Pz. DEN HELDER
Tandheelkundige Inrichting
KI. BOON
DEN HOORN
Koopt Uwe
Dames-Confectie
en Dames- en
Kinderhoeden
IN DEN MODEBAZAR
S. HERSCHEL, Den Helder
Koningstraat 17-21-23
Stoomerij en Ververij
van S. KROM
65 et,
per pond
NOG NOOIT
8- Se Texelstroon]
naar Purmererïd
Be macht van het geld.
DUINKER's
MELANGE
C. ACKEMA.
Spreekuur Woensdags van 10—4 nur.
Adres ÈLlMffl 111ZERSTEMT 24, Ben Helder.
Prima Kunstgebitten. Pijnlooze behandeling.
Ziekenfondsleden tegen verminderd tarief.
Portret-atelier Jac. de Boer
Keizerstraat 75, den Helder.
LEVERT UiTSLülTEHD Iste klas FOTOWERK
Kaartfoto's bruin of zwart vanaf f2,- pJst.
Waar haal ik goede Overhemden vandaan?
Naar den Hoorn moet U gaan.
uitsluitend in het best
gesorteerde magazijn tegen
de laagst genoteerde
prijzen
FEUILLETON
IS HOOGFIJN
is onze thee PE0C0 GRUIS,
thans 36 ets.,
zoo lekker geweest als ze nu is.
THEEHANDEL FOCKE S. KLEIN.
vaart Maandag a. s.
D. METS
absoluut houdbare uitvoering
Velen hoorden we dikwijls vragen
Opgelost is reeds lang dit raadsel
Daar is, wat men thans wil
Sorteering GROOT, kwaliteit steeds FIJN
En de prijs - biijft; toch nog KLEIN.
Wilt U 't adres? Noteer dan even;
IBfc Agent Stoomen en Verven GEBR. HOEKSEMA, Leeuwarden.
is de eenige inrichting te Alkmaar die is [ingericht
om Uw goederen chemlssh te behandelen of te
verven.
Onze NAAM warr'jorgt U een PRIMA afwerking.
(Een boeiende roman naar het
Engelsch van Freeman Filden.)
„O, neen, mijn vader niet"! riep Edith
bevend.
„Ja, uw vader ook. Hij en Edward Mil-
burn." Maar de vlaag van hartstocht-
ging snel over, en Enoch deed zijn stern-
weer dalen. „Het spijt me, wat ik daar zei.
Ik had geen bedoeling om u weer verdriet
te doen. Misschien trof hun evenveel schuld
als mij. Ik zal u zeggen, wat er lange tijd
daarvoor gebeurd was. De zoon van Ha
rold Milburn kwam bij mij werken, nadat
zijn vader en zijn moeder beiden gestor
ven waren. Ik trachtte eerlijk tegenover
hem te zijn, hoewel ik zijn gezicht een
voudig niet zien kon. De naam Milburn
alleen ai verkilde mijn hart. Toch zeide ik
bij mezelf, dat de jongen er geen schuld
aanhad. Toen gebeurde er iets op zich
zelf een onbelangrijke gebeurtenis mijn
werklieden zonderden Milburn af om met
mij te spreken over loon, geloot ik ert
ik verloor mijn kalmte. Neen, ik weet
eigenlijk niet zeker, ot* ik mijn kalmte ver
loor. Daar was ik ook de man niet naar.
Neen, toen ik in het gezicht van Miüburn
keek, zag ikniet de gelijkenis met
zijn moeder, die u zag in het portret bo
ven, maar een zekere verwaande voldoe-
doening, die precies als die van zijn va
der was. Ik kon het niet verdragen. Toen
wist ik, dat ik nooit een dag rust kon
hebben, zoolang die man om me heen
liep. Ik gat hem zijn ontslag. Uw vader
trok zijn partij, en zei, dat hij ook zou
gaan. Nu, hij kreeg zijn zin. Zij vertrok
ken beiden."
„Maar mijn vader heeft mij verteld, dat
„u hen op straat gezet hebt op een ver
schrikkelijke dag in de winter."
„Dat is waar, en het was verkeerd. Ik
verdedig mezelf niet. Woede had zich van
mij meester gemaakt. Ik ziedde van haat.
Ja, het is waar, ik zette hen op straat
Dwaas die ik was. Ik wilde hen allebei
vernietigen en ten gronde richten. Ik had-
moeten weten, dat dit de manier niet
was. Aten kan iemand niet vernietigen,
door hem te laten worstelen. Iedere dag
worstelen maakt hem sterker. Trap een
man in de modder en u kunt van hem een
voorwerp van verachting of spot maken,
maar als hij weer overeind komt, is hij
vervuld van strijdlust. Dan zal hij dingen
doen om met u af te rekenen die
hij niet voor zichzelf zou doen, om te
s.agen. Zoo ook hier. Milburn en je vader
gin0en heen en vonden hun weg. het ging
hun goed op hun manier. Niemand kan
eer doen dan dat."
„Nu, ik zag hen gaan en ik zag daarna
MELANGE-FABRIEK.
OVERAL VERKRIJGBAAR.
VOOR DE JEUGD.
iSfeneer 3?im pel mans en zijn auto.
43. Eiannes Mop, het jongmaatje,
liep intusschen wat hij loopen kon,
om de familie Pimpelmans te waar
schuwen. Hij trok er zijn klompen
voor uit en in zijn ijver dacht hij er
niet eens aan, dat zijn groote teencn
wel eens kou konden vatten.
44. Wat een ontsteltenis bij de fami
lie Pimpelmans. Meneer, mevrouw
en Betje, ze lieten hun heele hebben
en-houden in de steek en renden
met Hannes Mop mee. Nog nooit
had meneer, sedert z'n jongensjaren
zóó geloopen.
dat het hen goed ging. Dat maakte mij
woedend. Ik was overwonnen. Maar ik
haalde mijn schouders op, zooals ik deed,
wanneer ik een of ander bedrag verkeerd
belegd had. Daarmede had het uitkunnen
zijn. Ik had hen niet gevolgd. Langza
merhand zou mijn bitterheid verdwenen
zijn. Maar Milburn en uw vader wilden
het anders. Jaar op jaar beleedigden zij
mij met brieven. De maand November ging
nooit voorbij, of de oude woede werd
opnieuw in mij opgewekt door hun eigen
toedoen. Zij griefden mij. Zij hadden he-el-
wat te zeggen, wat wreeds waarheid was.
Zij pochten op hun succes. Dat was nog
zoo erg niet. Ik heb nog nooit iemand
succes benijd, dat hij verdiend heeft. Ik
kon gerust toegeven, dat zij hun succes
verdiend hadden. AAaar zij verhieven zich
er op dat ik vereenzaamd was, en zij
hoonden mij in mijn ongeluk. Want zij
waren scherpzinnig genoeg, om te zien,
dat ik ongelukkig was. Maar ook toen
ondernam ik niets tegen hen. Ik zag er
trouwens geen kans toe. Zoolang zij
werkzaam, en ijverig en zuinig bleven, wa-
•en ze veilig, ook al had ik hen w(_en
aanvatten."
„Maar ten laatste leverden zij zichzelf
aan mijn handen over. Zij gingen te ver.
Zij kwamen mij in deze zelfde kamer
-..cruitn.ea, en toen zij weggingen, Leven
zij deze belediging achter als 'de kroon
op hun werk. Kijk!" Hij haalde een en
velop uit zijn zak en gaf die Edith in de
hand. In de envolop was iets ronds en,
hards.
„Kijk er in", zei Enoch. „Liet is een
goudstuk. Vereer dit. Het is uw God."—
Dat is een leugen. Ik heb nooit het geld
vereerd, ik ben ijdel geweest en trotsch
en dwaas. Maar ik heb nooit het geluk
van ook maar één uur verkocht voor geld.
Neen, geld is nooit doel voor mij geweest
maar altijd een welkom middel. Zonder
geld, zondei het werkzaam leven, dat mij
geld heeft ingebracht, zou ik nocr onge
lukkiger geweest zijn. Maar die envelop
welke u daar in uw hand houdt, was no<r
siechts kinderspel bij wat de zoon varL
Harold Milburn in zijn giftigheid over
"itsP.uwde- -Wat heb jij nu, Gar-
butir sung-erde hij mij in mijn gezicht,
y. huis. Wij hebben een gezin era
iünke kinderen waar we trotsch opkun
nen zijn. Wij genieten de welwillendheid
van iedereen. Vervloekt, als wij niet alles
aan jou te danken hebben, Garbutt."
„Daar hadden ze mij, ziet u. Het was
waar, ik had hen zelf op de weg naar Liet
succes gebracht. Dat was de ironie van
het geval. Ik had hun de gelegenheid ge
opend tot welstand en triomf; en -hoe
stond het met mij Ik was alleen, zooals
iij hoonden. Zonder vrienden, anders ge
zegd. Maar ik heb hen geraakt."
(Wordt vervolgd.),
92.
T
&t£3E£