloovigheid in deze toonen, wat stellig niet aangenaam voor den persoon Bosman was. Intusschen zegde de Heer Bosman ons in deze groote verbetering toe, en hij was het ten slotte met ons eens, dat er groote verbeteringen moesten worden ingevoerd voor het vrachttarief enz., want hij zelf zeide toen, het liep de spuigaten uit Punt 3. Veevervoer etc. Verschillende voorbeelden werden hierbij door onze Commissieleden bijeengebracht, om te bewijzen dat de huidige toestand, ook in deze aangelegenheid, niet langer kan en mag worden bestendigd, en dat het dus meer dan tijd wordt om hierin ook de gevraagde verbeteringen aan te brengen. De Heer Bosman was het ook in deze met ons geheel eens, doch ZEd. wist voor alsnog geen afdoonden uitweg aan te geven, doch hetgeen door ons in dezen was aangegeven zou ook bij zijne directie zeer ernstig worden overwogen. Punt F. Nieuwe zeewaardige boot etc. Dit zeer gewichtige punt ontlokte wat ook wel te voorzien was aan den Heer Bosman eene opsomming van de vele en groote bezwaren daaraan verbonden. Hij begon natuurlijk met zijne reeds alom bekende argumenten in verband met den tegenwoordigen haven te Oudeschild, en de belofte eene groote nieuwe boot in de vaart te zullen leggen, (die ook alreeds op papier staat) als de haven1 te Oude schild eenmaal vergroot was enz. enz. Onze Commissie had zich al reeds voor genomen zich niet bij die argumenten neer te leggen, als zijnde een verschuiven op den langen baan, misschien zelfs nog vele jarenlang.' De Commissie verklaarde zulks dan ook direct en openlijk don Heer Bosman, en de Heer Wagemaker véóral had vele gegevens bij de hand om den Heer Bosman aan te toonen, dat er van al zijne geopperde bezwaren weinig of niets overschoot, 't Scheen toon alsof de Heer Bosman voor al onze argumenten en gegevens moest zwichten, en hij schonk bepaald meer belangstelling aan onze be weringen. Wij verlangdon, als voorzegd, binnen 6 maanden een nieuwe boot in de vaart, en dan de ,,Ada" als reserveboot. Blijkt 't dan later als de haven werkelijk een maal vergroot is dat er behoefte bestaat aan een nog grootere nieuwe boot, welnu dan zullen er wel zooveel jaren verloopen zijn, dat de ,,Ada" ook moet worden afgedankt, on dan kan de thans gevraagde 'nieuwe boot, stollig wel als reserveboot dienst doen. Naar onze meening waren wij op die wijze pas goed gebaat. De Heer Bosman beweerde alstoen o.m. dat het niet aanging thans om eene nieuwe boot te vragen, want dat was voor zijne Maatschappij een te groot finan cieel bezwaar. Een onzer Commissieleden deed hem toen de vraag ,,Dus 2fc>odra do haven vergroot is heeft Uwe Maatschappij geen financieel bezwaar een groote nieuwe boot te doen bouwen?" Neen! zegt de Heer Bosman, dan niet! Bedoeld Commissielid vroeg vorder „Dus gesteld dat reeds over een maand de haven werkolijk vergroot was, dan zou Uwe Maatschappij ,,de groote boot" (die al reeds op papior staat) direct doen bouwen?" Ja! direct zegt do Heer Bosman. Daarna zeide het Commissielid: „Nu mijnheer Bosman, dan bestaat er thans voor Uwe Maatschappij beslist ook geen financieel bezwaar, dadelijk tot den bouw yan een nieuwe zeewaardige stoomboot, in verband met de tegenwoordige haven, over te gaan, want dio boot zal stellig met zooveel behoevon te kosten als die welke reeds lang bij U ,,op papior" staat, on dan waren wij gebaat, en kondon dan omdelijk eens met oen zeewaardige boot ovorvaren." Hierop begreop de Hoer Bosman zeker dat hij zonder boot" toch op eev klip had gestooten, ten minste hij ging verder niet op het financieele gedeelte in, maar verweerde zich met te zeggen en te blijven volhouden dat ,,De Kampioen" zeewaar dig is. Ja, hij zeide, die is best1 dat be wijst het rapport van de experts Ons Commissielid Flens wees er den Heer Bosman op dat het onlangs ver schenen rapport van bedoelde experts juist het tegendeel feitelijk aangeeft, ter wijl het Commissielid verder zegt, dat sedert 1881 door den He.er Bosman over 't algemeen met alles behalve zeewaardige booten tusschen Texel en het Nieuwediep is gevaren. Spreker wil gelooven dat alléén do ,,Ada" voor ons vaarwater zeewaardig was, en misschien nog is, maar de „Flevo", de „Alkmaar Packet" en de „Kampioen", waren, naar zijne innige overtuiging voor bedoelde dienst, nimmer bepaald doelmatige of zeewaardige booten te noemen. De „Ada" is voor Texel nog altijd het neusje van den zalm en vaart daarom dan ook altijd in den wintertijd, dus in het barre seizoen, doch spreker wenscht den Heer Bosman toch niet te doen vergeten dat de „Ada" ook al weer circa 30 jaar oud is. De Heer Bosman bleef echter maar beweren dat het bedoelde rapport omtrent de „Kampioen" gunstig is, de Commissie leden en de Heer Burgemeester zijn echter van tegenovergesteld gevoelen. Om dit verschil van meening aangaande het rapport van experts over de „Kam pioen" te beëindigen, laat de Heer Burge meester bedoeld rapport halen, waarna hetzelve in zijn geheel door onzen voor zitter wordt voorgelezen. De conclusie van den Heer Bosman blijft ook na die lezing, dat de „Kam pioen" uitstekend is en zeewaardig, wat onze Commissie aan de hand van het rapport in geenen deele kon en wilde toe geven. V De Heer Flens vroeg toen, en terecht, of de Heer Bosman dan werkelijk uit het rapport kon lezen, dat de „Kampioen" wèl zeewaardig is? Waarop de Heer Bos man antwoordde dat er slechts twee mogelijkheden waren of zeewaardig of onzeewaardig. De Heer Flens vroeg toen op den man af aan den Heer Bosman „dus U leest uit de woorden uit het rapport „niet onzeewaardig", dat de boot „Kampioen" daarom bepaald „zeewaardig" is?" Op die vraag is door den Heer Bosman toch geen ja gezegd. De Commissie bleef dan ook van oor deel dat daartusschen een zeer groote ruimte is, en het rapport nog eens punt voor punt nagaande, Kwamen wij hoe langer hoe meer tot de volle overtuiging, dat de „Kampioen" toch op de grens van besliste afkeuring staat. Ten slotte moest de Heer Bosman dan ook wel toegeven dat de zeewaardigheid van dè „Kampioen" veel te wenschen overliet. De Heer Hiddingh las bij deze bespre kingen een extract uit eene raadsvergade ring van 1881 voor, dat de Heer Bosman zich verbond steeds met zeewaardige booten1 te zullen varen. Het spreekt van zelf dat zulks indertijd een oisch is ge weest, maar de Commissie was van oor deel dat de voorwaarden a.stoen bij het verleenen der concessie aan den Heer Bosman, wel wat strenger sn beter ge formuleerd hadden behooren te zijn. De Heer Bosman beweerde daarna weder dat het niet altijd billijk was, waar, nu de zaak goed gaat, hem lasten op te leggen, terwijl in 1881 zijn vader een bankroete zaak had overgenomen. Dit laatste werd door den Fleer Wage maker ten sterkste tegengesproken, en ook de Heer Flens wist daartegen' zeer ge gronde tegenwerpingen te maken. De Heer Bosman zeide toen weder, niet genoeg in de zaak te zijn doorgedrongen, want hij was nog pas sedert 1 Januari jl. directeur dezer stoombootdienst, hij „meende" altijd zóó van zijn vader te hebben gehoord, doch hij wilde wel ger looven dat verschillende Commissieleden er veel van wisten hoe dat alles indertijd was gegaan. 't Was zeer opmorkelijk dat gedurende deze conferentie de Heer Bosman zich meermalen beriep op onwetendheid of wel dat hij nog niet genoeg in de zaken was ingewijd deze stoombootdienst betref fende. Zoo ondor al deze discussiën door ver klaarde de Heer Bosman ook nog, be paald gelukkig te zijn, dat hij alles eens goed en duidelijk had vernomen on al de klachten en grievon eens had gehoord, want nimmer waren er klachten bij de directie ingekomen, dus feitelijk hoorde hij er vreemd van op dat de klachten zóó talrijk waren. Edoch! het „geluk" door den Heer Bosman geuit, acht onze Commissie niet groot voor hem, want door den Heer Wagemaker, Over, Haakman en Hiddingh werden zulke vorpletterende bewijzen bij gebracht, uit eigen ervaring, zoowol als uit verschillende raadsverslagen in den loop van jaren, waarvan enkele door onzen voorzitter en den Heer Hiddingh werden voorgelezen en waaruit bleek, dat ook roods tijdens het Burgemeesterschap van do Ueereu Strick van Linschoten on De Joncheere, vele stappen bij de directie der boot waren gedaan om verbeteringen in den dienst TexelNieuwediep te ver krijgen, doch bijna altijd zonder eenig of gewenscht resultaat, of ook wel was de Heer Bosman zoo beleefd maar in 't ge heel geen antwoord te geven. Zooals uit voorbedoelde raadsverslagen bleek. Onze Commissie is dus overtuigd dat de Heer Bosman, in plaats van over de aangehoorde klachten en feiten zich ge lukkig te gevoelen, berouw zal hebben gehad die uitlating te hebben gedaan. Daarna zeide de Fleer Over ten slotte nog, en o. i. zeer juist, aan den Heer Bosman „U hebt ons nu nog niet over tuigd dat Uwe directie thans nog geen flinke, en voor 't oogenblik doelmatige boot zou kunnen bouwen, voldoende groot gonoeg en zooveel mogelijk aan de tegen woordige eischen voldoende, zoo min in verband met de tegenwoordige haven, als met de straks door U opgeworpen finan cieele bezwaren." Hierop ontspon zich wel opnieuw een uitvoerig debat tusschen de Commissie leden en den Heer Bosman, doch alles kwam zoo ongeveer op het reeds meege deelde omtrent de haven, de vereischte onkosten enz. enz. neer, maar de Heer Bosman heeft het door den Heer Over bedoelde bewijs of de overtuiging niet aan ons geleverd, integendeel, de Heer Bos man vroeg ten slotte, of wij er ook al eens over hadden nagedacht of eene even tueel nieuwe boot, een rader- of wel schroef boot moest zijn, of wat daaromtrent gewenscht werd geacht. Na eenige nadere beschouwingen ver diende naar ons aller meening, een rader boot verre de voorkeur voor den dienst T exelN ieuwediep De Heer Bosman deelde verder mede dat in geen geval in den tegenwoordigen drukken tijd, zoo'n boot in 6 maanden gereed kon zijn, daar ging zeker 8 a 9 maanden mee heen, waarop wij te kennen hebben gegeven dat wij ons voorloopig met een dergelijken termijn wel tevreden zouden willen stellen, als wij dan maar spoedig vernamen dat het schip tijdig op stapel was of werd gezet. Nog iij hier vermeld, dat wij den Heer Bosman als eisch hebben gesteld, al het gevraagde natuurlijk met uitzondering der nieuwe boot met 1 Juni a.s. bij zijn dienst TexelNieuwediep in te voeren, terwijl wij tevens verlangden vóór 29 Mei a.s. op al het aangegevene ant woord te ontvangen. De Heer Bosman heeft alstoen alle onze wenschen en eischen tot verbetering in den dienst opgeteekend, en ons toegezegd dat hij een en1 ander spoedigst met zijn directie zou bespreken, en ons zoo moge lijk vóór 20 Mei a.s. zou antwoorden, in elk geval zou hij ons mededeeling doen wanneer door omstandigheden dat ant woord eventueel enkele dagen vertraagd zou moeten worden, evenwel beloofde hij met bekwamen spoed een en ander aan eene vergadering van Commissarissen zijner Maatschappij te zullen voorleggen, waarna hij hartelijk afscheid van ons nam en vertrok. In den loop der gesprekken liet de Heer Bosman zich zich zeer duidelijk uit, dat hij in een tram-onderneming op ons eiland, voor 't oogenblik althans, in 't geheel geen heil zag. Wij vinden deze mededeeling voor Texel merkwaardig ge noeg om die even aan dit verslag toe te voegen, hoewel het daarbij feitelijk niet behoort. Naar aanleiding der bovengemelde Conferentie ontvingen wij van den Heer Bosman het navolgende schrijven Alkmaar, 17 Mei 1907. WelEdele Heer en! Naar aanleiding van Uw schrijven van 25 April en ons onderhoud te Den Burg op 1 dezer, hebben wij de eer U mede te deelen, met machtiging van den Raad van Commissarissen dat voor den dienst TexelNieuwediep, door onze Maat schappij binnenkort een nieuwe boot voor den dienst speciaal gebouwd, zal worden op stapel gezet, van voldoende afmetingen en ingericht naar de eischen des tijds, die met 1 Mei van het volgend jaar gereed zal zijn en zal worden in de vaart gebracht. Voorts dat met ingang van 15 Juni retourbiljetten zullen worden ingevoerd, oen maand geldig, voor de prijzen van f 1.lo kajuit en f 0.80 2e kajuit, en maand-abonnementen beschikbaar zullen worden gesteld le kajuit f 15.en 2e kajuit f 9. Ten aanzien van het goederentarief zal tegen willekeurige toepassingen worden gewaakt. Voorts deelen wij U mede, dat op de tegenwoordige booten steeds een sloep en 25 zwem(gordels) vesten aanwezig zijn. Wij vertrouwen dat U uit bovenstaande mededeelingen zal blijken, dat het ons ernstig streven is aan Uwe wenschen zoo veel mogelijk te gemoet. te komen. Daar tegenover meenen wij dan ook aanspraak te mogen maken op Uwe medewerking. Wij herhalen, wat wij de eer hadden U reeds mondeling te verzekeren, dat wij die medewerking op hoogen prijs stellen, en dat wij vertrouwen, dat ons gemeen schappelijk streven zal strekken tot de bevordering van den dienst tusschen Texel en den vasten wal, waarmede Uwe be langen en de onze worden behartigd. Hoogachtend, Maatschappij Alkmaar-Packet, (get.) J. P. BOSMAN. In verband met de ontvangst van dit laatstbedoeld schrijven, hebben wij op nieuw Commissie-vergadering gehouden op Donderdag 23 Mei 1907, 's avonds uur, in het Café „Den Burg" alhier, waarbij al de Commissieleden en de plaats vervangende Commissieleden tegenwoordig waren. De Heer Wagemaker heeft den brief van den Heer Bosman ter tafel gebracht en voorgelezen. Na die voorlezing en de daaruit gevolgde discussiën bleek ten duidelijkste dat onze Commissie met het antwoord van den Heer Bosman niet tevreden mocht en kon zijn. De Heer Hiddingh deelde nog aan de vergadering mede, dat hij 22 dezer den Heer Bosman nog had gesproken, die EEd. had meegedeeld dat er een schroef- boot op 'stapel, voor dezen dienst, zou worden gezet. Het resultaat onzer besprekingen en overwegingen was in deze vergadering, dat wij ons opnieuw per brief tot den Heer Bosman zouden wenden, en hem o.a. het volgende zouden mededeelen dat wij ons tevreden zouden kunnen stellen wanneer er op 1 Mei '1908 een solide, zeewaardige nieuwe boot in de vaart zou worden gebracht, mits hij de „Kampioen" dadelijk uit de vaart nam, en deed vervangen door een solide boot desnoods een huurboot al was het dat die boot dan ook niet aan alle eischen voldeed, als de boot maar zeewaardig was; dat wij onze vroegere eischen omtrent de tarieven voor personen,- goederen en vee, ten vole bleven handhaven, maar dat ingang der nieuwe tarieven op 15 Juni a.s. wel door ons kon worden inge willigd dat bij nader inzien alsdan de abonne mentskaarten wel achterwege konden blij ven, behalve dat die voor de schoolgaande kinderen als reeds vroeger ingevoerd moesten blijven bestaan dat het antwoord omtrent de vracht goederen in de verste verte niet bevredi gend is en dat het antwoord niet aangeeft of er tariefverlaging der vrachtgoederen zal plaats hebben, hetwelk wij zullen blijven vragen, terwijl dat vrachttarief ook gepubliceerd behoort te worden, opdat het publiek weten zal, waaraan het zich te houden heeft; dat ook omtrent reddingsmiddelen enz. enz. onze vroegere eischen door ons z-ullen worden gehandhaafd, want dat het ant woord omtrent dit punt ook verre van bevredigend is, en dat wij het nader ant woord binnen 8 dagen zullen inwachten. Verder werd door ons besloten, om, met het oog op eene eventueele ver nieuwing van het postcontract met den Heer Bosman, ons ook per brief te richten tot den afgevaardigde Voor de 2e Kamer van ons district, den Heer Mr. Z. v. d. Bergh, ZEG. eenigszins op de hoogte der zaak te brengen, en Z.E.G. te verzoeken om bij den betrokken Minister de noodige stappen te doen, om eene vernieuwing van het postcontract met den Heer Bosman op te schorten totdat hij aan onze alleszins billijke eischen en wenschen te gemoet is gekomen. Volgens mededeeling van de Heeren Hiddingh en Dikkers, zullen B. en W. tevens aan den betrokken Minister in denzelfden geest berichten. Bedoelde brieven zijn door ons ver zonden en luiden als volgt Texel, 26 Mei 1907. Aan de Directie der Maatschappij Alkmaar Packet pja. den WelEdelGHeer Mr. J. P. Bosman, Alkmaar. WelEdelGestrenge Heer! Wij ontvingen Uw geacht schrijven dd. 17 dezer, en namen van den inhoud goede nota. Naar aanleiding daarvan hebben wij de eer UwEd.G. te berichten, dat het ons aangenaam was te vernemen dat U alreeds eenige tegemoetkoming aan onze billijke eischen en wenschen hebt toege zegd. Echter kunnen wij met het door U toegezegde beslist geen genoegen nemen, en blijven wij met aandrang vragen wat- wij omtrent eene nieuwe stoomboot, tarie ven enz. enz. op onze Conferentie op 1 dezer hebben gevraagd, want wij hebben te goede motieven, om onze (eischen) wenschen ten volle te blijven handhaven. Indien echter eene nieuwe boot door U niet vóór 1 Mei a.s. in de vaart gebracht zou kunnen worden, zouden wij bereid (zijn) kunnen worden bevonden, daarin te berusten, indien U b.v. direct een flinke, solide, zeewaardige boot in de vaart bracht, al was het dan dat die boot desnoods dan ook niet naar de eischen des tijds was ingericht, doch bepaald soliede en zeewaardig, en n.o.m. zijn der gelijke booten stellig ook wel in huur te bekomen, dus overwegende bezwaren kunnen daaromtrent bij U niet bestaan. De „Kampioen." moet eigenlijk dadelijk uit deze vaart worden genomen, want de klachten van passagiers en publiek zijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1907 | | pagina 3