ALBERT. I,2 12 I De Toverlantaren. IN DE MOESTUIN. 418.- SNOEIEN." Indien geen strenge vorst optreedt, kan de wintersnoei der vruchtboomen voortgang hebben, het geen, voornamelijk bij oudere vruchtboo men, hoofdzakèlijk bestaat in het uit lichten van overtollig hout. De hoofd takken moeten ten opzichte van elkaar een ruime stand, hebbenhet snoeien blijft dus in geen geval beperkt tot het uitzagen van doode en zieke takken al leen, maar omvat ook die, welke de hoofdtakken kruisen. Al het overtollige hout, dat overigens de kroon te dicht maakt, behoort te worden weggesneden en dat is méér, dan de nu bladerlooïe boomen op het eerste gezicht doen den ken! Hoe meer licht en lucht in de kroon, des te grooter en gaver fruit. 419. DE COMPOSTHOOP, onze verza meling van allerlei huis- en tuinafval, zetten we in deze dagen nog eens om, waardoor het verteringsproces wordt be vorderd. Bij aanhoudende vorst zou dit werkje tot het voörjaar moeten wach ten. Bij het omzetten worden tegelijk steenen, glas, scherven e.d. er uit gehou den, zoodat we onze waardevolle com post straks zonder meer onder kunnen werken. Is de composthoop omgezet, dan wordt het geheel weer met een laagje aarde afgedekt. 420. AARDAPPELEN. Let nu vooral op de aardappelen, die onze winterprovi sie uitmaken. Het is beslist noodig, dat deze geregeld worden omgezet, opdat het uitloopen wordt tegengegaan. We houden ze op een lichte, koele, maar vorstvrije plaats. Rottende aardappelen houden we er zorgvuldig uit: de eventu- eele natte knollen laten we apart dro gen. Zijn de aardappelknollen al aan het spruiten, dan wordeji de uitloopers er afgenomen en blijven we deze wat vaker omzetten, althans worden deze het eerst opgegeten. 421. ZAAIGOED BESTELLEN. Voor zoover er bezigheden in Januari buiten moeten worden verricht, maakt de stren ge vorst van deze dagen onze opsom ming vrijwel negatief: de vruchtboomen kunnen bij een temperatuur beneden het vriespunt niet bespoten worden; met snoeien gaan we nu niet door en ook het spitten van de grond bij zulk een vorst is niet goed, omdat we dan bevro ren kluiten zouden moeten onderwerken met het gevolg, dat het straks weer zoo veel langer duurt eer de voorjaarszon de grond kan doorwarmen. Wel kunnen we nu reeds verschillend zaaigoed gaan koopen of bestellen, zoo als sjalotten. Deze worden van Maart af op de bedden geplant. In tegenstelling met die van uien, mislukt de teelt van sjalotten bijna nooit. Evenals de bruine kan vooral de gele, ronde'soort op vrij wel elke grond gekweekt worden. Wat goede winterprovisie waard is bewijzen in deze dagen de sjalotten wel,, die tot diep in het voorjaar hard blijven. Tegelijkertijd koopen we nu, wortel- zaad voor vroege uitzaai, bij voorkeur „Amsterdamsche bak", die we eind Ja nuari in de bak hopen te kunnen zaaien. We hebben ook spoedig spinaziezaad noo dig: scherp zaad voor vroege uitzaai in de bak of volle grond en een hoeveel heid rond zaad voor latere uitzaai. 422. TUINBOONEN. Eind dezer maand of begin Februari leggen we Tuinboonen uit: dicht bij elkaar in de bak of op een ander beschut plekje om later uit te planten. „Dubbele witkiem" of „Breede witkiem" wordt het meest algemeen ge kweekt. BEJAARDE BEESTJES. Tot de dieren, die het langst leven eiK welks levensduur men met zekerheid heeft kunnen vaststellen, behoort de» krokodil en de karper; deze dieren kun nen 300 jaar oud worden. De walvisch en de olifant zouden het tot 200 jaar kunnen brengen, terwijl onder de vogels de valk met een vermoedelijke levens duur van 150 jaar bovenaan staat. Hier op volgen de papagaaien en adelaars, die in dporsnee 100 jaar oud worden. VERVOLGVERHAAL VOOR DE JEUGD. PIM NEEMT EEN BESLUIT. 10.) De lessen waren begonnen. „Al- bert is zeker nog ziek?" had een van de anderen, die wist, dat dokter Van Schel ven over de patiënt ging, aan Kinnie ge vraagd en zij had maar even met het hoofd geknikt. Wat had zij moeten zeg gen? In zenuwachtige angst keek ze maar naar de deur, telkens weer: zou Albert plotseling binnenkomen? Hoe zou het gebeuren? Frank keek haar even veelbetekenend aanook hij wist het dus. Voor hem was het een geluk, dat alles werd opgehelderd. Maar hij zag er niets blij uit en scheen haast net zo zenuwachtig als zij. Zij zag, hoe ook *iuj schrikte, toen de boodschap binnen werd gebracht, of mynheer even in de kamer van het hoofd wilde komen. De klasse maakte gebruik van het ogenblik, dat zij aan zichzelf was over gelaten om eens even pret te maken. Maar tegen hun gewoonte deden Frank en Kinnie daaraan niet mee: „Als Jullie eens wisten", dachten ze. Daari ging de deur open en mijnheer kwam binnen. En met Albert, bleek als een geest en bevend. Aller ogen waren vol verbazing op hem gericht. In de zijne, die hij even op de klasse vestigde, lag een angstig sta rende, bijna smekende uitdrukking, toen sloeg hij ze neer. De onderwijzer wees hem voor zijn lessenaar te gaan staan en zei he^el ernstig: „Jongelui, Albert heeft jelui een me dedeling te doen, die mij diep heeft ge schokt. Ook jelui zult ontstellen door wat hij jelui heeft te zeggen. Nooit had ik zo iets van een van jelui verwacht. „Nu, Albert" herhaalde hij enige ma len. De jongen opende de mond, maar er kwamen een paar onverstaanbare woor den, nog eens en nog eens.het ging niet. „Wilt u het zéggen?" fluisterde hij eindelijk. En nu* gebeurde het vreselijke. De onderwijzer sprak en in angstige ontzet ting staarden allen de jongen aan, die daar zo alleen en zo klein stond, wiens hoofd al maar dieper zonk onder a4 die blikken Een langdurig, beklemmend zwijgen volgde op de laatste woorden van de on derwijzer. Alle ogen staarden naar de schuldige, maar meer met een sooft schuwe ontzetting dan met verontwaar diging. Uit de hoëk, waar Frank zat, klonk plotseling een onderdrukt snik ken. Hij had zijn armen op de lessenaar gelegd en het gezicht daarin begraven. Wel was hij voorgoed gerechtvaardigd, maar dit was toch ook zo vreselijk. De pijnlijke stilte duurde voort, even sloeg Albert de ogen weei* op met een uitdrukking als van een gemarteld dier. Voordat iemand begreep, wat zij ging doen, was Kinnie naar voren gespron gen. Zij sloeg beide armen om de hals van de schuldige. En Albert legde he^ hoofd op haar schouder en huilde hard op. „Breng jij hem maar evsp^in de spreek-, kamer, zei de onderwijzer zacht en streelde het meisje over de haren. In de klasse waren er later, die aan de anderen vroegen, of zij goed gezien had den, dat mijnheer tranen in de ogen had, toen hij dat zei. Zonder een wbord met elkaar te wis selen, waren Albert en Kinnie samen de lange gangen doorgelopen, die naar de spreekamer leidden. Daar gekomen wil de het meisje nog even met de nog altijd zenuwachtig snikkende jongen naar bin nen gaan, maar op de drempel deinsde zij verschrikt terug, en liep haastig heen: daar bij het raam, in de grote, lage stoel, zat de heer Ten Braeke. Ook Albert had zijn vader gezien en was ontsteld blijven staan. Sprakeloos staarden vader en zoon elkaar aan en plotseling zag Albert, dat zijn vader in die weinige uren ouder was geworden. Om de vastberaden mond was een lijn gegroefd, dieper niet geweest was. De doorborende blik van de heldere ogen, waarvoor Albert zo dikwijls had gesid derd, was als beneveld en met een ste kende pijn drong het tot Albert door, dat dit zijn werk was. Hij kón niets zeggen, staarde maar naar die gedaante aan het venster, die hem onbeweeglijk met droef verwijt bleef aanzien. „Albert", zei Re vader ten slotte, „kom eens hier." De jongen naderde schoorvoetend. „Was het je glan onmogelijk mij te ver trouwen? Was je dan zo vreselijk bang voor mij?" Een hees „jawas het antwoord. „Arme jongen.... d5n hebben we el kaar wel veel te vergeven". Maar dit was Albert te veel; de stren ge vader zo week te zien, was meer dan hij kon verdragen. „Zo moet u niet praten.... het was' mijn'schuld.Ik heb zo gemeen ge knoeid.... ik kan het nooit meer goed maken"barstte hij los. „Kom eens dicht bij mij zitten, hier, heel dichtbij. Wij moeten eens samen spreken." En de vader trok het schuldige kind naar zich toe en zij spraken lang tezamen, heel lang en heel vertrouwe lijk, ip die stille^kamer, terwijl het grote gëbouw om hen heen vervuld was van jong, gonzend leven. Albert is niet meer op school terug gekomen. In overleg met de dokter en mevrouw Van Hooghe werd besloten, dat hij dadelijk naar een kleine kost school zou worden gezonden, waarvan de directeur een bekend opvoedkundige was en waar hij zou worden klaarge maakt voor^de derde klasse van het gymnasium. De zaak was spoedig be klonken. Albert hunkerde er naar, weg te komen uit het kleine stadje, waar zo- velen hem kenden en van zijn misstap wisten. Hiermede eindig ik het fragment uit het mooie (helaas uitverkochte) boek „Kinnie en haar vrienden", van E. Knut- tel-Fabius. NIEUWE PRIJSRAADSELS. 264. Welk spreekwoord zit hier ve scholen: HM— R— B— Z— 265: Ik heb uit de naam van een di drie letters weggenomen,' Toen hield over: oijWelk dier had ik bij „kop"? 266. De meeste dieren hebben Laat de eerste letter van de naam en je houdt een lekkernij over. Inzenden na no. 270. Met vriendelijke groeten, Jullie OOM Koj Het is al weer 17 Januari geword Nog goed 2 weken en dan gaat de verlantaren op reis! Nu ik dit schrijf, n, ik uit nagenoeg alle dorpen aanvragi ontvangen. De lantaren is met de plat zorgvuldig geborgen in een degelii kist (25x25x50). Dat is met elkaar héle vracht. Daarom reken ik er vast dat vader zelf of een grote broer b. komt halen. Natuurlijk kan ook i vrachtrijder of de chauffeur van de a tobus zorgen,'dat de kist in jullie do komt. Wanneer de bus haar meeneen moet ze van de bus worden afgehaaldj Een gebruiksaanwijzing geef ik ni De weg wijst vanzelf. Je doet de stek in het stopcontact en een prachtig vlak wordt op het laken geworpen, jullie gespannen hebben. De platen j alle genummerd en liggen in volgo: in de doos. Op een lijst, die er bij is voegd, zie je, wat ze allemaal voors len. Hier en daar wordt een kleine lichting gegeven. Wie de platen vi toont, kan er dan een klein verhaal tij vertellen: zoo zijn er platen \j Doornroosje, van de Bremer stadsm kanten, van de Gelaarsde kat, van Dappere kleermakertje, van de Kabi ters, van de Prinses en de kikvors (a: maal bekende sprookjes), maar ook dige tafereeltjes uit het kinderlev leuke geschiedenissen (b.v. van eenji gen, wiens broek wordt opgebla waardoor hij als een luchtballon stijgt), en nog veel meer. Of er gevaar voor brand bestal Neen, hoor, helemaal niet. De lamp in een metalen huis; het snoer verke in de beste staat. De platen zijn stei ,0 (twee tegen elkaar, waardoor ze n bekrast kunnen worden bovendie maar moeten natuurlijk .met zorg wi den behandeld. Glas is en. blijft brei baar goedje. Wie nog wat te vragS— heeft, doe het gerust. Op de tweede Jlilll gina van het eerste blad worden de if^™ gen genoemd, waarop de lantaren t>0' i ebruan nog beschikbaar is. Wie op aanvraag geen tegenbericht krijgt kf 2 op de gewenste dag rekenen OOM KI 2

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1942 | | pagina 6