Texelsche Courant van Zaterdag 16 Maart 1929, TWEEDE BLAD Texelsche Berichten „In het kamp der Communisten." De laatste Russische avond, door ds. Raabe Woensdag in Eben Haëzer gehou den, werd niet zoo druk bezocht, als we dat gewend zijn. Het miserabele weer en het groot aantal zieken zullen aan de slechte opkomst niet vreemd zijn. Nadat-Ds. Raabe een welkomstwoord gesproken heeft, in het biezonder tot de heer en mevrouw Oort, vangt spreker aan met van Krasnow's boek het laatste deel deel te behandelen. Even wordt nog kort het laatst behandelde gememoreerd. In herinnering wordt gebracht, dat de hoofd persoon bablien gevangengenomen en doodgefolterd werd. Van het gezelschap, dat naar het Prinseneiland in de Zee van Azof .gevlucht was, zou de jonge Nika Polesajew zich naar Petrograd begeven om daar, voorgevende een communist te zijn, „in het kamp der communisten" met de praktijk van hun leer kennis te maken en te trachten Tanja (Tatjana), de dochter van Sablien, uit de handen van haar be lagers te redden. De schrijver geeft ons verder een beeld van Trotsky en Lenin, die gewetenlooze verwoesters zouden zijn en op de ruïne van het oude Europa een nieuwe bescha ving zouden willen grondvesten. Ook geeft hij ons een schildering van een feestmaaltijd ten huize van Korzikow, Sa- bliens zoon en moordenaar, waar de gas ten het zich aan niets laten ontbreken en ons door de schrijver als een liederlijke bende worden aangeduid. Van het barbaarsch optreden van de moordzuchtige Korzikow vooral geeft Krasnow wel 'n zeer afzichtelijk beeld. Hij was een communist in hart en nieren, door de schrijver met misdadigers, vage bonden en landloopers op één lijn ge steld. Polesajew had wel een goede gele genheid om het communisme grondig te bestudeeren. Geenszins verwonderde het hem, dat nietswaardige lieden, onder Le nin tot eer en aanzien gekomen, zich als vurige verdedigers van de heilstaat de den kennen. De aanhangers van de Communistische leer deelt de schrijver in drie groepen in, nl. de lui met een misdadig verleden, voor niets terugdeinzend, de morphinis- ten of zenuwpatiënten en de landloopers. Van ieder dier groepen geeft Krasnow eenige sprekende voorbeelden. Tsjitserin en Litwinof schildert hij ons af als slink- sche bedriegers, misdadige typen, wier streven gericht is op het uitroeien van hen, die niet met hen zijn. Afgrijselijk is zijn verhaal van de moord op dertig Roode-Gardisten, door de Tsjeka bevo len. Met alle fantasie spot'het deernis wekkend tafereel, dat Krasnow ons van de toestand der plm. 80.000 verwaarloos de, in de steden rondzwervende kinderen ophangt. Onder de leus het menschdom geluk kig te maken, zet Lenin zijn zielverhef fende arbeid voort. Als belooning werd reeds een paar maal een aanslag op zijn leven gepleegd, maar iedere moordpoging beantwoordde hij met een bloedbad, dat zijn weerga niet kent. Tallooze onschul dige gijzelaars werden op staande voet afgemaakt. Men vond meermalen geen tijd om de lijken te begraven en stapelde ze dan maar op, alsof het brandhout gold. De kazernetoestanden zouden on der het comm. regiem zeer streng zijn, evenals de kleeding en de verdere uit rusting der soldaten. Nochtans is hun leuze: „Wij dienen het Volk en de revo lutie." Later treffen we Polesajew aan in zijn woning, waar de communist Ositrow, wiens geweten wakker was geworden, hem een bezoek komt brengen. Er ont wikkelt zich een gesprek, waarbij de twee vrienden zich moeite geven troost te zoe ken in het verleden. Ositrow haalt de ge schiedenis op van Vader Wasilii, de vrome grijsaard, met wie we reeds eerder ken nismaakten. Hij verhaalt, hoe men hem trachtte om te brengen, maar hoe zijn be lagers ten slotte hun snoode plannen niet durfden volvoeren. Achtereenvolgens sprongen alle banden van de auto, waar mee men de geestelijke ter slachtbank zou brengen. Dit was zelfs voor de moor denaars voldoende, om de grijsaard in vrijheid te stellen. Tenslotte wonen we nog een kerkdienst bij. Alle maatregelen, daartegen beraamd, ten spijt en ondanks de leuze van Lenin, volgens welke godsdienst opium zou zijn en uitgeroeid zou moeten worden, zijn er nog velen, die heimelijk kerkdiensten bij wonen, biddende, dat de roode terreur spoedig een einde zou mogen nemen. Alles heeft men hun ontnomen, maar het bidden niet. Dit moet echter op verbor gen plaatsen geschieden, wil men zich niet blootstellen aan de meest onmensche- lijke foltering. Na deze uiteenzetting worden op het His Masters Voice-apparaat eenige mu zieknummers ten gehoore gebracht. Het Don-Kozakken-koor onder Jarow zingt „Wij prijzen u, o Heer", gecomp. door Tschaikowsky, en „De Twaalf Roo- vers." Nog hooren we 'n cello-solo, „AAe- lodie in F," van Rubinstein, „Aan de Wol- ga", gezongen door Richard Tauber met balalaika-begeleiding, en tenslotte van 't Kozakken-koor nog „Platow's Lied." Na de pauze vervolgt spreker liet ver haal. We treffen Korzikow aan in een van zijn neerslachtige buien. Hij beveelt Tanja voor hem te brengen, maar, vernemende dat zij ziek en uitgeput is, oordeelt hij, dat zij dan maar opgeruimd moet worden. Polesajew heeft zijn wantrouwen gewekt en wordt nagegaan in heel zijn doen en laten.. Toch dwingt hij om zijn doodsver achting en vastberadenheid Korzikow's bewondering af. Evenwel is Polesajew er van overtuigd gevaarlijk spel te spelen en zooveel mogelijk gehoor te moeten geven aan de grillen van K. Om dezelfde reden durft hij de uitnoodiging van K., om aan feestmaaltijd deel te nemen, niet afslaan. Korzikow blijkt zich met de partijleiding niet langer te kunnen vereenigen en geeft daarvan welsprekende bewijzen. Het ver haal van de feestmaaltijd met het bloe dige slot vervult ons met afgrijzen en schrik. Polesajew had inmiddels een half jaar onder de communisten verkeerd en daar bij was hem gebleken, dat bij velen het verlangen naar het vroeger Czarenrijk, naar meer geregelde toestanden nog le vendig was. Op zekere dag zouden dertig personen, onder wie Tanja, die van communisme niets wilden weten, worden terechtge steld. We zullen onze lezers de beschrij ving van deze bloedige, dierlijke executie zooals Krasnow die geeft besparen en ons slechts bepalen tot de vermelding van Korzikow's dood. Een van zijn „vrienden" bracht hem om het leven, van welke gelegenheid Polesajew, gehol pen door Ositrow, gebruik maakte om met Tanja in een auto naar Finland te vluchten. Onderweg doemden beelden uit het verleden voor de oogen van Tanja op. Had zij gedroomd of was dat alles werkelijkheid. Een leven vol avonturen, vol smaad en bittere ontgoocheling lag achter haar. En dat alles geschied in de twintigste eeuw! Wat zou ae toekomst in haar schoot verborgen houden. Aangeko men te Helsingfors, na een uiterst moei lijke reis, ontmoetten Tanja en Nika Po lesajew die liefde voor elkaar hadden opgevat, daar oud-Ritmeester Gritsenko, die het tweetal een liefderijk tehuis aan bood. Herhaaldelijk bleek nu Rusland het on derwerp te zijn van de breedvoerige ge sprekken tusschen Polesajew en Gritsen ko. Beide mannen hadden een leven vol wederwaardigheden achter de rug en kon den urenlang zich verdiepen in Ruslands heden, in zijn verleden en toekomst. We willen besluiten met te vermelden, tot welke conclusie zij kwamen: Rusland zou nergens ter wereld onder deze omstan digheden op steun kunnen rekenen. Slechts wanneer men z'n geloof niet ver zaakte en zijn volle vertrouwen stelde in God zou redding mogelijk zijn. Hiermee besluit Krasnow's merkwaar dige boek. Spreker haalt nog aan een artikel van Sir Henry Detering, die het communis tenbewind gelijk stelt met „een regiem van misdaad, ontucht en bedrog" en als de gevolgen van die tirannie aangeeft: al gemeen heerschende ellende (officieel 2.5 miljoen werkloozen), algemeene degene ratie van de jeugd, verhoogde kostprijzen van nagenoeg alle levensmiddelen en in flatie (tweederde der geldmiddelen onge dekt). Aangetoond is, gaat hij verder, het absolute faillissement der Marxistische leerstellingen. Communisme, oordeelt hij, is pro-misdaad en anti-arbeid. De machthebbers zouden profijt ge trokken hebben van de slapheid en de moeheid van het volk, dat zich liet ringel- ooren. Spreker vestigt er nog de aandacht op, geen cursus te hebben willen geven, maar wel een kijkje op het leven en stre ven in de „heilstaat". Hij ontleent nog aan het voorwoord van de vertaler van Krasnow's boek, dat die zich verbaast over de lijdzaamheid van alle volksklassen, waarmee men de on uitsprekelijke kommer en het waanzinnig schrikbewind in Rusland aanziet. Hij her denkt de martelaren, als weerbarstigen op geruimd, en waarschuwt voor het dui- velsch regiem der communisten. Hij vraagt zich af, wat er van de Russische jeugd en haar zin voor godsdienst, zede lijkheid, vrijheid en beschaving moet te recht komen. Moskou zal al die goede ei genschappen in de kiem verstikken. Waar zal het dan heen moeten met Rusland, „zonder kruis en zonder God", wanneer de landverraders en afgrijselijke beulen daar alle middelen heilig noemen, wan neer zij daarmee hun doel kunnen berei ken en wanneer zij er niet voor terug deinzen te moeten waden door zeeën van bloed of te stappen over bergen van lij ken? Daarom besluit de schrijver „Men zij en blijve op zijn hoede!" Hiermee besluit spreker de reeks van zeer biezondere lezingen, waarbij hij niet alleen een bewonderenswaardige voor drachtkunst, maar ook zijn groote kennis op litterair en historisch gebied aan de dag legde. Stellig sprak de heer burgemeester aan het einae van deze avond danook naar het hart van de trouwe bezoekers, toen hij spreker oprecht dank zeide voor de genot volle avonden de toehoorders geschonken. Door ongesteldheid. De heer A. Alt, te Bolsward, kon gis teravond wegens ongesteldheid niet voor het „Nut" optreden. Examens. Onze vroegere plaatsgenoote, mej. Tr. Krijnen, vroeger achtereenvolgens te den Hoorn en de Cocksdorp woonachtig, thans te Egmond aan Zee, legde 12 Maart j.l. met gunstig gevolg examen af voor het Baker-diploma. Radio-genoegens. Wie de deugniet, die de laatste dagen het radio-genot van zooveel luisteraars in den Burg bedierf, onschadelijk gemaakt heeft, weten we niet, maar thans wordt de onaangenome storing waarover we Zaterdag schreven niet meer opge merkt. Gebleken is wel, dat een motor aan het euvel .part noch deel had, daar ook Zondag en laat op de avond het knettergeluid zich deed hooren. Gaarne zullen we van nieuwe bezoeken verschoond blijven. Baker- en moedercursus. Niet minder dan 62 liefhebsters gaven zich voor bovengemelde cursus, door het Witte Kruis te organiseeren op. Omtrent de aanvangsdatum hopen we spoedig te berichten. De befaamde Zuiderzeefilm. Er worden pogingen in het werk ge steld om de Zuiderzeefilm reeds meer malen door ons hier besproken op Texel te vertoonen. Of men hierin slagen zal, hangt voor een voornaam deel van de kosten af, welke naar de heer J. D. v.d. Ven, onder wiens leiding de film ook hier opgenomen werd, ons schreef zeer hoog zijn. Spoedig berichten we nader. Vorstschade aan Narcissen. Er gaan wilde geruchten over het be- Vooral in de Irissen schijnt het verlies groot te zijn. We vernamen van een kweeker van dit artikel, dat Wedgwood bij hem voor minstens 75 pet. weg was en dat andere soorten ook sterk geleden hadden. Ook op andere plaatsen, met name in de Anna Paulownapolder moet veel weg zijn. Andere bijgoed-artikelen, als Ixia, Spa- raxis, enz. leden ook belangrijke schade. Hoe het met de Narcissen is, kan nog vastgesteld worden, doch het lijkt ons wel gewenscht ten opzichte van de vorst schade nog geen vaste conclusies te trek ken, want het kan nog wel mee of tegen- vallen. Pas als de hal goed uit de grond is, zal blijken wat als verloren moet wor den beschouwd. Houdt dus de hoofden koel en wacht kalm de uitslag af. Aldus adviseeert het Kweekersblad. Past op uw honden. Toen Maandag de heer P.Koorn te Zuidhaffel in zijn weiland kwam, viel het hem op, dat een zijner schapen zeer on rustig was. Hij stelde een onderzoek in, maar werd door de dikke mist niet spoe dig gewaar wat er gaande was. Na eenig zoeken zag hij een hond wegvluchten, die zich aan een pasgeboren lam tegoed had gedaan. Slechts eenige beenderen had het bloeddorstig dier overgelaten. Daar Koorn vermoedde dat nog een twee de lam geboren was, ging hij op zoek, met het resultaat, dat hij op een andere plaats opnieuw de hond bij een deels ver slonden lam aantrof. Het dier vluchtte er mee weg over een sloot, maar liet zijn buit op het ijs achter en vervolgde ziin weg naar zijn baas. Nadat aangifte was gedaan, heeft de politie een onderzoek ingesteld. Een waarschuwing aan het adres van bezit ters van honden komt ons niet overbodig voor. Zakennieuws. Het aantal handelszaken en bedrijven op Texel, ingeschreven in de registers der Kamer van Koophandel (H.N.Kw.), be droeg 1 Januari 1928 242, op 1 Jan. 1929, 257. Texel neemt na Alkmaar en den Helder, uit dit oogpunt bezien, de derde plaats in. (Alkmaar 1387, den Helder 771). UIT ONS ZONDAGSBLAD. We willen ons ditmaal uitsluitend be palen tot de vermelding van het viertal Texelsche kiekjes, dat het nummer bevat. 1. Een blik op de Waal; deze foto wekt gedachten aan de naderende lente, (foto Sibo). 2. De blokkade van Oudeschild, welke het „de Marsdiep" onmogelijk maakte de haven binnen te loopen. Van de enorme ijsvlakte voor het dorp geeft deze foto van de heer Jurr. Beumkes een duidelijk beeld. 3. Kapitein C. Duinker, leunend over de verschansing aan boord van „de Marsdiep". Deze foto mochten we van de heer Tjallingii ter plaatsing ontvangen. 4. De Texelsche boot aan het Horntje (foto L.Bakker). De lezer zal toegeven, dat deze foto's onze berichten op passende wijze aanvul len en voor de Texelsche abonnees aan ons Zondagsblad wel een groote aantrek kelijkheid verlecnen. Uitslag aanbesteding. Na aanbesteding door architect Sok zijn door de heer K.Slot de bouw van en de verdere werkzaamheden aan zijn woonhuis gegund als volgt: metselwerk: L. Bruin en Zonen; timmerwerk: J. v. Wesscm; schilderwerk: C.Brcmcr, 'Oosterend; lood- gieterswerk P. Oele; electr. aanleg: A. Knopperts. De „Margot" in veilige haven. Het Duitsche s.s. „Margot" van Huil, naar Harlingen bestemd, geladen met steenkolen, strandde Donderdag op de Pollendam bij Harlingen en werd de vt4 gende nacht door de sleepbooten Volhar ding en Triton vlot gesleept. Door de zware ijsgang was het schip echter op nieuw met hoog water aan de grond ge- loopcn. Daarna zijn gisteren van Ter schelling nog vertrokken de sleepbooten Texel en Bornrif om bij verdere atslcepen behulpzaam te zijn, doch zal vermoedelijk eerst een deel der lading in lichters wor den gelost. Later berichtte men ons: Vrijdagmorgen te elf uur is de „Mar got" voor de tweede maal vlot- en de ha- van van Harlingeen binnengebracht. Het schip heeft schade bekomen aan boeg en roer. „Niet onder de korenmaat." Een nader gesprek, dat we met de jubi- leerende dijkgraaf, de heer J.S.Dijt, moch ten hebben, geeft ons aanleiding juist in dit nummer nog het volgende te vermel den: De biezondere ligging van het water schap ten opzichte van het zeepeil deden de heer Dijt een onderzoek instellen naar de mogelijkheid van windbemaling. Nu is hij in zaken, de meteorologie betref fende, zeer goed thuis en zoo slaagde hij er in een grafiek samen te stellen, omvattende gegevens omtrent wind, regen en zeestanden, waardoor de mogelijkheid van windbemaling afdoende werd aan getoond. Slechts anderhalf etmaal per jaar gemiddeld zou noch gespuid noch gemalen kunnen worden. Verder was de heer Dijt de man, die als eerste in ons land metaalslakken als stortmateriaal aanwendde, en wel op grond van haar groot soortelijk gewicht en haar geringe verweerbaarheid. Op zijn voorbeeld zal nu ook elders van dit ma teriaal gebruik worden gemaakt. Tenslotte vermelden we, dat op initia tief van dhr Dijt, die ook op plantkundig gebied groote kennis bezit, dit jaar een proef zal worden genomen met spartina- gras. Dit is oorspronkelijk van net En- gelsche Wight afkomstig en wordt sinds eenige tijd reeds in Zeeland aangewend om het aanslibben te bevorderen. Het dient met dit doel, ook met het oog op de groei, tusschen de hoog- en laagwa- terlijn te worden geplant. We hebben gemeend er goed aan te doen, deze zeer belangrijke feiten in dit nummer nog vast te leggen. Een spookgeschiedenis? Toen zich in de nacht van Woensdag op Donderdag kort na twaalf uur een auto-rijder door den Burg begaf, doemde plotseling, daar het zeer mistig was, op de hoek van Warmoes- en Weverstraat een vreemde gedaante op. De chauffeur stopte een oogenblik, waarop hem bleek, dat de zonderling een valsche snor en een groote zware baard droeg en onher kenbaar was. Wat hij in zijn schild voer-' de, kon de autorijder niet gewaar worden. Hij koos de wiste partij en zette zijn tocht voort. Toch deed hij de gemeente politie Goënga die juist zijn ronde deed, verslag van het gebeurde, waarop zij samen nog eens rondreden, zonder ech ter iets verdachts te bespeuren. Mocht de zonderlinge gast zich weer vertoonen, de lezer is er op voorbereid. Straatverbreeding. De heer J. van Wessem, timmerman alhier, zal tot uitbreiding van zijn be drijf overgaan. In verband met de gerin ge breedte van de Parkstraat ter plaat se zal de nieuwe werkplaats echter twee M. naar achter moeten worden geplaatst. Het metselwerk werd opgedragen aan de heeren L.Bruin en zonen. - a'-1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1929 | | pagina 5