No. 5005 49s'8 Jaargang Zaterdag 14 Dec. 1935
Dam po
Verkoudheid
'é&SÊIBEUl&BÊ
EERSTE BLAD.
Voor do Zondag.
GEREED - BEREID.
Installatie en Inhuldiging
Mr. A. F. Kamp.
Waf Miinhardt maakt is goed
TEXELSCHE COURANT
Er is taaiverwantschap tusschen beide woor
den naar de vorm, maar er is ook verwantschap
naar de beteekenis.
Gereed Bereid En voor ons staat de taak,
de arbeid, waarvoor wij gereed moeten zijn, of
waartoe wij bereid zijn.
We waren nog maar jonge kinderen, toen
ons de beteekenis van het woord gereed werd
duidelijk gemaakt.
We waren misschien reeds aftandsche men-
schen, toen we ten volle de zin begrepen van
het woord bereid.
in de eerste levensjaren leerde we reeds.dat
we gereed moesten zijn, als onze ouders iets
van ons eischten. Daarna gereed om naar school
te gaan. Gereed om de „kille" maatschappij in
te gaan.
Gelukkig (in practische zin gesproken) wie
voor dit alles gereed was. Hij wordt een bruik
baar mensch genoemd. Als ergens in deze
levensketen een schakel ontbreekt, omdat men
niet gereed was, dan bestaat er groote kans
om bij de minderwaardigen gerangschikt te
worden. Ook van een volk wordt geëischt, dat
het gereed is. Gereed om aan zijn verplichtin
gen te voldoen, gereed om zoo noodig de
vijand te weren, gereed om ten strijde te gaan.
Gereed om Waar de nood eischt, goed en bloed
te offeren.
Gereed, klaar't klinkt beslist, kort, krachtig.
En nu bereid. Waren wij tot dit alles bereid
Waren wij in onze jeugd bereid om te doen,
wat van onze kleine kinderhandjes en kinder
voetjes verlangd werd Was daar niet vaak het
harde moeten, de tucht?
Hoe weinigen waren werkelijk bereid om
naar school te gaan? Was daar niet veelal des
drijvers geweldige roede, die rusteloos ons
voortdreef
Welke examinandus was waarachtig bereid
om zich te buigen voor het examenspook-
En in ons maatschappelijk leven? Wat werd
door ons met bereidheid verricht?
Weest bereid 't Is als een bevel van liooger
Hand.
Toch weten we maar al te goed, dat hetgeen
we verricht hebben met bereidheid, verricht is
met ons hart, met alle kracht, die in ons was.
L Er klinkt overgave in 't woordje bereid.
Gereed is in de regel een zaak van ons ver
stand. Bereid is een zaak des harten, 't Is
daarom zoo juist gezien, dat de padvinder als
devies heeftweest bereid.
De wereld is beter gediend door bereide
menschen dan door menschen, die gereed zijn.
Helaas is het aantal bereide menschen toch in
de minderheid.
Bereid-zijn eischt vaak het bovenmenschelijke.
Anker Larsen zei in een van zijn lezingen,
dat menschen met geopende harten de wereld
konden redden. 'tZijn juist de toebereide har
ten die zich openen. Zij moeten zich openen
om de volheid van liefde en toewijding uit te
storten. Dit alles is bovenmenschelijk zwaar.
Menschen, die bereid zijn, zijn altijd kruis
dragers. Ze dragen niet alleen hun eigen kruis
maar dragen mede het kruis van anderen.
Menschen die bereid zijn, hebben dc lendenen
omgord en de lampen brandende, omdat ze
altijd gereed moeten zijn, ook wanneer dit
leven een einde neemt.
ZONDAG 15 Dec. 1935.
verdrijft men door in
wrijving en inademing van
Doos
30ct
iil!!ttiiiiliiiiiliiiil!llillil!lilimilillliar>iDIIUiHBüil
VOOR HOOFD EN HART
ZONDAO
Laat ons ons zelf zijn. Laat ons op de bo
dem van ons wezen de sluimerende ziel wekken.
Dat is de groote wet van onze zedelijke ont
wikkeling.
MAANDAG.
Waar anderen zooveel tekort schieten, hoe
gemakkelijk moet het voor ons dan zijn. om
te overwinnen.
"DINSDAG.
Het is niet genoeg de zwakke op te helpen;
men moet hem ook verder ondersteunen. Re-
classeering is het wachtwoord geworden in de
maatschappij het komt ook in de huiselijke
kring dikwerf te pas.
WOENSDAG.
Spreek en doe niets slechts, ook wanneer ge
alleen zijt.
DONDERDAG.
Leg uw scheepje niet vast aan een enkel
anker en uw leven niet aan een enkele ver
wachting.
VRIJDAG.
Maar aan ieder van ons, die begrijpen wil,
is deze mogelijkheid tot het hoogste geluk ge
geven, dat de menschen beschoren kan zijn
voor het geluk van anderen te werken.
Hendrik de Man.
ZATERDAG.
De rechter hand denkt als een volmaakt
vriend niet aan dank van de door haar ver
zorgde linker.
Lucianus,
Als Burgemeester der Gemeente
Texel.
Woensdag 11 December 1935.
Een dag, die met gulden letteren in de
annalen van Mr. A. F. Kamp en de zijnen
zal worden vermeld.
Een dag ook voor ons eiland en zijn
bewoners van verstrekkende beteekenis,
vol goede beloften voor de toekomst,
voor zoover deze door onze nieuwe bur
gemeester kan worden beïnvloed. Een
blijde dag, ondanks liet troostloos grauwe
wolkendek, dat de zon geen ziertje kans
gaf; kortom een dag, die we niet licht
zullen vergeten en die wij liier zoo goed
mogelijk aan uw geestesoog willen doen
voorbijgaan.
Het weer was weinig in overeenstem-'
ming met de blijde intocht van deze dag.
Maar de vlaggen, wapperend aan alle
kant, ook op vele schepen in dc
haven, en de eenepoort, waarover we
reeds schreven, demonstreerden, dat er
iets „feestelijks" op til was.
AANKOMST TE OUDESCHILD.
Met de boot, welke om 10 uur uit den
Helder vertrok, kwamen de lieer en mevr.
Kamp, vergezeld van tal van familieleden,
vrienden en kennissen, Woensdagmorgen
te Oudeschild aan. Daar werden zij op
gewacht door een zeer talrijke menigte,
ondanks de stevige Z.O. bries, die ecu
verölijt op het haventerrein verre van
aangenaam maakte. De Commissie van
ontvangst bestond uit de heeren wethou
ders Vlaming, loco-burgem., en Kager en
de heer C. Jonker, gem.-secr. Texels Fan-
tare deed, onder leiding van directeur
Joh. Dol, feestelijke muziek hooren, ge
volgd door het Wilhelmus, waarna het
groote gezelschap zich per auto we
telden er zeven naar den Burg begaf,,
voorafgegaan door 22 ruiters onder lei
ding van de heer Joh. Kikkert, Wester-
geest. Op liet Schildereind, waar Tex.
Fanfare zich reeds weer opgesteld had,
voegde dit corps zich bij de stoet, "die via
Weverstraat en Parkstraat het raadhuis
bereikte. De belangstelling was heelgroot,
spontaan werd gejuicht, gewuifd. De
familie Kamp moet wel dadelijk van
Texels ingezetenen een vriendelijke indruk
hebben gekregen.
DE INSTALLATIE.
Als regel worden de vergaderingen van
Texels gemeenteraad door niet één be
langstellende buiten de raad bijge
woond. Maar voor die, waarin Air. Kamp
als burgemeester zou woeden geïnstal-
'eerd. was die jublieke tribune veel te
klein. Ook de raadszaal, waar ook familie
leden, vrienden en kennissen een zetel
was aangeboden. BehaKe mevr. Kamp,
waren bij de aanvang der vergadering
aanwezig de heer en mw. A. W. Kamp,
uit Leiden, ouders van de burgemeester
en diens broer en zuster, laatstgenoemde
met h'aar verloofde; mevr. dr. Neubecker,
de moeder van mw. Katnp; burgemeester
Peters, van Medemblik en eehtgenoote;
Ir. Kamp, hoofd-ing. der Zuiderzeewer
ken, oom van de burgemeester; Mr. D.
Vis, uit Bakkum; J. Feringa, Insp. L. O.,
den Helder; Ir. S. Smeding, directeur
Wieringermeer; A. D. van Eek, hoofd
bouwk. afd. Wieringermeer; H. Harsha
gen, opziener der Domeinen in de Wierin
germeer en eehtgenooteVogelaar, amb
tenaar in de Wieringermeer; F. van As
sen en miej. de Momtmollin, familieleden;
Mr. Fockema Andreae.
TOESPRAAK K. VLAMING.
De heer Vlaming, die drie maanden
't ambt van loco-burgemeester bekleedde,
en wie de eer te beurt viel Mr. A. F. Kamp
als burgemeester te in stalles ren, ving aan
met te herinneren aan zijn kennisgeving
van de beëediging van Mr. Kamp en
benoemde vervolgens, met instemming van
'de raad, tot leden van de Commissie om
de nieuw benoemde burgemeester binnen
te leiden, de heeren A. Epe, als oudste
en langst zitting hebbend raadslid, en S.
de Waard, als jongste raadslid. Bij liet
binnentreden van Mr. Kamp verhieven
allen zich van hun zetels, waarna de heer
Vlaming als volgt sprak:
Zeer geachte heer Burgemeester.
Het is mij een voorrecht en een eer,
onder deze omstandigheden u te mogen
installeeren en mede namens onze bur
gerij, te uwer begroeting een enkel woord
te mogen zeggen.
Het zal u zeker een oorzaak van meer
dan gewone tevredenheid zijn, dat ge tot
Burgemeester van Texel zijt benoemd.
Als jonge man van 30 jaren de voorkeur
te mogen hebben uit een respectabele
reeks van tachtig sollicitanten is zeker
een feit, dat u tot blijdschap stemt. Hoe
veel te meer, als men het voorrecht heeft,
HET DORPSHUIS TE MIDDENMEER.
Hier was o.m. de Afdeeling Algemeen Bestuur gevestigd, waarvan Mr. A. F.
Kamp, Texels nieuwe burgemeester, tot voor kort secretaris was.
(Het cliché werd ons welwillend afgestaan door de redactie van de Wieringer
Courant.)
juist tot burgemeester van onze gemeente
te zijn verkozen. Dit schoone eiland, met
zijn bijkans 8000 inwoners, en zijn ruim
18000 H.A. grondbezit. Dit eiland, eigen
lijk reeds wereldberoemd, om zijn flora
en zijn fauna, zijn na'tuursfhoon, zijn
heldere luchten en zijn wonderschoone
wolkenhemel.
Zoo gezien, is er reden om feest te
vieren. 'Ook mei het u. als vertegenwoor
diger van Tiet Gezag Bereiden van een
'ónjde ufkomsf, kunnen wij' ons 'heef goed
vercenigen. Eén van de verschijnselen van
onze tijd, die velen met zorg vervult, is
juist ie voortgaande verslapping en on
dermijning van liet gezag. Dat wjj in u
een ambtsdrager mogen ontvangen, die
pas in de volle gerijpte kracht van zjjn
leven, alles kan geven, wat dat nog jonge
leven in zich sluit, wie zou dit niet kun-i
nen toejuichen? Dan is er reden om
blijde te zijn en vreugde te bctoonen.
Om met een ruiterstoet, zang en muziek
en welke vereenigingen hier ook meer
aanwezig mogen zijn, terwijl ook onze
jeugd zich niet onbetuigd zal laten, u in
te halen en te defileenen. Ik meien echter,
dat ik zelfs nu u niet mag verhelen, dat
dit feestelijk aanzien geen juist beeld
geeft van de toestand in onze gemeente.,
En hiervoor mogen we 'toch allerminst
onze oogeii sluiten. Wij beleven diepern
stige tijden. Ons geliefde eiland is lang
geweest, het z.g.. „Gouden Boltje". Maar
hiervan kan niet meer gesproken wor
den. Dc inkomsten van velen onzer, en
dus van onze gemeente, Ioopen zoo on
rustbarend terug, dat wij de toekomst
met zorg tegemoet gaan. Nu is economi
sche inzinking overal te constateeren, die
werkloosheid neemt overal bijkans nog
toe; en het wordt hoe langer hoe moei
lijker, ieder arbeid, brood en een mensch-
waardig bestaan te verschaffen. Op Texel
echter hebben ook onze visschersbedrijven
een geduchte knak gekregen. Voor onze
visschersschepen is een rijk viscl|gebied
dat voorheen wel tijdelijk, maar overliet
algemeen zeer gunstige resultaten gaf,
gesloten. Onze zeegrasbedrijven, welke
normaal een bate van f80.000 per jaar
opbrachten, zijn teloor gegaan. De pak
huizen en materialen brengen geen enkele
pent meer óp, zij zijn waardeloos gewor
den.
Onze palingvisschers, die voorheen een
flink bestaan hadden, zijn reeds straat
arm geworden. Onze geheele visschersbe-
volking, welke vroeger op de Waddenzee
met het visschen van garnalen, bot, krui
kels, enz. behoorlijk brood kon verdienen,
lijdt een kwijnend bestaan, en is bij tijden,
hier in de werkverschaffing on
dergebracht. Onze aardappelen, welke
voorheen in de regel gretig werden op
gekocht en weggehaald, blijven dikwijls
liggen, omdat bet vervoer hier niet zoo
vlot kan geschieden en ook de vervoer
kosten te hoog zijn in vergelijking met
andere streken, omreden men gebruik kan
maken van het transport over de Afsluit
dijk; om per vrachtauto te halen, wat
voorheen per schuit geschieden moest.
En zoo zouden we door kunnen gaan,
we zullen -dit echter nu niet doen. Maar
toch willen we hier even de nadruk op
leggen, dat wij deze ellende zien, voor
een groot gedeelte althans als een
gevolg van de afsluiting van het IJsel-
meer.
En nu hebben wij in u zeer ze"ker een'
kundig ambtenaar uit de pas ontgonnen
Wieringermeerpolder weggehaald. Een
groot gedeelte onzer burgerij wilde ech
ter, aangenomen dat dit mogelijk was,
al is het danook met geheel andere be
doelingen ook de afsluitdijk wel weg
gaan halen. Dit zal echter niet gaan en
is ook voor Texel misschien wei niet
noodig. Wij geven toe, dat daar ligt een
bewijs van energie, van het Nederlandsche
kunnen. Maar vvèl weiischen wij van harte,
dat de ellende en die nadeelige gevolgen,
welke dat grootsche werk, dat overi
gens een monument van nationale trots
kan zijli, voor ons veroorzaakt, zooveel
mogelijk voor ons mag worden wegge
nomen. En dat het u van God gegeven
mag zijn, met al uw gaven en krachten,
met alle energie, welke in u is, daaraan
te mogen meewerken tot heil van Texels
ingezetenen, dat is onze wensch.
We hebben hier, zooals u bekend, vele
werkloozen. Van harte hopen wij, dat
u zich izult kunnen inleven in de ver
schillende nooden en behoeften, die er
bij dezulken gevonden worden. Ook, dat
in de bedrijven, waar arbeid is en ge
arbeid wordt, gij zult weten te bewerken,
dat zoowel werkgever als werknemer el
kander beter leenen verstaan. Dat ze,
mede door uw initiatief daartoe opge
wekt, zullen trachten, het goede voor el
kander te zoeken, om met ïiieen geslagen
Banden te proBeeren de ontzettende moei
lijkheden, welke er op verschillend ge
bied zijn, te overwinnen; opdat kapitaal
en arbeid in eensgezindheid mogen wor
den aangewend, om van Texel te maken,
wat er van te maken is, in het belang
van geheel onze bevolking.
MEVROUW, ook u heet ik namens
Texels burgerij hartelijk welkom. Zonder
in biezonderlieden te treden, mag ik toch
wel even zeggen, dat ons volk kent edele
vrouwen van Duitschen bloede. Daarom
treden wij, ook u, mevrouw, mét vertrou
wen tegemoet. Ons welkom geldt ook u.
Wij twijfelen er niet aan, of u zult uw
echtgenoot, bij het vervullen van zijn
taak, waar noodig, tot steun en bijstand
zijn. Zoo ongekunsteld gaf u, bij onze
eerste kennismaking alhier, te kennen,
zoo blij te zijn op Texel te wezen. Welnu,
wij hopen, dat dit met u en uw echtge
noot bij voortduring zoo mag blijven. En
dat Texels ingezetenen wederkeerig blij
mogen zijn met hun burgemeester en zijn
trouwe gade. En waar, naar mijn-vaste
overtuiging is, althans het welslagen van
al ons streven en werken afhangt van de
zegen Gods, wensch ik u, meneer de bur
gemeester en mevrouw, die ook voor
Texels ingezetenen, naar wij hopen, oen
Burgervader en een Burgermoeder zult
zijn, gezondheid, kracht en wijsheid tot
het vervullen van uw taak en Gods zegen
toe
MR. A. F. KAMP SPREEKT.
Hierna hangt de heer Vlaming Mr.
Kamp liet teeken zijner waardigheid, de
ambtsketen om. Burgemeester Kamp is
zichtbaar ontroerd, en spreekt, nadat hij
de aanwezigen, die met hem staande de
installatierede hadden aangehoord, had
verzocht te willen gaan zitten, als volgt;
Edelachtbare heeren Wethouders
en leden van de Raad!
Zeer geachte aanwezigen.
Nu ik voor de eerste maal in de Raads
zaal van dit oude gemeentehuis van deze
plaats het woord tot u mag richten, moge
ik beginnen met te getuigen van mijn
groote vreugde over het feit, dat net