N°. 2334.
Donderdag 10 Februari 1910.
23ste Jaargang
Nieuws- en
Advertentieblad.
Van week tof week.
Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond
Abonnementsprijs per 3 maanden.
Voor de Burg 30 Cts. Franco per post door ge
heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere
landen met verhooging der porto's.
Advertentiën vóór 10 nnr op den dag der nitgave
Prijs der Advertentièn.
Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Ct.
Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte
berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer.
ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGEVELD& DE ROOIJ, ParkstraatBuro op Texel.
IN MEMORIAM.
Het was een lange rouwstoet welke
zich Zaterdagmiddag naar de algemeen e
begraafplaats begaf, alwaar het stoffelijk
overschot van onzen geachten plaats
genoot, den heer Fokke Keijser, in leven
oud-Wethouder van Texel, ter aarde zou
worden besteld.
De wijdvertakte familiestam waarop
de fam. Keijser alhier mag bogen, maakte
de stoet alreeds van beteekenis, doch
in den rouwstoet merkte men ook op
tal van vrienden van den overledene,
zelfs die van elders waren gekomen
om den overledene de laatste eer te
bewijzen.
Wanneer er iets mag getuigen van
waardeering van het werk van hem
wiens stoffelijk overschot thans naar den
doodenakker werd gebracht, dan was
het zeker wel de aanwezigheid van twee
oud-Burgemeesters van Texel, de heeren
Jhr. Strick van Linschoten, burgemeester
van Beverwijk, en De Joncheere, burge
meester van Hoorn, bij wien de aandrang
tot de laatste eerbewijzing aan den oud-
Wethouder zoo sterk was, dat zij daar
voor een reis naar Texel ondernamen.
Meer toch dan iemand anders konden zij
weten wie en wat de heer Keijser was
in zijn ambtelijke betrekking en voor
de gemeente.
De heer K. was meer dan 25 jaren
lid van Texels gemeenteraad en Weth.
Hij bekleedde dat ambt bij vijf ver
schillende Burgemeesters en 't is bekend
dat zijn adviezen steeds op hoogen prijs
werden gesteld ook bij hoogere collegiën.
Onder zijn medewerking kwam veel tot
stand wat ten nutte der gemeente mocht
strekken en waar hij zich somtijds meende
te moeten verzetten tegen gedane voor
stellen, dan voerde hij daarvoor z.i. ge
gronde motieven aan.
Een minder goede verhouding of wel
een minder aangename samenwerking
in zijn ambtelijke betrekking deed hem
hoewel noode voor een paar jaren
geleden besluiten als Wethouder en als
lid van den Raad te bedanken. Toch,
al was hij tot het ambteloos leven terug
gekeerd, ging hij nog steeds op in dat
gene waarin hij zoovele jaren had ge
werkt, waartoe hij zijn beste krachten
had gegeven: het belang der gemeente.
Menigeen die hem bezocht en met hem
sprak, kon zich daarvan overtuigen.
De heer Keijser werd in korte dagen
tot de vaderen geroepen. Hoewel menig
een den schijnbaar krassen man nog
menig jaar levens zou hebben gegeven
althans niet zulk een spoedig einde zou
hebben verwacht, maakte de dood zeer
onverwacht een einde aan zijn leven.
Een ziekbed van slechts enkele dagen
deed hem heengaan.
Behalve in de gemeentelijke betrekking
had de heer K. ook gedurende vele
jaren met groote ambitie zijn krachten
gewijd aan de Kerkelijke gezindte waar
toe hij behoorde. Geen wonder dat de
oud-predikant dier gemeente, Ds. Bakels,
zich geroepen gevoelde om van elders te
komen en in den rouwstoet plaats te
nemen om den ouden vriend de laatste
eer te bewijzen, evenzoo de WelEd. Heer
Dr. Timmer, die als huisdocter en vriend
zoo meermalen in den Heer K.'s woning
vertoefde en thans ook van elders was
overgekomen.
Ook aan het vereenigingsleven onttrok
de heer K zich niet; voerde hij daar al
niet den hoofdtoon, hjj werd er gaarne
gezien en zjjn oordeel werd zeer op prijs
gesteld. Hij wist zich ook daardoor vele
vrienden te verwerven, welke hem ook
nu de laatste eer wilden bewijzen.
V.m 's mans weldoenden geest zullen
wjj niet gewagen; over in stilte weldoen
wordt in den regol de groote trom niet
geroerd; toch hebben wij grond te ver
moeden dat tengevolge het overlijden
van den heer K., eenige stille gave wel
eens achterwege zal kunnen blijven.
In het sterfhuis sprak de Pred. der
Doopsgez., Ds. Kuperus, een gevoelvol
woord tot familie en verdere aanwezigen.
Aan de groeve sprak Ds. Bakels en
schetste den overledene als zijn hoog
geachte vriend, dien hij tal van jaren
had gekend en gewaardeerd als iemand
met een edel karakter, op wiens woorden
men aan kon.
De rede van den eerwaardigen heer
Bakels gaf blijk van innig medegevoel
en oude vriendschap. Een keurige
krans van den Gemeenteraad dekte de
lijkkist.
De heer J. S. Dijt bedankte als familie
lid de aanwezigen voor de laatste eer
den overledene bewezen.
De laatste plicht was vervuld en men
verliet den doodenakker. Van den ouden
familiestam der Keijser's was een dei-
oudsten heengegaan. De gemeente heeft
in den heer Fokke Keijser een man
verloren wiens hart gloeide voor de
welvaart van het eiland, voor Texel,
dat hem lief was.
Hij ruste zacht
o
Het doet ons genoegen hieronder nog
te kunnen mededeelen, dat de heer
Keijser ook nu nog bewijs heeft gegeven
van belangstelling in zaken ten algemeene
nutte. Bij testamentaire beschikking
toch legateerde hij aan de Alg. Bewaar
school alhier (welke reeds eerder zijn
steun ondervond) een som van 2000 gulden
vrij van successierechten. Naar zich
verder verluidt werd door hem een
bedrag van 3000 gulden vermaakt tot
verfraaiing van onze woonplaats.
Een voorbeeld tot navolging.
29 Jan.—5 Fcbr.
De kerstvacantie van ons Hoogerhuisis
weder teneinde en in de afgcloopen week
zijn de zittingen weder begonnen. Door
de verkiezing van Jhr. Mr. Roëll, oud voor
zitter der Tweede Kamer, die zooals men
weet bij de jongste kamerverkiezingen niet
herkozen werd, is de Eerste Kamer weder
voltallig geworden. Zooals den lezer bekend
is, vaardigde Zuid-Holland deze parlemen
taire veteraan af voor de vacature ontstaan
door het overlijden van Mr. Vening Meinesz
en ongetwijfeld had men moeilijk een betere
keuze kunnen doen. De heer Roëll heeft
in zjjn jarenlangen parlementairen arbeid
reeds lang zijn sporen verdiend en niet
ten onrechte werd het bij de periodieke
verkiezingen in den afgeloopen zomer ten
zeerste betreurd, dat hij voor een ander
„onbekende grootheid" zjjn zetel moest
ontruimen. Zijn benoeming tot lid der
Eerste Kamer kan als een aanwinst be
schouwd worden van dezen tak onzer
volksvertegenwoordiging.
De kamer is hare werkzaamheden thans
begonnen doch waarschijnlijk zullen d6
heeren het zich niet heel druk maken. De
behandeling der begrootingon is aan de
orde, doch als men let op de vrij magere
verslagen dan kan geiust gezegd worden
dat do begrootingsarbeid in een paar weken
af zal loopen en de Senaat vermoedelijk
alweer met vacantio naar huis zal zijn
als de Tweede Kamer bijeen zal komen.
Wat deze laatste betreft zal naar reeds
eerder door ons medegedeeld werd waar
schijnlijk het afdeelingsonderzoek van het
enquete voorstel van Troelstra een der
eerste werkzaamheden der kamer zjjn. De
afgeloopen week heeft evenwel een ver
rassing gebracht die op dat voorstel onge
twijfeld wel eenigen invloed zal uitoefenen.
De „eereraad" van Dr. Kuyper is n.l. inge
steld en daardoor is het vermoeden, dat
in den laatsten tijd al luider geuit werd,
n.l. dat Dr. Kuyper de heele zaak maar
„blauw-blauw" wilde laten onjuist gebleken.
Zooals thans blijkt heeft op verzoek van
Dr. Kuyper de voorzitter der Eerste Kamer
de heer baron Schimmelpenninck van der
Oije van Hoevelaken zich met het vormen
van de z.g. „Eereraad" belast, waarin zit
ting zullen hebben Jhr. Mr. P. J. van
Swinderen, vice-president van den Raad
van State, Mr. H. J. Kist, oud-procureur-
generaal bij het gerechtshof te Amsterdam
en Jhr. Mr. A. P. C. van Karnebeek, oud
minister van buitenlandsche Zaken en lid
der Tweede Kamer.
Naar het „Handelsblad" mededeelde is
deze „Eereraad" of zooals ze anders
genoemd wordt, „commissie van beoordee
ling" niet voornemens dadelijk het onder
zoek aan te vangen, dit zal niet eerder
geschieden dan nadat de kamer eene be
slissing genomen heeft over het enquête-
voorstel van den heer Troelstra en dit
verworpen wordt. Wordt het daarentegen
aangenomen, zoodat er een parlementaire
enquête ingsteld zal worden, dan zal de
„Eereraad" zich niet verder met de kwestie
inlaten.
Nu naar het ons wil voorkomen we
hebben dat ook reeds bij vorige gelegen
heden gezegd is de kans al heel gering
dat de parlementaire enquette ingesteld
zal worden.
't Is intusschen te hopen dat het niet
te lang meer behoeft te duren dat de
waarheid in de onverkwikkelijke Lintjes
kwestie aan het licht is gebracht,
—o—o—o—
De verkiezingen in Engeland zijn thans
achter den rug en de uitslag is geworden
zooals we reeds eerder voorspeld hebben
De regeeringsmeerderheid is zoo onbedui
dend gewerden, dat de regeering den steun
der Arbeiders-afgevaardigden en der Iersche
nationalisten niet zal kunnen missen. De
unionisten hebben 106 zetels gewonnen en
de liberalen een 100-tal verloren, zoodat ze
thans bijna even sterk zijn in het parlement.
Vermoedelijk zal aan de regeering den
steun der Arbeiders-afgevaardigden en Ieren
wel niet geweigerd worden, dochvoor
wat hoort wat. De kans dat Ierland eens
zjjn zelfregeering zal krijgen is met deze
verkiezingen zeer verbeterd.
Zooals te begrijpen is houden de Engel-
sche bladen zich hoofdzakelijk bezig met de
vraag wat de regeering zal doen. Vermoede
lijk zal wel allereers weer de door de Lords
teruggewezen begrooting aan de orde komen
en uit de houding di6 de Ieren daarbij
aannemen, zal wel voor de toekomst een
gevolgtrekking te maken zijn. Bij de vorige
behandeling in het Lagerhuis stemden ze
in tweede leziDg tegen en onthielden zij
zich bij de derde lezing. Dat spelletje
zullen ze dezen keer niet kunnen spelen,
zonder de regeering in gevaar te brengen.
Met belangstelling mogen de komende
gebeurtenissen afgewacht worden.
o—o o
In de Duitsche pers heeft men in de
afgeloopen week het druk gehad over een
voorval op de Rijksdagzitting van den
vorigen Zaterdag. Bij de behandeling der
oorlogsbegrooting had de Pruisische jonker
von Oldenburg het ongeluk zijn mond wat
voorbij te praten. Men weet dat de Prui
sische jonkers over 't algemeen weinig
eerbied koesteren voor de vertegenwoordi
ging die door het volk gekozen is. Voor
hen is „der Kaiser absolut" nog altijd een
lievelingsdenkbeeld en von Oldenburg heeft
dit op een ongelegen oogenblik in de Rijks
dagzitting laten blijken op een wijze die
een storm van protest deed opgaan. In
zijn redevoering zei hij o. a., dat aan de
meening van den Rijksdag tegenwoordig
een gewicht toegekend wordt als hij vroeger
nog nooit gekend had. De koning van
Pruisen en de Duitsche Keizer moest vol
gens hem in staat zijn om tot eiken luite
nant te zeggen„neem 10 man en sluit
den Rijksdag". Een echt conservatieve
opvatting die evenwel op de aanwezige
Rijksdagleden een geheel verkeerden indrnk
maakte. Een storm van protest van alle
kanten brak los en niet alleen tegen den
spreker die zoo den Rijksdag gehoond had
doch ook tegen den voorzitter die den
spreker maar rustig zijn gang had laten
gaan.
De afgevaardigde Ledeboer riep dan ook:
„Waar is de president?" maar toen bleek
dat deze er wel was, want hij verklaarde
van dergelijke uitroepen niet gediend te
zijn en riep Ledeboer tot de orde. Intus
schen verwekte de uitdrukking van den
Pruisischen jonker Von Oldenburg een
groot tumult in den Rijksdag en bijna
door alle partijen werd ze scherp afgekeurd
en gelaakt. Ook in de pers is ze druk
besproken en in zeer ongunstigen zin.
Behalve in de bladen der conservatieven
en agrariërs die de uitdrukking trachtten
te verzachten en de spreker in bescherming
namen.
Een gevolg van de kwestie is geweest
een interpellatie door Ledeboer over de
houding van den president. Die werd echter
Dinsdag gehouden en toen was de „storm
in 'n glas water" al gestild en de interpel
latie viel in het water,
Zullen de jonkers ook wat geleerd hebben
uit deze kwestie?
—o—o—o—
We kunnen niet eindigen over Duitsch-
land zonder ook even melding gemaakt te
hebben zij het dan kort van het
besluit van den Bondsraad waarbij in be
ginsel besloten werd tot het heffen van
scheepvaartrechten op de groote rivieren
in het geheele land de z.g. riviertol. Reeds
voor lange jaren was in de Grondwet
vastgelegd dat de riviertol afgeschaft was,
maar de Pruisische agrariërs, die uit alles
liefst geld willen halen voor den Staat
behalve uit hun eigen zakken, hebben in
de laatste jaren onafgebroken geijverd om
tot een riviertolheffing te geraken en in
1905 gelukte het- hun door mede te werken
tot het tot stand komen der scheepvaart
wetten de regeering de belofte af te dwin
gen dat deze aan het vrije verkeer op de
wateren een einde zou maken. Daarvoor
was evenwel ook de medewerking noodig
van de andere Bondstaten en na lang overleg
en met vele beloften, hebben deze zich
laten overhalen tot die medewerking. Zoo
werd in de deze week gehouden vergade
ring van den Bondsraad in beginsel tot
tolheffing besloten. Waarschijnlijk zal nu
ook op onze regeering een beroep worden
gedaan om den Rijkstol weer in eere te
herstellen doch of dat zoo gemakkelijk zal
gebeuren is zeer de vraag. In elk geval
we zullen er binnenkort wel meer van
hooren.
Ten slotte willen we ook nog even ver
melden dat thans ook het wetsontwerp
der Pruisische regeering tot herziening van
het zoo ellendig slechte kiesrecht ingediend
is. Voor de vooruitstrevende groepen in
den Landdag zal dit ontwerp een groote
teleurstelling zijn omdat de verbeteringen
TEXELSCHE COURANT.