No. 5053 49ste Jaargang Zaterdag;3" Juni 1936
Voor de Zondag.
EERSTE BLAD.
Rust na Arbeid.
Welkom Vreemdeling.
Hoe anderen Texel zien.
(Ingezonden.
llllllllllll
Uw advertentie in dit blad wordt
op Texel huis aan huis gelezen.
TEXELSCHE COURANT
De ware rust is niet daar, waar
niet de echte liefde voor liet
werk en voor het dagelij ksche le
ven bestaat.
De tijd van de zomerrust is er weldra.
Als er één ding in staat is om het ver
schil in geaardheid tusschen mensehen
duidelijk te maken, dan is dat de tegen
woordig zoo veelvuldige manier, waarop
zij, voor wie het bereikbaar is, de ge
noeglijke rust van hun bezigheid zoeken.
Het verschil in leeftijd en omstandig
heid is maar betrekkelijk bijkomstig,- in
vergelijking met het verschil in karakter
dat daaruit spreekt. Stille atzondering in
een vergeten plaats is voor de eene het
ideaal, veel beweging en vooraf stevige
lichamelijke inspanning van marschen,
zwemmen ot fietsen of andere sport-be-
oetening voor de ander; het zien van
nieuwe landstreken ot steden en verrij
king van kennis is een vacantierust. die
heel wat afwijkt van luchtige verstrooi
ing in druk en misschien weelderig pien-
schengezelschap, maar intusschen daar
mee toch ook weer samen kan gaan.
Wat rust is voor de eene_, is wat de
ander tegenstaat en vermoeit.
En toch is er één ding: de ontspan
ning, de rust, die in de afwisseling zit.
Die kan in de drukte zoo goed als in
de stilte liggen, aan ot op zee zoo goed
als in de bergen, in een hotel evenzeer
als in een kamp.
Wij zoeken rust in afwisseling. Waar
om eigenlijk? Ook hier zijn weer tiental
len beweegredenen, naar gelang van om
standigheden en vooral van onze aard.
Wij kunnen rust zoeken voor lichame
lijke vermoeidheid, die ook door overmaat
van geestelijke bezigheden kan zijn ont
staan; om de eentonigheid van ons werk
ot om al te veel uiteenloopende taken
■die wij op ons hebben genomen, uit het
verlangen om „vrij te zijn" en niet langer
ondergeschikt, omdat wij beu zijn van
andermans critiek op ons werk, ot om
dat wij „alledaagsch" en onbelangrijk
vinden, wat wij elke dag opnieuw moeten
doen. Ligt daar ook niet vaak een onvol
daanheid over ons werk, die wel een on
voldaanheid over ons zelf wezen moet. ten
grondslag aan liet verlangen naar rust?
In elk geval is het een merkwaardige
ervaring, dat de ware rust niet is waar
niet de echte liefde voor het werk en voor
het |dagelijksche leven bestaat. Wie zijn
werk tijidelijk- neerlegt met de gedachte,
het helaas na korte tijd weer te moeten
hervatten, aanvaardt de rust niet met
volle vreugde: omdat er een gebrek aan
harmonie in zijn leven bestaat.
Er zullen maar weinigen zijn, voor wie
liet dagelijksch werk in het geheel niets
anders is dan een last en een noodzake
lijk kwaad, een middel om te „bestaan";
deze tijd heeft tenminste wel aan velen
geleerd, dat werken nog altijd een voor
recht is. Maar al zien wij het in, daarom
gevoelen wij het nog niet duidelijk en
op elk oogenblik.
Harmonie komt er in het leven, ook in,
de afwisseling van werken en rusten,
wanneer dit gevoel sterker en aanhou
derader wordt. En wie inderdaad het wer
ken duidelijk gevoelt als een geschonken
voorrecht niet het werken in het alge
meen, maar zijn werk, zijn dagelijksche
en soms toch eentonige, vermoeiende,
langdurige en wel eens teleurstellende
taak die zal misschien naar de onder
breking niet minder verlangen; maar ze
ker zal 'de rust, wanneer hij die heeft,
echter en het genot ervan zooveel te die
per zijn.
ZONDAG 14 Juni 1936.
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllilllllllll'lllll
llllllllllll VOOR HOOFD EN HART. ||||||!l||||
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllll
ZONDAG
Een hart, dat naar zijn hoofd wil leven,
gedoogt niet, dat men 't raad zal geven.
MAANDAG
Wie zich op breede wateren waagt,
houde het compas in het oog.
DINSDAG
Een gezond leven is bron van opge
wektheid en levenslust.
WOENSDAG
Het is een groote kunst kleinigheden
als kleinigheden te behandelen.
DONDERDAG.
Verschil van inzicht kan geen kwaad als
goede wil maar niet ontbreekt.
VRIJDAG
Tot spreken behoort geest, tot zwij
gen verstand.
ZATERDAG
Wij zien de wereld steeds met de kleur,
die het hart er aan geeft.
Het badseizoen geopend!
Het streelend zilte nat
Laat weer de lokstem hoanen
Voor 't frissche golvenbad.
De zee houdt weer receptie
Voor dorp en stedeling.
En zinkt haar lokkend liedje
Van „Welkom Vreemdeling!"
Het klinkt misschien wat somber,
Maar 't moet gememoreerd:
Pas op! Van die reoeptie
Wordt soms nóóit tVuggekeerd.
Steeds weer een nieuwe waaghals,
Die vèr de zee in ging.
Dan klinkt het lied héél anders
Van „Welkom Vreemdeling"
UIT DE NATUUR.
LEVEN EN DOOD.
Uit een artikel van prot. Dr. H.
Wohlbold in „Wissen und Fort-
schritt".
Het leven is altijd slechts mogelijk
bij inachtneming van bepaalJe innerlijke
en uiterlijke voorwaarden. De grenzen,
binnen welke speciaal een dier in staat
is te blijven leven, kunnen weliswaar ver
schillen, maar in wezen zijn zij niettemin
uiterst nauw. Speciaal geldt ebt voor de
hooger georganiseerde dieren. Daaren
tegen passen laag georganiseerde wezens
zich vaak gemakkelijk aan abnormale, toe
standen aan. Zij kunnen zware verwondin
gen en verminkingen van hun lichaam
doorstaan, zonder te sterven.
Insecten blijven Jagen lang in benzine,
in spiritus, ja zelfs in formaline in leven.
Opgeprikte vlinders leven helaas
vaak nog wekenlang. Een Nieuw-Zee-
landsch entomoloog bracht jaren gele
den eens een rapport uit over de onder-i
vindingen, welke hij met een bepaalde
sprinkhanensoart had opgedaan. Hij liet
de dieren veertig uur lang in een met
blauwzuur gevulde kom liggen. Daar li.ij
dacht, dat de sprinkhanen dood waren,
sneed hij ze open, nam er de ingewan
den uit en vulde het lichaam met watten
op. Vervolgens prikte hij ze op. Ben et
maal later deed hij de pijnlijke ontdek
king, dat de dieren nog leefden.
Warmbloedige d eren kunnen lage tem
peraturen over het algemeen maair zeer
slecht verdragen. Wordt hun bloed tot
onder het normale peil afgekoeld, dan
sterven zij. Niettemin blijven ratten, wier
normale bloedtemperatuur 37 graden be
draagt, in leven, wanneer deze tempera
tuur tijdelijk kunstmatig wordt verlaagd.
Pas wanneer men ze geruime tijd in een
vertrek laat, dat tot op 5 a 10 graden
onder het vriespunt is afgekoeld, waar
door de temperatuur van hun bloed tot
15 graden daalt, sterven zij spoedig. Ge
wervelde dieinen, wier temperatuur ver
hand houdt met de temperatuur der om
geving, zijn uit de aard der zaak veel
beter bestand £egen kou dan de warm-1
bloedige. Visschen, die bij een tempera
tuur van 15 graden onder 0 zóó stijfbe-
vroren waren, dat men ze tot poeder
had kunnen stooten, gingen bij langza
me dooi weer leven. Ook kikkers kunnen
bij 28 graden vorst stijf bevriezen zonder
er blijvend nadeel van te ondervinden. Pas
een temp. van 30 graden vorst wordt
voor hen gevaarlijk.
TER NAGEDACHTENIS.
Het grootsche monument, dat 26 Juli
ter nagedachtenis van in de wereld
oorlog gesneuvelde Canadeeze door
Koning Edward te Vimy, Frankrijk,
wordt onthuld.
,H£T nqordcn" rrexfeu)
TER OVERDENKING.
MISVERSTANDEN.
De meeste verwijderingen, de meeste
oraeenigheden in de wereld ontstaan door
misverstanden. Het zijm niet zoozeer de
besliste tegenstellingen, de verschillen varr
beginsel, als wel de verkeerd opgevatte,
de anders begrepen dan bedoelde uitin
gen en daden, die die groote verwijder in-,
gen tusschen personen en families brein
gen.
Daarom moeten we «enerzijds zorgen
tot geen misverstand aanleiding te geven.,
Daarom moeten we klaar, waar en hel
der zijn in onze woorden en gedragin-
gen.
Anderzijds dienen we steeds naar die
goede bedoeling te zoeken bij een ander.
We moeten niet allereerst denken aan
iets hatelijks ot vijandigs. We moeten
zooveel doenlijk het goede achter de
woorden en daden van anderen zoeken.
Daarmee zon de wereld reeds heel wat
gebaat zijn.
OVER OPVOEDING.
DE UITKIJKTOREN
OP DE FONTE1NSNOL.
Een ,mooi stuk werk van V.V.V. Mooi
Texel. (Foto J. de Waal.)
ONDEUGDEN.
Helaas, de mensch is niet volmaakt
geboren. Was het zoo, hoeveel gemak
kelijker zou alles gaan. Eeuwige strijd is
er tusschen het kwaad en het goed, ook
in de kleine menschenziel. Als ebbe en/
vloed komen in hem de golven yan liefde
en zelfzucht, van aantrekken en atstoo-
ten. Vandaag is hij gemakkelijk, inschik
kelijk, mededeelzaam, een vreugd voor
wie hem meemaken; morgen is hij weer
barstig, lastig; zooals ik eens door een
boerin heb hooren zeggen: kriebeldemie-
rig. 't Kan komen door het weer, door
nieuwe moeilijkheden, die in hem gisten,
door Jiet leven, dat op hem aanstormt.
En ook wij zijn maar gewone meni
schen. 't Kan ook zijn dat wij neerslachtig
zijn door het weer, kriebeldemierig door
mislukte plannen. We moeten het wel
overwinnen, maar wie onzer durft zeg
gen, dat hij het overwonnen heeft?
Dan komen de botsingen Laten wij eer
lijk zijn, tegenover onszelf en ons kind;
het bekennen als wij schuld dragen.
Maar er kunnen ook zooveel strubbe
lingen komen, doordat de jonge reiziger
Texel is ©en merkwaardig eiland. In
een betrekkelijk klein bestek vindt men
daar liet natuurschoon, zooals dat over
heel ons land verspreid ligt, vereeriigd.
Aan welke natuur men in zijn vacantie
ook de voorkeur moge geven, men vindt
haar op Texel in rijke, bonte afwisse
ling en In ongerepte staat polders,
glooiende weilanden, deniienbosschen,
heide, lobfbosschen en strand.
Deze natuurstaat van het eiland is een
van zijn grootste bekoorlijkheden.
(Ontleend aan een artikel van de Ver-
eenigde Persbuneau's, Den Haag, opge
nomen in diverse bladen.)
nog niet thuis is in het vreemde land;
ook wel door eigenaardigheden, die bij
zijn leeftijd passen.
Een zeer sprekende eigenaardigheid van
een kind van drie a vier jaar i,s zijn
dwarsheid en zijn koppigheid; vaak ver
keerde uitingen van een ongeoefende wil.
Deze eigenschap hangt geheel samen met
zijn behoefte, te leven in zijn eigen steer,
hij weert als liet ware alles af, w,at
schade zou kunnen doen aan zijn inwen
dig leven.
Gisteren ging hij b.v. zoo lief mee
aan uw hand, om vader op het land kot-
t;e te brengen. Hij praatte zoo gezellig
over boomen en koeien, bij maakte zulke
wijze opmerkingen en hij bleet zoo graag
bij zijn vader en deed trouw de aard
appels in de gaatjes in de grond.
Vandaag ligt hij languit op het ert. Ge
roept hem. „Ga je mee, koffie brengen",
Voor ge uitgesproken zijt, zegt hij
„Neen". _,,Wil je vader n.et helpen aard
appels poten?" „Neen".
Dwing hem nu maar liet, en laat hem
kalmpjes op het ert in Je zon liggen. Er
gebeurt iets in zijn binnenste; gij zult het)
zien, Iaat hem liever over aan zijn ge-'
dachten. Misschien gaat hij over een paar
uur uit zichzelf naar vader toe. Dan is
hij niet wispelturig, maar hij heeft uitge
werkt, wat er in hem omging. En wie
weet, als hij daar zoo trouwhartig achteir
vader aansjouwt, dan komt er misschien
uit, wat hem zoo bezighield: „Vader,
waar blijven de mensehen, als ze dood
zjjn?"
Kinderen van vier zijn vaak heel dwars,
kunnen zich moeilijk schikken. Dikwijls
komt het later vanzelf terecht. Toch
moeten wij wel in het oog houden, dat
als mensehen in het algemeen 'n beetje
dwars zijn, dat geen kwaad kan. Men
moet de kracht hebben, tegen een gang
bare meening in te gaan. 't Is niet goed,
alles direct zoo maar aan te nemen. Maar
er zijn ook menschen, die het nooit met
iemand eens kunnen zijn, die nooit geheel
en van harte iets kunnen bewonderen.
Misschien was het beter geweest, als zij
zich eerst hadden moeten schikken. Men
moet daarom bij een klein kind niet te
veel aan dit alles toegeven; soms gezag
stellen tegenover zijn dwarsheid.
In normale gevallen vermindert deze
eigenschap langzamerhand en leert het
kind steeds beter gehoorzamen.
Wie heeft leeren gehoorzamen, niet als
slaaf, maar als een vrije, die deel is van
een geheel, is een gelukkig mensch.
(Ontleend aan het boekje „Tot Geluk
Geboren", van mevr. J. Riemens—Reur-
slag. Prijs f0.60. Eij getallen goedkoo-
per. Uitgave van 't Nut.)