Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
DE DOCHTER VAN DEN OVERSTE.
Uit het Leidsch Dbl.
Eew nieuwe partij
„De Nederlander" deelt het volgende
mede
Naar het schijnt is er weer een nieuwe
Christelijk-politieke partij op komst, die
zich tooit met een ouden naam, n.l. dien
van „Yrij-Antirevolutionaire partij", en
als zoodanig een program rondzendt van
28 artikelen, even onbeholpen van stijl
als van gedachtengang.
Het voornaamste er van is, dat deze
partij bestrijdt, „de Antirev. en Chr.-
Historische partijen, die een succes-
politiek voeren uit begeerte om de macht
in handen te hebben" is voorts „tegen
samenwerking met de Roomsche partij",
bestrijdt „de Vrijzinnigen, omdat zij de
rede op den troon plaatsen", alsook allen,
„die den klassenstrijd prediken als blinde
werktuigen van Satan." Zij is voor
Evenredige Vertegenwoordiging, voor
Algemeen Kiesrecht, tegen een „Tari6f-
wetherziening, waardoor de arbeidende
stand gedrukt wordt."
Merkwaardig is ook ditZij is tegen
elke verzekering,' hetzij Staats of Parti
culier omdat elke verzekering in lijnrechte
tegenspraak met Gods Woord en een
verloochening van Zijn Voorzienigheid
is," doch noemt „voorziening in de be
hoeften van de ouden van dagen en der
armen", een „dure roeping voor de be
zittende klasse".
Eindelijk„zij is tegen een Staats
school, die ontaard is in een zoogenaamde
neutralezij is tegen bijzondere scholen
als zijnde sektescholen, en is geroepen
bij de Overheid aan te dringen, dat de
Bijbel de plaats op de school weer
inneemt van voorheen, omdat Gods
Woord zegt: De vreeze des Heeren is
het beginsel der wijsheid en de overheid
als Gods dienaresse hierin haar roeping
heeft te vervullen."
Ware het niet, dat de steller van dit
fraais voor zijn denkbeelden zich steeds
op, vooral averechts geplaatste Bijbel-
teksen beroept, men zou geneigd zijn
dit naamloos toegezonden „program" als
Een verhaal door P. A. BUIS.
Nadruk verboden.
18.)
Dominee is het gesprek met den kapitein
begonnen door eene beschouwing te geven
over de verwerping van de militiewet en
de daarop gevolgde aftreding van den
minister van oorlog, waarbij dominee tot
zijne verwondering bemerkt, dat de kapitein
niet zoo diep in de quaestie is ingewijd en
het voor en tegen heeft overwogen, als
hij wel van een krijgsman had verwacht.
„Al dat geleuter in de Kamer geeft
niets, niets niemendaldie heeren hebben
er veel te veel belang bij dat hun zonen
niet behoeven te dienen," is de slotsom
van des kapiteins redeneering.
„'t Is tegenwoordig al erg ongelukkig
met die meiden, als het zoo gaat zal mevrouw
zelve nog voor meid moeten spelen," hoort
dominee door zijne buurdame zeggen.
„Zoudt u denken, dat het vroeger beter
was? vroeg dominee glimlachend.
„Wel zeker!" antwoordde mevrouw van
Zanten „vroeger kon men ten minste nog
geschikte booien vindenthuis hadden wij
twee meiden, die er zoo lang gediend
hebben als ik mij kan herinneren."
„Is dat eigenlijk niet gemakkelijk te
verklaren merkte dominee op.
„Ik geloot dat het voornamelijk komt,
omdat tegenwoordig elke meid hooger loon
wenscht te hebben, heel veeh houdt van
uitgaan, allerlei eischen stelt waaraan
vroeger niet werd gedacht en zoo spoedig
trouwt alsof zij het dan beter krijgen
„Dat tegenwoordig allerlei eischen
worden gesteld, waaraan men vroeger
wellicht niet dacht, wil ik toegeven doch
ik geloof ook te mogen beweren, dat de
oorzaak van de klachten der dames dieper
ligt. Waarom vraagt eene meid thans
een ietwat te vroeg verschenen April
grap te beschouwen.
Vrouwenkiesrecht.
In Zweden heeft de getrouwde vrouw,
die eigen inkomen en een eigen belasting
biljet heelt, het kiesrecht voor den ge
meenteraad. Dat vond het conservatieve
2e Kamerlid Akerlund te bezwaarlijk
of te vereerend voor de vrouwen
van de minst bezittende klasse. Vandaar
dat hij even voor een tijd der belasting
aangifte een voorstel deed om voor het
verkrijgen van een eigen belastingbiljet
van de gehuwde vrouw te eischen, dat
zij een inkomen van minstens 300 Kronen
moest bezitten of met haar man te
zamen van minstens 1200 Kronen. In
de beide Kamers is nu echter 's heeren
Akerlund's voorstel afgestemd.
M Ct.
- Een kiesrechtvrouw in een leeuwen-
kooi.
Tot welke dolle diügen de Engelsche
kiesrechtvrouwen in staat zijn om haar
zaak daardoor te bevorderen, bewijst
een contract, dat onlangs een dame met
de diretie van een beestenspel in Sheffield
sloot. Zij verbond zich om in een kooi
waarin zich drie leeuwen bevonden, een
toespraak tot het publiek te houden.
De dame beweerde, dat zij dit graag
voor de g06de zaak van haar mede
strijdsters over had.
Zij onderteekende dus het contract,
waarin zij de verplichting op zich nam,
tweemaal in de leeuwenkooi te spreken
en de directie van de menagerie van de
verantwoordelijkheid ontsloeg, wanneer
zij door de wilde dieren verscheurd zou
worden.
De suffragette verlangde alleen, dat
er drie leeuwentemmers met haar mee
zouden gaan. Dezer dagen nu ontving
de directie van het dierenpark een
telegram, waarin zij mededeelt, dat haar
levensverzekering haar polia voor on
geldig zou verklaren, als zij haar plan ten
uitvoer bracht. Daarom vroeg zij ont
binding van haar contract. Aan den
wensch der dame werd voldaan.
Voor Aardappelverbouwers.
hooger loon Om de eenvoudige reden,
dat zij het elders krijgen en natuurlijk
daar wenscht te gaan, waar zij het meest
verdienen kan hoe grooter de vraag is,
hoe hooger ook hel loon moet worden. De
weelde is toegenomen, wie zich vroeger
met een hooi vergenoegde, kan er nu niet
buiten twee of drie, en heel veel monschen
die vroeger alleen het lichte huiswerk
deden, en voor het overige het met een
schoonmaakster konden stellen, moeten nu
ook een meid houden."
„De schuld ligt dus minder aan het
dienstpersoneel, dat natuurlijk van de ge
legenheid gebruik maakt, dan wel aan de
omstandigheden."
„Dat zij hooger loon begeeren, laat ik
gelden," merkte nu de gastvrouw op,
„maar het zedelijk peil is ontegenzeggelijk
gedaald."
„Nu alles duurder is geworden en de
werkloonen en inkomsten zoo aanmerkelijk
zijn gestegen, konden zij ook hooger loon
eischenmaar vroeger kon men voor een
billijk loon trouwe booien krijgen, en nu
valt daaraan niet meer te denken.
„Ten eerste is dit ook al te wijten aan
de meerdere vraag naar dienstboden, waar
door natuurlijk veel meer kaf onder het
koren is gekomenmaar neemt het me
niet kwalijk, de dames hebben ook schuld.
Men huurt eene dienstmaagd, doch daar
men minder loon betaalt dan op grootere
plaatsen, krijgt men öf een nieuwelinge in
het vak, of iemand die het hier of daar
reeds te bont heeft gemaakt. Ging men
nu met een weinig meer tact te werk,
trachtte men zoo'n nieuwelinge op te leiden
en aan zich te verbinden, dan zouden de
resultaten misschien gunstiger worden
doch van het eerste oogenblik af begint
men als meesteresse en dienaresse tegen
over elkaar te staan, men begint weder
zijds eischen te stellen; de nieuwelinge
wordt wel geoefend, maar ten koste van
hare meesteresse, die zich ten laatste weer
van haar ontdoet, of de meid zegt zelve
de huur op en met de kennis en ervaring
in haar eerste dienst verkregen, zoekt z\j
elders, waar meer te verdienen is, hare
diensten te leenen."
„Dat alles laat ik daar waar het jonge
dienstmeisjes betreft," zei mevrouw van
Zanten, „maar zelfs de oudere dienstboden,
als men ze nog vond, gaan aan hetzelfde
euvel mank als de jongere."
„Natuurlijk, mevrouw," antwoordde
dominee, „kan men van zulk eene opleiding
geen goede vruchten verwachtenvoeg
daarbij nog de weinige hartelijkheid en
genegenheid, die van de zijde der meeste
resse worden betoond, is het dan wel te
verwonderen dat vele dienstmeisjes een
eigen huishouden waar ze haar eigen
meesteresse zijn, en waar ze meer liefde
en. hartelijkheid hopen te vinden ver
kiezen boven het werkelijk niet altijd roos
kleurig leven onzer booien, al zullen zij
wat kost en verpleging betreft, het dan
later met wat minder moeten doen."
„'t Is ook heel vaak de schuld van dat
onware getuigen geven, dat we dikwerf
bedrogen worden" voegde mevrouw Bijl
aan de rede van haar echtgenoot toe. „'t Is
eigenlijk oneerlijk, dat we elkaar beetnemen
door maar steeds van dienstmeisjes het
beste te getuigen, al zijn de redenen,
waardoor zij uit onzen dienst gaan, ook
nog zoo treurig."
„'t Is erg gemakkelijk met een oppas
ser," waagde mevrouw Langelie op te
merken; „wij hebben er een die nu letter
lijk van alles verstaat."
't Schijnen werkelijk handige menschen
te zijn," liet Holtzap er lachend op volgen,
„er is niets dat tot den werkring van het
vrouwelijk keukenpersoneel behoort, of ik
heb het een oppasser zien verrichten; van
morgen zag ik er een heel netjes de
glazen wasschen."
(Wordt vervolgd.)
De heer C. Nobel, rijkslandbouwleeraar te
Schagen, zendt ons ter opneming een stuk over
het aardappelverbouwen, dat te groot is om in
zijn geheel te worden geplaatst. Wij besnoeien
het daarom. Op initiatief van den heer Nobel zijn
reeds jarenlang proeven genomen om te weten
te komen welke grootte voor de poters het meest
gewenscht is.
Dit die proeven bleek in de eerste plaats, dat
de destijds zoo hooggeroemde Eigenheimer, ge
kweekt uit zaad verkregen door kruising en reent-
streeks van den kweeker betrokken,in opbrengst
(630 H.L. per H.A.) en in weerstandsvermogen
tegen ziekte zijn gelijke vond in de Zeeuwsche
blauwen van J. Hartig te Hoogwoud (620 H.L.
per H.A.) die nooit anders dan door knollen
waren voortgekweekt.
Bovendien bleek uit de bijzonder goed klop
pende resultaten van de verschillende proefjaren:
lo, dat kleine poters (IS a 25 Gr.) grooter
netto opbrengst gaven dan groote poters (55-70 Gr.)
van deselfde plant afkomstig, bij den voor ieder
meest gunstigen pootafstand;
2o. dat de kleine poters meer eetaardappelen
en minder kleine leverden dan de groote poters;
3o. dat de hoeveelheid loof, die een aardappel
plant voortbrengt, geen betrouwbare maatstaf is
om hare vermoedelijke opbrengst te beoordeelen;
4o, dat poters van slechte stoelen veel minder
opbrengst gaven dan even groote poters van beste
stoelen.
De groote verschillen, die tusschen de opbreng
sten van even groote poters van beste en van
slechte planten telkenjare weer bleken te bestaan
zijn destijds ook in andere deelen van ons land
niet onopgemerkt gebleven en na dien tijd heeft
men ook elders een streven kunnen waarnemen
om op het kiezen van poters van beste stoelen
meer de aandacht te vestigen.
In onze provincie heeft men vooral te Andijk
met de uitkomsten zijn voordeel gedaan en zijn
verschillende personen er zich op toe gaan leggen
hun pootgoed steeds van de beste stoelen te
nemen.
Om dit streven in de.hand te werken en tevens
te kunnen nagaan, wie op die wijze het meest
productieve ras had verkregen, worden sinds eenige
jaren te Andijk proefvelden aangelegd, waarop
Zeeuwsche blauwen, van verschillende verbouwers
afkomstig, met elkander worden vergeleken en
daarbij bleek, dat de hoogste opbrengst werd ver
kregen van poters, die te Andijk waren geteeld.
//Tonido//, de Vereeniging van Oudleerlingen
vvn de Wintercursussen, te Andijk, die deze
vergelijkende proef onder leiding van den heer
Nobel nam, heeft nu van de rassen, die de
hoogste opbrengst hadden gegeven, de poters op
een door de Vereeniging gehuurd veld uitgepoot
en den oogst voor gegadigden tot het verkrijgen
van uitstekend pootgoed verkrijgbaar gesteld.
Wie van de gelegenheid wenscht te profiteeren
wende zich spoedig tot den heer C. Brander te
Andijk, secretaris van «Tonidor/.
Aan den heer Nobel komt grooten dank toe,
dat hij van 1898 onafgebroken aan dit aardappel-
vraagstuk heeft gewerkt. N. v. d. D.