42ste Jaargang No 4324 Zaterdag 27 April 1929 PROBEERT HET EENS EEKSTE BLAD. Voor de Zondag. Voor hoofd en hart. Texelsehe Berichten Leeskring-den Burg. Van onze Boekenplank. ABONNEMENTEN: UITGAVE: N.V.v/h LANGEVELD DE ROOIJ DEN BURG OP TEXEL ADVERTENTIÈN: TELEFOON: N°11 POSTGIRO: N° 652 :s POSTBUS: N°. 11 OVER WAARHEID. De mogelijkheid^ maar tevens de moei lijkheid om waar te zijn, ontstaat eerst met het spreken. Dieren en kleine kinde ren zijn nooit onwaar: ze uiten zich zon der bewust te zijn van zichzelf, dus zon der zich te kunnen vervalschen. Zoodra we gaan spreken ontstaat echter de kans, dat onze woorden ons wezen niet dekken, dat we zeggen, wat we niet voelen, niet waar maken. De woorden liggen toch klaar voor ieder; we kunnen ze gebrui ken, ook al beantwoorden onze gevoe lens er niet aan. Het is niet erg als ze er nog niet aan beantwoorden. Een kind, dat veel om gaat met volwassenen, gebruikt vanzelf woorden, waarvan hij de eigenlijke zin nog niet kent. Hij zal er wel in groeien. Jonge menschen steken hun prille ge voelens ook dikwijls in rijpe woorden: ze spreken van hun wanhoop, van hun onwankelbaar geloof, van hun liefde voor het leven. Ze misleiden er niemand mee, want ieder weet: voor het grootste deel zijn het nog maar woorden, die ze eens, veel later, zullen voelen. Bedenkelijker is het, als onze woorden niet meer waar zijn; ééns klopten ze van leven, maar nu zijn ze leege klanken geworden in onze mond en we weten het zelf niet. We blijven van liefde spreken en van geloof, ook als ons hart reeds lang heeft opgehouden te beminnen en niet meer weet, wat gelooven is. Dan spelen we nog de liefhebbende, de geloovige, maar we zijn het niet meer. Het leven maakt dikwijls tooneelspelers van ons, die ge voelens spelen in plaats van menschen, die ze doorleven. Voor een acteur, die z'n rol goed speelt, is ze waar voor hem, zoo lang hij haar speelt, voor zijn ver beelding. Maar hij is toch een ander en hij trekt in het gewone leven de con sequenties niet van de gevoelens, die hij op het tooneel vertolkte. Vaak is onze taak in de wereld voor ons, wat de rol is voor de acteur. We doordringen die taak niet met onze geheele persoonlijk heid; zoodra we haar hebben neerge legd zijn we ook weer een ander. Van daar, dat wij kunnen spreken en handelen als ambtenaar, als koopman, als schrij ver, als dichter, anders dan als mensch. Maar wat bewijst dit dan dit droevige: dat er geen waarheid in ons is, geen volkomenheid. Er bestaan boekjes: Goe- the als dichter, Goethe als schrijver, Goe the als natuuronderzoeker. Als ze goed zijn, gaan ze uit van de mensch Goethe, de mensch in wie al die deelen op en ondergaan, die rijker is dan de som van zijn deelen. Die menschelijkheid toch is het voornaamste, de basis, de draag ster van al dat andere. Daaraan ontbreekt het nu juist te vaak bij ons. Wat wij doen en zijn in de we reld, komt te weinig voort uit onze men schelijkheid; daarom is het ook niet ge heel waar. De waarheid spreken we en kel en alleen als mensch. „In waarheid geleid worden" is niets anders en kan nooit iets anders zijn dan: in mensche lijkheid groeien, zóó worden, dat ons mensch-zijn al onze andere functies door dringt en opheft. Slechts voor zoover dat geschiedt, zal alles, wat we in onze speciale functies doen en spreken, het stempel der waarheid krijgen. Zondag 28 April. ZONDAG. Wees niet vandaag dit en gisteren dat En weer wat anders het volgend jaar. Wees wat je bent, voluit, geheel, Niet half, niet stuksgewijs verdeeld, 1 b s e n in "Brand". MAANDAG. De sleutel tot de wereld heet Deemoed. Zonder haar is eik kloppen, beluisteren of turen tevergeefsch. DINSDAG. De leugen voigt ons tot in het graf. WOENSDAG. Hij en is niet volcomen goet Die niet en heeft gheweest Mitten quaad en goet. DONDERDAG. Fouten van anderen met zachtmoedig heid te dragen, is een bewijs van hooge geest. Democritus. VRIJDAG. leder moet zijn innerlijk geluk op zijn eigen wijze bouwen. W. von Humboldt. ZATERDAG. Niets is hopeloos: we moeten op elk ding hopen. Euripides Examens. Tot de tweede klas der Rijkstuinbouw school te Lisse is bevorderd de leerling D.H.Keijser Cz. en tot de derde klas de leerlinge N.A. Eelman Cd. Afscheid Ds. Raabe. Men deelt ons mee: Het afscheid van ds. Raabe is bepaald op Zondag 23 Juni. Te Winschoten zal Z.Eerw. zijn intree doen op Zondag 30 Juni a.s., na door Prof. dr. Th. L. Haitjema, van Gronin gen, te zijn bevestigd. Schapenhouderij in Frankrijk. In vergelijking met het jaar vóór de oorlog is het aantal schapen in Frank rijk met een derde verminderd, zoo meldt men. Het bedraagt thans tien of elf mil joen tegen ruim 16 miljoen in 1914. Dien tengevolge moeten groote hoeveelheden schapenvleesch en wol uit het buitenland worden ingevoerd. De laatste tijd worden pogingen aangewend om weer een uit breiding van de schapenteelt te krijgen. Volgens de heer Henri Girard, een zeer bekwaam practicus, is de schapenhouderij een van de weinige takken van het boe renbedrijf, die op het oogenblik nog winst opleveren. De vraag naar schapen vleesch en naar wol is grooter dan het aanbod. De prijzen van volwassen scha pen zijn weliswaar naar verhouding niet hooger dan voor de oorlog, maar de fokker, die de tegenwoordige eischen van de markt heeft gevolgd en zich toelegt op de productie van vette lammeren, rnaakt winsten, welke die van voor de oorlog belangrijk overtreffen. Voor nog geen 16 cent per week. Het leesgeld bediaagt f 2,—per 13 weken De portefeuille bevatPanorama. Holl. Lelie, Stuiversblad, Wereldkroniek, Morks-Maga- zijn, Eigen Haard, De Aarde en haar Volken en Nederland. BOEKHANDEL PARKSTRAAT (adv.) Cns Texelsch dialect. XI. Wie vult onderstaand lijstje aan Wie kan de woorden nader toelichten Wie weet het beter Krut, kruiwagen; slet, wollen boezelaar; vinken, kaantjes; siepels, uien; huus uut, binnenshuis klaar zijn met de schoon maak; lap, halve stuiver; achterhuus, keu ken; poesie- restje eten van de vorige dag. Over het woord „hooi-bejouw" schrijft een lezer: Mij dunkt, dat dit stamt uit de tijd, dat er tusschen werkgever en werknemer niet zoo'n afstand bestond als nu, maar de boeren elkaar bij het werk zooveel mogelijk behulpzaam waren. Zoo zou de beteekenis van het woord uit „hooi-bij- jouw" kunnen worden ver klaard. Later zal men onder hooi-bijouw de heele hooitijd begrepen hebben. Kreeuwen, gaat hij verder, is ongetwij feld een zuiver Texelsch woord en heeft m.i. de beteekenis van slordig herstellen, b.v. door een scheur of een gat in een kleedingstuk zoo maar wat bij te halen. „Ik ben geweest" en „we hebben" lui den in net Texelsch „ik heb weest" en Alle voordeelen van dure tabak voor den halven prijs Roode Pool 13 ct. Gele Pool 11 ct. per half ons. U -?rie£ veteh^/" „we hèwe", waaraan invloed van het Engelsche „I have been" en „we have" niet vreemd zal zijn. Verscheiden Texelsehe woorden komen met het Friesch min of meer overeen. We noemen slechts: ket, hit, Fr.: kedde; dies, nevelig, Fr.: diesnig; zwaad of zwad, pas afgemaaide grasstrook ter breedte van de zeis, Fr.: swud; poniter, dikke stok, welke men over een wagen met hooi spant, Fr.: poentsiet; weebiet, maaltijd vooraf, hier ook wel los koppie genoemd. o— Tot slot voor deze maal een bijdrage van een lezeres, die zich naar we meenen met succes beijverd heeft, daarin zuiver Texelsch dialect te bezigen. o— T e s s e 1, 26 April 1929. Beste Duunker. Guster had ik al van plan weest effies mit de tentwage on de Burg te kornrne foor een paar boeskippe, maar ik see teuge Garriet: Jonge Garriet, dot gaat niet deur vanochte; ik staan 't weer niet; 't is greeuw deer arges bove de diek. In don mit me opknapperse goet. Ja, mens, see-d-ie, die vrouwleu ok altied; wee trekke de pielese broek maar on, en vort gaat-ie. En moet je nouw nog peul: bee skee d'r niet uut. Nouw, vurt dan maar, see ik; 't sag nag wel beuig, maar efijn. Deer komme we 't Weelderend inreeë in dier siene wee net Klaassie-buur in de deur staan. Daaiijk moste we in- komtne in een teetje doen. Maar ik sèg: Klaassie-buur, 't spiet me, maar we ken- ne gien darde koppie wachte, wout Gar riet ken Jawik niet allien late mit de lammeree. We ben in de drukke tied, hé. Maar deer kwam juust Naatje van oome Pieter ansette in laat me nouw dat meike ons zoo lang an de praat houwe, dat we teuge viere pas an de boeskippe toekwamme. Deer staan ik een paar dage later bee de lient in deer hoor ik 'r ienije op 't; plaassie loope. „Kneelie, bei je derin Hi Jantje-nicht. Nouw kom erin en neem 'n zit. Ja, ik kwam julle net frage, of julle nag na de bruteree moste bee de bure. Nouw, wat sel ik sege, ja, ons Marrie was altied goeie maas mit heur, in deer- om gane we ok te fielseteere; maar niet op de bruiloft Nouw, Kneelie, loop don effies bee mee an, dan gane we mit zien drieën effies hene. Wei-ja-jet, Jantje-nicht, dat doen we. Bei je al an de skommaalc, Kneelie Ni, och, we kriele nag maar wat. Gar riet het 't zoo druk mit de lampies, in deer komt nag bee, dat 't fak rippereert worre moet, hè. De stiele begaffe 't, in nouw leit de reeïng vol skrote in skil- fertjes en deer wowe wee nouw net de skipe bergt hewe. Ja, zoo hei-je 't maar, hè. Nouw ben ik eigelijk ofdwaalt, Duun ker, ik zow jullie allien maar wille sège, dat we doe niet kornrne konne vanwege 't teetje bee Klaassie- buur, in nouw wow ik dan maar 'n briefie mit Sieme, de vrachtreeër meegevevoor uwe, om een el óf twie, drie kaspepier. Je siet, ik bin al an 't sorge foor dq tied, want ik hew net seit, dat we nag niet an de skoinmaak wazze, maar zoo'n kabenet kei-je soms net nag onder bande neme, as de manleu niet tuus benne. O ja, ik sow 't iiaast vergete hewe. Garriet zei eerdags wel nnfrage foor lammer krigge in dan wowe wee toch gnap trugskrieve. Decrom stuurt uwe d'r nag maar een flessie ink bee in wat gnappe koevertc. We hewwe nag 'n paar leege skrifte van 't skool van ons Marrie, die dan wel as skriefpepier gcbruukt wor- rc kenne. Nouw Duunker, uwe geeft't maar mit de vrachtreeër mee. Zelf hew ik gien tied en aars zow Garriet nag maar sège, dat ik veul te uuthuzig wier. Met groete Vrouw KNOL, Piepelekedick. Een nieuw bock. Van het Westelijk front geen nieuws. Geschreven in het Duitsch door Erich Maria Remarque; vertaald door Annie Salomons. Dit boek, dat bezig is de wereld te veroveren, verscheen in Duitscliland op 1 Februari en werd in de loop van tien weken geplaatst tot een fabelachtig getal van 430.000 ex. In ons land is het boek; .in het Hollandsch eerst op 20 April ver schenen, doch thans reeds heeft het tiende duizendtal de pers verlaten. Deze ge- o tallen spreken voor zichzelf. Dit boek wil noch een aanklacht zijn, noch een bekentenis. Het wil alleen een poging wagen om een beeld te geven van een generatie, die door de oorlog vernield werd, ook als zij aan de gar- naten wist te ontkomen. Zoo drukt de schrijver zich in zijn korte voorwoord uit. Op meesterlijke wijze is het hem ge lukt de uitbeelding te geven van het le ven van een groep jonge mannen, die de „romantische oorlog" ingingen. In een heldere, klare stijl teekent hij de ver schrikkelijke werklijkheid, die zij door leefden en waaraan zij een voor een ten gronde zijn gegaan. Jonge menschen van 18, 19 jaar werden na een korte militaire opleiding ingedeeld bij de t*oepen aan het front. In die enkele weken van voorbereiding waren ze grondig veranderd. „We werden hard, wantrouwend, meedoogenloos, wraak zuchtig, ruw en dat was goed, want die eigenschappen hadden we juist noo- dig", anders waren ze al spoedig gek ge worden. Met vier klassegenooten komen ze in een sektie van Friesche boeren, visschers en arbeiders, onder wie ze weldra hun beste kameraden vinden. Tjaden, een slo tenmaker, Westhus, een turfsteker, De- tering, een boer, en Katszynski, een ouct „frontvarken" van veertig jaar. De laat-, ste wordt kortweg, „Kat" genoemd en is als het ware hun aanvoerder, hun filosoof, hun duizendkunstenaar, tot ook hij Nooit zal het U meer geheel loslaten na de lezing van dit wonderbaar een voudig en grootmenschelijk boek: het sterven van hun vriend Kemmerich, van wie men het been moest afzetten het jammeren der getroffen paarden, dat de mannen tot razernij brengt. „Het lijkt de ellende van de geheele wereld, het lijkt de marteling van alles, wat ge schapen is". liet wrange van de al bitterder worden de humor, echt menschelijk, die hun het leven in de modder der loopgraven, met de dood voor oogen, nog eenigszins te dragen maakt de aanval, trommelvuur, granaten, kar tetsen, die graven opwoeien als ze dekking moeten zoeken op een kerkhof. TEXELSCHE COURANT DEN BURG: 50 ct. per drie Maanden. Franco p. post door geheel Nederland 75 ct p. 3 maanden. Losse nummers: 3 ct DE TEXELSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAG. EN ZATERDAGMORGEN Van 1-5 regels: 50 ct. lodere rogel meor: 10 ct. Dezelfdo advertentie A maal geplaatst wordt 3 maal berekend. Bij abonnement lagere rogelprljs, ADVERTENTIÈN MOETEN DAAGS VOOR 'T VERSCHIJNEN 4 UUR NAM. IN ONS BEZIT ZIJN V\ Be\c*j»r Je bon* tooi mooie houten pijp, tob*k*doo* ol uchbak.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1929 | | pagina 1