mogen worden.
De voorz. wees er echter op, dat het
bestuur van den Hoorn er weinig voor
voelt en zelfs als zoodanig de lezing van
de heer Koster niet wilde bijwonen, waar
op de heer De Oraaf verklaarde er niet
aan te twijfelen, of den Hoorn zal toe
treden; ook daar, betoogde hij, gaat men
met zijn tijd toch mee.
De heer H. Boer meende te kunnen
constateeren, dat in elk geval de Waal
wel tot ernstige toenadering bereid is. Bij
aansluiting zou hij toetreding als lid ver
plicht willen stellen. Het speet hem, dat
den Hoorn niet toeschietelijker is, maar
de zaak wordt alom besproken, ook
buiten de fabriek om en wie weet, wat
daaruit nog geboren wordt. In elk geval
zullen we het bij eventueele fusie van
Waal en Eendracht nog eens ernstig met
den Hoorn probeeren. Voorop staat, dat
we elkaar welwillend tegemoet treden.
Geen concunentiegeest of heerschzucht
bezielt ons. Behartiging van aller belang
kome op de eerste plaats. Het gaat slechts
hierom: Wat is voor de boer het beste?
Alle leden van de groote fabriek zullen
gelijke rechten hebben. Niet-leden zouden
in elk geval minder voor de melk ontvan
gen. Ik vertrouw, besloot de heer Boer,
dat den Hoorn niet alleen zal blijven
staan, maar mee wil werken aan de tot
standkoming van een groote fabriek voor
heel Texel.
Een commissie.
De heer M. Kuip vond, dat de leden
moeilijk tegen het bestuursvoorstel zou
den kunnen stemmen, wanneer alle des
kundigen in samenwerking voordeel zien.
Hierop gaf de voorz. een bevestigend ant
woord; vervolgens stelde hij voor een
commissie te benoemen, bestaande uit
twee leden van de Eendracht, twee van de
Waal en twee daarbuiten staande onpar
tijdige deskundige personen, de heeren
Dokter (dir. Coöp. Zuivelbank) en C.
Nobel (secr. N. H. Zuivelbond). De heer
Nobel, zoo lichtte de heer Boer toe, is
inzaKe samenvoeging van zuivelfabrieken
uitermate tot oordeelen en adviseeren be
voegd, evenals de heer Dokter, die de
boekhouding aan beide fabrieken dooi
en door kent. Zij zullen in de Commissie
de leiding hebben, op welke wijze de bil
lijkheid en onpartijdigheid zooveel moge-
gelijk zal worden betracht. De eindbe
slissing blijft aan de leden.
Aan het voorstel van de heer Joh,
Roozendaal om ook den Hoorn in die
commissie te doen vertegenwoordigen,
meende het bestuur geen gevolg te moe
ten geven. Zooals ook reeds uit de Texel-
schc Crt. van Zaterdag bleek, voelt het
bestuur van den Hoorn niets voor samen
werking, waarom het bestuur zich liever,
wat die Commissie aangaat, tot de Waal
en Eendracht wilde bepalen.
De heer Boer ging nog eens uitvoerig
de groote voordeelen van een groote fa
briek voor Texel na en betoogde, dat
hier een coöperatie te stichten is als wel
licht geen tweede in Noord-Hollaind. Wan
neer straks de prijzen omslaan zal de
Eendracht meer en meer van den Hoorn
gaan verschillen en zal den Hoorn toch
ook voor samensmelten gaan voelen.
De heer M. W. de Graaf raadde aan,
krachtige propaganda te maken voor meer
leden. De heer Garritsen had een onder
houd met de vroegere directeur van de
Waal, die hem verteld had, dat het aan
deel in de kosten van een uitbreidings
plan voor de Hoop nimmer door Eierland
is betaald. Ter toelichting liet de heer
C. Roeper hierop volgen, dat destijds
slechts één bestuurslid tegen uitbreiding
van de Waal geen bezwaar had, mits
de kosten daarvan niet hooger dan
f 10.000 zouden komen. Het werd echter
t40.000, zoodat ons verzoek om toelating
als afgewezen kon worden beschouwd en
wij zelf spoedig aan de slag moesten.
In principe bereid.
Het bestuursvoorstel werd vervolgens
bij acclamatie aangenomen en met in
stemming van de vergadering werden tot
vertegenwoordigers van de Eendracht als
commissieleden aangewezen de heeren C.
Kuip (de Koog) en C. Roeper (Eierl.)
Nadat nog de heer D. Keijser het
woord had gevoerd, die zich als aandeel
houder van de Waal als een groot voor
stander van samensmelting deed kennen,
sloot de voorz. de vergadering, daarbij
uitsprekende zijn blijdschap over de aan
vaarding van het bestuursvoorstel en de
de hoop, dat den Hoorn en de Waal tot
toetreding zouden kunnen besluiten.
Een jubileum.
Men schrijft ons:
Zaterdag was de heer D. Hemelrijk
12Va jaar in dienst der N.V. firma Vles-
sing. Namens de firma werd de heer
Hemelrijk toegesproken door de heer I.
Vlessing. De jubilaris mocht een mooi
cadeau van de N.V. Vlessing in ontvangst
nemen. De heer Standaart sprak namens
het personeel en bood een fraaie thee-
kast aan. Deze dag zal Hemlrijk zeker
nog lang in aangename herinnering blijven.
Een nieuw motorschip voor J. Zuidevvind.
We ontleenen aan De Jong's Nieuws
blad het volgende:
Donderdag 1.1. werd te Makkum van
stapel gelaten van de scheepsbouwwerf
„Welgelegen", bouwmeester C. Amels,
de nieuw gebouwde motorboot voor de
ondernemer J. Zuidewind, te den Burg
op Texel.
Het schip is bestemd voor de beurt-
dienst Texel-Amsterdam, meet ongeveer
125 ton en zal worden gedreven door
een 80 p.k. Kromhout-motor. Tevens
wordt dit nieuwe schip voorzien van een
6 p.k. Kromhout-lier. Dit is de eerste lier
van deze constructie, die geplaatst is. Een
frappeerend schouwspel is het altijd, wan
neer, bijna in een ondeelbaar oogenblik
zoo'n schip vanuit de hooge stapelplaats,
dwarsweg, met donderend geweld in het
water plonst. In de omgeving van de werf
is het danook altijd vol nieuwsgierige
toeschouwers. Ditmaal was er zelts een
reizend fotograaf in actie. Als 'n meeuw
lag het schip op het water en men hoorde
uit veler mond de roem van het pracht-
model.
Hoofdingelanden Dertig Polders.
Bij de Maandag gehouden stemming
werden de aftredende hoofdingelanden
P. Bakker Az. en P. H. Koning Sz. her
kozen met resp. 191 en 189 stemmen. In
de plaats van wijlen de heer D. Bruin Hz.
werd met 171 stemmen de heer Jan List
(de Koog) benoemd. In totaal werden
227 stemmen uitgebracht, van welke en
kele van onwaarde.
SCHAPENMERKEN.
(Ingezonden.
Men schrijft ons:
Naar aanleiding van een schrijven op
14 Nov. j.l. in uw veelgelezen blad het
volgende
Het was een goede opmerking van de
heer Govers, dat verf en teer af te keu
ren zijn als merkproduct voor schapen,
Niet alleen beschadigt het de wol, maar
de teer is, vooral bij heete zon, ook hin
derlijk voor mensch en dier. Het gemak
en voordeel verliest men wel eens uit het
oog. Meestal gaat 30 procent der verf
verloren, door vermorsen en verdrogen.
Ook heeft in vele gevallen te lang nat
blijven van olieverf (oorzaak vetheid der
wol) en het minder goed hechten al heel
wat last bezorgd aan schapenhouders.
Aniline is giftig en moeilijk te gebruiken
Toch blijkt de droge kleurstift het meest
te bevallen, 't Is een minerale kleurstof,
die zich vermengt met en goed hecht op het
vet van de wol. Deze zachte roode stift,
(rood-aard) kleurt vlug en sterk af, is
naar verhouding goedkoop, en schijnt
practisch het best te voldoen als schapen-
merk.
OVER „WANNES-JAN".
Texel en de Texelaars.
Men schrijft ons:
Zaterdag hebben we reeds in het kort
melding gemaakt van een lezing van ds.
Buskes in het gebouw Eben Haëzer.
De vergadering werd geopend met het
het zingen van „Jezus neemt de zondaars
aan". Daarna gaat ds. Buskes voor in
gebed. Na enkele mededeelingen zegt
spreker vanavond te zullen spreken over
„Wannes-Jan". Eerst echter zal hij een
korte inleiding geven, welke als 't ware
een omlijsting zal zijn, waarin het ver
haal past. Dit zal iets zijn over onze
Texelsche menschen. En dan wil spr. be
ginnen met eerst enkele deugden van de
Texelaars te noemen. De Texelaars zijn
gastvrij, behulpzaam en gemoedelijk. Ze
zijn gehecht aan hun eiland. Het is hun
„gouden boltje". Ze gaan bij elkaar om
een „theetje" of om een „koppie" en
praten dan heel gezellig over hun scha
pen en koeien. Slechte menschen in de
beteekenis, die men gewoonlijk aan deze
woorden hecht, zijn er op ons eiland niet.
De Texelaar leidt een braaf, burgerlijk
leven. Hij is tevreden met zijn woon
plaats, met zijn vrouw en zijn kinderen.
Maar er zijn helaas ook minder goede
eigenschappen te noemen. Op onze ge
noeglijke „koppies" en „theetjes" praten
we zooveel van anderen en zoo weinig
van onszelf. We hebben dikwijls zeer wei
nig oog voor de schoonheid van de na
tuur op ons eiland. Men kan met een
verbaasd gezicht kijken naar iemand, die
op de dijk naar de zee loopt te turen.
Wat is er nu aan zoo'n zee met niets dan1
water te zien? Er is op ons eiland zooi
weinig echt geestelijk leven. Wij, Texe
laars, in onze „braafheid", we hebben God
niet noodig. We voelen ons zelf zoo wei
nig zondaar voor God. Een zondaar is
voor de Texelaar iemand, die een moord
doet, die steelt of drinkt, en slecht voor
zijn vrouw en kinderen is. Het beslist ha
ten van God vindt men op ons eiland nog
zoo niet. Het is meer een links laten lig
gen van Hem. Een dominé vinden ze wel
een gezellig mensch, zoolang hij met hen
praat over de schapen, over de aardappe
len of over het visschen. Maar wanneer
hij hen spreekt over hun geestelijk leven,
geven ze „niet thuis". Men neemt het
dominé niet kwalijk, hij wordt er voor
betaald, dus moet hij er ook wat voor
doen. Maar ze komen toch weer niet
eerder op dreef, voordat ge weerspreekt
over de „lampies" en het weer.
Het is voor een dominé ontzettend
moeilijk deze menschen te moeten bear
beiden. Het modernisme heeft op ons
eiland alle geestelijk leven doodgemaakt.
Toen spr. eens met commandant Vlas van
het Leger des Heils over deze moeilijk
heden sprak, zei deze: „Het is misschien
het beste dat er in de eerste jaren niet
te veel gepreekt en geredeneerd wordt,
maar dat de Christenen, die er zijn, al
leen maar door hun leven toonen, dat ze
ze waarlijk Christenen zijn. Niet alleen
menschen ,die Zondags naar de kerk gaan,
maar die ook in het leven toonen, volge
lingen van de Heiland te zijn. Texel is
een mooi en rijk eiland. We houden van
Texel. Maar Texel kan nog rijker wor
den. Want zoo lief heeft God ook Texel
gehad, dat iedere Texelaar, die in Hem
gelooft, niet verderve maar het eeuwige
leven hebbe. Ja, maar dan moeten we
ook zondaar willen zijn. Dan moet stuk
alle eigen gerechtigheid en eigenwillig
heid. Want die gezond zijn hebben de
medicijnmeester niet noodig, maar die
ziek zijn. Met deze ernstige opmerking be
sluit spr. zijn inleiding. Nadat gezongen is
„Heer ik hoor van rijke zegen" begint
spr. met het eigenlijke verhaal.
Het verhaal van Wannes-Jan.
Wannes-Jan werd geboren te Oude-
schild, waar zijn vader visscher was. Als
W.J. vier jaar is, verliest hij zijn vader,
die met stormweer overboord slaat en
verdrinkt. Zijn moeder gaat dan verhuizen
naar den Burg, waar zij door naaien in
het onjderhoud van haar en haar kind
tracht te voorzien. Moeder is echter niet
sterk; de zorgen en het verdriet hebben
haar vroeg oud gemaakt en op een dag,
dat W.J. op het land is, wordt hij door
buren gehaald. Moeder is plotseling
heengegaan. W.J. komt nu als knecht in
huis bij een boer onder den Burg. Hier
begint zijn leven van hard werken. Uit
gaan doet hij niet veel. Eens in de drie
weken ging hij naar de Vermaning, want
hij was Doopsgezind. En dan in de ker-
misweek naar de kermis. Maar anders
voelt hij nergens voor als voor het werk.
Dan komt het oogenblik, dat hij Marrie
ontmoet, de dochter van een boer, die 'n
„doeninkje' 'had onder Oudeschild. En
W.J., die tot nog toe niet om meisjes gaf,
kan Marrie niet vergeten. Na nog een
paar jaar van hard werken gaan ze trou
wen. Hij koopt een klein boerderijtje on
der ide Koog, en W.J. is zoo tevreden
als het maar kan. Het is toch wel waar,
wat dominé eens gezegd heeft: Arbeid
met vlijt, dat geeft tevredenheid. Ja, hij
vindt de wereld een volmaakt schoone ïn-
stelleing. Hij ging nu geregeld om de
twee weken naar de kerk; niet naar den
Burg, dat was te ver, maar naar de Her
vormde kerk aan de Koog. Doopsgezind
ot Hervormd, dat was precies hetzelfde,
zei W.J.
Dan komt het vreeselijke. Marrie wordt
ziek. En als ze W.J. een zoon geschon-
kedn heeft ,gaat ze heen. Hij maakt dan
een vreeselijke tijd door. W.J. is zijn
houvast kwijt. Nu ging alles zoo goed en
waarom nu dit? Had hij dat nu verdiend?
Leefde hij niet braaf en deed hij minder
zijn best dan anderen. Dominé zei, dat
hij alles moestoverlaten aan de Alwetende,
maar W.J. beschuldigt God van onrecht
vaardigheid. Naar de kerk gaat hij niet
veel meer. Heelemaal laten durft hij het
niet, want moeder zei altijd: Menschen,
die niet naar de kerk gaan zijn goddeloos,
en dat wilde hij niet.
Zijn zoon Reier heette hij wordt
opgevoed door de buren. Maar als hij wat
ouder wordt, komt hij bij zijn vader. En
dan begint er langzamerhand weer le
venslust in W.J. te komen. Hij heeft
nog iets om voor te leven, hij begint be
lang te stellen in de verhalen, die Reier
doet over zijn jongensondervindingen. En
als ze zoo 's avonlds bij elkaar zaten, kon
Reier zeggen: „Wat is het hier gezellig,
hè valder". En dan antwoordde W.J.:
„Ja, jongen, we hebben het goed." Maar
dan op een mooie zomeravond gebeurde
het allervreeselijkste, wat W.J. treffen,
kon. Reier is met Drikus, een buurjongen
naar een meertje gegaan om te zwemmen.
Drikus krijgt kramp en zinkt weg in de
diepte. Reier zal hem helpen, maar door
dat Drikus tegenwerkt zinken ze beiden
weg. Wanneer iemand te hulp komt,
slaagt men er wel in Drikus te redden,
maar wanneer men Reier boven brengt,
is het te laat. Wanneer deze tijding W.J.
gebracht wordt, krijgt zijn leven een knak,
die hij niet weer te boven komt. Nu be
grijpt hij er niets meer van. Hij ligt over
hoop met God, met de menschen en met
zichzelf. Er kwam een groote haat in zijn
leven. Dat was nu het loon voor zijn
werken en zwoegen. Eerst zijn vrouw en
nu zijn jongen. Neen, hij kan er niet
boven uit komen. Vechten moet hij, vech
ten met zichzelf en vechten met God.
Niemand groette hij meer en tegenover de
ouders van Drikus voelde hij een groote
haat. Alsof zij de schuld waren van zijn
verdriet. W.J. wordt schuw, zeiden de
menschen, en oud. Ja, oud werd hij ver
schrikkelijk, door het verdriet en de
angst. Ja, want angstig was hij om de
opstand in zijn ziel, angstig ook, om de
dood. Hij werkte maar, hij werkte, maar
hij wist niet waarom. Totdat hij van dit
alles zoo moe was, dat hij niet meer kon.
En zich maar overgaf als een kind, dat
niet meer kan. Hij begon te begrijpen, dat
al 'zijn braafheid en rechtschapenheid hem
er niet brengen kon. En toen hij zich zoo
overgegeven had, kwam er in zijn leven
iets van wat er geweest was in Reier's
leven. Hij begon't lied van de zee tehoo-
ren en het gezang van de vogels. En op
een dag is een groote gebeurtenis in
W.J. zijn leven geschied. Hij i6 naaf de
ouders van Drikus gegaan en hij heeft
Drikus tot zijn erfgenaam gemaakt En er
is een groote blijdschap in zijn leven ge
komen. W.J. heeft de Heiland gevonden.
O, hij had ontzettend veel verdriet in zijn
leven gehad, maar zijn leven was tenslotte
toch rijk, want waar Jezus komt, daar
is rijkdom, daar is blijdschap.
Spreker eindigde met er nogmaals op
aan te dringen, de Heiland te zoeken, die
alleen ons leven rijk kan maken.
Nadat nog gezongen is het „Daar
ruischt langs de wolken" eindigde spr.
met dankzegging.
Het was een rijke avond. Mogen we de
aandacht, waarmee geluisterd werd, als
maatstaf nemen, dan heeft deze eerste
lezing bij de vele aanwezigen een goede
indruk achtergelaten.
OUDESCHILD.
Prop3ganda-avond S.D. Vrouwenclub.
Zaterdag hield de Soc. Dem. Vrouwen-
club in de „Zeven Provinciën" haar
jaarlijksche Vrouwendag, een propaganda-
feestavond ,dit keer hoofdzakelijk gewijd
aan de versterking van het aantal abon
nees op het nieuwe „Volk" (thans „Volks
blad" geheeten). Na de opening door de
voorz., mw. C. Eelman-Dogger, speelde
de mandolineclub eenige nummers, die
zeer in de smaak vielen. Een 7-tal meisjes
zongen de „Ganzencantate,, en een
„Weefliedje", waarmee ze de harten ver
overden. Hierna volgde De Valsche
^Barones, een blijspelletje, waarom uitbun
dig werd gelachen.
Nadat vroolijk begin kreeg mevr. Geijs-
Rappange het woord voor het ernstige
deel van het programma. Zij had als
onderwerp gekozen: „Niet met de Wape
nen der Barbaren, doch met de wapenen
van de geest". Spr. schilderde eerst in
felle kleuren hoe ellendig de arbeiders
klasse er eenige tientallen jaren terug
voorstond. Hoe de arbeider bij ziekteen
werkloosheid was aangewezen op de par
ticuliere liefdadigheid, die vele tegen de
borst stuitte. Langzamerhand kwamen de
vakbeweging en de sociaal-democratie
hierin verandering brengen. Het zelfbe
wustzijn en de solidariteit der arbeiders
groeide, de ellende werd minder. Tot
plotseling de oorlog uitbrak en dat alles
weer voor een dieel vernietigde. Spr.,
die in die tijd aan de grens woonde,
vertelde van de ontzettende tafereelen,
daar aan de grens, hoe de treinen arri
veerden met duizenden verminkten, waar
langs radelooze vrouwen en meisjes lie
pen, roepend om hun mannen of ver
loofden. De arbeiders, even tevoren nog
kameraden, stonden thans vijandig tegen
over elkaar. Het is de taak van het socia
lisme, iets dergelijks in Je toekomst te
voorkomen, want een volgende oorlog zal
nog veel verschrikkelijker zijn en met
zijn gifgassen heele steden in enkele mi
nuten uitmoorden. Bescherming voor
vrouwen en kinderen is absoluut onmoge
lijk. Vaders en moeders, begrijpt dit goed,
snak zij. Hebt ge daan-oor uw kinderen
grootgebracht, met moeite en zorgen, om
ze ten offer te brengen aan het milita
risme? Maar ook, wat zult ge antwoor
den, als uw kinderen vragen, wat ge
hebt gedaan om deze gruwel te voorko
komen? Applaus alleen is niet voldoende.
Liet socialisme moet op u kunnen reke
nen. Wanneer een nieuwe oorlog nadert,
zal het van u een daad vragen, het zal
u toeroepen: Doet niet mee, weigert
iedere steun aan oorlog en oorlogsvoor
bereiding. Wanneer gij dit doet, zult ge
uw kinderen vrij kunnen aanzien en zeg
gen: Ik deed, wat ik kon. Versterkt onze
gelederen en leest onze krant, die steeds
steeds voor u op de bres staat en u zal
voorlichten bij iedere poging om de vrede
te verstoren.
Een langdurig applaus volgde op deze
gloedvolle toespraak.
Eenige vrouwen voerden hierna op:
„Wij", een tooneelstukje, speciaal geschre
ven als propaganda voor de krant, waarin
werd uiteengezet, dat niet alleen de man
nen, doch ook de vrouwen belang hebben
bij goede voorlichting. Werpt de „Tele
graaf" en het afgietsel, de arbeiders vij -
anderlijke „Courant" de deur uit en leest
onze mooie krant. Dit was de leuze van
deze avond.
Het programma werd nog afgewisseld
met zang en declamatie, waarna meteen
tableau „Vrede' 'werd besloten.
Het was een zeer geslaagde avond,
waarop met genoegen kan worden terug
gezien. Er waren 150 bezoekers, die zon
der uitzondering over het gebodene zeer
tevreden waren. A. B.
DE COCKSDORP.
Chr. Jongensclub.
Alhier werd opgericht een Chr. Jon
gensclub met aanvankelijk 9 leden, welke
waarschijnlijk „Eldad" genoemd zal wor
den. Leider is Jo Lampers, secr. Wim de
Waard, penningm. Rein Meindertsma. Als
onderafdeeling van de C.J.M.V. „Excel
sior" is ze als zoodanig reeds aangesloten
bij het Nederl. Jongelingsverbond.
Als scheepsarts naar Indië.
De heer J. M. van Voorn, arts te
Eelderwolde, vroeger waarn. arts alhier,
zal binnen korte tijd als scheepsarts naar
Indië vertrekken.