ZmV'
No 4199
Zaterdag 11 Februari 1928
41s,e Jaargang
EERSTE BLAD,
Vmt is Zondag.
Voor hoofd en hart.
't wfdoei i&de/teen>
Texelsche Berichten
Pijn iti ruig
en lendenen
Kloosterh&l&em
Jfaar Palestina.
ABONNEMENTEN:
UITGAVE: N.V.v/h LANGEVELD&DE ROOIJ DEN BURG OP TEXEL
ADVERTENTIËN:
TELEFOON: N°.11 POSTGIRO: N°.652 POSTBUS: N°. 11
„Geen goud
Zoo goed"
i
MIJNHARDT's
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct.
Laxeer-Tabletten 60 ct.
Zenuw-Tabletten 75 ct.
Staal-Tabletten 90 ct.
Maag-Tabletten 75 ct
Bij Apoth. en Drogisten.
XELSCHE COURANT
DEN BURG: 50 ct. per drie Maanden.
Franco p. post door geheel Nederland 75 ct p. 3 maanden.
Losse nummers: 3 ct
DE TEXELSCHE COURANT VERSCHIJNT
WOENSDAG- EN ZATERDAGMORGEN
Van 1-5 rogols: 50 ct. Iedere rogel meer: 10 ct.
Dezelfde advertentie 4 maal geplaatst wordt 3 maal berekend.
BIJ abonnement lagore rogelprljs.
ADVERTENTIËN
MOETEN DAAGS VOOR 'T VERSCHIJNEN
4 UUR NAM. IN ONS BEZIT ZIJN
GOEDE STUURLUI.
StuurmanskunstWelke hooge eischen moet
men haar stellen, hoe vèr dragend is haar ver
antwoordelijkheid Het zijn niet alleen chauf
feurs en machinisten, kapiteins en piloten die
haar van noode hebbenhaar bezit is een
onafwijsbare noodzakelijkheid voor allen die,
hetzij in stoffelijke, hetzij in geestelijke zin
„gesteld zijn over velen." Wat haar technische
zijde betreft vereischt zij ongetwijfeld veel voor
bereiding en ervaringmaar zedelijk stelt zij
niet minder hooge eischen. Immers in de
eerste plaats moet de goede stuurman zichzelf
„onder de knie" hebben, hij staat of zit daar
niet alleen voor zichzelf, maar moet doordrongen
zijn van het besef van verantwoordelijkheid
voor diegenen, die zich aan hem toevertrouwen.
Men stelt zich hem voor, niet alleen in het
bezit van goede zintuigen en een geoefend
waarnemingsvermogen, maar bovenal zichzelf
meester en boven kleine menschelijke zwakheid
verheven, zoodat niets hem belet voortdurend
waakzaam en op onverwachte moeilijkheden
voorbereid te zijn.
o—
Zijn deze eigenschappen voor de technische
stuurman noodzakelijk, zij zijn het in niet
mindere mate voor de moreele. Toch zijn er
punten van verschil. De stuurman van een
schip weet, dat hij de voor hem zichtbare klippen
moet omzeilen, de ondiepe wateren ontwijken,
hem blijft geen andere keuze. Maar hij, die het
schip van staat heeft te sturen door de onbe
rekenbare wisselingen der politiek, hij is er
lang niet zeker van dat de klippen, die hij heden
kon vermijden, zich morgen niet verlegd hebben
naar een andere zijde. Van hem wordt niet
alleen gevraagd een juiste schatting van de
moeilijkheden van heden, maar tevens een
vooruitziende blik op de toekomst. Voor de
bestuurder eener veelomvattende zaak is dit niet
minder het geval, hij dient niet alleen zijn
kansen te kunnen berekenen, maar de elementen
te kennen, waaruit zijn personeel is samenge
steld en al die levende krachten in meêgaande
richting te leiden. Het besturen van een onder
wijsinrichting, van eenrustoord voorouden van
dagen, van een ziekenverpleging, een vereeni-
ging voor armenzorg of wat het ook zij, het
zijn alle moeilijke veeleischende opgaven, waar
een hoog, veelzijdig standpunt gepaard moet
gaan aan groote toewijding en begrijpende
menschenliefde.
o—
En van kleiner tot kleiner kring komen we
aan het besturen van een huishouding. Dat
lijkt zoo eenvoudig, zoo vanzelf aangewezen.
Maar toch is het dat niet, want naarmate de
uitwendige moeilijkheden verdwijnen, treden
de inwendige naar voren. Hoe meer van nabij
men de verschillende elementen leert kennen,
hoe beperkter de ruimte is, waarin ze moeten
worden vereenigd, des te moeilijker is vaak de
opgaaf om ze allen tot hun recht te doen komen
Moet het doel in hoofdzaak worden nagestreefd
om de vrede te bewaren Mag men, om bot
singen te voorkomen, menschelijke ondeugden
vleien en er zich zoo noodig van bedienen om
de gang van zaken gemakkelijk te maken Deze
en dergelijke gewetensvragen verontrusten de
stuurman in het klein, terwijl van de stuurman
in het groot niet anders wordt gevraagd dan
dat hij zijn schip weet meester te blijven en het
door de onrustige baren heen, naar veilige
haven leidt.
MAANDAG 13 FEBRUARI
Daar bestaan goede gewoónten. En tot de
beste behoort zeker wel die, om één dag af te
zonderen, ten einde uit te rusten en zich te
herinneren, dat men geen lastdier is om
samen te komen met zijn medemenschen uit
alle rangen der samenleving en na te denken
over de groote waarheden, die het menschen-
leven beheerschen en daaraan zijn ware richting
geven moeten, waardoor wij ons allen één
voelen in weerwil van wat ons schijnt ge
scheiden te houden.
C h. Wagner.
DINSDAG 14 FEBRUARI
Wijk voor uw tegenstanderdoor te wijken
zult gij de overwinnaar zijn. Ovidius.
WOENSDAG 15 FEBRUARI
Hij, wie meer vrij staat dan recht is, wil
meer dan geoorloofd is.
Publius Syrus.
DONDERDAG 16 FEBRUARI
Wat is er, waaraan de vernielende tijd geen
afbreuk doetHoratius.
VRIJDAG 17 FEBRUARI
Wij worden bedrogen door de schijn van het
goede. Horatius.
ZATERDAG 18 FEBRUARI
Er is geen sneller kwaad dan de faam.
wordi gezond en sierk
het kï»Sjgt un ooses» glans
het wordt wrij wsïs poos
het blijft beter zsüten
indien gij het des morgens
inwrijft met een weinig Purol
R.K. Tooneelvereenlging I.L.B.
Onze R.K. Tooneelvereeniging I.L.B. heeft
Woensdag en Donderdag het tooneelseizoen
besloten met de opvoering van een viertal
kluchten, waarvan de damesafdeeling er drie
voor haar rekening nam. De zaal van „de
Zwaan" was beide keeren tamelijk wel bezet.
Eerst werd opgevoerd „Onze nicht van buiten"
een klucht van A. J. Beider, niet bijster origi
neel, daar verwisseling van personen zoodat
men, als hier bv., een Amerikaansche toeriste
die paard rijdt, jaagt, en slaapt met een geladen
revolver onder haar kussen, voor het argeloos
„nichtje van buiten* verslijt, een veelgebruikt
thema uitmaakt. Aan het slot volgt de moraal:
Er worden standjes uitgedeeld aan het tweetal
dochtertjes van Mevr. Pronk, die door hun
leeswoede haar mama opscheepten met een
Amerikaansche miss, die zich in haar hotel
waande en zich daar vrijheden veroorloofde,
die alle perken te buiten gingen.
De tweede klucht is getiteld „De doove Erf
tante", van Jac. van Diemen. Tante komt bij
haar nichtjes op bezoek, maar deze zien liever
haar hielen dan haar teenen. Oogenschijnlijk
wordt haar toch een vriendelijke ontvangst be
reid. Tante is immers toch doof en hoort geen
sikkepit van de mooie woorden, welke haar door
haar nichtjes met vriendelijke gezichtjes naar
het hoofd worden geslingerd. Dan verschijnt,
terwijl de op geld beluste nichten afwezig zijn,
een koopvrouw ten tooneele, die tante vooreen
tientje van haar doofheid geneest met tot resul
taat, dat de geliefde tante Coba tot de aange
name ontdekking komt, dat zij wel met zeer
lieve woordjes wordt aangesproken ingedeukte
petroleumkachel, mottige oorworm, ouwe trek
schuit, lekke tuitlamp, enz. Tante dreigt uit
haar vel te springen, zegt haar nichten te ont
erven, maar draait weer bij wegens de gedachte
dat zij zelf ook niet voor de poësis. Zoo komt
de boel dus weer op zijn pootjes terecht.
De Damesclub „'t Muurbloempje" (klucht van
Jans) is een vereoniging van verstokte vrijge
zellinnen, die pal staan voor de rechten van de
vrouw en zeer vijandig tegenover de mannen.
Twee gevaren bedreigen haar echter. In de eerste
plaats brengt een waschvrouw, wier wasch-
inrichting ook „'t Muurbloempje" heet, haar bij
herhaling in moeilijkheden en verder oefent het
sterke geslacht op de trouwe muurbloempjes
toch zoo'n sterke invloed uit, dat zij kat achter
kat (de dames vergeven ons deze uitdrukking;
ze is vriendelijk bedoeld) haar principes de rug
toekeeren en uittreden.
Na de pauze volgt nog een aardige klucht
met zang, geschreven door Germanus, getiteld
„Flips en Flaps" en opgevoerd door de heeren-
afdeeling. Het is een koddige geschiedenis vol
dolle verwikkelingen, die zich afspeelt tusschen
de vroolijke listige ambachtsgezellen Flips en
Flaps, de agent van politie Schwaps, kastelein
Damiaan, veehandelaar lsaak en de boer Chris-
toffel.
Er was maar kort gestudeerd, doch het resul
taat mag bevredigend worden genoemd. Over
het geheel werd vlot gespeeld en mag I.L.B. op
deze, zijn laatste tooneelavond in het weldra
voorbije seizoen, met tevredenheid terugzien.
Met een korte toespraak van de voorzitter,
de heer H. C. A. Kievits, die dank bracht aan
allen die hun (haar) medewerking verleenden,
werd deze avond besloten.
„Rüssische avonden" in „Eben Haëzer."
Men verzoekt ons te plaatsen
Gelijk reeds werd meegedeeld zal door de
Weleerw. Heer Ds. Raabe Woensdagavond a.s.
en op twee nader te bepalen avonden worden
besproken Peter Krasnow's drie-deelige roman
„Van de dubbele adelaar naar het Roode Vaan
del", en wel achtereenvolgens:
1Rusland vóór de Oorlog.
IIRusland gedurende de Oorlog.
III: De Revolutie en het Communisme.
Natuurlijk verdient het aanbeveling alledrie
de lezingen te volgen, maar toch vormt ook
elk op zichzelf een afgerond geheel. In deze
eerste lezing zal ons worden afgeschilderd de
laatste schittering en glans van het Tsarisme
tegenover de ellende en aangroeiende ontevre
denheid van het verdrukte volk.
De muziek, die na de pauze ten gehoore zal
worden gebracht, behoort tot 't beste wat op dit
gebied te genieten valt. Behalve Tschaikowsky's
„Slavische Marsch" door het Philadelphia orkest
met z'n beroemde dirigent Stokowsky,
o.a. zang van S j a 1 j a p i e n, de grootste bas
zanger der wereld, vioolspel van J a s c h a
Heifetz, een der meest vermaarde violisten,
oud-Russische Kroningsmuziek, Kozakken-koren
orkeststukken van Moussorgóky, Rimsky-Kor-
sakov, Borodine, Tschaikowsky, voorts typisch
Russische Balalaika nummers en wat dies
meer zij.
We verwachten dat velen deze gelegenheid
zullen aangrijpen om iets meer te vernemen
van het heden en verleden van Rusland.
Blijf daarmee toch niet loopen.
Akkers Kloosterbalsem zal Uw
pijn onmiddellijk tot bedaren
brengen, U snel behaaglijke ver
lichting, kalmte en rust bezorgen.
Oordeel niet!
Mw. M. G.—T., wonende te H,, vroeger in
deze gemeente, stond Maandag 1.1. voor de Arr.
Rechtbank (e Alkmaar terecht ter zake van be-
leediging van een mijnheer met een absoluut
onverstaanbare naam en eedsbezwaren, die
echter later geen beletsel waren om toch maar
de gevorderde eed af te leggen. De dame zou
op 7 October gemelde heer, die vroeger in
dienst was van verdachte, hem hebben toege
voegd „contractvervalscher". De verdachte er
kende dit woord te hebben gebezigd. Het was
echter een gevolg geweest van vooitdurende
plagerij van getuige. Eisch in deze aanvan
kelijk gedeponeerde zaak f 10 boete of 10 dagen.
Vonnis conform eisch.
Oosterend, 10 Febr. 1928.
Jeruzalem.
Uitzicht van het dak van de Gouden
Poort.
Tegen de berg aan ligt ook het dorpje
Siloah. Het is een schilderachtig gezicht
om tegen de avond de vrouwen in hun
lange gew den op bloote voeten van de
helling te zien afdalen met hun kruiken op
het hoofd, om water uit de beroemde bron
te gaan putten. De bron Gihon geeft
eigenlijk het water, maar indertijd liet
koning Hizkia een kanaal door de rotsen
hakken van 533 meter lengte, waardoor
het water in de vijver Siloah kon stroomen
die binnen de toenmalige stadsmuur lag,
zoodat men het daar zonder gevaar van de
kant van belegeraars kon putten. (2 Kon.
20:20 vgl. Jes. 7:3.) Nu kan men op
beide plaatsen water scheppen. Toen wij
eens naar de bron afdaalden met de bedoe
ling daar water te drinken, hoorden wij
een verdacht geluid en toen wij naar bin
nen tuurden in het schemerdonker van de
watergang, zagen wij daar Arabische jon
gens rondspringen, die een bad, dat zij
stellig hoognoodig hadden, in het koele
water namen. Het poëtische moment,
waarop wij water uit Siloah's bron zouden
drinken, was wreed verstoord door de wer
kelijkheid, de lust was geheel verdwenen.
Maar toen hebben wij ons maar verlustigd
in de schilderachtige aanblik, die de put
tende vrouwen boden, ze schenen zich
minder om hygiëne te bekommeren dan
wij.
Nog tal van merkwaardigheden kunnen
wij vanaf de Gouden Poort zien. Zie, daar
komen in rijen achter elkaar de Arabische
werklieden op de wijs van een' eentonig
liedje tegen de helling van een heuvel op,
ieder draagt een mandje met aarde of stee-
nen gevuld op het hoofd. Weet gjj wie dat
zijn? Dat zjjn de arbeiders aan de opgra
vingen, die overal rondom Jeruzalem na de
oorlog met vernieuwde moed zjjn hervat
onder die twee blinkend witte helmhoeden
z(jn de denkende hoofden van twee Engel-
sche geleerden verscholen, die het werk
leideD. Zij zijn bezig de fundamenten van
een muur uit de tjjd der Maccabeeën (onge
veer 150 voor Chr.) bloot te leggen. Wat
al belangrijke vondsten heeft men onder
dat oude puin gedaan, en wat zit er hoogst
waarschijnlijk nog onder verborgen Mocht
men maar eens onder het tempelplein gra
ven. Wat zou daar nog niet te vinden
zjjD, maar dat Jaten de Mohammedanen nog
steeds niet toe. Eigenaardig is bjjv., hoe
men een steen gevonden heeft.j'waarop in
oud Hebreeuwsch schrift beschreven wordt
hoe verheugd de werklieden waren, die het
Siloahkanaal moesten graven, toen z(j
elkaar midden in de rots ontmoetten en dus
de watergang eindelijk gereed wasmen
was die namelijk van twee kanten tegelijk
begonnen.
Over de Olijfberg loopt de breede stoffige
weg, die naar Bethar.ië, aan de andere zijde
gelegen, voert, dat dus van hier niet zicht
baar is. Daarlangs kan men verder naar
Jencho en de Doode Zee komen. Over de
top van de berg zien wjj langzaam de
zwaarbeladen kameelen komen van een
karavaan, knikkend bewegen zij de onuit
sprekelijk leelijke kop op en neer en moei
zaam verzetten zjj de van breede kussens
voorziene pooten. Aan de staart van de
eerste is met een ketting de kop van de
tweede verbonden, het is alsof hij de heele
stoet achter zich aansleept. Steeds weer trekt
hy een nieuw dier over de top van de berg,
ook weer met geweldige watermeloenen
bepakt, evenals hij zelf. Vroolijk draaft het
kleine ezeltje iangs de loome stoet, waarop
de leider van de karavaan gezeten is, die
op alles een wakend oog houdt.
Langs die wegkwam ook eenmaal Jezus,
nadat hij de Dacht in Bethanië had door
gebracht. Zelf reed bij op een ezelsveulen,
maar zijn discipelen, die hem te voet bege
leidden, spreidden kleederen voor hem op
de weg en de schare kwam hem uit Jeru
zalem tegemoet on strooide onder Hosanna
gezang palmtakken voor hem ueer. Zoo
werd hij met gejuich in de stad binnenge
haald, die hem weldra zou uitwerpen. (Luc
1929.)
Nog een oogenbbk zien wij rond. Het
wordt tijd om verder te gaan, maar steeds
weer opnieuw wordt onze blik geboeid door
het zeldzaam mooie panorama, dat uitge
strekte tempelplein met zijn prachtige ge
bouwen, die dikke muur, die het afscheidt
van het dal van Josafat met zijn duizenden
graven, dan verderop het Kedrondal en de
Olijfberg en daar heel in de verte het woeste
bergland van Judea en tenslotte vlak bjj
ons aan de andere kant van het tempelplein
de huizenzee van Jeruzalem. De meeste
huizen zijn met koepelvormige daken over
dekt van gemetselde steen, omdat hout in
deze streek zeer schaarsch is. Daartusschen
ziet men ook platte daken met een borst
wering omgeven, maar ook weer geheel
van steen. Op vele plaatsen steken torens
van kerken of kloosters omhoog, maar
vooral trekkeD de geweldige koepels van de
Heilige grafkerk de aandachtdeze kerk is
gebouwd op de plaats, waar volgens de
overlevering Golgotha geweest is; ik zal
hier niet over die kerk uitwijdeD, daar ik
dat al bij mijn lezingen gedaan heb.
Nog even zitn wij rood en nu gaan wij
werkelijk naar beneden, al kunnen wj] er
moeilijk toekomen dit heerlijke uitzichts-
punt te vcriaten.
H.J. Wordt vervolgd.