No 4320 Zaterdag 13 April 1929 42st8 Jaargang Schoonmaak EERSTE BLAD. Voor de Zondag. Voor hoofd en hart. Texelsche Berichten MARRETJE FLÏELANDS. ABONNEMENTEN: I UITGA UITGAVE: N.V.v/h LANGEVELD&DE ROOIJ :i DEN BURG OP TEXEL ADVERTENTIÊN: TELEFOON: N°.11 POSTGIRO: N°. 652 POSTBUS: N°. 11 Cats. TEXELSCHE COURANT DEN BURG: 50 ct. por drie Maanden. Franco p. post door geheel Nederland 75 ct p. 3 maanden. Losse nummers: 3 ct DE TEXELSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAG- EN ZATERDAGMORGEN obhbxbh Van 1-5 regels: 50 ct. Iedere regel moer: 10 ct. Dezelfde advertentie 4 maal geplaatst wordt 3 maal berekend. BIJ abonnement lagere regelprljs. ADVERTENTIÊN MOETEN DAAGS VOOR 'T VERSCHIJNEN 4 UUR NAM. IN ONS BEZIT ZIJN Wanneer zijn wij eenzaam? (Slot.) Nijpt de ellende van de eenzaamheid niet het felst, waar de vorm, de schijn van gemeenschap aanwezig is, terwijl de ware gemeenschap ontbreekt? En wijst het niet in dezelfde richting, dat iemand, die zijn leven lang niet ge weten heeft wat eenzaamheid is, zich ho peloos en troosteloos vereenzaamd kan voelen in de wereld na het heengaan van één Nog erger is het, wanneer die ééne ons niet door de dood, maar door het leven ontnomen is. Liefde en vertrouwen vor men de innigste band tusschen de men- schen. Er is geen dieper verlatenheid dan wanneer deze teleurgesteld, beschaamd, gekrenkt worden. Dat behoort tot het smartelijkste, wat ons in het leven over komen kan. Maar daarom behelst dan ook de bewe ring, dat eenzaamheid niet hetzelfde is als één-zaamheid, hoeveel waars er ook in moge liggen, niet de volle waarheid. Waarachtige, innerlijke gemeenschap kan een persoon alleen hebben met een persoon, een persoon, die men liefheeft en vertrouwt. Zonder zulk een persoon zijn we één-zaam en eenzaam tegelijker tijd. Zulk een persoon te mogen bezitten, behoort tot het heerlijkste van het leven. Laat ons er van genieten zooveel en zoolang het kan. Want het uur van schei ding komt. Ze gaan van ons heen, ook deze personen. Ouder worden, is één-za- mer worden èn eenzamer worden. Er komt een oogenblik, onafwendbaar, waarin alle contact met het schepsel ver broken wordt, waarin we geheel op ons zelf terug geworpen worden, een oogen blik van volstrekte één-zaamheid. Dat is de volstrekte vereenzaming, die als een stikdonkere dreiging boven ons leven hangt. Zoo kan het lot ons tot werkelijk een zamen dreigen te maken in deze groote wereld. Maar wij laten er ons niet door neerslaan. Wij zullen sterkte vinden in ons hecht geloof. Zijn we tenslotte op onszelf aangewezen, we verheffen ons 'boven het lot door het onbewogen te aanvaarden en onszelf genoeg te zijn. Zondag 14 April. ZONDAG. 't Reine hart en 't blij gemoed Staan bij alle kleeren goed. L a h z e r. MAANDAG. Wanneer gij iets doen wilt, bemoei u dan met niets anders. Een schutter die treffen wil moet één oog sluiten. R c k e r t. DINSDAG. Slechte gedachten worden op de vlucht gejaagd, als het oog valt op het portret van iemand, in wiens tegenwoordigheid men, zonder van schaamte te blozen, ze niet zou durven uitspreken. Fried Perther. WOENSDAG. Wroeging die tot niets leidt is on vruchtbare zelfkwelling; beter is het naar genezing te trachten. Bosboom Toussaint. DONDERDAG. De heerlijke zomer is geboren uit storm en regenvlagen. Zoo komt ook de mensch door worsteling en strijd tot het goede, het edele het groote. Fl*. VRIJDAG. Een ryck van enckel dwangh Duert gemeenlyk niet te langh. -ZATERDAG. Spotternij werpt maar één lichtstraal op eenig voorwerp en dan nog meestal op het zwakste punt, zoodat het geheel er nooit goed door gekend wordt. INRICHTINGEN welke gevaar, schade of hinder kunndfl veroorzaken. Burgemeester en Wethouders der Ge meente Texel brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeentesecretarie ter inzage ligt een verzoek met bijlage van A. Buijs te de Cocksdorp om vergunning tot oprichting van een brood-, koek- en banketbakkerij aldaar in het perceel ka dastraal bekend in sectie A, No. 209S. Op Woensdag, den 24en April 1929, des middags te 12 uren zal ten Raad- huize gelegenheid bestaan om bezwaren tegen dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichten. Zoowei de verzoeker, als zij, die be zwaren hebben, kunnen gedurende drie dagen, vóór het bovengemelde tijdstip, op de Secretarie der Gemeente kennis nemen van de ter zake ingekomen schrifturen. De aandacht van belanghebbenden wordt er op gevestigd, dat volgens de bestaande jurisprudentie eventueel niet tot beroep van de beschikking van het Gemeentebestuur bevoegd zijn zij, die niet voor het Gemeentebestuur zijn versche nen, ten einde hunne bezwaren monde ling toe te lichten. Texel, den 10 April 1929. Burgem. en Weth. voornoemd, W. B. OORT. De Secretaris, JONKER. Ons Texelsch dialect. VIII. Met volle instemming plaatsen we het volgende: Vroeger beschouwde menigeen het dia- lekt als iets foeileliks, waarover men zich behoorde te schamen en dat men zo spoedig mogelik moest afleren. Nu ja, een predikant en een onderwijzer behoren hun best te doen het algemeen beschaafd Nederlands zo zuiver mogelik te spreken, maar daarom is een dialekt nog niet ver- achtelik. Integendeel, dikwijls vindt men daarin woorden en uitdrukkingen die ten volle verdienen in de algemene taal op genomen te worden. Bijvoorbeeld: een drietal kameraads, altijd met elkaar ,,op en uut", hebben nog een vierde, die zowat geduld wordt, en wel eens als noodhulp dienst doet, een „meugebed", zeiden de Texelaars van ouds. Dekker schrijft het woord met een d; maar is 't niet beter het met een t te schrijven Want het is iemand die mee mag bij gebrek aan be ter. (Ik probeer maar een verklaring te geven. Hoe luidt het meervoud van dit woord „Wie is die Dekker vroeg ik vele jaren geleden aan een Texelaar. Hij ant woordde: „Een spotter, die de Texelsche taal belachelik maken wou. Ik zeg maar: 't is een smerige veugel, die z'n eige nest beskijt". Uit dit antwoord blijkt duidelik hoe het streven van deze schrijver van Texelse vertellingen soms miskend werd. En nog vinden zulke pogingen te weinig waardering: er zijn nog vele Texelaars die het innig mooie boek Isola Bella nog niet gelezen hebben; het hindert sommi gen, dat de schrijfster zulke echte Texelse namen bezigt als: Jan Duunker, An Imme Knol. We hebben te weinig Texelse lek- tuur. Daarom hoop ik dat velen het voor beeld van D. in de Texelsche Courant van verleden Woensdag zullen volgen en brief jes zullen schrijven in ons dialekt, en ver haaltjes en vertellingen. Men doe dit zo plat mogelik, d.w.z. men stelle de uit spraak zo nauwkeurig mogelik voor; dus niet: de kinder bennen op den doei, maar: de kiender benne oppe doei. Natuurlik zal niet alles in de krant opgenomen wor den, maar men late zich toch niet weer houden door de vrees dat de bijdrage te onbeduidend zal zijn; zelfs een letter kan interessant wezen. Men zegt b.v.: Die jos is nag nuwt. Een nuwt huus'. Die t be hoort niet bij het woord; men zegt im mers: een nuwwe jos. Men moet naar De nemarken gaan om de t zo aan een bij voeglik naamwoord gehecht te vinden: Mit hus er nvt. Nytaar. Dat is: Mijn huis is nieuw. Nieuwjaar. In ons Texels dia lekt komt deze letter nog bij een paar an dere woorden voor: Mien nek is stieft. Dot is veuls te vort. Wie kent er meer zulke? Wie kent, wie heeft boeken met Texelse novellen? Wie wil ze eens lenen aan de heeren Duinker of aan onderge tekende? Men doe ze vooral niet weg: eerstdaags wordt er waarschijnlik een Texels museum gesticht. Wie kent oude rijmpjes en zegjes, bij Pinksterblom, Meierblis en kinderspelen? Zo dikwijls schuilt daarin iets merkwaar digs. B.v.bij 't aftellen der knopen van een buis zeggen de kinderen: Ole, ge- stole, gekrcge, gekocht. De laatste drie woorden drukken uit hoe men iets ver werven kan; het eerste doet dit ook,, want ole geojen geteeld. Dit woord" komt ook voor in 't Goties; overigens in geen enkele Germaanse taal naar ik meen. S. DE BOER. We nemen hier het slot van de brief van onze Koogenaar op: Al inien tietelooze befrore? Keije be- griepe, seitie, dan hat ik er niet zon berg ruugte op moete hewwe. Nou, ik seg, wees nou maar niet poestig op me, want 't spiet me, dat ik het segge moet, maar van blomböle hew'k net zo veul verstand as 'n os van pangkoek bakke. Maar onderhand was 't al aardig laat worre-n-ok, en ik docht nou maak ik toch, dat ik tuus kom, en net wo ik over een tuunwaltje springe, laat 'k nou an 't puntdreed hange bluuvc, maar 't kwam nagal goed of want me eitjes wazze nag heel. Ik krabbelde gauw over end, en net of 't spul sprak: deer loop ik Fik teuge sien lief, of eigelik was 't sien zeun, maar dot was ok kasseweel! Nou, seitie, weet je nag wat? Ik seg ik weet genog, maar dot seg ik allegaar niet. Ni, seitie, ik be doel of je ok wat foor me het! Nou, 'k seg, ja ik hew nag twee kiewieseitjes, maar wat ken je besteeje? Nou vandaag seitie krig je nag zeuve stuvers, maar morrege is 't vast niet meer as 'n skel- ling. Ik seg je bent toch wel wiezer? Maar op lest seg ik, vort maar: jee moet er ok deur. Dat komt ik mag Fik nag al, ik fiend him altoos nag al recht uut. Eindelijk kwam ik dan tuus, maan 't was onderhand al over zeuvene. De vrouw was een beetje narpig deur 't lange wachte met 't koppie, en ze seide: weer hij je nou zo lang sete? Ik seg mensch, ik hew hillemaal niet sete. Nou seit ze, dan hijje zeker weer arregurs staan te blauwbekke, 't is net goed om de griep op je lief te krigge, want de wient sneet je deur. Alaar doe ik de sevetig cente op tafel leide van de kicwieseier, doe was ze gauw weer in der hummetje. Maar ik seg, ik hou er twie dubbeltjes of voor me zelf voor 'n segaar. Nou, dat font ze in iene best. Ik op 'n draffie naar de nuwwe winkel van Kris, en ik seg: geef me maar derus foor twie dubbeltjes segare van de i e nzo dat ik dampende weg ging. Arcdaags was 't Sundag, en deer bewaarde ik er ok nag ien foor. Maar van 't iene op 't are, ik zei der nou maris uutschijje en 't bieltje er bee neer legge, meugelik dat er welders een aar is die okkeris wat skrieve wil. Je moet maar zo rekene, die wat met me op het, fient 't misskien wel aardig en die de smoor in me het, seit bee him zelf, het is maar kienderachtigheid, maar ik seg maar zo, er komme in de groote krante ok welde- ris berichies in dat maar liep lap en larie farie is, fien je ok niet? Nou, dag Duun ker, seg tuus genavit fan me. Je weet ik weun flak bee de Koog en meer seg ik ok niet. SPORT. Omtrent de voetbalwedstrijd van Zondag schrijft men ons nog: Hoewel D.O.S.K.O. 1 (Oudesluis) met drie invallers speelde, was zij deze wedstrijd toch veelal in de aanval, welke meerderheid zij eerst door twee doelpunten van haar linksbinnen wist uit te drukken. Nog voor de rust wist T. haar achterstand te verkleinen door een misverstand in de D-achterhoede. Rust voor Texel 1—2. Na de rust wist T. al vrij spoedig gelijk te maken, doch wanneer de D-midvoor uit een ingooi de bal ineens opvangt en deze in het net jaagt, staat D. deze voorsprong niet meer af. De gasten wonnen aldus met 3—2. geeft menige huisvrouw en dienstbode ruwe en roode werkhanden. Deze worden weder om spoedig gaaf, zacht en blank door Purol Een Texelsche novelle uit het jaar 1864 D. DEKKER. 9 —o Verder kwam men met het meisje niet, ook niet nadat men de hulp van een ge- geneesheer had ingeroepen, en nadat Hendrik Voet en zijn echtgcnootc want deze waren de ouders van het meisje met haar naar Amsterdam waren geweest, ten einde een „protester" over den toe stand van het arme kind te raadplegen. De geneeskundigen van de verschillende dorpen op het eiland, zoowel als de „pro fester" hadden de schouders opgehaald en zoo wat gemompeld van zielsziekte, terwijl afleiding het eenige was, wat men tot herstel der patiënte kon aanwenden. Deze wilde men het meisje gaarne bezor gen. Nu eens stelde vader aan haar voor om „op de rij te gaan", dan wilde hij „na het boschje of na de tenft", of hij spoorde aan „om ers na den Burg te kuijere en er voor nachies te blieve, bij Krillisjc-peet; krieke mocht ze zoo veul as ze maar wow." Maar wat de goe man ook deed om haar genoegen te doen, zij bedankte voor alles, ze zat maar stv bij den arbeid, dien ze werktuigelijk ver richtte, en dacht over haar stervensuur, dat zij zoo nabij waande. Sedert den avond, dat Marretje Flielands de ons be kende voorspellingen had gedaan, waren de woorden der oude vrouw haar dikwijls voor den geest gekomen; maar hare op geruimdheid had in den beginne, door deze herinnering niets geleden; sedert zij echter de verloving van hare vriendin Heintje Flas met een vreemd heer, met een Amsterdammer had vernomen, se dert zij haar huwelijk had zien voltrekken, en haar die groote zeereis had zien on dernemen was de gedachte aan dien avond haar telkens te binnen gebracht. Wat was toch met Heintje alles uitgeko men, juist zooals Marretje Flielands, drie jaren geleden, had voorspeld. Deze gedachte joeg haar eene huivering door de leden. Kon hetgeen haar voor zegd was, niet evengoed waarheid bevat ten? Dit denkbeeld was oorzaak, dat zij meermalen minder vroolijk gestemd was; zelfs op de bruiloft van hare vriendin, waar zij natuurlijk „as bruudsmeid" ageerde, wilde het haar niet gelukken, recht vroolijk te zijn, waarover menigeen zich verwonderde en dat door sommigen aan eene andere oorzaak, en wel aan ja loezie toegeschreven werd, of liever aan afgunst, dat haar vriendin zulk een goed huwelijk deed en dat zij „nog niets aan de hand had;" want de betrekking, die zij drie jaar geleden zoo wat met een zee-' man had aangeknoopt, was verbroken. Alleen de bruid kende de reden van hare afgetrokkenheid; want met deze had zij natuurlijk over den avond der waarzegge rij gesproken. Heintje Flas had haar best gedaan, om die „muzeneste uut Pietjes hoofd te ver- drieve", als haar gevoelen opgevende, dat het louter toeval was, dat met haar nu juist uitkwam, wat Marretje Flielands een maal voorspeld had; zij zou tenminste in haar geval zich niets aan de praatjes van de oude storen; integendeel: zij raad de haar aan dien avond te vergeten en haar verstand te raadplegen, dat haar zeg gen zou, dat de Voorzienigheid aan een oude, leelijke, arme, gebrekkige vrouw toch niet bij voorkeur de gave der alwe tendheid, die men God alleen mocht toe schrijven, zou verleenen; maar het meisje, hoewel zij de woorden van hare vriendin moest beamen, kon de gedachte, die zij zoo gaarne wilde verdringen, niet verban nen, en telkens begon zij er opnieuw over te mijmeren. - (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1929 | | pagina 1