Bijblad van de Texelsclie Courant van Zondag 21 December 1913. No. 2735c Uitgave Firma Lange veld de ïtooij» FEUILLETON, JEFF BRIGGS'S ROMAN. door BRET HARTE. Nadruk verboden. 11.) Ik heb het niemendal op zijn tronie be grepen, Jeff, maar dat is nog geen reden, dat jij op 't drukst van den dag gaat kuieren." Een iorsch, gezet man met een onver- stoorbaren lach, die te vriendelijk was voor oprecht te kunnen doorgaan, slen terde de gelagkamer rond. Jeff herinnerde zich flauw hem bij de laatste provinciale verkiezing gezien te hebben, bij welke gelegenheid hij ingevulde stembiljetten onder de kiezers verspreidde. Dit nam Jeff reeds ongunstig tegen hem in. Een angstig voorgevoel, dat er een onweer broeide, deed hem besluiten den vreem deling voorzichtigheidehalve naar een leeg vertrek, in een hoek van het huis, achter de gelagkamer te brengen, daar de laatste te dicht aan den gang grensde, waar miss Hayfield zich dikwerf vertoonde. Hij had geen slechter voorzorgsmaatregel kunnen nemeD, want op datzelfde oogenblik wan delde miss Mayfield onder het open venster dier kamer, en ziende dat haar stoel in het zonnig hoekje stond, nam zij er in plaats, om wat te rusten en, zoo 't kon, na te donken. Onnoodig te zeggen, dat haar geen woord van het volgende gesprek ontging. (De stem van den vreemdeling „Wan neer ik naga, dat ik hier al over het uur zit te wachten en de zaak die wij te regelen hebben met een paar woorden kan worden afgedaan, verbeeld ik mij, dat gij voor zoo'n dood eenvoudig onderhoud veel te veel omhaal maakt, mr. Jefferson Briggs." (Jeff's stem, ietwat schor en gedempt): „Wat heb je mij te zeggen?" (De stem van den vreemdeling, slepend): „Dat ik beslag kom leggen op dit huis en den boedel namens mijn lastgever Cyrus Parker, voor de door u verschuldigde hoofdsom, rente en kosten, te zamen ten bedrage van een honderd twaalf dollar en vijf en zeventig cent." (Jeff's stem, met verbazing): „Parker? Maar ik heb hem gisteren gesproken, en hij beloofde mij, dat hij nog een poosje geduld zou hebben," (De stem van den vreemdeling:) 'tKan zijn, dat hij dat beloofd heeft, 't kan zijn dat hem later dingen ter oore zijn gekomen, die hem van voornemen deden veranderen, 't Kan zijn, dat hij hoorde, dat het hier dag aan dag vroolijk toegaat, en dat er lekker gesmuld wordt kuikens, versche eieren, vleesch, portwijn en zoo al meer! 't Kan zijn" (luider) „dat hij het noodig oordeelde den man die je paard kocht en den man die je geweer beleende, daarover te polsen, 't Kan zijn, dat hij ook graag iets voor zich zelf zou willen behoudon, al waren het dan ook maar een paar kuikens of wat flesschen portwijn." (Jeff's stem, ernstig en gejaagd): „Die waren niet voor mij. Ik heb een familie te gast met een zieke dochter.—Je gelooft toch niet, dat (De stem van den vreemdeling slepend): „Nu ja, ik begrijp er alles van. Ik zag jelui beiden, arm aan arm den heuvel af- kuieren. Een heele dame, Jeff', en wat chique. Maar een duur paardje. En wat zegt tante Sally er vaD." Een licht dreunen van vloer en venster daarop doodsche stilte. (De stem van den vreemdeling,erg zwak:) „In 's hemelsnaam laat me los, laat me opstaan." (Jeff's stem, duidelijk hoorbaar): „Nog één woord, iets luider dan een zucht, en zoo waar als er een"(stilte.) (De stem van don vreemdeling, hijgende): „Ik Ik beloof het je." (Jeff'3 stem, gedempt en wanhopig)„Sta op. Ga daar zitten, luister nu. Ik verzet me niet tegen het volvoeren van je last. Al had je de hel tot getuige, dan zou je dat niet durven beweren. Ik heb je val- schen mond dichtgesnoerd, opdat je de lucht niet zoudt verpesten, en dat verbiedt geen wet iu Californië. Wat! Je wilt? Alles doodstil, een vogel tjilpt buiten op de vensterbank, geen ander geluid. (Be stem van den vreemdeling, heesch) „Ik kan niet meer. Geet me een slok whiskey." (Jeff's stem)„Wanneer we klaar zijn. Luister. Je kunt beslag leggen op het huisje kunt post vatten iu 't buffet en eiken cent, die er ontvangen wordt je kunt beletten, dat, wat dan ook, uit het huis wordt gedragen; maar ik zweer je, dat wet of geen wet ik baas blijf in het hotel, zoolang mr. Mayfield en zijne familie hier toeven, en dat zij er niets van te weten komen." (De stem van den vreemdeling, zwak en onderdanig): „Dat is flink gesproken. Je hebt gelijk. Vooral niets doen wat in strijd is met de wet, Jeff." (Jeff's stem): „Ik denk ook flink te handelen. Hier is al wat ik aan gereed geld bezit, tien dollar. Neem ze als ver goeding voor de moeite, die ge je om mijnentwil in deze zaak zult getroosten." Pauze. Klank van geldstukken. (De stem van den vreemdeling, vleiend): „Nu, dat zal zoo ten naastebij wel uitko men. Maar denk ook eens aan de moeite, (een flauwe lach) die ik daar zoo even met je had. Niet ieder heeft zoo'n ijzeren vuist. Hè! hè! Indien je me niet zoo onverwachts had beetgepakt als hè! hèt dan maar waar blijft de whiskey?" (Jeff's stem, koel): „Ik ga ze halen. Voetstappen, stilte, hoesten, spuwen en keelschrapen van den vreemdeling. Wederom voetstappen, rinkelen van glaswerk. (De stem van den vreemdeling, onder danig). „Ik moet natuurlijk eerst naar de Forks terug, om mijn plunje te haleD. Je begrijpt wat ik bedoel. Neen, houd op, mr. Jeff." (Jeff's stem, strerig): „Wanneer ik merk, dat je me fopt (De stem van den vreemdeling, gejaagd): „Daar heb je mijn hand. Je kunt op Jim Dodd rekenen." Wederom voetstappen. Stilte. Een vo geltje strijkt op de vensterbank neer en gluurt in de kamer. Alles is rustig. Jeff en de deurwaarder doorschreden de gelagkamer en traden naar buiten. Miss Mayfield, in haar leuningstoel gezeten,, keek van haar boek op. „Ik heb een brief aan papa geschreven, dien ik gaarne nog heden namiddag met de post van de Forks zou willen verzenden", sprak ze, terwijl ze beurtelings Jeff en den vreemdeling aankeek, „misschien is me neer wel zoo vrieudelijk, indien hij dien weg uitgaat, om er zich mee te belasten." „Ik zal er voor zorgen, miss," zei JefT haastig. „Neen," hernam miss Mayfield schalksch.. „ik heb reeds te veel van uw tijd gevergd." (Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1913 | | pagina 1