N°. 2488. Bonder dag 3 Augustus 1911. 24ste Jaargang Niejuws- en Advertentieblad. Binnenland. Van week tot week Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond Abonnementsprijs per 3 maanden- Voor de Burg 30 Cts. Franco per post door ge heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere anden met verhooging der porto's. Advertentiën vóór 9 nnr op den dag der nitgave Prijs deoAdvertentièn. Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer S Ct. Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer. ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de TJitg. Firma LANG-EVELD& DE ROOIJ, ParkstraoA, Burg op Te x e l 22—39 Juli. De belangrijkste gebeurtenissen der afge- loopen week was voor ons land wel bet bezoek door H. M. de Koningin aan België gebracht. Er werd reeds lang te voren druk over dit bezoek geschreven, vooral in de Belgische bladen. Eu deze hebben ook op de allervriendelijkste wijze het welkom toegeroepen aan onze Vorstin en Haar Gemaal bij hun komst binnen de Belgische grenzen. Men heeft Koningin Wilbelmina geëerd als „de Koningin van 't broedervolk der Nederlanden" als „de edele vrouw die den stokouden president Kruger minzaam heeft bejegend" enz. Er is in de laatste jaren tusschen België en ons land veel toenadering merkbaar. De handels- en nijverheidsbetrekkingen hebben zich uitgebreid in de laatste jaren en het bestaan eener Nederlandsche Belgische commissie wijst reeds op de aanwezigheid van gemeenschappelijke gevoelens en ge meenschappelijke belangen. Weliswaar zal naar luid der offlcieele berichten het Konink lijk bezoek aan België alleen beschouwd moeten worden als een vriendschapsbezoek maar dat neemt niet weg dat het mee zal werken om de banden tusschen België en Nederland te versterken, iets waarop beide landen met hun evenwijdig loopende be hoeften ook voor de toekomst aangewezen zijn. o—o o Onder de verschillende helaas even nood zakelijke als zegenrijke Rijksinstellingen neemt het Rijksopvoedingsgesticht „Veld zicht" te Avereest stellig een niet onbe langrijke plaats in. Vooral niet nu het geheel vernieuwd en vergroot is geworden en daardoor in overeenstemming gebracht is met de behoeften en eischen van den tegen- woordigen tijd. Dat de beteekenis van deze inrichting ook in regeerings- en andere hooge kringen gewaardeerd wordt is wel overtuigend gebleken bij de dezër dagen plaats gehad hebbende opening van het geheel vernieuwde gesticht, dat thans staat onder leiding van den sympathieken heer J. C. Duburg. Niet alleen liet de regeering bjj die gelegenheid van haar belangstelling blijken, doordat de minister van Justitie de heer Mr. E. R. H. Regout persoonlijk aanwezig was om een redevoering te houden doch ook Z. K. H. Prins Hendrik had ge meend zich in dezen niet onbetuigd te moeten laten, toen Hem verzocht werd, de openingsplechtigheid te vervullen. Niet ten onrechte wees minister Regout er op, dat het nieuwe gesticht „Vejdzicht" spreekt van de nieuwe idëe der dwang- opvoeding en getuigenis aflegt van de nieuwe roeping der regeering, zooals deze zich door de kinderwetten daarvan is bewust geworden. Dit gesticht aldus de minister spreekt voor zich zelfhet beoogt voor zijn speciaal doel een evenbeeld te zijn van de vele particuliere gestichten, die in ons land verrezen of in aanbouw zijn en met hen en de gezinsverzorging een har monisch geheel vormen voor de geheele dwangverpleging die reeds nu een getal van 7000 kindoren omspant. Ook door Prins Hendrik werd ter opening der stichting een redevoering gehouden en daarin zeide Z.K. H. o. m.„Verstandelijke godsdienstige en lichamelijke ontwikkeling kan hier worden geschonken aan de knapen bjj wie do wil om het goede te bereiken niet geheel is uitgedoofd. Zulk een inrich ting is inderdaad een aanwinst voor het vaderland, waarop wjj trotsch mogen zijn waarvan voor de toekomst en waarvoor groote offers niet vergeefs zullen zijn gebracht". Z. K. H. besloot aldus„Moge Gods zegen rusten op dit gesticht en zijne leiders. Moge het hun gegeven zijn aan de maat schappij te schenken, krachtige, jonge mannen, menschen van karakter, van ken nen en kunnen, jonge mannen, bezield van burgerdeugd en godsdienstzin, van liefde voor Koningin en Vaderland". Met dezen wensch zuilen onze lezers ongetwijfeld instemmen. oo o— De Marokkokwestie heeft in de laatste dagen heel wat spanning in Europa ver oorzaakt. Ze scheen zelfs zulk een gevaar lijke wending te zullen nemen dat het gevaar voor een Europeesche oorlog onder de oogen werd gezien. Hoofdzakelijk was dit een gevolg van de houding door Enge land en ten opzichte van Duitschland's optreden aangenomen. Zooals men weet besloot Duitschland tot het zenden van een oorlogsschip naar de haven van Agadir, naar het heette om te waken voor de belangen der Duitschers in Marokko. Achteraf wordt het evenwel duidelijk dat Duitschland ook nog een andere bedoeling koestert. Het stelt zich op het standpunt dat Frankrijk de acte van Algeciras krach teloos gemaakt heeft, dat dit land bezig is veroveringen in Marokko te maken of liever gezegd, al gemaakt heeft en dat Duitsch land daarom trachten moet ook wat van „de stokvisch" te krijgen. Onderhandelingen zijn daarover tusschen Duitschland en Frankrijk geopend en mag men de berichten gelooven dan verlangd Duitschland wat voorrechten op andere landstreken in Afrika. De rede door den Engelschen minister Lloyd George dezer dagen op een banket der Londensche bankiers gehouden werkt echter als een knuppel in een hoenderhok. De Engelsche minister toch liet niet on duidelijk uitkomen dat Engeland zich in de kwestie niet in den hoek liet dringen en het in ieder geval, hoe de uitslag dei- onderhandelingen ook mocht zijn, geen schade van de zaak wilde hebben. De rede was in een vorm gegoten die haar tot een ernstige waarschuwing stempelde aan het adres van Duitschland. De Duitsche bladen waren allesbehalve ingenomen met deze redevoering en in scherpe bewoordingen kwamen ze op tegen de „bemoeizucht" der Engelschen. Ze trachten deze aan het verstand te brengen dat Duitschland zich door niemand de wet liet stellen en dat de nationale eer bij de zaak betrokken was. Duidelijk was merkbaar dat de spanning verhoogd was en nog meer werd dit het geval toen plotseling het bericht kwam, dat het bezoek van de Engelsch6 Middel- landsche Zeevloot aan Noorwegen afgelast was. Wel berichtte Reuter dat het niet doorgaan van dit bezoek niet in verband stond met de Marokkaansche kwestie, maar die bewering vond weinig geloof. Zelfs niet in Engeland, wat wel duidelijk bleek uit het feit, dat de Engelsche verzekerings maatschappijen mededeelden dat zij niet wilden instaan na 9 Augustus voor even tueels schadö die uit oorlogsgevaar mochten ontstaan. Ook op de beurs was de gedrukte stemming duidelijk merkbaar. De Europeesche groote pers was zeer pessimistisch gestemd en de vrees dat hot op een gewapend conflict zou uitloopen werd algemeeu gekoesterd. Ook uit de mobilisatie van een deel van het Fransche leger bleek dit, al geschiedde zulks ook in stilte. Geen wonder dat met groote belangstelling uitgezien werd naar de verklaring die de Engelsche regeering in het Lagerhuis zou afleggen. Gelukkig kan gezegd worden, dat deze verklaring de kalmte eenigszins terug gebracht heeft, al valt niet te ontkennen, dat de rede door minister Asquith in het Lagerhuis gehouden in zeer voorzichtige bewoordingen gesteld was en zij het heel omzichtig, daarin de ernst van den toestand niet verbloemd werd, toch verzekerde As quith dat Engeland zic-h niet in de Fransch- Duitsche onderhandelingen zou mengen, ofschoon het zich het recht voorbehield bij de eindbeslissing te overwegen of de belangen van Engeland door de overeen komst ook gevaar liepen. Op grond van de Algecirasacte meende het daartoe ge rechtigd te zijn. Asquith liet niet na tot tweemalen toe de hoop uit te spreken dat de onderhan delingen tusschen Duitschland en Frankrijk tot een bevredigende oplossing mochten leiden. De eigenlijke onderhandelingen moeten feitelijk nog aanvangen. Tot nog toe zijn slechts besprekingen lusschen de diplomaten der beide landen gehouden. Zooals boven gezegd heeft de rede van Asquith kalmeereud gewerkt en de alge- meene stemming is thans wat optimis tischer dan eenige dagen geleden. Toch is de toestand nog niet zeer be trouwbaar. Afgewacht moet worden wat de onderhandelingen tusschen Duitschland en Frankrijk opleveren. —o o—o Konstantinopel, de trotsche Turksche hoofdstad met haai schitterende paleizen en indrukwekkende moskeeën, met haar eeuwenoude geschiedenis en veelbewogen verleden, is in de afgeloopen week het slachtoffer geworden van een ramp van ontzaglijke afmetingen. Een vreeselijke brand heeft een deel der stad in asch ge legd en duizende familiën in ellende ge dompeld. Een ramp waarbij de geweldige brand in het trotsche parlementsgebouw enkele jaren geleden nog maar kinderspel was. Eenige duizende huizen zijn een prooi der vlammen geworden en het moet een tooneel van weergalooze verwarring en verwoesting geweest zijn. Ook valt een aantal menschenl6vens te betreuren, terwijl een deel van het archief van den generalen staf in vlammen opging. De bladen brengen over de ramp ellenlange verslagen met allerlei huiveringwekkende bijzonderheden. Zelden ook kwam een zoo groote ramp op een ongelukkiger tijdstip. Het was juist op den nationalen feestdag den derden verjaardag van de afkondiging der Grond wet dat de vreeselijke brand uitbrak. Eenige uren te voren had de onthulling plaats gehad van een monument op den Vrijheidsheuvel ter gedachtenis aan de gevallen helden der revolutie en daarbij was door Sjefketpasja, den generalissimus van het Turksche leger een geestdriftige toespraak gehouden terwijl een indruk wekkende troepenschouw vooraf was ge gaan. Eenige uren later werd Sjefket Pasja de man die ruim drie jaar geleden onver schrokken het leger tegen de reactionaire regeering aanvoerde, bij een poging om uit het brandende gebouw van het minis- teriê van oorlog nog eenige waardevolle documenten te redden, door een brandend stuk hout aau hol hoofd gewond, gelukkig niet doodelijk. Het ergste bij dit alles is intusschen dat vry zeker de brand toegeschreven moet worden aan kwaadwilligheid. En waar schijnlijk niet van een bende dieven en inbrekers maar van vijanden der Jong Turksche regeering. Vermoedelijk zijn het de huurlingen geweest van de reactionaire kliek, die op zoo ruwe wijze den nationalen feestdag hebben trachten te verstoren, iets wat hen dan ook gelukt is. Reeds eenig6 dagen te voren hadden geruchten geloopen dat er iets ernstigs op til was op den nationalen feestdag. Of de schuldigen gevonden zullen worden is aan twijfel onderhevig, hoe wenschelijk het ook moge zijn. TEXEL, 2 Aug. 1911. Het onweder. Maandag in den vroegen morgen ont lastte zich weder een hevig onweder boven deze gemeente en was ditmaal de materiale niet zoo aanzienlijk, omdat die zich hoofdzakelijk bepaalde tot negen stuks schaapvee in den polder Spang en eigendom van den heer S. C. Eelman te den Burg, toch had het ernstiger in zijn gevolgen kunnen zijn, de landbouwer v. Lente en vrouw te Eierland, werden in hunne woning dermate door den bliksem getroffen, dat geneeskundige hulp moest worden ingeroepen; gelukkig kon worden geconstateerd dat het onheil de betrok kenen geen blijvend letsel heeft aange bracht. Yoor verdere bijzonderheden verwij zen wij naar berichten van onze cor respondent voor Eierland. Dinsdagmiddag woedde alhier weer een hevig, doch kortstondig onweer, een schapenboet aan de Slingerweg, toebe- hoorende aan den heer D. Bakker Jz. te Den Burg, brandde tot den grond toe af. Be Gocksdorp 31 Juli. Hedenmorgen ontlastte zich boven Eierland een hevig onweder, gepaard met stortregens. De bliksem sloeg in 4 gebouwen, waarvan dat, bewoond door den land bouwer P. v. Lenten, de meeste schade bekwam. Een stuk van den schoorsteen werd weggeslagen, dakpannen werden weggerukt, terwijl in de kamer, waar de bewoners zich bevonden, de lamp, de spiegel enz. kort en'klein werden ge slagen en een raam werd weggedrukt. Het vertrek lag vol roet en stukjes glasbrand werd echter niet veroor zaakt, De man en de vrouw schenen ge troffen, althans de eerste kon niet loopen, noch zich bewegen, en moest de woning worden uitgedragen, terwijl de vrouw zeer dikke beenen bekwam. De ont boden geneesheer kon een paar uur later gelukkig constateeren, dat het nog al goed was afgeloopen. De man was spoedig geheel hersteld. De andere gebouwen, die door den bliksem werden getroffen, doch weinig of in 't geheel geen schade kregen, waren die vau de heeren C. J. G-eense, Jac. Boon en K. v. d. Kloot. De heer D. C. Dros, die zijn zoon naar de boot moest brengen, werd ook door het onweder overvallen. Meer dan wonder is het, dat dezen geen ongeluk overkwam. Knetterende donderslagen volgden elkander in hunne nabijheid zonder ophouden op, terwijl het hemelvuur onafgebroken op de tele graaflijn danste en hier en daar voor hunne oogen een telegraafpaal trof. Het rijden van vlas naar de laad plaats alhier is begonnen. Er liggen eenige tjalken op dit product te wachten. De proeftocht met de bij de Krim gestationeerde reddingsboot, de laatste in dit jaar, had zijn gewone beloop. De onlangs geïnstalleerde Burgemeester was ook op het strand tegenwoordig. TEÏELSCHE COURANT

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1911 | | pagina 1