I Praatavond Ver. v. Oud-leerlingen Een optimist leeft tO( jj gelukkig 40 Jaar onderzeedienst II. Het onderwerp van de tweede spreker voor deze avond, de heer F. Stark, lag op heel ander terrein. De heer Stark toch waagde zich aan het onderwerp: De hond als huisdier. „Er is," aldus de heer Stark, „reden voor de vraag: Waarom houden we een hond? Vooral omdat men de laatste tijd op Texel wel eens hoort spreken van een hondenplaag." Spr. gaat nu na wat voor soort honden we zo al kennen.Daar is allereerst de zgn. rattenvanger, de kleine, vlugge hond, die zulke goede diensten verricht als verdel ger van ratten en muizen. Wanneer we zo eens nagaan, hoeveel ratten een goede rattenhond wel opruimt, dan mogen we zeggen, dat dit soort honden goud waard is. Dan is er verder de jachthond. Het aantal Texelaars met 'n eigen jachtter rein is vrij klein en in zekere zin zal het jagen van deze honden dan ook tot het stropen moeten worden gerekend. Verder kennen we de waakhond. De noodzaak daarvan is op Texel momenteel niet zo groot. In de bezettingstijd hebben ze soms nuttige diensten verricht, omdat ze ons waarschuwden voor naderend ge vaar. Een goede waakhond moet los lo pen. Honden, die aan de ketting staan, worden vals en gevaarlijk. Tenslotte ken nen we nog de politiehond en de trek hond, maar beide zijn op Texel zeld zaam. Het nadeel van honden begint. wan neer we moeten gaan spreken van rond- schooiende honden De schade, die door deze honden ieder jaar wordt veroorzaakt is vrij groot. Ook op het bedrijf van den heer Stark vielen ieder jaar enige scha pen ten offer aan dit soort honden. Spr. keerde zich fel tegen de eigenaars dezer honden. Zodra een hond begint rond te schooien, moet hij worden doodgeschoten Wanneer we nagaan, dat een kleine hond ieder jaar plm. f 50 aan voedsel kost en een grote hond zelfs f 100, is er zeker re den voor de vraag of het wel verant woord is een hond te hou'den. Ook op dit onderwerp volgde nog een geanimeerde discussie. De heer D Bakker voerde ons met zijn onderwerp naar de Alblasserwaard, waar hij plm. een jaar als „onderduiker" heeft gewerkt. We kregen de indruk, dat de heer Bakker in dit jaar nog wel iets an ders heeft gedaan dan in schuilkelders zitten, want hij bleek ons heel wat te kunnen vertellen over de bedrijfsvoering in deze Z.-Hollandse polder De Alblasserwaard is plm. 25000 ha. groot. Hiervan is ongeveer 5000 ha. water en dijken, zodat er 20000 ha. cultuur grond overblijft. Deze oppervlakte is ver deeld over 1000 bedrijven, zodat de ge middelde grootte plm. 20 ha. is Op deze bedrijven houdt men een 20 koeien, dus 1 koe per ha. Verder houdt men jongvee en ook nog wat schapen. De schapensta pel is in de oorlog toegenomen, maar de kwaliteit was maar matig. Men had zeer veel last van leverbotziekte en schurft. Van de koeienlevers werd plm. 85 pet. afgekeurd omdat ze onbruikbaar waren door leverbotten. Alle melk wordt op de boerderij ver werkt. In normale tijd hield men daarom veel varkens, nl. wel 200-300 per bedrijf Heel vaak vormde de geproduceerde var- kensmest een goed deel van de winst, die met de varkenshouderij werd verkregen. Pluimvee werd zeer weinig gehouden, omdat 't land zich hier minder goed voor leent. Langs de rivieren, waar het land iets hoger ligt, vindt men wat landbouw, verder wat fruitteelt en ook griendcul- tuur. Op het eiland vinden we 3 zuivel fabrieken, die evenwel geen grote hoe veelheden melk ontvangen. Alleen op Zondagen is deze hoeveelheid iets groter. Over het algemeen is men zeer zindelijk op erf en boerderij. Men loopt als 't ware op sokken over het erf en in dit opzicht is er voor onze Texelse bedrijven nog wel iets te leren. Men vindt hier zwartbont vee. Wel treft men soms een rode koe aan, maar het ty pe is toch het zwartbonte. Het vee valt op door een mooie kruisvorm, maar van vo ren vallen ze tegen, terwijl het vetgehalte der melk niet hoog is. De heer Bakker had opgemerkt, dat de stalmest veelal met bagger werd ge mengd. Op deze wijze wordt de mest be ter bewaard en de structuurverbeterende werking van dit soort mest is heel goed. De ontwatering was niet overal even goed in orde, maar overigens werd het grasland goed verzorgd. De stekels wer den in de meeste gevallen niet bestreden door hakken, maar door trekken met een zgn. stekelentang. Het resultaat was vol gens den heer Bakker evenwel niet beter dan bij gewoon hakken. Het arbeids vraagstuk was minder nijpend dan op Texel. Meer dan op ons eiland hielpen ook de vrouwen bij het melken. In de discussie kwamen nog enkele punten naar voren. Zo hoorden we, dat de verhouding tussen boeren en arbeiders in de Alblasserwaard minder goed was dan op Texel. Aan het zgn. omweiden werd nog niets gedaan; het vee liep lange tijd achter elkaar op dezelfde weiden. Hierna volgde een korte pauze, waar in we, dank zij de goede zorgen van enige dames, op koffie met koek werden ont haald. De voorz. deelde mede, dat nog één door G. TH. ROTMAN. DE GEBROEDERS KNOOPENSCHAAR (Nadruk, verboden) 25. Jodocus en Pieter mochten elkaar graag zo'n beetje plagen. Zo b.v. op ze kere middag, kort na de hiervóór beschre ven dngelukken. Jodocus, die weer uit het verband was, zat, om z'n genezing te vol tooien, buiten tegen het tuinhek in de zon een dutje te doen. „Wacht", dacht Pieter, „daar zal ik een mop mee heb ben!" 26. Eerst moet ik evenwel nog vertel len, dat Pieter persoonlijk eigenaar was van een groot vogelhuis, dat achter tegen het tuinhek aan gebouwd was. Dit vogel huis was zijn trots; niemand mocht er aankomen, zelfs Jodocus niet, De onder helft was zijn kippenhok; bovenin wemel de het van parkieten, sijsjes en wat dies meer zij. of twee lezingavonden zullen volgen, die in ieder geval vóór 20 Maart zullen wor den gehouden. Op een volgende praat avond kragen we o.m. een lezing van den heer Joh. Bakker over Frankrijk. De heer Bakker heeft ongeveer een jaar in Frank rijk op boerenbedrijven gewerkt. Als laatste spreker kregen we de heer F. Roeper, die ons iets vertelde over het samenstellen van een Voederplan. Iedere veehouder dient aan het begin van de staltijd een voederplan op te stel len om na te gaan hoe groot de dagelijkse gift van de diverse voedermiddelen kan zijn en welke voedermiddelen eventueel nog aangekocht moeten worden. Hiertoe nemen we het aantal stuks vee, dat op het bedrijf is en berekenen de hoeveelheid eiwit en zetmeelwaarde, die daarvoor nodig is. Voor het grootvee gaan we daarbij uit van een gemiddelde melkgift van 11 a 12 liter melk per dag Indien we onze berekening hebben ge maakt, kunnen we vaststellen, welk voe der het meest geschikt is om bij te ko pen. Zo zullen we naast een goede pers- hoop minder behoefte hebben aan bieten. Aan de hand van een voorbeeld werd een en ander verduidelijkt. Op een bedrijf is aanwezig 36000 kg. hooi, 80,000 kg bie ten ,700 kg. gerst en 900 kg. paardenbo- nen. Wanneer we dit omrekenen komen we tot een hoeveelheid van 1959 kg. ei wit en een zetmeelwaarde van 19931 kg. De veestapel bestaat uit 16 koeien. Bij een gemiddelde melkgift van 12 kg. melk per dag met een vetgehalte van 3,5 pet., is voor deze dieren nodig 2592 kg. eiwit en 16,560 kg. zetmeelwaarde. We komen dus tekort 633 kg. eiwit en hebben een overschot aan zetmeelwaarde van 3371 kg. Het is nu de vraag hoe wij op de voor- deeligste wijze in het tekort aan eiwit kunnen voorzien. In de discussie werd op deze vraag ingegaan en niet zonder re den. Want hoewel het voorbeeld van den heer Roeper niet aan de werkelijkheid was ontleend, zullen we toch in de mees te gevallen voor het feit komen te staan, dat we op onze gemengde bedrijven een overschot aan zetmeelwaarde hebben, maar een tekort aan eiwit. Natuurlijk kunnen we dit aanvullen door aankoop van krachtvoer. Maar het is de vraag of dit de voordeligste wijze is om in het te kort te voorzien. Enkele aanwezigen meenden, dat we het in de richting van grasdrogen moesten zoeken. Anderen noemden de mogelijkheid van het winnen van een betere kwaliteit hooi, waardoor we de eiwitpositie in de goede richting konden verschuiven. Speciaal werd hier gedacht aan hooi van kunstweiden, dat over het algemeen vrij wat eiwitrijker is dan gewoon grashooi. Een zeer leerzame discussie! Hiermede kwam het einde van deze buitengewoon interessante en leerzame praatavond. Nogmaals: Het was jammer, dat de opkomst niet groter was. C.v.Gr. VEEL REIGERS IN DE WIERINGERMEERPOLDER. De aanwezigheid van vele reigers in de polder heeft de aandacht getrokken van enige vogelkenners, welke de vorige week op diverse plaatsen waarnemingen hebben verricht. Op meerdere plaatsen werden grote groepen reigers langs de kanten van de tochten waargenomen. Zo als bekend is de waadvogel reiger een bij uitstek gulzig vis-eter. VAN DE REDACTIE. Advertentie-opdrachten voor de krant, welke op Woensdag verschijnt, moeten uiterlijk DINSDAGMORGEN 8 UUR in ons bezit zijn. Voor het Zaterdagnummer uiterlijk VRIJDAGMORGEN 8 UUR. Dit geldt ook voor opgaven predikbeur ten, daar zij anders niet meer kunnen wordon opgenomen. WINKELSLUITING. Van 1 Oct. 1946 tot 1 April 1947. Algemeen sluitingsuur 6 uur (Zater dags 7 uur) en 's middags van 12,30 tot 13,30, uitgezonderd Dinsdags, wanneer om 13 uur definitief gesloten moet wor den. BOEKBESPREKING. LAJLA door J. A. FRIIS. Een roman over Lapland, naar welks gegeven de beroemde film, die in de ge hele wereld een groot succes is, vervaar digd werd. In Lajla geeft de auteur een kleurrijke beschrijving van het leven, de zeden en gewoonten van de Lappen, die in het Ho ge Noorden een sober Nomadenleven lei den. De hoofdpersoon, Lajla, is een meis je, dat in een gezin van eenvoudige Lap pen wordt opgevoed en daar een geluk kige jeugd doormaakt. Haar pleegouders hadden haar het liefst als de vrouw van hun pleegzoon gezien, maar Lajla vat liefde op voor een jongen Noor, op de dag dat zij inkopen gaat doen voor haar aan staand huwelijk met den jongen Lap. Het is dan ook deze Noor, waarmee zij in het huwelijk treedt, nadat deze haar van een wisse dood heeft gered. Het boek is geïllustreerd met 32 foto's uit de gelijknamige film; de prijs is f 4,50. EEN DAG VRIJ Bij de geboorte van een Oranje telg. De Stichting van de Arbeid adviseert het Nederlandse bedrijfsleven ter gele genheid van de blijde gebeurtenis in het Prinselijk gezin één dag vrij te geven met behoud van loon en deze vrije dag niet als z.g. snipper-vacantiedag op het aantal vacantiedagen-1947 in mindering te bren gen. Het bestuur van de Stichting is van oordeel, dat, indien de geboorte geschiedt tussen 12 en 24 uur. in welk geval de volgende dag als nationale feestdag zal worden beschouwd, op de middag van de geboortedag gewoon dient te worden doorgewerkt en alleen de volgende dag vrijaf dient te worden gegeven. Het be stuur verzoekt werkgevers en werkne mers zich hieraan te houden Tevens be veelt het stichtingsbestuur aan om, wan neer bepaalde omstandigheden in ver band met de aard van het werk verhin deren bovenstaande richtlijn te volgen, aan personeel, dat op de nationale feest dag door moet werken een andere vrije dag toe te kennen. DE SOCIALE WETGEVING IN DE PRACTIJK. Gewerkte dag en kinderbijslag. Art. 25, 2e lid van de Kinderbijslagwet luidde aanvankelijk, dat de kinderbijslag werd uitgekeerd iedere dag, waarop de werknemer heeft gewerkt. Dagen, waarop niet gearbeid, maar waarop de arbeider wel loon ontving, werden mede als ar beidsdagen beschouwd. Allerlei vragen bleven eerst onbeant woord Zo ten opzichte van dagen, waarop de arbeider niet werkte en ook geen loon ontving, maar b.v wel uitkering krach tens ziekte- of ongevallenwet en vergoe ding door inwisseling van vacantiebon- nen. Hoe verder, wanneer in een onder neming des Zaterdags niet werd ge werkt? Al deze vragen zijn vroeg of laat door redactiewijzigingen van art. 25 tor klaarheid gebracht Ongevallenuitkerin gen en ziektegeld gelden als loon, ook geldt dit voor ingewisselde vacantiebon- nen. Zaterdagen, waarop wegens de ver korte werkweek niet wordt gewerkt, wor den niettemin als arbeidsdagen be schouwd. NIEUWE PACHTWET EERST NA APRIL IN WERKING. Van officiële zijde wordt medegedeeld, dat de totstandkoming van de nieuwe pachtwet, die tegen 1 April a.s. werd aangekondigd, tot een aanzienlijk latere datum moet worden verschoven, aan gezien met de voorbereidingen veel meer tijd gemoeid is dan aanvankelijk geraamd werd. De regering zal binnenkort bij de Tweede Kamer een verlenging aanvragen van de werkingsduur van het bestaande pachtsbesluit, dat uit de bezettingstijd stamt. Wat is een optimist gelukkig! Die nergens hemelsmeeuwen ziet! I De leeuw'rik enkel maar hoort zing* Wat nü is, och dat telt hij niet. Al ligt de sneeuw nog op de stratet De ijsbloem nog de ruiten siert, De sloten dicht weer zijn gevroren En koning Winter hoogtij viert. Toch ziet hij reeds de sneeuwklok b; jev En wekt ons op tot blijde vreugd, sr Hij die zo'n optimist kan wezen, Bezit toch wel een goede deugd. n0) Bij al het leed, dat wij beleven, jaT; Ziet hij al weer de vreugde staari, I 9< Die wenkt met hare hand de nuikse»c Dat het weer eenmaal goed zal gaan 10- Daarom dus, lezers, lezeressen, Ziet alles niet te donker in, Aan alle leed komt eens een einde. En altijd treuren heeft geen zin. Schaart u ook bij de optimisten, Uw leven wordt er blijder door, Bij alle tegenspoed en lijden 11- Wt str; VO( 2,3 Stel' men maar steeds het goede voojvei Veel heeft de wereld al gewonnen Wanneer een ieder blijde lacht. Het pessimisme maakt ons slapper. Het optimisme geeft ons kracht! en EEN LLbal vr< I gei I vrc sn; latE^T UITBREIDING VAN HET NEDERLANDS-DEENSE HANDEL1 VERDRAG. ge' De uitbreiding van het handelsvei met Denemarken heeft er toe geleide- op 2 Jan. 1947 een aanvulling op hetr^ derlands-Deense handelsverdrag, dat als bekend geldig is tot 1 April a.s plaats gehad. Op grond hiervan zal marken aan Nederland leveren zeej meubelen, kieselguhr en stenen, vee,^ planten, diverse andere producten en^fl chineriën, tezamen voor een bedrag vaj 21 millioen Deense kronen. jg( Hiertegenover staan Nederlandse Lij ranties aan Denemarken van: elej^ technische instrumenten en gereedst^, pen. textielproducten, chemicaliën, z tabak, vernis, ruw-ijzer, glas en vcn0j zand, kunstzijden garens, machines, ai, raten, instrumenten en onderdelen, ML gen, verschillende andere producten.^, zamen voor een bedrag van 9 nullmu Deense kronen. K ONZE HARINGPOSITIE. 1 Verwacht wordt, dat voor het bin: I land nog een hoeveelheid van ongett 30,000 kantjes gezouten haring van yar aanvoer na 10 Dec. ter beschikking komen. De verscheping van gezoutenmo ring naar Rusland heeft regelmatig pist®- De aanvoeren in het Zuiden van 81 land van verse ijle haring hebben iniS- dels een zodanige omvang aangeno J dat de gestelde maximumprijs de laa$J tijd niet meer wordt behaald. KwalflF en transportmoeilijkheden zijn hierbij» invloed. Tenslotte kan de op grond >eI het handelsverdrag met Noorwegen wachte invoer van Noorse haring in maand Febr. tegemoet worden gezienoe va AUSTRALIË STIKT IN DE WOL. j Terwijl Europa bibbert in te weiniEjfjj te dunne kleren, weten de Australnt niet, waar ze met de vachten van :ar millioenen schapen heen moeten. De |gt reldvoorraad wol is thans reeds voldcin de om in het verbruik van 13 volle jipe te voorzien en nog steeds komt er 1:94 wol bij, dan er af gaat. In het begin 1 Jan. heeft men zelfs moeten besluiten wolveilingen in Australië enige tijd PI te stellen, omdat de pakhuizen aan gr kust eenvoudig niets meer bergen kGl nen. Behalve de armoede van Europa V het tekort aan scheepsruimte is hierJ»2 ook de verkorting van de werktijd var® Australische havenarbeiders van invlc5,2 Er wordt daardoor minder verscheept )»1 mogelijk zou zijn, zeer ten nadele M zowel Australië als van het textielarE Europa. De internationale handel lol nog niet bepaald vlot. (Popec-nieuwM Eind Dec. was het 40 jaar geleden, dat de eerste Nederlandse onderzeeboot, de Luctor et Emergo, door de Kon. Marine werd overgenomen. In dit tijdsbestek heeft de Onderzeedienst een ontwikkeling doorgemaakt als geen ander wapen, wan neer we tenminste het luchtwapen buiten beschouwing laten. Ter gelegenheid van dit feit publiceerde het „Dagblad Scheep vaart" een herdenkingsartikel, dat wij hieronder, in overleg met de Marine voorlichtingsdienst, grotendeels overne men. Uit de metige en zo goed als ongevaar lijke bootjes, die aan het begin van deze eeuw werden gebouwd, is een machtig onderzeewapen gegroeid, dat in staat is van beslissende invloed te zijn op de oor logvoering. De beide wereldoorlogen, die binnen deze periode vallen, zijn wel bij uitstek geschikt om dit aan te tonen. Nog in de in 1945 beëindigde wereldoor log brachten Duitse onderzeeboten niet minder dan 2,775 schepen met ongeveer 14,500,000 bruto registerton tot zinken, of ongeveer 70 pet. van het totale aantal schepen, dat in deze oorlog verloren ging! De Nederlandse onderzeedienst, die in deze oorlog de eerste scherpe torpedo's lanceerde, heeft zich kranig geweerd; hoe wel nog geen definitieve cijfers bekend zijn gemaakt, kan toch gezegd worden, dat, voor zover over moderne en opera tieve boten werd beschikt, aan de ge stelde verwachtingen ruimschoots is vol daan. De eersteling. Op 21 Dec. 1906 werd de eerste Nederl. onderzeeboot, de Luctor et Emergo, als no. 1 door de Kon. Marine overgenomen Deze boot, gebouwd bij de Kon. Mij. De Schelde te Vlissingen, was op 1 Juni 5 1904 aldaar op stapel gezet en kwam op l 5 Dec. 1905 gereod Op 10 Juli 1906 voer de no. 1 van Den Helder naar Vlissingen over de Noord zee. Vanzelfsprekend was deze boot maar een nietig wapen, vergeleken met de hui dige onderzeeboten; de afmetingen waren als volgt: lengte 20,42 m„ breedte 4,08 m., diepgang aan de oppervlakte varend 2,8 m. De waterverplaatsing, aan de opper vlakte varend, bedroeg 105 ton en 124 ton ondergedompeld. De bewapening bestond uit een boegbuis voor een 45 cm. torpedo! Voor de voortstuwing boven water zorgde een 4-cyl. gasolinemotor, terwijl een elec tromotor voor de onderwatervaart zorgde. De snelheid aan de oppervlakte bedroeg 8,35 mijl. De bemanning bestond uit tien koppen. Later, toen deze onderzeeboot van de sterkte werd afgevoerd, heeft men de bo venbouw van deze eerste onderzeeboot als monument opgesteld tussen de gebouwen van de Onderzeedienst te Den Helder. Op 9 Sept. 1907 woonde H.M. Konin gin Wilhelmina aan boord van de Piet Hein de duikmanoeuvres van de eerste Nederlandse onderzeeboot tussen IJmui- den en Hoek van Holland bij. De boot is later herdoopt in O 1. O- en K-boten. Toen de eerste proeven met het nieuwe onderzee wapen bevredigend waren ver lopen, werd op 11 Oct. 1909 bij de Kon. Mij. „De Schelde" de kiel gelegd voor de tweede onderzeeboot, en toen op 1 Aug. 1914 de Wereldoorlog uitbrak, kon bin nen enkele weken Hr. Ms. O 5 in dienst worden gesteld. Gedurende de oorlog kwamen de beide volgende boten gereed, terwijl onze Onderzeedienst verder werd uitgebreid met een in 1917 geïnterneerde Britse onderzeeboot, die als Hr. Ms. O 8 aan de sterkte werd toegevoegd. Voor de huisvesting van het aan boord vertoevende marinepersoneel werden een tweetal z.g. depotschepen gebouwd, de Vali en Cornelis Drebbel, terwijl er ook een speciaal bergingsvaartuig werd ge bouwd, dat bij eventuele ongevallen dienst zou kunnen doen. Naa6t deze „0"-boten werd reeds in - «5*-- Dc onderzeeër O 19 van de Koninklijke Marine. Dec. 1910 het eerste contract afgesloten voor de bouw van een onderzeeboot, be stemd voor Ned.-Indië, de K 1 (K is Kolo niën). Evenals de vorige schepen werd dit schip te Vlissingen gebouwd en op 12 Ju li 1914, dus juist vóór de Wereldoorlog I, in dienst gesteld. Midden in de oorlog werd deze boot door de sleepboot Witte Zee naar Ned.-Indië gesleept. Nog gedu rende de Wereldoorlog werden te Vlissin gen de kielen gelegd voor verdere onder zeeboten, eveneens bestemd voor N.-Indië. Na de Wereldoorlog, toen de onderzee boot zijn doeltreffendheid had bewezen, werd met de bouw een gestadige voort gang gemaakt. De onderzeeboten werden veelal en terecht het offensieve wa pen bij uitnemendheid geacht voor de kleinere mogendheden. In dezelfde peri ode werd de onderzeeboot voor het eerst dienstbaar gemaakt aan de wetenschap: in Juni 1923 verrichtte de later zo bekend geworden Prof. Dr. F. A. Venig Meinesz de eerste zwaartekracht-metingen op de Noordzee, aan boord van Hr. Ms. O 6. Met de „K"-boten zijn ook twee we reldreizen gemaakt, die van historische betekenis zijn geworden: de reis van Hr. Ms. K 13 van 27 Mei tot 13 Dec. 1926 en van Hr. Ms. K 18, van 14 Nov. 1934 tot 11 Juli 1935. Op beide reizen heeft Prof. Venig Meinesz zwaartekrachtmetingen verricht. Waren de eerste reizen van de „K"-bo- ten naar Ned.-Indië steeds onder geleide gemaakt, in 1920 vertrok de Hr. Ms. K 3 voor de eerste maal naar Ned.-Indië zon der escorte, en deze reis werd zonder on gevallen tot een goed einde gebracht. Jongste ontwikkeling. Toen in 1936-'37 met de herbouw van de marine krachtig werd aangepakt, werd er ook een aantal onderzeeboten op stapel gezet. Een deel van deze schepen heeft men in Mei 1940 nog aan de inbeslagne ming kunnen onttrekken, door hen ver sneld in dienst te stellen en naar Enge land over te brengen. Op 14 Mei 1940 be schikte de Kon. Marine over 27 zeeboten, waarvan 15 in Ned.-Indië, in Nederland en 2 in West-Indië. Drie bel stonden er nog op stapel; zij vielen I handen van den bezetter, evenals Hr. 1? O 8, O 11 en O 12, al werden zij alle bemanning of personeel vernield of I zinken gebracht. Wat de bestaande typen betreft, rr[»J nog worden vermeld, dat na 1934 de a|l duiding ,,K"-boten is komen te verval en dat alle onderzeeboten van een „(P| nummer werden voorzien, daar deze 1en zowel in Nederland als in tropisjl wateren konden worden gebruikt. Bij»® „0"-boten, die tot de laatste typen Jï hoorden, waren er twee, die nog speel moeten worden vermeld: de O 19 en Or die tevens waren ingericht voor het gen van mijnen, waarvan zij er elk g konden meevoeren. Roemrijk verleden^ Over de verrichtingen van onze ondg zeeboten gedurende de oorlog zijn, zog reeds gezegd, nog geen definitieve cijfi bekend. Toch kunnen zij op uitnemel resultaten wijzen, hetgeen o.m. wel bl'S uit het feit. dat aan verschillende onafi zeebootcommandanten de Militaire lemsorde is toegekend. Onafgebroken is het onderzeewapen gezet: dat de verliezen derhalve zijn geweest, behoeft niet nader den omschreven. Van de 27 onderzeel ten, waarmede Nederland op 14 Mei oorlog inging, zijn er slechts 8 behoui gebleven Gedurende de oorlog werd onderzeevloot met 3 nieuwe eenheden gebreid, de Dolfijn, Zwaardvis en Tijgi haai, terwijl de O 27 uit Duitse handen! teruggekeerd. Van deze 8 onderzeeboi^ zijn de O 9, O 10, O 14, O 15, K 14 en| 15 reeds van de sterkte afgevoerd, zod Nederland thans slechts over 6 onderze boten beschikt. Men zal er echter op kunnen rekene dat de Ned. Onderzeedienst opnieuw z worden uitgebreid, zodra de techniscl ontwikkeling uit deze laatste oorlog aj de practijk dienstbaar is gemaakt. ii wapenG Lve zwa r te vM

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1947 | | pagina 4