LIJST van BOEKWERKEN in Prachtband, voorhanden in den Boekhandel Parkstraat.
Zeer groote keuze Prentenboeken in verschillende prijzen.
FEUILLETON.
Het Sulden Mysterie.
In den prijs van f 1.90.
In den prijs van f 1.75.
In den prijs van f 1.50.
In den prijs van f 1.25.
In den prijs van f I.IO.
In den prijs van f I.00.
In den prijs van f 0,90.
In den prijs van f 0.75.
In den prijs van f 0,60.
In den prijs van f 0.50.
Tine u. Berken De dochters v.d. generaal
Rudi Willenburg.
Anna de Sauornin Lohmanj In den opgang.
A. C. Kuiper, Een lastige dochter.
Anneke.
Een heldin.
Alleen in een kleine stad
Elsje.
Een Hollandsch meisje.
Felicie Jehu, Haar zusters.
Een geniaal zestal.
Het onderwijzeresje.
Nettie van derSlee3.
M. Baldwin, Oude schoolvriendinnen
Jessie MansergH, Betty Trevor.
Oom Bernards keuze.
Bertha Clement, Schijn en wezen.
E.N.Jameson, De Pendletons.
A. Linz Godin, Dora Reval.
Frida Schanz, Truida Westorp.
Louise Fetzer, Gabriëlle.
E. Stuart, Een Vroolijk drietal.
Molesmorfh, Het vreemde eendje.
Emmy u. Roden, Schoolmeisjes af.
A. H. Schlüter, De jongste thuis.
Chr. u. Abcoude. Tim en Tom.
De fietsclub „Alle vijf".
Hein Stavast.
I-Iollandsche jongens.
Pietje Bell.
E. Molt, Floris de Vijfde.
P. Visser, De laatste der Arkels.
Taco de Minstreel.
J. Leewens, Hermans luchtreis.
C. Joh. Kieuit, De twee neven.
Frits Wardland.
Gouden daden.
G. A. Henty, De kornet der ruiterij.
Joh. H. Been, Gedenkschriften.
Heintjesgroote vacantie
Koen uan Dam, Mijn jongensjaren.
H. J. u. d. Kraan, Kees Koepel.
Drayson, Hans Sterk, de Olifantenjager
Ch. Krienen, Karei Vermeer.
Adona, Weggeloopen.
J. G. Kramer, Uit den patriottentijd.
Generaal Daendels.
Kipling, Flinke zeelui.
Marie Boddaert, Schipper v. d.Jacomina
S. J. Andriessen, De page van Napoleon.
A. Bertrand, De geheimzinnige Japannees
N. u. Nichtum, Afke's drietal.
Nenriette Blaauw, Heerlijkheden uit het
[verleden.
Becht-Dentz, Sprookjes van Moeder
[de Gans.
George Asmussen, Peter Tolk.
Chappuis, Napoleon.
Cremer, Tien maanden inhet ijs.
J. G. Kramer, Op de vloot van
[Admiraal Verhuell.
Adriaan Brouwer.
N. W. C. Kuijk, De club der jonge
Kaninefaten.
P. Visser, De zwervers van het
groote leger.
Heemskerk v. Gibraltar.
De Vliegende Hollander
Heemskerk op Nova-Zembla
Beleg van Alkmaar.
N. u. Hichtum, Flardoor.
Jan Trip, Jan Tree.
Om honderd daalders.
Klein Martje.
Afke's tiental.
Petersen, Tijl Uilenspiegels
[jongensjaren.
Andrew Home, Door dik en dun.
De spion op sehool.
Het geheim van den
[schooljongen
Jaap en Ben.
Jacob Rensum.
Bravo Bob, de padvinder
Jacob de vondeling.
Dick en z'n vrienden
Miguel Seruantus de Saaoedra, Don Quichot.
Chr. o. Abcoude, Instituut Sparrenheide.
Het jongenskamp.
Joh. H. Been, Van een diefjesmaat
[en een schooljongen.
Tine de Kruijff Gobius, Het Indische Nichtje
P. J. Andriessen, Uit stad en dorp.
Uit ons dorp.
Esther en Agatha.
Vera.
Marie en Pauline.
De Erfenis eener moeder
Jan Ligtharf, De zomervacantie.
Chr. Krienen, De twee echte jongens.
De avonturen van
[vier pretmakers.
C. Joh. Kieuiet, Jaepie, Jaepie.
Frans v. Dorentil.
Badreisje v. Cor Slung.
Melatie oan Jaua, Angelines beloften.
Alletta Hoog, Koninginnetje.
Beecher Stowe, Hut van Oom Tom.
Eigenhuis u. Gendt, Broertje.
Betsy Nort, In het Zwaluwenhuis.
Meer. E. de Pressensé, Arme kleine.
Een levenslustig groepje.
De buren van Mevrouw
Bertrand.
Wilgenhof.
Johanna u. Woude, Van knop tot bloem,
Henriette Rappard, Een gezellig thuis.
S. H. H. Adelaar-Leon, Kindergedichtjes.
Agatha, Brieven van een poes,
Jan en Bertha.
S. Abrahamsz, Wilskracht.
Bertha Clement, Juffertje Wildzang.
Beatrice Harraden, Klein maar dapper.
Tine u. Berken, Wilde wingerd.
Meidoren.
Kibbelaarstertje.
Rietjes pop,
Kruidje roer me niet.
Kleine menschen.
Mooie Bruno.
Met z'n drieën.
Henriëtte Blauw, Oude getrouwen.
't Is laag geleden.
S. Andriessen, Sneeuwklokjes.
Heide en Veld.
Klimop.
W. Heimburg, De Sterkste.
Familie Lorenz.
Op dwaalwegen.
Rud Stratz, Duur gekocht.
Geef mij de hand.
De laatste stem.
Arme Thea.
Gustaf af Geyerstam, Een Liefde.
Alleen.
Wraak.
Selma Lagerlöf, De Koningin, v Kungahalla
E. A. A. u. Heekeren, Een indisch huwelijk.
Herm. Heijermans Jr. Wat niet kon.
Sabbath.
Trinette.
'n Jodenstreek.
Interieurs I en II.
Arne Garborg, De verloren vader.
Anna Koubert, Moeder Wassink.
Een scheepje zonder roer
C. P. Brandt u Doorne, Verweghen en zijn
[vrouw.
Carl Ewald, Sprookjes.
Mijn kleine jongen.
Cyriel Buysse, Mea Culpa.
Chr. u. Abcoude, Bert en Bram.
Een ongeluksvogel.
Willem's verjaargeschenk
Bob zonder zorg.
C. Joh. Kieuiet, De twee broeders.
Onder verschill. meesters
P. Elzer, Willem v. d. Molenaar.
Marie Honig, Millie's vacantie.
Een klein, klein jokkentje
Hermanna, Kasteel Rompersburgen
Mieke.
Op den Seventop.
Lord Mertens.
L. o. d. Meer, Mare en z'n oom.
Joh. de Meester, Op weg naar Transvaal.
Johanna, Een prettige vacantie.
P. de Vries, De kapitein v. Murat.
Therèse Houen, Knap Suusje.
Agatha, Kruidje roer me niet.
Joh. H. Been, Winteravondvertellingen
Van Paschen tot Pinksteren
Betsy, Vier nichtjes.
J. G Kramer, Dertien jaar krijgsgevangene
W. Brouwer, Vriendschap.
Marie Boddaert, Jonge kracht.
Ook gecartonneerd a f 0,75.
P. Louwerse, Ver van huis.
Versch geplukt.
Jan met de pyp.
De Kerstwagen.
Is er nog plaats voor
Hier is wat.
Jantje Poes.
Vertelavonden.
De zon breekt door.
Charles Dickens, In Londen en Parijs.
Barnaby Rudge.
George Eliot, Adam Bede.
Graaf Leo Tolstoï, Opstanding.
Harriet Beecher Stowe, De Negerhut.
H. Sienkiewicz, Quo Vadis.
Alletta Hoog, Prettige Winteravonden
3 deelen.
Joh. H. Been, Een lastige keuze.
Paascheieren.
St. Nicolaasvertellingen
Kerstvertellingen,
Sloddervosje.
Vaders verjaardag.
Op Wendehuis.
Frans en het geheim.
Het oude huisje
Het nichtje van Parjjs.
Na den kerstboom.
Van vier kaboutertjes.
Piet Parker.
De man met de
[poppenkast.
Slordig Jansje.
De gebroken vaas.
Suze Andriessen, Het Kransje.
Tine u. Berken, Hollandsche Spartanen.
Jonge vechtersbazen.
Uit logeeren.
Hester's gebrek.
Het album v. Dora Jemelle,
Alfred's gedragboekje.
Een buurjongetje.
Hedwig's St. Nicolaasfeesl
Jongens die rooken.
Twee vacantiedagen.
Driftkopje.
Plaaggeest.
Agatha,
Marie Boddaert,
Hermanna,
Therèse Houen,
Chr. u. Abcoude,
P. J. Andriessen,
door C. N. en A. M. Williamson
Vertaald door W. J. en H. A. Cornelisseh
Copier echt v/li Bureau „De Bomer
Conventie1' Deventer.
66.)
Victoria had vroeger Stephen verteld
van een Oosterschen dans, dien zij kende,
maar de dans, dien zij nu wilde gaan
geveo, was een geheel andere, een won
dere daDS, waartoe de wilde muziek baar
drong. In den beginne wiet zij eigenlijk,
ternauwernood zelf, wat zij wilde uitdruk
ken door haar gebaren en standen. Het
was de woestijngeeet, die in haar zong,
een zang van liefde, een zang zoo oud als
het liefdeverhaal van Evaen ofschoon
het mysterie van dien zang voor haar nog
in zijn ware diepte verborgen was, moest
zij thans trachten het zelf uit te vinden,
en het uit te beelden voor anderen, door
haar dans.
Altijd, wanneer Victoria vroeger danste,
had zij zich het gelaat van haar zuster
voor den geest geroepen, om het tot het
eind als een nimmer falende inspiratie
voor oogen te [houden. Doch thans, nu
zij zich boog als om het fluisteren van
den woestijngeest op te vangen, zag zij
het gelaat van een man. Stephen Knight
scheen daar achter in de tent te staan,
starend naar haar met een wonderen
weemoedigen en verlangenden blik.
Een siddering beving haar toen zij dien
blik op zich voelde rusten en het was of
de woestijngeest het haar ingaf haar gelaat
er voor te verbergen, met den glanzend
zijden doek, dien zij droeg. Een p*ar
maten danste zij zoo achter dien glinste
rende sluier toen, op een plotseÜDgen
drang, door de muziek in haar gewekt,
wierp zij den doek van zich; haar armen
uitgestrekt, glimlachend in Stephen's oogen
met een glimlach die voor haar toeschou
wers in de tent mysterie was. En daarna
begon zij te dansen een dans waarin
zij met haar volle bewustheid Stephen
smeekte haar te helpen, zooals zij hem
belootd had hem te zullen roepen, wanneer
zij ooit -zijn hulp noodig had doch dit
maal smeekte zij niet om zijn hulp by
het zoeken naar Saidee, haar zuster, doch
om hulp voor haarzelf. Het mysterie der
muziek, dat zij te vergeefs had trachten
uit te vinden, was thans in baar oogen,
en terwijl zij langzaam, al dansend, het
leerde begrijpen, maakte het haar schooner
vrouwelijker dan zij ooit was geweest.
Maieddine staarde naar haar als een
man, die droomt met open oogen. Wan
neer hij alleen ware geweest, zou hij haar
aldus uren hebben kunnen zien dansen
en gewenscht hebben, dat zij Dooit mocht
ophouden. Maar nu er andere mannen in
de tent waren, maakte zich een woeste
begeerte van hem meester om haar in
zijn armen te nemen, haar weg te voeren
van uit de oogen van allen die haar nu
met zoo vurige blikken aanstaarden, ver
weg, de woestijn in
Haar dansen sloeg hem met stomme
verbazing. Hij begreep het niet; want zij
had hem tot nu toe nu nog nimmer iets
van. haar zelf verteld, behalve het doel
van haar reis in Afrika. Hij was wel in
Parijs geweest, doch de zaken waarvoor
hij daar vertoefde, on die voor zijn toe
komstige carriere beslissend wareD, hadden
hem zoo in beslag genomen, dat hij nooit
had gehoord van Victoria Ray, de dan;
seres, noch ook haar naam ooit op de
aanplakbiljetten had gezien.
Het was hem, toen bij Victoria zag
dansen, of zich een nieuwe gezichteinder
aan bem vertoonde. Hij begreep haar
minder daa bij tot nu meende gedaan te
hebben, maar zij werd er hem te waarde
voller en begeerlijker om. Sinds hun eerste
ontmoeting op de boot had hij een groote
bewondering gekoesterd voor het Ameri-
kaansche meisje. Haar blankheid, haar
goudglanzend haar, het heldere blauw van
haar oogen hadden hem de volmaaktheid
van alle vrouwelijk schoon zelve geschenen.
En hij had haar begeerd, omdat zij de
schoonste vrouw was, die hij ooit had ge-
zieD, omdat zij een Christin was en moei
lijk te winnen; en ook om de tegenstel
ling die er voor hem lag tusschen haar
kinderlijkheid en moedige zelfstandigheid
en zelfbewustheid. Doch behalve deze
tegenstelling had by maar weinig over
haar aard en karakter Dagedacht. Hij had
haar niet anders beschouwd dan als een
schoone maagd, dia nu eenmaal veroverd
moest worden, omdat hij haar niet koopen
koD. En nu openbaarde zij zich opeens
aan hem als een zinnenbetooverende en
bedwelmende Houri. Neen er was niets
meer op deze wereld wat hem haar ver
lies zou kunDen vergoeden. Er was niets
meer, dat bij niet zou willen doen om
haar tot de zijne te maken. Wanneer het
moest, zou hij zelfs zijn belofte aan den
Agha daartoe breken
HOOFDSTUK XXVIII.
Terwijl Victoria den volgenden morgen
heel in de vroegte buiten de tent stond te
wachten tot de bewoners met hun mor
gengebed, El Fejur, gereed waren, voerden
negers twee witte meharis voor, rijka-
meelen, de aristocraten uit de kameel
wereld. Op den rug van elk der beide
dieren was een bassour aangebracht, be
hangen met ro6e en paarsgestreepte baoulis.
Terwijl Victoria stond te kijken near de
dieron met hun Blanke, lange pooten en
lachte om do eigenwijze uitdrukking in
hun oogen, kwam Maieddine van achter
de groote tent te voorschijn, geheel in het
wit. gezeten op een echimmelhengst. Plot
seling hield by El Biod in, en deed hem
dansend op de achterste pooten staan.
Vol bewonderiig keek Victoria naar ruiter
en paard; doch Maieddine wist niet, dat
deze meer nog den witten „drinker der
lucht," het zadel van rood fluweel en
goud bestikt leer, en het tuig, met zilver
ingelegd, dan den ruiter zelf gold.
„Dit is het paard, waar ik u over sprak,'
zei Maieddine. „Als veulen werd het
zegend toen bij de eerste teug moeder
melk de tooverwoorden „Bissem Allah'
over hem werden uitgesproken. Maar
zult het nieuwe zegeningen schenken,
wanneer gij zijn voorhoofd aanraakt met
uw hand. Wilt u dat doen, terwille van
hem en mij.
Victoria klopte zacht op de vleeschkleu-
rige plek op den witten kop van den
hengst, niet wetend dat wanneer een
meisje de vingers ligt tusschen de oogen
van een Arabier, zij daarmede te kennen
geeft, dat zij bereid is met hem te rijden
tot het einde der wereld. Doch Maieddine
wist het wel, en de gedachte daaraan deed
zijn bloed sneller vloeien. Hij was bfjge-
loovig als alle Arabieren en hij zag er
een zeker teeken in, dat hij zijn doel zon
bereiken. Hy' gevoelde de begeerte In
zich opkomen de vingers te kussen, die
op El Biod's Toorhoofd rustten doch hjj
dwong zich tot zelfbeheersching. „Geduld
slechts," zei hy tot zichzelf; „niet lang
meer zal het duren of gij kust haar lippen.'
„El Biod is mijn burcht," glimlachte hij
haar toe. „Gfj weet dat wy' hetzelfde
woord hebben voor burcht en paard in
het Arabisch Dat is omdat een dapper
strijdros voor den krijger een burcht is,
gebouwd op den wind, een muur tusschen-
hem en zijn vijaodeD.
(Wordt vervolgd0