Poldergemaal Waalenburg.
stempel van medeplichtigheid aan de
oorlog op zich. Op de Volkenbond is
aller hoop gevestigd. Komt het daarmee
niet in orde, de wereld ligt over 10, 20
jaar in puin. Zoo ja, de wereld gaat een
veel beter toekomst tegemoet. Dan zal
de spreuk, volgens welke men zich ten
oorlog zou moeten bereiden om de vrede:
te erlangen, zijn afgedaan en vervangen
door: „Zoo gij u niet met de vrede be
moeit, zal de oorlog zich met u bemoeien".
Een hartelijk applaus volgde op deze
met overtuiging uitgesproken woorden.
Uit „Peter Halket".
Nu was de beurt aan ds. Alb. Vis, die
voorlas een fragment uit „Peter Halket jn
Mashonaland", een boek van de begaafde
Zuidafrikaansche schrijfster Olive Schrei-
ner, toegerust met een buitengewoon fijn
gevoel en een dichterlijke verbeeling. In
haar boeken, ook in het hier bedoelde,
pleit zij voor het zoeken naar waarheid,
voor de ernst in het leven, voor het ge
loof in het ideaal. „Peter Halket" is de
geschiedenis van een jonge Engelsche in
fanterist, die in 1895 meegegaan is naar
Zuid-Afrika en er zijn fortuin hoopt te
maken. Hij krijgt er echter een Christen-
visioen en wil dan niet langer in dienst
staan van de gecharterde compagnie van
Rhodes maar van dc „wereldcompagnie
der liefde." Olive Schneiner schreef dit
aangrijpende boek in de dagen, dat de
Engelschen in Metabel groote wreedheden
jegens de negers begingen.
Ds. Vis droeg het fragment op boeiende
wijze voor en vond een aandachtig ge
hoor. Naar het ons echter voorkomt, was
de keus van dit fragment wat aan de
moeilijke kant. Het voorstellingsvermogen
wordt op een zware proef gesteld.
Met een toepasselijk muzieknummer
(gramofoonplaat op de Columbia Kotster)
eindigde het eerste deel van het pro
gramma.
Uit „Mr. Britiing".
Na de pauze betrad de heer H. Klimp
de katheder om ons voor te lezen de
„Briet van Mr. Britiing" uit „Mr. Britljng
sees it through" van de bekende knappe
en zoo vruchtbare Engelsche schrijver
Herbert O. Wells.
In Mr. Britiing wordt de verpersoon
lijking geteekend van, volgens Wells, de
Brit, in de beste zin van 't woord. Wells
schildert welke invloed de oorlog op de
hoofdpersoon heeft en tot welk inzicht
deze dan raakt. Het treffendst is dit
saamgevat in de brief, welke vader Brit
iing, die zijn dierbaarste zoon verloren
heeft, schrijft aan de vader van de Duit-
scher, die een leermeester Van zijn zoon
was en eveneens in de oorlog viel.
De groote oorlog, schrijft hij, is de
meest tragische en verschrikkelijke ramp,
welke ooit de menschheid trof. Het is 'n
massale jongensmooid, de verspilling van
het leven en het materiaal voor de toe
komst, voor de haat en nijd van het
heden. Gekken en schurken, politici en
bedriegers maken de oorlog. De traagheid
en bescheidenheid van de groote massa
der menschen laten het toe. Er moet een
eind aan komen uit liefde voor al wat
menschelijk is.
De sobere toon, de rustige voordracht
van de heer Klimp paste zich geheel bij 't
stuk aan. Hem gewerd een luid applaus.
Het quintet speelde hierna ter afwisse
ling het Adagio uit de Sonate Pathetique
van Beethoven en Ave Ataria (Meditation)
van Gounod. We konden er van genieten.
De musici hebben haar (hun) sporen
ook sinds lang verdiend. In detailsi
behoeven we ons in dit verslag zeker met
te verdiepen.
Uit: „De Predikant van Poggsee".
Met een fragment uit bovengemeld boek
van Gustav Frenssen besloot Ds. Vis
het programma. Een fragment uit een
oorlogsboek van de Duitsche schrijver,
waarin hij, in de hem eigen eenvoudige
verhaaltrant, toont hoe men, zooals hier,
onder uiterst moeilijke omstandigheden
toch een geestelijk ideaal moet dienen.
Het fragment brengt ons in kennis met
Ds. Adam Barfood en zijn vrouw Goede,
juist wanneer zij bericht ontvangen van
het sneuvelen hunner beide zoons Hiller
en Oege. De schitterende voordracht van
Ds. Vis doet Frenssen recht wedervaren1;
(We kunnen onze lezers aanbevelen van
het boek kennis te nemen.) Applaus
kwam daverend los.
Na nog een paar gramofoonplaten te
hebben doen hooren, bracht de voorz.
dank aan allen, die hun medewerking ver
leenden tot het slagen van deze avond.
De bovenvermelde motie werd bij accla
matie aangenomen en zal ter kennis van
de Geneefsche Conferentie worden ge
bracht. Doelende op de brochure van Ir.
Dijt, meende spr., dat men respect moest
hebben voor hen, die een uitweg zoeken
uit het moeras, waarin de wereld verzeild
is. Oud en jong, menschen van iedere
richting moeten hun beste krachten geven
aan de zaak des vredes. Wij hopen, ein
digde spr., dat deze avond bijdragen
moge, om, zij 't langzaam,, onverbiddelijk
stappen te doen in de richting van „Inter
nationale Ontwapening" en „Nooit geen
oorlog meer!"
Een geestdriftig applaus barst op deze
woorden los en dan verlaat men de zaal
in het bewustzijn niet vergeefs aanwezig
te zijn geweest.
We zijn onze lezers nog een ophelde
ring verschuldigd. Het afd. bestuur, schre
ven we, stelden pogingen in het werk om
medewerking te verkrijgen van personen
van diverse richtingen en klopte ook bij
de Texelsche predikanten en pastoor al-
fiielr iaan. Wat het resultaat was, vindt
de lezer hierboven. Het bestuur drukt er
nochtans zijn voldoening over uit, dat
onder het publiek alle richtingen ver
tegenwoordigd waren en de stemming on
verbeterlijk was.
In verband met het gevorderd uur (het
was over elven, toen we de zaal verlieten)
moest het fragment uit Schweitzer's „Uit
mijn jeugd" vervallen.
Viool-Recital Tj. Jdh. Dito.
Op Dinsdag 10 November a.s. zal in
hotel „Texel" een Viool-Recital worden
gegeven door de heer Tj. Joh. Dito,
directeur eener Muziekschool te den
Helder. Hij zal aan de piano worden be
geleid door mej. Joop Dito, pianoleerares
te Haarlem. Nader biezonderheden over
dit concert volgen.
Oprichting Tooneelclub?
Men schrijft ons:
Als (nog maar sinds kort) inwoner van
den Burg heeft het mij verbaasd, dat hier
geen tooneelvereeniging bestond. Bij na
vraag bleek mij, dat wat er op djt gebied
heeft bestaan, helaas het lot van zoovele
vereenigingen heeft ondergaan, n.l. het
van de vlakte verdwijnen.
Geachte inwoners van den Burg. Is het
voor een plaats als de uwe bestaanbaar,
dat u in deze bij zooveel kleine dorpjes
achterstaat? Ieder die, al is het op be
scheiden voet dan ook, in verbinding met
een tooneelvereeniging heeft gestaan, zal
met mij eens zijn, dat hij het verdwijnen
van zooiets betreurt, ja, sterker, snakt
naar een herleven. Elke bekende zal
het nut en genoegen dat zulk een vereeni-
ging verschaft, willen toegeven. Ieder zal
met een zekere weemoed terugdenken aan
gezellige avonden, welke nu voorbij zijn.
Het publiek zal eveneens nooit vergeten
de uitvoeringen, door Texelaars gegeven.
Daarom nogmaals, geachte Burgenaars, is
het nu niet de tijd, om terwijl de lange
winteravonden op ons afkomen, een too
neelvereeniging op te richten Als eiland,
bewoners kan men zich zoo echt knus en,
gezellig onder elkaar voelen. De radio
haalt ook Texel uit zijn isolement van
daan, maar dat hier toch altijd een saain-
hoorigheidsgevoel blijft, dat staat vast.
Ik wil besluiten met waarmee ik begon
nen benBestaat er kans, dat in den Burg
een tooneelvereeniging wordt opgericht?
Zoo ja, hetgeen ik vurig wensch, willen
zij, die met mij voor zooiets voeLen, hun
wensch dan kenbaar maken door een
kaartje aan het bureau van de Texelsche
Courant
Tot het welslagen van dit plan zijn an
ders niet noodig dan een wil en het noo-
dige optimisme. Twee factoren waarover
naar mijn bescheiden meening de Texelaar'
wel beschikt.
(Kunnen U.D.l. en-of „Texel" niet eens
nieuw leven worden ingeblazen? Neem ',r
voorbeeld aan I.L.B., de R.K. Tooneelclub
hier, die ieder jaar eenige malen voor-
het voetlicht treedt en het In de amateur-
tooneelkunst werkelijk aardig ver ge
bracht heeft. Red.)
Officieel in dienst gesteld.
Gistermorgen half twaalf had de offi-
cieele indienststelling plaats van het ge
maal in Waalenburg in tegenwoordigheid
van het Bestuur van de polder, het Dage
gelijksch Bestuur 30 Polders en B.-Nieuwl.
Ged. Statenleden Michels en Bomans, ir.
Verhey, ir. Muller en hoofdopzichter Van
der Tooren (van 't Ing. Bureau Dwars en
Verhey te Amersfoort), vertegenwoordi
gers van de Thomasmotorenfabriek, te
de Steeg en de Stork-Machinefabriek, te
Hengelo en verdere genoodigden. (De
directeur van Staatsboschbeheer was ver
hinderd; hij zond dit telegram:
„Tot groot leedwezen door ambtsbezig
heden verhinderd heden plechtige ope
ning en diner bij te wonen bied u inmid
dels beste gelukwenschen aan op deze
voor uw polder gewichtige dag.
Van Dissel."
De heer Timmer was door een lichte
ongesteldheid verhinderd aanwezig te zijn.
Ook van de zijde van het publiek werd
vrij groote belangstelling aan de dag ge
legd, zoodat de machinehal voor een goed
deel bezet was, toen de heer J. Eelman,
dijkgraaf, te spreken aanving. We laten
zijn rede hier volgen:
Mijne heeren,
Ik heel u allen hier in de machinekamer
van ons poldergemaal hartelijk welkom en
spreek er mijn voldoening en erkentelijk
heid over uit, dat- u aan onze uitnoodiging
om bij de opening tegenwoordig te wil
len zijn gevolg gaf.
Deze dag is een gedenkwaardige dag
voor Waalenburg niet alleen, doch te
vens voor een deel der 30 Polders, Bur
ger Nieuwland en een gedeelte van het
aan de Staat toebehoorende terrein, dat
ook door onze polder afwatert. Gedenk
waardig, omdat deze dag, naar we hopen,
een periode wordt afgesloten, dat een
groot complex land des winters en soms
ook in de zomer met water was bezwaard,
waardoor de productiemogelijkheid van
dat land lang niet zoo groot was, als dat
behoorde te zijn. Wij allen weten bij er
varing, dat vooral Waalenburg des win
ters soms meer op een zee geleek dan op
land, dat in cultuur was. Dit moge zijn
eigenaardige bekoring hebben gehad, voor
liefhebbers van schaatsenrijden, voor boe
ren was het een toestand, die niet langer
bestendigd mocht blijven.
Een open oog voor deze achterlijke toe
standen hebben de beheerders van onze
polders reeds jaren gehad en de pogingen
om daarin verbetering te brengen, datee
ren dan ook reeds uit het laatst der vorige
eeuw, toen men over drooglegging reeds
van gedachten wisselde. Er ontstond tus-
schen de ingelanden een strooming voor
droog en een voor nat land met het door
hen zoo hoog gewaardeerde harend hooi,
dat zoo goed heette te zijn voor de scha
penfokkerij.
De goede verstandhouding tusschen de
„drogen" en „natten" liet wel eens te
wenschen over en tot overeenstemming
kon men maar niet komen, totdat de
strooming voor droog ten slotte meer en
meer veld won en uiteindelijk overwon.
Doch hiermede waren de moeilijkheden
nog niet van de baan.
Weliswaar was hiermede het verschil
punt in de boezem van het bestuur van de
polder van de baan, doch er restten nog
groote moeilijkheden, die buiten het ge
bied van Waalenburg lagen.
De 30 Polders, Burger-Nieuwland en
een deel der Staatsgronden hadden het
recht van loozing in polder Waalenburg,
en bleven dat recht natuurlijk handhaven,
ook indien laatstgenoemde polder tot be
maling zou overgaan. Weliswaar hadden
die gebieden bemaling niet zoo hard van
noode als Waaien burg, doch ons bestuur
stelde zich op het standpunt, dat een ver
laging van peil in de achtergelegen gron
den, alhoewel voorloopig wellicht niet
verlaagd, op de duur gewenscht zou zijn.
Het lag dus ook voor de hand, dat
getracht werd een deel der bemalings
kosten te verhalen op de achtergelegen:
gronden. De onderhandelingen, hierover
gevoerd, liggen velen uwer nog vrij versch
in het geheugen, en de moeilijkheden,
die er te overbruggen waren, schenen
wel zonder einde, doch het spreekt van
zelf en het is uit een bestuurdersoogpunt
zelfs zeer te waardeeren, dat elk der
partijen met de minste kosten verbete
ringen in zijn gebied trachtte te verkrij
gen.
Het besluit van 1913.
Ik zal niet releveeren al de plannen,
die gemaakt en uitgewerkt zijn, en al de
berekeningen, die er gemaakt zijn, doch
memoreer slechts dat overeenstemming
tusschen Waalenburg en achtergelegen
polders niet was te verkrijgen, totdat in
1913, onder voorzitterschap van wijlen
Aug. Keijser in de vergadering van
Hoofdingelanden van onze polder beslo
ten weid, over te gaan tot bemaling,
zonder dat overeenstemming werd be
reikt tusschen de verschillende belang
hebbende partijen, in de hoop, dat hier
voor in de toekomst wel een oplossing
zou worden gevonden. Met polder Eier-
land zou een overeenkomst worden aange
gaan, waarbij het recht van waterafvoer,
van onze polder werd aangekocht voor
18000 gulden. Ware spoedig daarop de
groote oorlog niet uitgebroken, dan had
de zaak in 1914 ongetwijfeld haar beslag
gekregen, doch waar van 1914 tot 1918
de tijden onzeker en duur waren, konden,
de Ged. Staten de overeenkomst tusschen
Waalenburg en Eierland niet goedkeuren
en bleef de zaak rusten, totdat verwacht
mocht worden, dat de economische toe
standen weer in evenwicht schenen te
gekomen.
Toen de draad echter weer werd opge
vat, waren de omstandigheden op econo
misch gebied zoodanig veranderd, dat Ge
deputeerde Staten een afkoopsom van
18000 gulden veel te laag vonden en na
heel wat wederwaardigheden deze ten
slotte vaststelden op 40000 gulden
Polder Eierland vond deze som eerst
te hoog, doch tenslotte werd het voor
stel van Ged. Staten aangenomen.
Tegelijk met het herzien der afkoop
som van Eierland, werd door Ged. Staten
in behandeling genomen een studie, over
het bedrag, dat zij billijk oordeelden,
dat de achtergelegen gronden in de be-
malingskosten zouden moeten bijdragen,
omdat ten slotte wel gebleken was, dat
de partijen op Texel het onderling niet
eens konden worden. Het resultaat was,
dat bij wijziging der biezondere regle
menten van de betrokken lichamen, door
de Staten van Noord-Holland tenslotte
werd voorgesteld dat Waalenburg 76.5
pet., de 30 Polders 13.5 pet., het Burger-
Nieuwland 6 pet. en de Staat 4 pet. van
de bemalingskosten zouden betalen, welke
cijfers waren afgeleid uit de peilen, die
in de loop der onderhandelingen door
verschillende besturen als gewenscht
waren opgegeven.
Een mijlpaal bereikt.
Alhoewel jarenlang geen overeenkomst
over de bijdragen in de bemalingskosten
kon worden verkregen tusschen de ver
schillende besturen, kwamen tegen het
voorstel van Ged. Staten van geen enkele
kant zoodanige bezwaren, dat de Staten
verandering in hun voorstel noodig acht
ten, met het gevolg, dat de verplichting
tot betaling van vorengenoemde percenta
ges, werd vastgelegd in een door de Sta
ten gewijzigd biezonder reglement voor
de betrokken waterschappen en de Staat,
dewelke later goedgekeurd werden door
de Kroon.
Hiermede was in 1927 een voorname
mijlpaal bereikt en het dient hier nog
te worden gezegd, dat alhoewel groote te
genstrijdigheden van belangen overbrugd
moesten worden, de discussieën tusschen
de verschillende besturen daarover, steeds
een aangenaam karakter hebben gedragen
en nooit eenige aanleiding zijn geweest
tot verwijdering onderling, twist of twee
dracht..
Dat Ged. Staten tenslotte de knoop
hebben doorgehakt, heeft bij alle bestu
ren een opluchting gegeven, al moge het
dan ook zijn, dat ze enkele bepalingen
nog wel iets anders hadden willen hebben,
dan die welke thans vastgelegd zijn in de
biezondere reglementen.
Een woord van dank mag ik daarom
niet onthouden aan Ged. Staten van
Noord-Holland en aan de Hoofdingenieur
van de Prov. Waterstaat en tevens aan
de besturen van de achtergelegen gronden
en wel vooral aan het bestuur van de 30
Gem. Polders, waarmede wel het meest
geregeld moest worden inzake vergravin
gen aan de boezem door het Noorden. Ik
spreek hierbij de wensch uit, dat wan
neer aanstonds het gemaal in werking zal
zijn gesteld, wij allen met genoegen zul
len zien op het resultaat, dat na zoovele
moeilijke onderhandelingen is verkregen.
Ik hoop, dat het bestuur van polder
Waalenburg, dat met het beheer van het
gemaal en datgene wat daarmede in ver
band staat is belast, er in zal slagen dat
beheer uit te voeren naar het genoegen1
der besturen van de achtergelegen gron
den en geef hierbij gaarne de verzekering,
dat we deopmerkingen, die van hun kant
mochten komen, en ten doel hebben op
bouwend te werken, gaarne ter harte zul
len nemen.
Wij staan thans voor de taak, gronden
die tot nog toe door buitengewoon water-
bezwaar bijna onvruchtbaar waren, tot
productiviteit te dwingen, door ze droog
te leggen, doch het spreekt vanzelf, dat
het bestuur deze taak niet naar be-
hooren zal kunnen vervullen, indien de
watergangen en slooten geen voldoende
gelegenheid geven het water naar het ge
maal te voeren. Ik geef u de verzekering,
dat ons bestuur alles in het werk zal stel
len om d'e watergangen ,die voor haar
rekening moeten worden gemaakt en on
derhouden, in orde te brengen, doch ik
meen een dringend beroep op de ingelan
den niet achterwege te mogen laten om
hun scheidingssiooten uit te graven en op
diepte te houden. Eerst dan kan het ge
maal .volkomen tot zijn recht komen.
Samenwerking het parool.
Het parool wordt dus samenwerken
en ik eindig met de wensch, dat deze
samenwerking worde bereikt en binnen
afzienbare tijd Waalenburg en achterge-
legengronden, een verandering te zien zul
len geven, die ons zal doen zeggen: We
hadden nooit gedacht, dat een bemaling
een dergelijk goed resultaat had kunnen
opleveren.
Daaraan mede te werken zij ons aller
streven.
Tenslotte een woord van dank aan de
heer Verheij en zijn staf voor de wijze
van uitvoering van het werk, en als ik
van zijn staf spreek, dan denk ik in de
eerste plaats aan de opzichter Schone-
wille, die onder toezicht van de heer Ver
heij met buitengewone nauwgezetheid en
plichtsbetrachting het werk heeft geleid.
De bouwmeester Daalder dank ik voor
de wijze waarop hij de bepalingen van
het bestek heeft uitgevoerd en de aange
name wijze waarop met hem is saamge-
werkt. De firma Stork en Co. dank ik
voor de prompte uitvoering van het leve
ringscontract voor de machines en pom
pen en alhoewel Thomassen-motorenfa-
briek niet direct bij de levering is betrok
ken meen ik deze ook in mijn dank te
moeten betrekken voor de keurige afleve
ring van de motoren, die naar ik hoop
en vertrouw, op volmaakte wijze zullen
werken.
De bemaiingsplannen hebben onze se
cretaris veel werk gegeven en ik kan niet
nalaten ook tot hem een woord van dank
te richten, voor het vele werk door hem
gedaan. Verder dank ik allen, die heb
ben meegewerkt om de bemaling van
polder Waalenburg en achtergelegen gron
den een feit te doen worden en verklaar
hiermede het gemaal geopend. Ik verzoek
thans de machinist het gemaal in werking
te stellen.
Applaus, champagne en sigaren volgden.
De heer Michels spreekt.
Toen verkreeg nog de heer Michels, lid
van Ged. Staten het woord.
Ik kan zwijgen, begon hij, over de
groote moeilijkheden, die hier overwon
nen zijn. Het dossier, dat op deze zaak
betrekking heeft, en ter Prov. Griffie be
rust, is zeker wel een halve M. dik en
eenige Kg. zwaar. Altoos heb ik mij voor
Waalenburg sterk geintenesseerd. In 1918
kreeg ik op mijn vraag naar de stand van
de bemaiingsplannen van Ged. Staten ten
antwoord, dat de zaak nog in onderzoek