2318. Donderdag 16 December 1909. 23ste Jaargang Nieuws- en Advertentieblad. ELj Van week iot week. Uit blad verscliijut Woensdag- en Zaterdagavond Abonnementsprijs per S maanden. Voor de Borg 30 Cts. Franco per post door ge heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere landen met verhooging der porto's. Advertentiën vóór 10 nar op den dag der uitgave Prijs der Advertentiën. Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Ct. Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer. ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGEVELD& DE R O O IJ, Parkstraat, Buna op Texel. i. 9e VOLKSTELLING. Burgemeester en Wethouders der ge meente Texel brengeD, onder verwijzing naar de op de gemeente-publicatieborden aangeplakte bekendmakingentor alge- meene kennis, dat dit jaar zal gehouden worden de 9e algemeene tienjaarlijksche volkstelling. Ten behoeve van deze volkstelling moeten opgaven worden verstrekt, die gevraagd worden op kaarten, welke tusschen 26 December 1909 en 1 Januari 1910 zullen worden rondbezorgd en da delijk na Nieuwjaar zullen worden terug gehaald. Het hoofd van ieder gezin, elke af zonderlijk levende persoon of de bestuur der van iedere' instelling, gebouw, ge sticht of schip, waar de kaarten worden bezorgd, is verplicht voor de behoorlijke invulling zorg te dragen. Overtreding van de voorschriften be treffende de volkstelling wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste f 100. Op verzoek der Regeering noodigen Burgemeester en Wethouders allen met aandrang uit, door nauwkeurige en vol ledige invulling der kaai ten tot het welslagen der volkstelling mede te werken. Texel den 9 December 1909. Burgem. en Weth. voornoemd, HIDDINGH, Burgem. RUIBING, Secretaris. JACHT. De Burgemeester van Texel brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de volgende bekendmaking is aangeplakt De Commissaris der Koningin in de provincie Noordholland Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten dier provincie dd. 1 dezer no. 28; Gelet op artikel 11 der Jagtwet; Brengt ter kennis van belanghebben den, dat in Noordholland: a. de jacht op klein wild, met uitzon dering van die op houtsnippen, zal worden gesloten op Vrijdag 81 De cember 1909, met zonsondergang; b. de jacht op grof wild zal worden gesloten op Maandag 31 Januari 1910, mot zonsondergang, dat alzoo, op grond van het bepaalde bij het eerste lid van art. 27 der aan gehaalde wet, het verkoopen, te koop uitstallen en vervoeren van het hierbe- doelde klein wild uiterlijk tot en met 14 Januari 1910 en van grof wild uiterlijk tot en met 14 Februari 1910 zal mogen plaats hebbeü. En zal deze in het Provinciaal blad worden geplaatst en voorts in elke ge meente van Noordholland worden aange plakt. Haarlem, 8 December 1909. De Commissaris der Koningin vnd., VAN TIENHOVËN. Texel, den 14 December '1909. De Burgemeester voornoemd, HIDDINGH. 4—11 Dcc. Onzo volksvertegenwoordigers haasten zich om met den begrootingsarbeid voor het Kerstrecös gereed te komen. In de afgeloopen week moesten alweer eonigc avondvergaderingen worden gehouden. De begrootingen voor marine, landbouw en waterstaat zjjn thans ook afgedaan. Gavon de beide laatsten geen aanleiding tot breed voerige besprekingen, die van marine hiuld de Kamer nogal eenigen tijd bezig. Minister Wentholt heeft heel wat aanvallen te ver duren gehad. Niet alleen van de sociaal democratische sprekers die bij Marine als naar gewoonte steeds in oppositie zijn, doch ook van liberale zijde. Inzonderheid was het de heer Thomson die den minister te lijf ging over de voorrechten die de regcering aan den Kanonnenkoning Krupp verleent en zulks naar men vreest ten koste onzer schatkist en van onze vloot zelf. Het gevolg van dat verzet was een geheime zitting waarin de details der kwestie onder de oogen werden gezien en als gevolg daarvan alweer broeden er enkele kamerleden op een voorstel tot het instellen van een parlementaire commissie van onderzoek. Doch niet alleen van de linkerzijde kreeg de minister den wind van voren, doch ook de rechterzijde had heel wat aan te merken. De liberale minister Wentholt schijnt zich nog niet al te best bij de „christelijke" regeering te kunnen aansluiten want zijn houding omtrent de behartiging der geestelijke be langen van het marinepersoneel was de „christelijke" Kamermeerderheid volstrekt niet naar den zin. Ze wil b. v. dat de minister de moderne preekenbundels waar uit den matrozen 's Zondags wordt voorgele zen, vervangen worden door van orthodoxen geest zijnde, waarop de minister deD afge vaardigde Ds. Van der Voorst van Zijp, die in deze de kat de bel had aangebonden uit- noodigde tot het houden van besprekingen over een nieuwen preekenbundel op het ministrieel departement, een uitnoodiging die nogal wat hilariteit verwekte. Deze „terechtzetting" van den liberalen bewindsman uit het christelijk kabinet was evenwel nog niet het ergste. De anti revolutionaire afgevaardigde Duymaer van Twist, gevolgd door de geheele rechter zijde bezorgde den minister een leelijke nederlaag, door een motie aan te nemen waarin de minister uitgenoodigd wordt om het marinepersoneel te vergunnen in huis te eten, niettegenstaande de minister deze motie had bestreden en verklaard had dat de aanneming er van voor hem hoogst onaangenaam zou zijn. De rechterzijde heeft zich er niet aan gestoord. Eén troost voor den minister, dat hij tenslotte zijn begrooting er nog doorhaalde met een behoorlijke meerderheid. Over de Waterstaatsbegrooting werden geheel geen algemeene beschouwingen gehouden, zoodat minister Regout een zeer gemakkelijke taak had. Ook de Land bouwbegroting liep nogal flot van stapel, doch alleen doordat het debat over minister Talma's verzekeringswetten opgeschorst werd tot Februari. Dan zal de boter wel geld kosten. —o—o—o— De Duitsche Rijksdag is zooals we reeds in ons vorig overzicht schreven weder bijeen. Tot nog toe bepaalden zijn werk zaamheden zich hoofdzakelijk tot het rege len van verschillende huishoudelijke zaken. Toch werd er in de afgeloopen week een interpellatie gehoudeD overeen onderwerp waarover we onze lezers wat nader meenen te moeten inlichten. De interpellatie betrof hetKieler Werfproces. Voor het „Schwur- gerioht" is dezer dagen in een reusachtig proces uitspraak gedaan. De zaak komt ongeveer op het volgende neer. In het voorjaar van 1908 werden enkele ambtenaren van de rijkswerf te Kiel ver dacht zich to hebben laten omkoopen door bandelaars, die geregeld zaken met de werf deden. Den BerJijuschen commissaris van politie werd een onderzoek opgedragen en als gevolg daarvan werden al spoedig ge vangen genomende directeur van het werfmagaziju Heinrich, de koopman Fran- kenthal, de magazijnmeester Chrunst do meesterkneoht Riecken, do gewezen op zichter Fassbuttcr, do Hamburgsche koop lieden Jacobsohn Sr. en Jr. Brakel en de Kielsche koopman Brakel. Do dagvaarding vermeldde, dat in de afgeloopen 10 jaren de werf bestolen is voor miljoenen en dat kolossale hoeveel heden oud-matriaal, soms zeer waardevol verduisterd zijn. Ofschoon er ernstige nanwijzingen waren tegen de verdachten en etnige hunner volmondig erkenden tegen geldelijke be- loouing groote hoeveelheden materiaal door valsch te wegen hadden zoek gebracht toch werden de beklaagden vrijgesproken op grond van de getuigenverklaringen dat er op de werf bij de behandeling van oud- matriaal de grootste wanorde heersehte, dat de beambten niet berekend waren voor hun taak, dat er geen contróle was, dat er bijna geen boek gehouden werd in één woord dat het een „rommelzoodje" was. Ofschoon vaststond dat de beklaagden van deze wanorde schromelijk misbruik hadden gemaakt toch kon deswege geen veroordee ling volgen. Na een behandeling, die meer dan een maand duurde, volgde vrijspaak. In den Rijksdag nu is over de kwestie geïnterpelleerd en stemde de minister toe dat de toestand zeer slecht was geweest. Thans is er verbetering aangebracht. De socialisten hebben evenwel het voorstel ingediend om een parlementaire en quêtte in te stellen. De zaak is dus nog niet uit. o o—o Na bovengenoemde interpellatie heeft de Rijksdag een aanvang gemaakt met de begrootingsarbeid. Vooraf hield de rijks kanselier een redevoering, zijn eerste als zoodanig, waarnaar natuurlijk met belang stelling werd uitgezien. Immers tot nog toe had de opvolger van Von Bulow zich niet uitgelaten over de politiek welke hij denkt te volgen en dat men nieuwsgierig was om dit te weten ligt voor de hand, na de gebeurtenissen van den laatsten zomer, die in den Rijksdag zoo'n groote verandering hebben teweeg gebracht. Von Bethman Holweg heeft dan gespro ken, niet zooals Von Bulow gewoon was, met veel knaleffect en schittering van vlammende woorden dat kan de nieuwe functionaris eenvoudig zoo niet doch kalm, bedaard en wel overwogen. En het dient tot zijn eer gezegd, dat hij de Rijks dagpartijen niet in het onzekere heeft ge laten over de vraag, welken weg hij in de toekomst zal bewandelen. Er is geen twijfel aan, de nieuwe kanselier zal de zijde van het centrum en de conservatieven kiezen, al wil hij ook niet officieel zich aansluiten bij het conservatief clericale blok. Duidelijk sprak hij den wil uit om voort te gaan op den weg, dien hij betreden had ni'et de onderleekening van de financieele hervorming. Van een constante meerder heid, een blokpolitiek dus, wilde hij niets meer weten. Zonder te letten op politieke groepeering zou hij regeeren. Een parle mentaire regeering wilde hij niet. Of de heeren onderling verbitterd waven of niet, de credieten moesten zij toestaan. Hij zelf had in de begrooting alle mogelijke zuinig heid betiacht, al zou 's lands weerbaarheid Diet daaronder lijden. Hij weerlegde of verontschuldigde zich over conservatieve klachten, dat hij niet ingegrepen had bij den feilen strijd tegen de nieuwe lasten. De regeering had onjuiste voorstellingen verbeterd meer doen zou niet gebaat hebben. Daarvoor was de opwinding te groot. En kritiek op de nieuwe lasten valt zoo gemakkelijk. In zijn verdere rede, die in de lijn viel van 't conservatief-clericale blok, poogde hij de nationaal liberalen tot ander inzicht te brengen. Bij een scherp getrokken politieke grenslijn maakt slechts het radicalisme goede zaken. Duitschland kon zich de weelde niet veroorloven van in twee onder ling verbitterde politieke kampen verdeeld te zijn. Een groote partij mocht haar ver leden niet verloochenen. —o—o—o— Voor de Spanjaarden kwam in de afge loopen week aangenaam nieu ws uit Marokko. De reservisten van de Catalonische brigade zijn ingescheept en naar hun mooi Cata- loniö teruggekeerd. Dat kan als het begin van de terugtrekking der overtollige troepen worden beschouwd, beteekent het einde van den Spaanschen vcridtocht in Marokko. Reeds de vorige week konden de Spaan- sclie troepen zich meester maken van de hoogten der Atlaten zonder dat één schot gelost behoefde te worden. De Moorsche strijdmacht was zoo uitgeput dat ze geen tegenstand meer kon bieden. De eene sterkte na de audero hebben deSpaansche troepen kunnen nemen cn de opstande lingen komen zich bij groote aantallen onderwerpen. De geheole Goeëlayastreele waar bet verzet zijn brandpunt vond is onderworpen wat eveneens het geval is met de streek, van Ouebdana. Ook beheerschen de Span jaarden de vlakte van Boe Erg en de monding van de Moelaya. Voor eenige dagen werd dan ook in den Ministerraad het besluit genomen om ge leidelijk de troepen uit Noordelijk Marokko terug te trekken, daar de veldtocht als geëindigd kan worden beschouwd. Dat het bericht in Catalonië met blijdschap ontvangen zal zijn ligt voor de hand. Men herinnert zich hoe daar een heftig protest opging tegen het uitzenden van de reser visten naar het oorlogsveld, hoe daar nau welijks een revolutie gekeerd kon worden. Ook in Frankrijk zal met genoegen het terugroepen der Spaansche troepen gezien zijn. Men maakte zich daar al sedert eenigen tijd een beetje ongerust over SpaDje's op treden in Marokko, zoo ongerust zelfs dat een der eerste generaals van het land zijn stem vol waarschuwing meende te moeten laten hooren, met het bekende gevolg dat bij zelf de dupe werd. Of Marokko nu voorloopig weer van het lijstje onzer belangstelling verdwijnen! zal, wagen we niet uit te maken, 't Is en blijft een te gevaarlijke buurt om er voor spellingen aan te wjjden. We willen in- tusschen het beste hopen. —o—o—o— Niet alleen Engeland, ook Italië wordt door een politieke crisis bezocht. Daar is het d.1. het kabinet dat het bijltje er bij neergelegd heeft. Weliswaar kwam het bericht daarvan niet geheel onverwacht, maar dan toch nog eerder dan vermoed werd. Reeds sedert lang was het voor Giolitti en zijn kabinet allesbehalve vol rozengeur en maneschijn. Verschillende stormen hebben ze moeten doorstaan en ze kwamen er steeds nog weer heelhuids af. Giolitti is niet te vergeefs een geslepen politicus iemand die handig weet te manoeu vreeren en tot nog toe steeds de parlemen taire situaties wist te beheerschen. Na de woelige marinedebatten in Juli j.l. waarin aanvankelijk de regeering heel zwakjes stond, maar aan het slot, alweer door Giolitti's politieke handigheid, de kansen zeer ten gunste veranderd waren, ging de Italiaansche kamer 47s maand met vacantie. Een tijd van rust waarin de gemoederen wat tot kalmte konden komen en de deputatie zich konden voor bereiden op den parlementairen strijd die ongetwijfeld weer komen zou. Die strijd is inderdaad niet achterwege gebleven al liep hij dan ook niet over de marine-aan gelegenheden. De strijd ontbrandde n.l. over de nieuwe belastingen. Financieele hervormingsplannen zijn in den regel nogal gevaarlijk voor de regee- ringen die zich er mee bezighouden. We zien dat in Engeland en in de politieke verwarring bij onze Oostelijke buren niet minder. Ook Giolitti, de politieke rat is er door in den val geloopen. De oppositie in de Kamer had hij nog steeds op een afstand kunnen houden, zelfs bfj de scheep vaart- en marine-debatten, maar bij de financieele ontwerpen is hem dat niet mogen gelukken. Na SoDniDO spottend de minister van 100 dagen genoemd en die over zijn be- lastingontwerp struikelde was Giolitti de eerste die het waagde de deputatie te onthalen op nogal ingrijpende belasting voorstellen, waarvan de eigenlijke bedoeling was de armen te ontlasten en de verzwa ring van den druk te brengen op de schouders van de vermogenden. Reeds in 1903 had Giolitti de noodza kelijkheid daarvan bepleit toen hij feitelijk reeds leider van het Kabinet was. En dat het hem ernst was met het voornemen tot uitvoering van deze democratische her vormingen bewees het feit, dat hij reeds vroeger de belasting op het meel en die op andere artikelen, die een belangrijke plaats innemen in de dagelijksche behoeften van het volk, verminderde. Thans wilde hij dat werk voortzetten door ook de hooge belasting voor de dure suiker te verlagen met de helft, opdat de suikerindustrie breeder haar vleugels zou kunnen uitslaan en de minder gegoeden beter van het uit een oogpunt van voedingswaarde zoo be langrijk product zouden kunnen profiteeren. Het gevolg daarvan zou zijn dat de schat- TEXELSCHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1909 | | pagina 1