INGEZONDEN STTTFKBN
Oudeschild, 17 Juli.
Door het ruwe weder hebben de vis-
schers deze week weinig of niets ver
diend. Sommige schuiten hebben de
haven zelfs niet verlaten. Het is te
wenschen, dat het weder spoedig oms'aat
want over het algemeen hebben de klei
nere schuiten in de laatste 3 4 weken
niets verdiend.
Ook de boeren zullen zeker wel met
dien wensch instemmen, want op som
mige weilanden ligt het hooi bijna te
rotten. De barometer wijst echter nog
verre van mooi weer aan. Heden stond
hij op het havenkantoor op 748 m.M.
en ging eerder achter- dan vooruit.
De Ada van Holland is heden
middag weder vervangen door de veel
sneller varende „Alkmaar Packet VI."
Wel waard ter overdenking.
Men schrijft aan de „L. Crt."
De zorg en werkzaamheid tegen een
eventueelen brand onzer boerenwoningen,
zoodra die met hooi zijn gevuld, nemen
van jaar tot jaar toe. De gemeente
besturen, met name de burgemeester,
worden gewezen op de te nemen maat
regelen, welke het groote gevaar kunnen
voorkomen. En terecht. Niemand zal
het afkeuren, dat bij herhaling gewezen
wordt op een gevaar, dat zulke ernstige
gevolgen na zich kan sleepen.
Maar er blijft altijd een schaduwzijde
aan de middelen, welke worden aange
wend, om een uitslaanden brand tot den
meest geringen omvang te bepalen, 't Is
wél waar, dat brand de algemeene rijkdom
benadeelt, want niets wordt gespaard. En
nu is juist dit sparen, waarop wij willen
wijzen, dat niet beloond wordt. Wat
overblijft of gespaard wordt is in het
voordeel der assurantie-maatschappij en
de gemeentenaren krijgen bij hun aan
slagbiljet van den hoofdelijken omslag de
kosten van brandweer met de aankleve
van die, welke kosten werkelijk ten bate
van de respectieve assurantie-maatschap
pijen (soms buitenlandsche nog wel),
worden gedaan, want, wat gespaard wordt
behoeft de Mij. niet uit te keeren en
blijft dus in kas de gemeentenaren
betalen in dezen wat de assurantie-maat
schappij moest doen.
Er wordt in de provincie veel over
dit onderwerp gesproken, maar tot nog
toe niet in het publiek.
Teeken des tyjds.
In de „Prov. Gron. Ct." klaagt een
winkelier. Hij bracht een paar brieven
naar den trein en zag verschillende
zijner klanten op reis gaan voor plezier.
Thuis gekomen ging hij aan 't overboeken
en zag de jaarrekeningen van ver
schillende dier pleizierreizigers nog open
staan. En hij weet zeker, dat vele zijner
collega's in de verschillende vakken, als
zij aan den trein waren geweest, dezelfde
ervaring hadden opgedaan.
En wij winkeliers, zegt hij, mogen
dus thuisblijven om te wachten tot na
't reisseizoen en om te hopen, dat er
dan nog genoegzaam kassa bij de plei
zierreizigers is overgebleven om nog in
1908 hunne nota's 1907 te betalenDit
schetsje is geen fantasie; 't is de treurige
werkelijkheid.
De schrijver hoopt dat het eene bijdrage
moge zijn in 't klachtenboek der winke
liers, waarop de aandacht wordt gevestigd
en dat de nalatige betalers tot inkeer
mogen komen, zoodat zij voor hun
zomerreisje hunne nota's hebben voldaan.
De winkeliers toch willen ook eens graag
een paar dagen of weken er uit en
kunnen dit niet, wanneer hun cliëntèle
goeden sier gaat maken van hun geld.
Een lekker slokje?
In een Museum in e6n onzer Univer
siteitssteden was—zoo vertelt het „Hbl."
aangekomen een vat, waarin, zooals
de bedienden spoedig bemerkten, zich
spiritus bevond. Nu scheen men daar
bij gebrek aan minder krachtige alco
holische dranken dezen spiritus niet te
versmaden Er werd althans behendig
een klein gaatje boven in 't vat geboord,
zoo klein dat er juist een rietje door
heen kon. Door middel van zulk een
rietje werd nu door de bedienden, die in
het geheim waren, zoo af en toe, vooral
na drukke werkzaamheden of ook wel
uit verveling, dat meldt de historie niet,
een pittige 100-procentscbe hartverster
king genomen.
Eindelijk lekte het geheim uit en het
geval kwam ter kennis van den directeur
der instelling, die er de dronklustige
mannen op een gemoedelijke wijze'over
onderhield.
Dat ze wel eens trek konden krijgen
in een hartigen dronk, kon hij zich wel
voorstellen, maar dat ze hun lust zoo
ver dreven om te snoepen uit een vat
waarin zich het cadaver van een jongen
neger bevond, dat vond hij wat al te
erg en had hij niet gedacht.
De bedienden kregen verder geen straf.
Onze directeur, die met veel genoegen
het geval onder vrienden op de soos
vertelde, meende dat de daad zelf de
daders al genoeg had gestraft.
Dezen hebben zich dan ook ernstig
voorgenomen nooit weder uit een vat
spiritus te snoepen.
Concurrentie
Twee lieve schoonen te Oosterhout
hadden het oog laten vallen op een en
denzelfden jongman. Beide dongen om
de gunst van den beminde, hetgeen eerst
kwade blikken, later jalouzie verwekte.
Het spelletje liep zoo hoog, dat er
woordjes vielen, harde woordjes en toen
slagen, zoodat de bewoners van den
Zandheuvel een duel te aanschouwen
kregen tusschen twee flinke deernen, die
elkaar te lijf gingen dat het een lust
had. De een liep een bloedenden neus,
de ander een blauw oog op, terwijl nog
een half dozijn schrammen en beten na
het gevecht als merkbare teekenen ach
ter bleven.
't Was geen fraai tooneeltje.
Een vergeten mensclienredder
Men schrijft van Terschelling aan L.
en V.
De oude menschenredder Hendrik De
Haan, thans gebrekkig en behoeftig ge
worden, ontving onlangs een brief met
een postwissel, groot f 12.68, door den
heer Boon uitgever van „De Prins"
hem toegezonden, zijnde de opbrengst
van een collecte, gehouden onder eenige
Hollanders, door den heer N. R. Mooi,
postbus 873 te Johannesburg in Transvaal.
De brief bevatte onder meer de inteeken-
lijst, waarboven hbt portret van den
ouden zeerob, zooals dit destijds geplaatst
was in „De Prins".
Van de N. en Z. Holl. Reddingmaat
schappij werd hem bovendien 10 gulden
per maand toegekend. Het was blijd
schap voor den oude. Hij redde meest
met zijn eigen zoon Berend, ongeveer
140 schipbreukelingen, waarvan menig
bewijs hem als erkenning is verstrekt,
maar nu is de man oud en arm en een
financieele tegemoetkoming lang niet
onwelkom. Wel wat erg, dat voor zoon
man niet wordt gezorgd. Er worden voor
mindere werkzaamheden wel groote
pensioenen toegestaan.
Een kwade ziekte.
De „Veldbode" maakt melding van een
in Frankrijk en België voorkomende ziek
te onder de paarden, die vrij veel offers
eischt en „enémie pernicieuse", d.i. „doo-
doodelijke bloedarmoede", genoemd wordt
Het meest in het oog vallend verschijnsel
is de snelle vermagering. Het einde is
altijd de dood binnen een of twee weken.
De ziekte kan ook een chronisch verloop
hebben, dan treedt de dood eerst na een
of twee maanden in.
De ziekte is zeer besmettelijk en kan
behalve door het bloed ook door de uit
werpselen worden overgebracht. Heeft
de ziekte eenmaal haar intrede in een
stal gedaan, dan is zij daar bijna onuit
roeibaar.
Ofschoon de ziekte in ons land nog
niet is uitgebroken, is het zaak er thans
de aandacht op te vestigen, opdat degenen
die uit België paarden invoeren goed uit
de oogen zien en geen paarden van onze
zuidelijke buren betrekken, die verblijf
hebben gehouden in een besmetten stal,
aldaar „écurie maudite" genoemd.
Waarom hij er van door ging.
De gevaarlijke verpleegde, die Zondag
avond uit het Rijkskrankzinnigengesticht
te Medemblik ontsnapte, blijkt te zijn
Willem Veltman, een oude bekende van
de justitie. Hij vertoefde de laatste
dagen in de obsorvatiezaal, om Maandag
naar de gevangenis te worden overge
bracht. Zorgvuldig werd dit voor hem
verborgen gehouden, te meer, omdat hij
een afkeer van gevangenis en politie
bad. Om nog 7 jaar in Leeuwarden te
worden opgesloten, had bij heel geen
zin liever wilde hy sterven.
Zondagavond is hem zijn aanstaand
vertrek naar Leeuwarden ter oore geko
men, en wist hij in een onbewaakt
oogenblik te ontkomen. Door uit een
raam te klimmen, kwam hij naar buiten
zorgvuldig schoof hy een gordyn weer
toe-en waarschijnlijk met eenig geld
van mede-verpleegden, is hij spoorloos
verdwenen.
Van een dienstmeisjeeen burgemees
ter en een gemeenteraad.
Men schrijft aan de „Tel." De ge
meenteontvanger van Krabbendijke (Zuid-
Beveland) had den laatsten tijd een aantal
zijner dorpsgenooten aanstoot gegeven
door particulier leven. O.m. nam men
hem kwalijk den vriendschappelijken
omgang met zijn dienstbode, met wie
hij soms wandel-en fietstochtjes maakte.
Hem was daarom door het gemeentebe
stuur een schrijven gezonden, waarin hij
met ontslag werd bedreigd, indien hij
in het vorvolg niet een drietal nauwkeurig
in dit schrijven omschreven voorwaarden
nakwam. De derde dezer voorwaarde
bevatte den eisch, zijn dienstbode te
ontslaan. De gemeente-ontvanger ver
klaarde zich bereid, twee der voorwaar
den na te komen, doch hij weigerde,
zijn dienstbode, die, naar hij schreef,
hem trouw en eerlijk dient, weg te zenden.
Door den burgemeester werd daarom
in een voltallige raadsvergadering het
voorstel gedaan, den gomeente-ontvanger
ontslag te verleenen.
Na langdurige, in het openbaar gehou
den discussies, daarbij door den burge
meester minder vleiende dingen over het
dienstmeisje werden gezegd, werd het
voorstel van den voorzitter van den raad
met algemeene stemmen verworpen,
zoodat én gemeente-ontvanger én dienst
bode inhun respect, betrekkingen blijven
Geen afgodenoffer
Dezer dagen ontleenden wij aan den
„Ned." een berichtje over 't Indisch mu
seum te Bergum. De berichtgever uit
Friesland vertelt daarin iets, dat niet
juist is. Geloof me zegt de heer van
d. Meulen in het blad we offeren hier
niet aan Indische goden. In de Chineesche
kamer staat achter glas het bronzen
beeld van Kouan-Yin, de godin van me
delijden, welwillendheid liefde. De ver
zamelaar is zeer wijs met dit kostbaar
stuk, dat zelfs voor geld niet te krijgen
was. En de cicerone vertelt er van,
dat de Chineezen voor die beelden gere
geld offeren met wierook, thee en arak.
Maar wij doen dat hier niet en van
eenige voorwaarde is ons niets bekend.
Er zijn meer van dergelijke afgodsbeel
den hier, zelfs een Chineesch altaar.
Daarop wordt wel eens wierook gebrand
niet uit eenige verplichting, maar om
den bezoekers ook dit te laten zien.
Zeldzaam geval.
Een schipper te Neuzen, die wegens
gemoedsbezwaren weigert het aan de
Rijksverzekeriugbank wegens premie
voor de Ongevallenwet verschuldigde te
betalen, omdat hij verzekering in strijd
acht met de ordonnantiën Gods, en wiens
inboedel het vorig jaar werd verkocht
tot het verschuldigde bedrag er was,
zag Zaterdag de mannen der wet weer
verschijnen om zijn inboedel te veilen.
Het ging als het vorig jaarenkele
godsdienstige boeken werden geveild,
nadat twee stoelen waren verkocht, en
hiervoor bood een van elders gekomen
vriend zooveel als het verschuldigde be
drag, benevens ruim f 45 wegens kosten.
Als de schipper steeds bij zijn meening
blijft, kan dat jaarlijks voor hem een
duur grapje zijn 1
Electriciteit is toch maar de ware
Zoo dacht de koopman W. F. B., die
op een tweede verdieping van pand no.
273 aan den Goudschen rijweg te Rot
terdam woont en zijn rijwiel in het
benedenportaal aan eon takel heeft han
gen. Die takel dan verbond hij met
een electrischen draad aan een bel en
daardoor kon geen dief zijn karretje
aanraken of de bel zou den eigenaar
waarschuwen. En jawel, een dezer da
gen ging het belletje. Jammer maar dat
de koopman zich niet met electriciteit
naar beneden kon begeven nu hij het
op de gewone manier moest doen, kwam
by nog net in tijdsom den dief te
zien wegpeddelen. (R. N.)
Een eigenaardig proces.
Op het oogenblik wordt tusschen twee
ymkers uit Corle een eigenaardig proces
gevoerd. Het betreft nl. het eigendoms
recht van een zwerm byen. Do een be
weert, dat de nieuwe zwerm, die by zyn
buurman is komen aanvliegen van zyn
stal afkomstig is. De rechter zou by
deze een Salomo's uitspraak kunnen
toepassen. Immers, by de ymkerswereld
heet het, wanneer men de koningin van
een zwtrm dood maakt, dat de zwerm
dan naar de oude korf terugkeert. Op
die manier zou de rechter zich ook kun
nen overtuigen van de juistheid der
beweringen.
Geen aangenaam bericht.
In het Oldambt verbreidt de vlekziekte
onder de varkens zich meer en meer
en neemt een kwaadaardig karakter aan.
Talrijke dieren sterven of worden nog
geslacht. De rijksveeartsen komen han
den te kort, iedereen toch laat de nog
gezonde dieren inenten.
Door de heerschende vlekziekte wordt
de reeds lage prijs der varkens nog meer
gedrukt. Vele groote varkenshouders
toch verkoopen de vette varkens tegen
zeer lage prijzen uit vrees voor ziekte.
(„W. Crt.")
Toch in de misère geraakt.
De Komische lotgevallen van een
schuchter bruidegom worden uit Jersey-
ville in den staat Illinois gemeld.
Daniël Matthews stond in de geheele
stad als de schuchterste jongeling van
Jerseyville bekend, en men had hem
daarom den bijnaam van „de verlegen
Daniël" gegeven. Daniël had de beste
voornemens om te trouwen, maar wan
neer het kritieke moment was aange
broken, overviel hem een vreeselijke
angst en hij vluchtte. Zoo ging het hem
twee jaar geleden, toen hij een zekere
juffrouw Mary Miller tot huisvrouw wilde
nemen. Even voor het huwelijk ver
dween de schuchtere Daniël Matthews.
Een week later werd het huwelijk nog
bepaald, maar Daniël Matthews was uit
benauwdheid met den eersten morgen-
trein uit Jerseyville gevlucht.
Eindelijk zou het noodlot hem achter
halen. Hij had zich met een miss Fraser
verloofd. Het huwelijk was afgesproken,
de geestelijke wachtte met 150 gasten
l'/j uur lang in de kerk, maar wie niet
verscheen, dat was de bruidegom. Op
het laatste oogenblik had de angst hem
weer te pakken. Nu echter had de
bruid een dokter tot broeder. En deze
had om zijn zwager in spe in de kerk
te brengen, een probaat middel. Hij
chloroformeerde den schuchteren bruide
gom en in dezen toestand werd Daniël
Matthews voor het trouwaltaar gesleept,
waar, nadat hij na enkele minuten weer
bij zijn positieven was, het glad van
stapel liep. Toen de schuchtere Daniël
geheel en al uit zijn narcose was ont
waakt, bevond hij zich in den echtelijken
staat oftewel in de misère, zooals de
ondeugende menschheid wil.
Geachte Redactie.
De groote bereidwilligheid waarmee u af
en toe een plaatsje in uw blad beschikbaar
stelde voor de Texelsche afdeeling van het
Witte Kruis, geeft my moed u nog eens
met een verzoek aan boord te komen. S.v.p.
plaatsing voor 't volgende.
Ik zou kunnen beginnen met de woorden:
dankbaar, maar niet voldaan. Onze ver-
eeniging is opgericht in 't jaar 1906 en telt
nu byna 600 leden.
„Dat is mooi," zal iemand zeggen, „heel
mooi." Maar onze kiezerslijst telt bijna
1200 kiezers en het kohier van den hoof
delijken omslag zoowat evenveel aange-
slagenen."
Wanneer wij achter ons zien en gadeslaan
in hoevele gevallen reeds hulp en steun
is verleend en de stemmen van dankbaar
heid komen van hen die deze hulp en steun
genoten, dan zouden wij vergenoegd in de
handen kunnen vrijven en er op roemen
reeds zooveel gedaan te hebben en zoo
goed te zijn opgeschoten. Maar wanneer
wy voor ons zien en den weg langs blikken
dien wij nog gaan moeten, zeggen wy wel
eens: „dankbaar, maar niet voldaan" en
we vragen ons af: zullen w(j er komen.
Wij wenschen nog zooveel o.a. een eigen
gebouw als magazijn, als 't kon met eene
woning voor eene wijkverpleegster, drink
water voorziening, verspreiding van ge-
schriftjes de gezondheidsleer betreffende enz.
Waar en voor wie is het Witte Kruis
noodig?
Overal on voor iedereen I
Een gelukkige bezitter kan alles koopen,
maar ziekte komt altijd onverwachts en op
H meest onverwachtte oogenblik kan men
iets noodig hebben uit de voorraadschuur
van 't Witte Kruis. Overall zeker overal!
maar waar blyven de bewoners van hot
land Eierland maakt een gunstige uit
zondering. 't Gebeurt nog al eens, dat op
't land iets direct noodig is, een ruststoel,
een ledikant, een windkussenenz. Maar
men is nog geon lid en onmiddelyke ver
schaffing van vorplegingsmaterieel zou zoo'n
zege voor de zieke zijn. Lezers, wat zoudt
gij doen in zoo'n geval 1 Zoudt ge zeggen
krachtens besluit van de algem. vergadering
van 22 Februari 1907 moet iemand oen
maand lid zijn voor hy recht heeft op ver-
plegingsmatrieel,duswachten! Gelukkig
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)