n 1 I I ail518 Jaargang z. ate raag o rtpfii T9jy Tweede blad. I i I l I I f 9 paaschklokken luiden ONZE BADPLAATS IN AFWACHTING PASCHEN. NIEUW LEVEN GAAT OVER DE AARDE. Meester Lampe op het Paaschfeest. DE OUDESCHILDER HAVEN. EEN WAAR VERHAAL. m m >AK 1*0. OOOVJ A i 9 9 m a ffl ffi Si P de en kuijnn eea en >P letten e papje gebni :s, drie gt, ran l wete dkrui de ar ,'il met ■ede vi za? Ik heel i ken is vallen den buitu ewefe sprin|t in lit ft it rate en ver r von t vis leidde ens h- er in al on* n in Li oof aestafl u van r Des oewofr hees re noj thuis- MO. TEXELSCHE COURANT Het is al^of er van dat woord een ont berende bekoring uitgaat. Wij hebben in herfst gezien hoe de gansche natuur voorbereidde om te sterven en daarna het, alsof op alles wat eens groeide et pwjen" bloeide beslag was gelegd door de lood. Doch niet alleen in de natuur was alles sombere kilheid; ook in vele 1 dectïnenscheiiharten werd met het vergaan Stome on de laatste herfstbloem een gevoel 110 beklemming gewekt. Men kwam te staan voor een berg, troosteloos, van aan- oor "oj| hén, en al mocht daarbij gedacht worden, 6 aan de andere zijde het gouden zon licht wederom zou fonkelen, dat het vo- jelenheir en de flora, gelijk zooveel (uwen tevoren, zouden wedijveren In het uitbrengen van een loflied tqr eere varV tem, die alles nieuw maakte, men moest er over heen, men moest als het ware dooreen doodendal om te komen tot het icht der herleving. Hoevelen is zulks niet meer gegeven itworden. Zij hebben ook gestaan voor iie troostelooze berg, zij hadden ook ;ehoopt op het aanschouwen van de an- iere zijde daarvan, doch zij haalden het tinddoel der reis niet. Paschen! Vernieuwing, verjonging, op leiding. Verbroken worden de boeien, waarin de gansche schepping gekluisterd ag. Weggevaagd worden angst en som- we gedachten. Omhoog gaan de oogen naar het wonderbare licht van de Paasch- norgen. Het is, alsof een geheimzinnige tand, een onzichtbare macht alles en allerr «roert als bezielend met een nieuw le ren. Reeds eeuwen hebben de Paaschklokken der menschheid de vreugdevolle bood schap der herleving gebracht en even zoo- rele eeuwen heeft de gansche natuur haar! jubelend en dankend begroet. Doch is het volsei niet ontstellend, dat door een groot deel van het menschdom die jubel nauwelijks wordt vernomen, terwijl voor een ander deel de beteekenis er van reeds is ver vaagd vóórdat de Paaschklokken ophiel den te luiden? Voor dezulken is het Paaschfeest niet veel meer dan een ge bet ut schikt tijdstip om het winterpak te ver wisselen voor meer passende kleederen. Zij verheugen zich slechts op de komende zoele Lentedagen en de daalrop volgen de zomer, want meer hebben zij niet van noode. Gelukkig degenen, die het: „Ziet. Ik maak het alles nieuw", mogen en kunnen beluisteren in de vrije natuur, verre van de menschen, waar het nauwelijks met het bloote oog waarneembare insect herleeft ia dat wonderbare licht,, en waar slechts één groot loflied wordt vernomen, maar dan ook door geen dissonant verstoord, ter eere van. Hem, die het alles nieuw maakte. Paschen. Paschen, Luide klinke Nu de slag van Lerke en vinke Nu de stem van Mensche en dier! Paschen. Paschen, Wijdt het vier, Wijdt het licht en Pint de lampen. Laat de versche Wierook dampen: Hallelujah 't Jok is af Van de .dood en Van het "graf! QUIDO I A 't Is Paschen! Nieuw leven gaat over de aarde En 't heerlijk idee van het opstandingsfeest, Vernieuwende kracht met haar sterkende waarde, Die eeuwen na eeuwen tot troost is geweest. De Paaschklokken luiden 't ontluikende leven, Herboreme grootheid van 't eeuwige in, De groeiende schoonheid met liefde doorweven, De levende geest, een gelouterd begin! 't Is Paschen! Het feest van het blijde ontwaken, Na 't zwijgende rijk van de donkere nacht, Maar houden wij koers met het licht tot ons baken, Dat maanden in stilte op ons heeft gewacht? Maar tintelt er hoop in de oogen der menschen, Al zoemen er liedjes langs wegen en wei, We hebben wel plannen en woorden en wenschen, Maar zijn er ook gaven voor anderen bij? 't Is Paschen! De wereld zoekt lichtere banen, Waarlangs het maatschapp'lijk geluk moge gaan, Waartoe ons het Pascha met kracht komt vermanen, Een gelouterd begin van het mensch'lijk bestaan. O, dat eens alom dan de Paaschvuren branden, Door 't levensidee, dat de oorlog verplet, Nu sluipt nog de twijfel door luist'rende landen, De opstanding kwijnt, en de dood houdt de wet! 9 9 ;c OEZELLE. DE PAASCHHAAS. Ook Paschen is, als zoovele andere christelijke feestdagen, elk jaar weer een welkome gelegenheid, om uitvoerige me- dedeelingen te doen over de Paaschzeden en -gebruiken. Zoo o.m. over de Paasch- haas. Bij tallooze Paasch-illustraties zal de teekenaar en in 't biezonder de Duit- sche niet vergeten een of meer hazen, af te beelden. Hoe valt de verschijning van „meester Lampe" juist op het Paaschfeest te ver klaren? Om iets van zijn afkomst te ver tellen, moet men teruggaan tot de grijze oudheid, toen heidensche volksinstellim gen en -denkbeelden van de nieuwe leer zich in de oudste tijden van het chrisr tendom op de vreemdste wijze dooreert mengden in de Germaansche landen. Van de taaie levenskracht dier oer-Germaan- scne heidensche denkbeelden is zeer waar^ schijnlijk ook de haas op het Paaschfeest een der tallooze voorbeelden. Bij onze Germaansche voorouders was de haas voorwerp van dikwijls groote \er eering. Zoo at men b.v. zijn vleesch niet. Hij was voor hen een meer of minder •f koboldachtige verschijning. Heksen en, elfen en andere spookgedaanten versche nen vaak in de gedaanten van hazen ent dan bij voorkeur van driebeenige. Nu schijnt men wel te mogen aannemen, dat de haas in eenigerlei betrekking gestaan heeft tot vjstara n, de godin van het Oosten, van de lente en de ochtendstond. Ook van andere godinnen staat de haas nog als haar boodschapper bekend. Zoo heeft Holda of Harke hem eveneens tot haar lijfknaap gekozen; alleen hazen ma ken haar leger uit. Als Holda b.v. de nachtelijke wandelingen onderneemt, dan Iaat zij zich voorlichten door een haas, die een lantaarn draagt. In latere tijd geldt de haas ook als zinnebeeld van de vruchtbaarheid, brengen van de kleine kinderen. Daarom verstopt men vooral op Witte Donderdag, de; Paascheieren in de tuin, of in de kamer, en men maakt de kinderen wijs, dat de hazen ze daar gelegd hebben. Waar Lampe zoo in eere stond, behoeft het geen verwondering, dat men hemookj wonderdadige eigenschappen toeschreef. Zoo kon b.v. een pasgeboren haas tegen vallende ziekte beschermen. Het bijge loof wilde voorts, dat een haas, welkcl op "de eerste Vrijdag van de maand Maart geschoten was, een middel voor alles was. Zeer bekend is ook, dat een haas, die dwars over de weg loopt, ongeluk voor spelt. Doch als men zich dan op het-/ zelfde oogenblik driemaal omdraaide of het dier dadelijk neerschoot, dan was het onheil echter geweken. Zoo geloofde men ook, dat als een haas des zomers het dorp kwam inloopen, dit als een onheilsteeken beschouwd moest worden, want dan zou er meestal brand uitbreken. De verklaring voor een en ander is in- tusschen niet zoo moeilijk te vinden: een1 dier, dat zooveel geheimzinnige eigen schappen bezat, moest voor velen wel een voorwerp van vrees en huivering worden. 1). Velen nemen aan, dat er nooit een godin van die naam vereerd is geworden, doch dat Ostara Eastern Oost-ster de ster van het Oosten de Zon. Het Duitsche „Ostern" zou dus Zonnefeest zijn. We stonden op de voorplecht van het schip en zagen uit naar de kust. Op die eerste Paaschmorgen zouden we aajiko-» men. Gedurende de lange zeereis was het gesprek telkens weer gekomen op de kli maatsverschillen tusschen het zuidelijke land, dat we verlieten, en onze eigen vaderlandsche bodem. „Elk weer is goed en mooi", had iemand gezegd: „het ligt er maar ;yir. hoe we het ontvangen en doorstaan' Een ander had opgemerkt, dat het dom en dwaas was, onverander lijke natuurkrachten te critiseeren; die hadden we eenvoudig te aanvaarden. „Ze-> ker", zei een derde, „oordeelen mogen we alleen, wat tnenschelijke macht in, staat is te verbeteren". Maar de man, die vijf jaren aan een zonnige kust had gewoond, waar de lucht altijd blauw waa en de bloemen nooit ophielden te bloeien, bleef tegenspreken en afkeuren. Hij was dan misschien geen goede Nederlander meer, gaf hij toe maar als hij bedacht, dat hij in al die tijd geen mist of mot regen, geen tocht en nauwelijks wind liad geleend, het zeewater altijd warm genoeg was om in te baden, dan von|d hij heil verschrikkelijk om naar dat kille en voch tige land terug te gaan. Naarmate 't schip in noordelijker wateren kwam, bromde mijn verveende Landgenoot boozer en veel- vtildiger. „Nevel, natte sneeuw, neen, ie kunt je neus niet buiten de deur steken. Dat belooft wat, als we aan wal stappen. Modder". En toen werd het Paaschmorgen; op de middag van die dag zouden we de ha ven binnenvaren. We wachtten niet op onze langslapende mopperaar; we gingen naar zijn hut en bonsden op de deur en riepen „Heb je daar in dat land van jou ooit de lente zien komen De komende lente gevoeld en geroken, ja, geproefd Weet je nog, hoe dat is, als de lucht opeens luw begint te worden en naar akkers en velden riekt Als de eerste vogel zingen gaat en de knoppen openbarsten Weet je nog, hoe ook jij als dronken door de lente bent gegaan en in pe hoofd en in, je hart geweten hebt, dat toen alles goed moest worden Nu ja, al zeiden we liet zoo niet pre cies, we gevoelden het wel zoo,want daarbuiten, in het zilveren ochtendlicht, voer lieflijk en statig de jonge Lente ons tegemoet. Graslucht dreef aan van de weiden; in de verte wiekte eqn mo len; het vee was al buiten. Het lage land lag wijd open; wolkenschaduwen trokken er overheen; maar geen plekje er van was onbereikbaar voor die zon. Toen begton een dorpsklok te luiden. Zou ooit een volk beter de geschiedenis der Opstan ding kunnen verstaan dan een, dat elk jaar opnieuw de natuur ziet herrijzen en d.at, na de barre winter, door de weder- keerende lente zichzelf vernieuwd ge voelt We stonden daar en zwegen. We waren dankbaar, dat we ons land terug zagen. We zeiden er niets van, dat cht- maal ook onze ontevreden vriend zwe^g, want zijn oogen glansden, zooals alleen vochtige oogen dat doen kunnen. SI Si Si LEER TE LEVEN Wie goed heeft geleefd, weet ook goed te sterven. De mensch zal bij brood alleen niet leven. Het leven alleen is de school van het leven. Niet hij altijd leeft het meest, die het langst leeft. Het leven zelf wordt een hei lige schrift voor de ziel, die ont vlamd is. Inyat Khan Niets van het leven moogt gij schuwen of verwerpen. Maar ge moet alles verreinen. Van Eeden EB BB Durf te leven. BB ffi Kwel u niet met teveel gedachten ffl rg Werk uw werk en BB rfi Zing uw lied onder blij verwachten gj 53 De Génestet ffi ffi SB ft ffiHBffifflfflBBffifflfflBB

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1939 | | pagina 1