N°. 2291.
Zondag 12 September 1909. 22st' Jaargang.
Nieuws- en
Advertentieblad.
Binnenland.
Dit blad verschijnt Woensdag'- en Zaterdagavond
Advertentiën vóór 10 nnr op den dag der uitgave
ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGEVELD DE ROOIJ, Parkstraat, Bubg op Texel.
Ministerie van Financiën.
nUN T BILJ ET TEN.
De Burgemeester van Texel brengt
ter openbare kennis, dat de volgende
bekendmaking is aangeplakt.
De Minister van Financiën brongt
onder de aandacht van het publiek
dat, krachtens de wet van 1 Juli 1909
(Staatsblad no. 252tot 1 October 1909
alsnog de gelegenheid bestaat om munt
biljetten in te wisselen
dat die inwisseling zal kunnen ge
schieden bij de betaalmeesterskantoren
en bij de kantoren der Nederlandsche
Bank (behalve bij de correspondentschap
pen 2e en 3e klasse);
dat vanaf 1 October 1909 de alsdan nog
niet ingewisselde muntbiljetten waar
deloos zullen zijn.
Een ieder wordt derhalve met nadruk
aanbevolen na te gaan of nog munt
biljetten in zijn bezit zijn en, zoo ja, die
biljetten onverwijld op een der bovenbe
doelde kantoren ter inwisseling aan te
bieden.
Het bovenstaande geldt alleen voor de
Muntbiljetten dus uitsluitend voor de
biljetten van 50 gulden en van 10 gulden
waarop het woord „muntbiljet" voorkomt
(niet voor de sinds 1 October 1904 uit
gegeven, blauwe bankbiljetten van f 10.)
De Minister van Financiën,
KOLKMAN.
Texel, den 1 September 1909.
De Burgemeester voornoemd,
KIDDINGH.
GEMEENTEBEGROOTING.
Burgemeester en Wethouders der Ge
meente Texel brengen ter openbare ken
nis, dat de Begrooting van de inkomsten
en uitgaven der gemeente voor het dienst
jaar 1910, den Raad is aangeboden, en
gedurende veertien dagen, van den 8n
September tot en met den 22 September
aanstaande, ter Gemeentesecretarie voor
een ieder ter lezing ligt en, tegen be
taling der kosten, algemeen verkrijgbaar
is gesteld.
Texel, den 8 September 1909.
Burgem. en Weth. voornmd.,
W. F. HIDDINGH, Burgem.
RUIBING, Secretaris.
TEXEL, 11 SEPTEMBER 1909.
Een praatje naar aanleiding
van de raiddenstandsbeweging.
De middenstand klaagtdoch wie
klaagt er tegenwoordig niet
Grondarbeiders, '.vakmannen, onderwij
zers, ambtenaren en nog veel anderen,
zij klagen.
Of zij allen reden hebben tot klagen?
Volgens hen zelve, wel. De alge-
meene grief is, dat er te weinig wordt
verdiend.
Waar zulks nu in waarheid bestaat
waar het betreft het noodige voor
het dagelijksch onderhoud, daar is die
klacht zeker alleszins gewettigd. Doch
waar die klacht ontstaat omdat men
niet kan mededoen aan de steeds grooter
wordende zucht tot uitgaan, het aan
schaffen van luxe artikelen en meer
andere weelde, daar heeft toch zeker de
klaagtoon geen recht van bestaan.
Zien we maar om ons heen, letten
we maar op de steeds al grooter wor
dende eischen welke velen aan het leven
stellen, dan komt men tot de [conclusie
dat veler wenschen en eischen wel wat
overdreven zijn.
Menschen met een redelijk inkomen
hebben geen reden tot klagen wanneer
zij de tering naar de neriDg weten te
zetten. Edoch, aan dat ouderwetsche
achtten velen zich ontwassen en, waar
nu het budget van uitgaven eigenmachtig
en onverstandig hoog wordt opgevoerd,
ddAr wordt geëischt dat ook de inkom
sten daarmede gelijken tred zullen
houden. En waar dan zulks niet het
geval is, daar klinkt een klaagtoon.
En waarlijk, dezulken hebben geen
reden tot klagen, dat zijn ontevredenen.
Meer zij, die voor een schamel daggeld
moeten werken, wier verdiensten tenge
volge tijds- of andere omstandigheden
zoodanig zijn, dat zij voor het dagelijksch
bestaan op eenvoudige wijze voor hun
gezin er niet mede kunnen rondkomen.
En juist deze klagen het minst
Doch we zouden het over de midden
standsbeweging hebben. Over den mid
denstand die klaagt.
Wie behooren alzoo tot dien stand?
De spreker op de verg. alhier 6 Juli
in Hotel Texel gehouden zeide, niet te
kunnen aangeven waar de grens van
middenstander ophoudt.
Uit het gesprokene op eene vergade
ring elders in Januari 1904 gehouden,
diepen wij echter op dat tot den mid
denstand worden gerekend deze drie
hoofdgroepen, n.l. de handwerkers, (am
bachtsbazen) de kleine bezitters en de
winkeliers of handeldrijvenden midden
stand, welke stand door het groot-kapi
taal aan de eene zijde, de arbeiders aan
de andere zijde, gevaar loopt te worden
doodgedrukt.
Er zal in deze uitspraak zeker wel
eenige waarheid schuilen. Het groot
kapitaal, als zooveel sterker, is onge
twijfeld een kwade concurrent voor den
man die met een bescheiden kapitaaltje
moet werken en daarvan niet onmogelijk
nog hooge rente moet betalen. Het
groot-kapitaal overvleugeld allen en alles.
Merk maar op hoe de aanbiedingen van
dien kant steeds milder worden, waarop
helaas, door velen wordt ingegaan, ten
voordeele naar het heet voor zich zeiven,
of eenige corporatie, ten koste evenwel
van eigen ingezetenen neringdoenden. Nu
is het zeker zeer menschelijk dat iemand
zijn eigen voordeel tracht te behartigen,
maar waar dat voordeel tengevolge
heeft de verzwakking der zaken van
eigen ingezetenen, en daarvan mindere
koopkracht van dezulken het gevolg is,
daar wordt als 't ware in eigen inge
wand gewroet. Niet alleen neringdoen
den ondervinden zulks, ook bij verschil
lende vakken merkt men dit opvaak
wordt eigen industrie voorbijgegaan,
benadeeld, ter wille van het' schijnbaar
voordeel door het groot-kapitaal toegezegd.
En aan dat gevaarlijk spel doen velen
mede, zoowel winkeliers zeiven, als
anderen, zonder er aan indachtig te
zijn dat men den vijand versterkt en
eigen kracht verzwakt.
Ook overdreven, vaak minwaardige
concurrentie doet geen goed;— getuigt
zulks wellicht van het moeielijk staande
kunnen blijven, Jt zou ook kunnen ge
tuigen van hebzucht, evenals de uitstal
ling van zeer ver uiteenloopende arti
kelen in eenzelfde winkelkast.
Tengevolge van dit alles, en nog meer,
klaagt de middenstand- hoe daarin
verbetering aan te brengen
Zelfs de middenstanders zijn het daar
over nog verre van eens, naar het schijnt.
Dit blijkt wanneer wij nagaan de
besprekingen op het Middenstandscongres
gehouden, waar vooral om het „Crediet
vraagstuk" de discussiën zich bewogen.
Als eerste oorzaak van den ongun-
stigen toestand der Middenstand werd
daar genoemd het geven van lang crediet,
een gedwongen fraaiigheid van den mid
denstand volgens sommigen, waartoe de
concurrentie dwingt. De heer Fideldy
Dop noemde dat ruime crediet geven
een kanker voor den middenstand. De
winkeliers worden niet betaald, maar
zelve moeten zij op tijd betalen. Ge
stuurd moet worden volgens spr. in de
richting van contante betaling en beper
king van het crediet.
Een motie werd aangenomen, waarin
werd overwogen dat het beroep van
den middenstander niet is, geldschieter
te zijn aan particulieren
dat daardoor noodeloos bedrijfskapitaal
wordt vastgelegd
en waarin dus handiglijk uitgesproken
werd,1 dat het geven van crediet zooveel
mogelijk moet ;worden beperkt, indien
't kan met wettelijke middelen.
Wel wat ondeugend sprak Dr.Nouwens
zijn meening over het lang crediet
nemen door sommigen uit in het vol
gende rijm
Jan had veertien daag gekregen
Voor het stelen van een jas.
„Wie" zei Kees, „had kunnen denken
Dat Jan zoo onhandig was
In het stelen van een jas
Laat hjj doen als groote heeren 1
Die bestellen eene jas,
En komt men betaling vragen,
Wel, dan zeggen zij „Ik pas
En zij dragen toch hun jas.
Dit verfijnd zeggen van het bekend
gezegde „steel niet, doch koop en betaal
niet, dan blijft men je van 't lijf," ver
wekte Daar men denken kan niet weinig
hilariteit.
Een ander onderwerp aan welks be
spreking ook geruimen tijd werd gewijd
was de oprichting van credietbanken
door den staat.
Niet allen waren het over het nut
daarvan echter eens.
Een der aanwezigen stelde de nadeelen
van de credietbanken in het licht. Ten
eerste zal volgens hem, de oprichting
van credietbanken, het gevaar van lang
crediet, dat uit den booze is, in de hand
werkenvoorts zou er de oprichting
van zaken zonder voldoend bedrijfskapi
taal door bevorderd worden en zou er
tevens door bevorderd worden het te
groot en te veel inkoopen en het boven
zijn stand leven
Niettemin kwam de vergadering tot
deze conclusie
lo. De oprichting van credietbanken
door en voor den handeldrijvenden en
industrieelen middenstand, ter verster
king van tijdelijke credieten, isgewenscht.
2o. Daar het oprichten van crediet-
instellingen voor den middenstand een
levensvoorwaarde is, is het gewenscht
dat de regeering het initiatief tot oprich
ting steunt."
Naar men weet heeft thans ook de
Regeering deze zaak ter hand genomen
en wel door het instellen van eene
Euquette, teneinde daarnaar te beoordee-
len welke de oorzaak kan zijn van den
minder gunstigen toestand en te over
wegen wat moet worden gedaan om
daarin verbetering te brengen.
Dat zullen we nu afwachten. Er
zullen zeker vele fouten aan het licht
komen, welke bij de middenstanders
zelve bestaan, b.v. in boekhouding, te
groote levenswijze of wat dan ook,
terwijl ook het credietvraagstuk wel
onder de oogen zal worden gezien. Of
de Regeering door wettelijke middelen
daarin verbetering zal kunnen brengen
is een moeielijk te beantwoorden vraag.
Wanneer we ons echter herinneren
dat in 1904 alreeds eene staatscommis
sie werd ingesteld, welke in het vorig
jaar pas werd geïnstalleerd, dan kan
h9t goed zijn niet op een spoedige afdoe
ning te rekenenenzulke zaken gaan
met „bekwamen spoed."
't Kan echter goed zijn alreeds reke-
niDg te houden met hetgeen we weten,
alsook dat ieder het zijne er toe doe
het „credietvraagstuk op te heffen door
zooveel mogelijk contant te koopen,
indachtig aan de woorden van Franklin,
die in een volksboekje het koopen op
crediet aanwees als een voortreffelijk
middel om arm te worden en den winkelier
mede arm te maken.
Pen hoorn, 9 September.
Toen gisteren een onzer ingezetenen
zich met zijne huisgenooten met paard
en wagen naar den Burg begaf, schrok
het paard en sprong op zij, zoodat alles
in den bermsloot terecht kwam.
Inzittenden kwamen er gelukkig met
enkele ontvellingen af. De wagen daar
entegen had nog al belangrijke schade.
Bij den heer J. Bruin Azn. alhier
staat voor de tweede maal een rozen
struik in bloei.
Cocksdorp.
Bij de hofstede „Fortuin" in den pol
der Eendracht is men bezig eennorton-
pomp te slaan. Er is reeds eene diepte
van 130 voet bereikt, doch het water
is nog zout. De heer Jonk van Kolhorn
is de uitvoerder van het werk.
Wat voorbehoedmiddelen helpen.
Als „historisch" meldt men uit Hille-
gom aan de „O. Haarl. Ct.":
„Heden loste bij mij een schipper zijn
lading Schiedammer koemest. Zijn
watervat ziende vroeg ik hem vanwaar
hebt ge dat water, is dat zuiveT drink
water Tot antwoord't Is Maaswater.
Maar weet ge dan niet, dat Maaswater
besmet is met cholera-bacillen
„Nou ja, maar ik heb stroomend water
geschept.
„Maar waarom heb je toch geen water
uit de waterleiding genomen Dat is
toch overal te verkrijgen.
„Jawel, maar dit water zijn we gewoon
te drinken en 't is nu geen warm weer,
wij drinken niet zoo veel.
„Maar schipper, laat je vat leegloopen
en haal bij mij zuiver welwater.
„De schipper, gelost hebbende, voer
af met zijn vat Maaswater en gaf zich
niet de moeite zuiver water te nemen,"
Leve de eigenwijsheid 1
Vreemd geval.
Een veehouder in de Fr. Zuidwesthoek
trof een zijner joDgebeesten ongesteld aan
in de weide. Het dier taalde niet naar
voedsel, had het blijkbaar benauwd,
's Anderen morgens geen verbetering,
't zou wel doodgaan, zoo dacht de boer.
Doch zie, 't beest hoestte een paar
malen en daar schoot uit de keel
het restant van een snoek. Van stonden
aan begon de patient te grazen.
Een grapje van de „Figaro."
Nu weet men eindelijk waarom
wij al eenige maanden zoo frisch weer
hebben.
Dr. Cook heeft de Noordpool ont
dekt,
Wat zou dat?
En hij zal vergeten hebben, ze
weer toe te dekken.
TEXELSCHE COURANT.
Abonnementsprijs per 3 maanden.
Voor den Burg 30 Cts. Franco per post door ge
heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere
landen met verhooging der porto's.
Prijs der Advertenlièn.
Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Ct
Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte
berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer.