Wijziging predikbeurten
Onderwüzers(essen)
Zaterdag 20 Nov. 1920, No. 3451.
Bijblad van de
Texelsche Courant
INGEZONDEN STUKKEN.
Oudeschild half 3 Ds. VISSER.
De schietoefeningen van
de VRIJWILLIGE LAND
STORM zijn voorloopig
uitgesteld.
Te vreden toeids verk larl ng.
N.V. Holl. Veeverzekering
Maatschappij te Alkmaar.
Geachte Redactie\
Burgerlijke Stand der Gemeente Texel,
Hervormde gemeente.
ADVERTENTIEN.
Komt a. s. Zondagmiddag te
2,30 uur allen ter vergadering
in café „Den Burg", om te
protesteeren tegen de voorge
stelde Salarisregeling.
Dir. de heer Eecen te Alkmaar,
Agent de heer Adr. BROUWER,
van
Naar wij vernemen, bestaat er in ver
band met het heerschen van mond- en
klauwzeer, het voornemen, om binnen zeer
korten t(jd de grenzen van Texel voor
uitvoer van herkauwende dieren en varkens
te sluiten, terwijl scherpere maatregelen
ter bestrijding dier veeziekte zullen worden
toegepast.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie)
Eén vriendenhand zendt mij het nummer van
uw blad van 30 October met een ingezonden
stukje van de heer De Jager te Oost. U ver
gunt mij zeker wel, daarop even te antwoorden:
ik begin n.l. langzamerhand het gevoel te
krijgen, dat dé Hollanders gekregen moeten
hebben tijdens die beruchte vredesonderhande
lingen, waarbij gehandeld werd over hen.
maar zonder hen. En, om het nu op z'n
Indies te zeggen, ik „klim te graag in mijn
pennehouder", om niet met genoegen een
pennestrijd te aanvaarden.
Collega De Jager is boos, dat blijkt uit zijn
manier van schrijven. Dat is een gevaarlik
element, wanneer men optreedt ais voorvechter
van recht en waarheid, men loopt dan kans,
als wijlen Don Quichot, te gaan vechten tegen
windmolens.
Collega De Jager vecht naar twee kanten,
óók al een gevaarlike manier van optreden na
de ervaringen van de laatste oorlogsjaren; hij
valt eerst de T. O.V. aan en daarna mij per
soonlik.
Op de eerste aanval dient de T. O. V". zelf
te antwoorden. Of de heer De jager, die g e e n
lid is van de T. O. V. als lid meent te mogen
protesteeren tegen de houding van het bestuur
der vereeniging, is een zaak, die hij zelf zal
moeten uitmaken.
Rest het tweede deel van zijn „uitval".
Waarom dadelik zo hevig van wal gesto
ken, „als flink onderwijzer" ('t zijn de woorden
van de heer De J.) dient men toch de ruimte
te hebben, een strijd z a k e 1 i k te voeren
Kom collega, ge houdt niet van „een slag om
de elleboog", is die boosheid op dit oogenblik
een gevolg van nobele verontwaardiging om
de „morele plichtverzaking" van mij of wortelt
die, en dus uw heele aanval, in een gevoel
van spijt en teleurstelling, nu men U voor de
betrekking op Oost heeft gepasseerd Ik wil
U niet kwetsen met dit laatste, ik vind, dat
Oost U toekwam, maar we willen immers eerlik
zijn naar uw verlangen
Wanneer men solliciteert, omdat men een
betrekking móet hebben, solliciteert men naar
verschillende kanten tegelijk. Zo ging het ook
mij. Er was voor mij kans op een betrekking
van méér betekenis dan die op Oost, toen er
nog over Oost beslist moest worden. Ik
meende volkomen het recht te hebben, het al-
of-niet-a a n n e m e n van Oost te mogen laten
afhangen van de uitslag van dié sollicitatie.
O n m o g e 1 ij k was het mij daarom, te
beloven, dat ik Oost zéker zou aanne
men, wanneer ik daar werd benoemd.
Wèl kon ikbeloveu, niet weer dadelik
te zullen solliciteeren, wanneer
ik eenmaal op Oost zat als vast
hoofd, 't enige, waar mij trouwens naar werd
gevraagd. Toen 't gerucht ging, dat ik na
aanvaarding van de betrekking op Oost, on-
middellik pogingen zou doen om weer weg te
komen, heb ik dat tegengesproken en niets
anders. Ik meende volkomen vrijheid van
handelen te hebben tot ik de betrekking nd
benoeming had aanvaard. Diè vrijheid heeft
leder bij elke sollicitatie. En géén raadslid
heeft het recht, méér van 'n sollicitant te
eisen dan de verklaring, dat hij, eenmaal ge
vestigd, niet dadelik weer zal vertrekken. De
kans op meer dan een benoeming tegelijker
tijd is bij véél solliciteeren niet uitgesloten.
Als collega De J. dit allep welwillend
dóórdenkt, zal hij mèt mij van mening zijn, dat
er hier van „politieke spitsvondigheid" en „zich
goed piaten niet gesproken kan worden en
alleen een hevig gevoel van teleurstelling bij
zijn échec in deze eigenaardige geschiedenis
hem tot 'n dergelike aanval dreef. We kunnen
dit laatste begrijpenniets menseliks is ons
vreemd.
Redactie, ik hoop, niet tè uitvoerig geweest
te zijn en dank U voor Uw welwillendheid.
D. L. DAALDER.
Blaricum, 16 Nov. '20.
Geachte Redacteur.
Vergun mij ook eens een zeer bescheiden
plekje in uw veel gelezen blad. Bij voorbaat
mijn dank.
Dat iemand, wanneer hem een klad Op den
rug wordt gegooid, zich in het openbaar gaat
verdedigen, kan ik me begrijpen. Maar dat
iemand, die-aanvaller is, zich gaat verbergen
achter zijn huurders, daar heb ik nu eenmaal
niets van terug. Met ergernis heb ik het laatste
verslag der gemeenteraadzitting gelezen en
wel de woorden door den Heer D. P. Bakker
daar gesproken: „Dat op een vroolijke ver
gadering van den melkveehoudersbond, de
melkprijs maar weder rrtet drie cent per liter
was verhoogd." Wat versta ik nu uit dat
gezegde van den heer Bakker? Zouden zij
daar op die vergadering nu allen dronken zijn
geweest? Is dat soms uw bedoeling, heer
akker? Dan kan ik u dit wel zeggen, heer
Bakker, dat de zaken aangaande den Melkvee-
houdersbond even zoo nuchter onder de oogen
gezien worden, als het uw plicht is dit op een
raadsvergadering te doen.
Ik ben geen lid van het bestuur van den
Melkveehoudersbond, alhoewel ik als commissie
lid al de vergaderingen heb meegemaakt, zoo
wel de bestuurs- als de algemeene-, en durf
zoodoende verklaren, dat, gezien de groote
werkzaamheid dit jaar door het bestuur aan
den dag gelegd, het den heer Bakker niet past,
hen zoo lichtvaardig in een gemeenteraads
vergadering aan de kaak te stellen.
Wat die drie huurders aangaat, die onder-
teekening zal velen koud laten. Dit wil ik nog
'wel zeggen, uw huurder Kager zal met melk
van 25 ets nog geen schatten vergaren.
Hoogachtend,
W. EELMAN Jz. Melkveehouder, den Burg.
Wij hebben dit schrijven geen plaatsje willen
weigeren, maar willen er hier even op wijzen,
dat het ons voorkomt, de kwestie verder door
de twee partijen, de melkveehoudersbond en
de heer Bakker, te moeten laten uitvechten.
Hond- en klauwzeer.
Sinds de vorige opgaaf is mond- en
klauwzeer geconstateerd onder het vee,
toebehoorende aan P. Dalmeijer te Oude-
schild (het vee loopt te Waalderweg) C. R.
Eejjser en Co. te Ruitersplaats, S. WuisAz.
te het Noorden (de Tijd), Joh. A. Eelman
Wz. te Harkebuurt (hoeve Patrimonium),
C. W. Bakker Dz. te de Westen, Hendr. Hin
Jaez. te Noordhaffel, C. Stroomer Jz. te den
Burg (Hallerweg).
Hersteld is het vee vanR. P. Kejjser
Cz. te den Burg en W. Jongeboer te
Oosterend
Texel, 19 November 1920.
De Burgemeester der gemeente Texel,
BUYSING DAMSTE.
van 18 tot en met 19 Nov. 1920.
OVERLEDENMarinus Jacobus Willem
Standaart JPz. oud 8 jaar.
GEVONDEN VOORWERPEN.
(Gedeponeerd ten raadhuize).
een tennisbal.
T. o. V.
N. O. G.
B. V. N. O.
De ondergeteekende betnigt door dezen
zijne tevredenheid ,aan de
Burg, Texel,
voor do spoedige uitbetaling vbd een
gestorven veulen.
Verzekerde S1JBRAND KEU SER Rz.
19 November 1920.