I
Praatavond
Ver. v. Oud-leerlingen
Een optimist leeft tO( jj
gelukkig
40 Jaar onderzeedienst
II.
Het onderwerp van de tweede spreker
voor deze avond, de heer F. Stark, lag
op heel ander terrein. De heer Stark toch
waagde zich aan het onderwerp: De hond
als huisdier. „Er is," aldus de heer Stark,
„reden voor de vraag: Waarom houden we
een hond? Vooral omdat men de laatste
tijd op Texel wel eens hoort spreken van
een hondenplaag."
Spr. gaat nu na wat voor soort honden
we zo al kennen.Daar is allereerst de zgn.
rattenvanger, de kleine, vlugge hond, die
zulke goede diensten verricht als verdel
ger van ratten en muizen. Wanneer we zo
eens nagaan, hoeveel ratten een goede
rattenhond wel opruimt, dan mogen we
zeggen, dat dit soort honden goud waard
is. Dan is er verder de jachthond. Het
aantal Texelaars met 'n eigen jachtter
rein is vrij klein en in zekere zin zal het
jagen van deze honden dan ook tot het
stropen moeten worden gerekend.
Verder kennen we de waakhond. De
noodzaak daarvan is op Texel momenteel
niet zo groot. In de bezettingstijd hebben
ze soms nuttige diensten verricht, omdat
ze ons waarschuwden voor naderend ge
vaar. Een goede waakhond moet los lo
pen. Honden, die aan de ketting staan,
worden vals en gevaarlijk. Tenslotte ken
nen we nog de politiehond en de trek
hond, maar beide zijn op Texel zeld
zaam.
Het nadeel van honden begint. wan
neer we moeten gaan spreken van rond-
schooiende honden De schade, die door
deze honden ieder jaar wordt veroorzaakt
is vrij groot. Ook op het bedrijf van den
heer Stark vielen ieder jaar enige scha
pen ten offer aan dit soort honden. Spr.
keerde zich fel tegen de eigenaars dezer
honden. Zodra een hond begint rond te
schooien, moet hij worden doodgeschoten
Wanneer we nagaan, dat een kleine hond
ieder jaar plm. f 50 aan voedsel kost en
een grote hond zelfs f 100, is er zeker re
den voor de vraag of het wel verant
woord is een hond te hou'den.
Ook op dit onderwerp volgde nog een
geanimeerde discussie.
De heer D Bakker voerde ons met zijn
onderwerp naar de Alblasserwaard, waar
hij plm. een jaar als „onderduiker" heeft
gewerkt. We kregen de indruk, dat de
heer Bakker in dit jaar nog wel iets an
ders heeft gedaan dan in schuilkelders
zitten, want hij bleek ons heel wat te
kunnen vertellen over de bedrijfsvoering
in deze Z.-Hollandse polder
De Alblasserwaard is plm. 25000 ha.
groot. Hiervan is ongeveer 5000 ha. water
en dijken, zodat er 20000 ha. cultuur
grond overblijft. Deze oppervlakte is ver
deeld over 1000 bedrijven, zodat de ge
middelde grootte plm. 20 ha. is Op deze
bedrijven houdt men een 20 koeien, dus
1 koe per ha. Verder houdt men jongvee
en ook nog wat schapen. De schapensta
pel is in de oorlog toegenomen, maar de
kwaliteit was maar matig. Men had zeer
veel last van leverbotziekte en schurft.
Van de koeienlevers werd plm. 85 pet.
afgekeurd omdat ze onbruikbaar waren
door leverbotten.
Alle melk wordt op de boerderij ver
werkt. In normale tijd hield men daarom
veel varkens, nl. wel 200-300 per bedrijf
Heel vaak vormde de geproduceerde var-
kensmest een goed deel van de winst, die
met de varkenshouderij werd verkregen.
Pluimvee werd zeer weinig gehouden,
omdat 't land zich hier minder goed voor
leent. Langs de rivieren, waar het land
iets hoger ligt, vindt men wat landbouw,
verder wat fruitteelt en ook griendcul-
tuur. Op het eiland vinden we 3 zuivel
fabrieken, die evenwel geen grote hoe
veelheden melk ontvangen. Alleen op
Zondagen is deze hoeveelheid iets groter.
Over het algemeen is men zeer zindelijk
op erf en boerderij. Men loopt als 't ware
op sokken over het erf en in dit opzicht
is er voor onze Texelse bedrijven nog wel
iets te leren.
Men vindt hier zwartbont vee. Wel treft
men soms een rode koe aan, maar het ty
pe is toch het zwartbonte. Het vee valt op
door een mooie kruisvorm, maar van vo
ren vallen ze tegen, terwijl het vetgehalte
der melk niet hoog is.
De heer Bakker had opgemerkt, dat de
stalmest veelal met bagger werd ge
mengd. Op deze wijze wordt de mest be
ter bewaard en de structuurverbeterende
werking van dit soort mest is heel goed.
De ontwatering was niet overal even
goed in orde, maar overigens werd het
grasland goed verzorgd. De stekels wer
den in de meeste gevallen niet bestreden
door hakken, maar door trekken met een
zgn. stekelentang. Het resultaat was vol
gens den heer Bakker evenwel niet beter
dan bij gewoon hakken. Het arbeids
vraagstuk was minder nijpend dan op
Texel. Meer dan op ons eiland hielpen
ook de vrouwen bij het melken.
In de discussie kwamen nog enkele
punten naar voren. Zo hoorden we, dat de
verhouding tussen boeren en arbeiders in
de Alblasserwaard minder goed was dan
op Texel. Aan het zgn. omweiden werd
nog niets gedaan; het vee liep lange tijd
achter elkaar op dezelfde weiden.
Hierna volgde een korte pauze, waar
in we, dank zij de goede zorgen van enige
dames, op koffie met koek werden ont
haald. De voorz. deelde mede, dat nog één
door G. TH. ROTMAN.
DE GEBROEDERS KNOOPENSCHAAR
(Nadruk, verboden)
25. Jodocus en Pieter mochten elkaar
graag zo'n beetje plagen. Zo b.v. op ze
kere middag, kort na de hiervóór beschre
ven dngelukken. Jodocus, die weer uit het
verband was, zat, om z'n genezing te vol
tooien, buiten tegen het tuinhek in de
zon een dutje te doen. „Wacht", dacht
Pieter, „daar zal ik een mop mee heb
ben!"
26. Eerst moet ik evenwel nog vertel
len, dat Pieter persoonlijk eigenaar was
van een groot vogelhuis, dat achter tegen
het tuinhek aan gebouwd was. Dit vogel
huis was zijn trots; niemand mocht er
aankomen, zelfs Jodocus niet, De onder
helft was zijn kippenhok; bovenin wemel
de het van parkieten, sijsjes en wat dies
meer zij.
of twee lezingavonden zullen volgen, die
in ieder geval vóór 20 Maart zullen wor
den gehouden. Op een volgende praat
avond kragen we o.m. een lezing van den
heer Joh. Bakker over Frankrijk. De heer
Bakker heeft ongeveer een jaar in Frank
rijk op boerenbedrijven gewerkt.
Als laatste spreker kregen we de heer
F. Roeper, die ons iets vertelde over het
samenstellen van een Voederplan.
Iedere veehouder dient aan het begin
van de staltijd een voederplan op te stel
len om na te gaan hoe groot de dagelijkse
gift van de diverse voedermiddelen kan
zijn en welke voedermiddelen eventueel
nog aangekocht moeten worden.
Hiertoe nemen we het aantal stuks
vee, dat op het bedrijf is en berekenen de
hoeveelheid eiwit en zetmeelwaarde, die
daarvoor nodig is. Voor het grootvee
gaan we daarbij uit van een gemiddelde
melkgift van 11 a 12 liter melk per dag
Indien we onze berekening hebben ge
maakt, kunnen we vaststellen, welk voe
der het meest geschikt is om bij te ko
pen. Zo zullen we naast een goede pers-
hoop minder behoefte hebben aan bieten.
Aan de hand van een voorbeeld werd
een en ander verduidelijkt. Op een bedrijf
is aanwezig 36000 kg. hooi, 80,000 kg bie
ten ,700 kg. gerst en 900 kg. paardenbo-
nen. Wanneer we dit omrekenen komen
we tot een hoeveelheid van 1959 kg. ei
wit en een zetmeelwaarde van 19931 kg.
De veestapel bestaat uit 16 koeien. Bij
een gemiddelde melkgift van 12 kg. melk
per dag met een vetgehalte van 3,5 pet.,
is voor deze dieren nodig 2592 kg. eiwit
en 16,560 kg. zetmeelwaarde. We komen
dus tekort 633 kg. eiwit en hebben een
overschot aan zetmeelwaarde van 3371 kg.
Het is nu de vraag hoe wij op de voor-
deeligste wijze in het tekort aan eiwit
kunnen voorzien. In de discussie werd op
deze vraag ingegaan en niet zonder re
den. Want hoewel het voorbeeld van den
heer Roeper niet aan de werkelijkheid
was ontleend, zullen we toch in de mees
te gevallen voor het feit komen te staan,
dat we op onze gemengde bedrijven een
overschot aan zetmeelwaarde hebben,
maar een tekort aan eiwit. Natuurlijk
kunnen we dit aanvullen door aankoop
van krachtvoer. Maar het is de vraag of
dit de voordeligste wijze is om in het te
kort te voorzien. Enkele aanwezigen
meenden, dat we het in de richting van
grasdrogen moesten zoeken. Anderen
noemden de mogelijkheid van het winnen
van een betere kwaliteit hooi, waardoor
we de eiwitpositie in de goede richting
konden verschuiven. Speciaal werd hier
gedacht aan hooi van kunstweiden, dat
over het algemeen vrij wat eiwitrijker is
dan gewoon grashooi. Een zeer leerzame
discussie!
Hiermede kwam het einde van deze
buitengewoon interessante en leerzame
praatavond. Nogmaals: Het was jammer,
dat de opkomst niet groter was. C.v.Gr.
VEEL REIGERS IN DE
WIERINGERMEERPOLDER.
De aanwezigheid van vele reigers in
de polder heeft de aandacht getrokken
van enige vogelkenners, welke de vorige
week op diverse plaatsen waarnemingen
hebben verricht. Op meerdere plaatsen
werden grote groepen reigers langs de
kanten van de tochten waargenomen. Zo
als bekend is de waadvogel reiger een
bij uitstek gulzig vis-eter.
VAN DE REDACTIE.
Advertentie-opdrachten voor de krant,
welke op Woensdag verschijnt, moeten
uiterlijk DINSDAGMORGEN 8 UUR in
ons bezit zijn. Voor het Zaterdagnummer
uiterlijk VRIJDAGMORGEN 8 UUR.
Dit geldt ook voor opgaven predikbeur
ten, daar zij anders niet meer kunnen
wordon opgenomen.
WINKELSLUITING.
Van 1 Oct. 1946 tot 1 April 1947.
Algemeen sluitingsuur 6 uur (Zater
dags 7 uur) en 's middags van 12,30 tot
13,30, uitgezonderd Dinsdags, wanneer
om 13 uur definitief gesloten moet wor
den.
BOEKBESPREKING.
LAJLA
door J. A. FRIIS.
Een roman over Lapland, naar welks
gegeven de beroemde film, die in de ge
hele wereld een groot succes is, vervaar
digd werd.
In Lajla geeft de auteur een kleurrijke
beschrijving van het leven, de zeden en
gewoonten van de Lappen, die in het Ho
ge Noorden een sober Nomadenleven lei
den. De hoofdpersoon, Lajla, is een meis
je, dat in een gezin van eenvoudige Lap
pen wordt opgevoed en daar een geluk
kige jeugd doormaakt. Haar pleegouders
hadden haar het liefst als de vrouw van
hun pleegzoon gezien, maar Lajla vat
liefde op voor een jongen Noor, op de dag
dat zij inkopen gaat doen voor haar aan
staand huwelijk met den jongen Lap.
Het is dan ook deze Noor, waarmee zij
in het huwelijk treedt, nadat deze haar
van een wisse dood heeft gered.
Het boek is geïllustreerd met 32 foto's
uit de gelijknamige film; de prijs is f 4,50.
EEN DAG VRIJ
Bij de geboorte van een Oranje
telg.
De Stichting van de Arbeid adviseert
het Nederlandse bedrijfsleven ter gele
genheid van de blijde gebeurtenis in het
Prinselijk gezin één dag vrij te geven met
behoud van loon en deze vrije dag niet
als z.g. snipper-vacantiedag op het aantal
vacantiedagen-1947 in mindering te bren
gen.
Het bestuur van de Stichting is van
oordeel, dat, indien de geboorte geschiedt
tussen 12 en 24 uur. in welk geval de
volgende dag als nationale feestdag zal
worden beschouwd, op de middag van
de geboortedag gewoon dient te worden
doorgewerkt en alleen de volgende dag
vrijaf dient te worden gegeven. Het be
stuur verzoekt werkgevers en werkne
mers zich hieraan te houden Tevens be
veelt het stichtingsbestuur aan om, wan
neer bepaalde omstandigheden in ver
band met de aard van het werk verhin
deren bovenstaande richtlijn te volgen,
aan personeel, dat op de nationale feest
dag door moet werken een andere vrije
dag toe te kennen.
DE SOCIALE WETGEVING IN DE
PRACTIJK.
Gewerkte dag en kinderbijslag.
Art. 25, 2e lid van de Kinderbijslagwet
luidde aanvankelijk, dat de kinderbijslag
werd uitgekeerd iedere dag, waarop de
werknemer heeft gewerkt. Dagen, waarop
niet gearbeid, maar waarop de arbeider
wel loon ontving, werden mede als ar
beidsdagen beschouwd.
Allerlei vragen bleven eerst onbeant
woord Zo ten opzichte van dagen, waarop
de arbeider niet werkte en ook geen loon
ontving, maar b.v wel uitkering krach
tens ziekte- of ongevallenwet en vergoe
ding door inwisseling van vacantiebon-
nen. Hoe verder, wanneer in een onder
neming des Zaterdags niet werd ge
werkt? Al deze vragen zijn vroeg of laat
door redactiewijzigingen van art. 25 tor
klaarheid gebracht Ongevallenuitkerin
gen en ziektegeld gelden als loon, ook
geldt dit voor ingewisselde vacantiebon-
nen. Zaterdagen, waarop wegens de ver
korte werkweek niet wordt gewerkt, wor
den niettemin als arbeidsdagen be
schouwd.
NIEUWE PACHTWET EERST NA
APRIL IN WERKING.
Van officiële zijde wordt medegedeeld,
dat de totstandkoming van de nieuwe
pachtwet, die tegen 1 April a.s. werd
aangekondigd, tot een aanzienlijk latere
datum moet worden verschoven, aan
gezien met de voorbereidingen veel meer
tijd gemoeid is dan aanvankelijk geraamd
werd. De regering zal binnenkort bij de
Tweede Kamer een verlenging aanvragen
van de werkingsduur van het bestaande
pachtsbesluit, dat uit de bezettingstijd
stamt.
Wat is een optimist gelukkig!
Die nergens hemelsmeeuwen ziet! I
De leeuw'rik enkel maar hoort zing*
Wat nü is, och dat telt hij niet.
Al ligt de sneeuw nog op de stratet
De ijsbloem nog de ruiten siert,
De sloten dicht weer zijn gevroren
En koning Winter hoogtij viert.
Toch ziet hij reeds de sneeuwklok b; jev
En wekt ons op tot blijde vreugd, sr
Hij die zo'n optimist kan wezen,
Bezit toch wel een goede deugd. n0)
Bij al het leed, dat wij beleven, jaT;
Ziet hij al weer de vreugde staari, I 9<
Die wenkt met hare hand de nuikse»c
Dat het weer eenmaal goed zal gaan 10-
Daarom dus, lezers, lezeressen,
Ziet alles niet te donker in,
Aan alle leed komt eens een einde.
En altijd treuren heeft geen zin.
Schaart u ook bij de optimisten,
Uw leven wordt er blijder door,
Bij alle tegenspoed en lijden
11-
Wt
str;
VO(
2,3
Stel' men maar steeds het goede voojvei
Veel heeft de wereld al gewonnen
Wanneer een ieder blijde lacht.
Het pessimisme maakt ons slapper.
Het optimisme geeft ons kracht! en
EEN LLbal
vr<
I
gei
I
vrc
sn;
latE^T
UITBREIDING VAN HET
NEDERLANDS-DEENSE HANDEL1
VERDRAG. ge'
De uitbreiding van het handelsvei
met Denemarken heeft er toe geleide-
op 2 Jan. 1947 een aanvulling op hetr^
derlands-Deense handelsverdrag, dat
als bekend geldig is tot 1 April a.s
plaats gehad. Op grond hiervan zal
marken aan Nederland leveren zeej
meubelen, kieselguhr en stenen, vee,^
planten, diverse andere producten en^fl
chineriën, tezamen voor een bedrag vaj
21 millioen Deense kronen. jg(
Hiertegenover staan Nederlandse Lij
ranties aan Denemarken van: elej^
technische instrumenten en gereedst^,
pen. textielproducten, chemicaliën, z
tabak, vernis, ruw-ijzer, glas en vcn0j
zand, kunstzijden garens, machines, ai,
raten, instrumenten en onderdelen, ML
gen, verschillende andere producten.^,
zamen voor een bedrag van 9 nullmu
Deense kronen. K
ONZE HARINGPOSITIE. 1
Verwacht wordt, dat voor het bin: I
land nog een hoeveelheid van ongett
30,000 kantjes gezouten haring van yar
aanvoer na 10 Dec. ter beschikking
komen. De verscheping van gezoutenmo
ring naar Rusland heeft regelmatig pist®-
De aanvoeren in het Zuiden van 81
land van verse ijle haring hebben iniS-
dels een zodanige omvang aangeno J
dat de gestelde maximumprijs de laa$J
tijd niet meer wordt behaald. KwalflF
en transportmoeilijkheden zijn hierbij»
invloed. Tenslotte kan de op grond >eI
het handelsverdrag met Noorwegen
wachte invoer van Noorse haring in
maand Febr. tegemoet worden gezienoe
va
AUSTRALIË STIKT IN DE WOL. j
Terwijl Europa bibbert in te weiniEjfjj
te dunne kleren, weten de Australnt
niet, waar ze met de vachten van :ar
millioenen schapen heen moeten. De |gt
reldvoorraad wol is thans reeds voldcin
de om in het verbruik van 13 volle jipe
te voorzien en nog steeds komt er 1:94
wol bij, dan er af gaat. In het begin 1
Jan. heeft men zelfs moeten besluiten
wolveilingen in Australië enige tijd PI
te stellen, omdat de pakhuizen aan gr
kust eenvoudig niets meer bergen kGl
nen. Behalve de armoede van Europa V
het tekort aan scheepsruimte is hierJ»2
ook de verkorting van de werktijd var®
Australische havenarbeiders van invlc5,2
Er wordt daardoor minder verscheept )»1
mogelijk zou zijn, zeer ten nadele M
zowel Australië als van het textielarE
Europa. De internationale handel lol
nog niet bepaald vlot. (Popec-nieuwM
Eind Dec. was het 40 jaar geleden, dat
de eerste Nederlandse onderzeeboot, de
Luctor et Emergo, door de Kon. Marine
werd overgenomen. In dit tijdsbestek
heeft de Onderzeedienst een ontwikkeling
doorgemaakt als geen ander wapen, wan
neer we tenminste het luchtwapen buiten
beschouwing laten. Ter gelegenheid van
dit feit publiceerde het „Dagblad Scheep
vaart" een herdenkingsartikel, dat wij
hieronder, in overleg met de Marine
voorlichtingsdienst, grotendeels overne
men.
Uit de metige en zo goed als ongevaar
lijke bootjes, die aan het begin van deze
eeuw werden gebouwd, is een machtig
onderzeewapen gegroeid, dat in staat is
van beslissende invloed te zijn op de oor
logvoering. De beide wereldoorlogen, die
binnen deze periode vallen, zijn wel bij
uitstek geschikt om dit aan te tonen. Nog
in de in 1945 beëindigde wereldoor
log brachten Duitse onderzeeboten niet
minder dan 2,775 schepen met ongeveer
14,500,000 bruto registerton tot zinken, of
ongeveer 70 pet. van het totale aantal
schepen, dat in deze oorlog verloren ging!
De Nederlandse onderzeedienst, die in
deze oorlog de eerste scherpe torpedo's
lanceerde, heeft zich kranig geweerd; hoe
wel nog geen definitieve cijfers bekend
zijn gemaakt, kan toch gezegd worden,
dat, voor zover over moderne en opera
tieve boten werd beschikt, aan de ge
stelde verwachtingen ruimschoots is vol
daan.
De eersteling.
Op 21 Dec. 1906 werd de eerste Nederl.
onderzeeboot, de Luctor et Emergo, als
no. 1 door de Kon. Marine overgenomen
Deze boot, gebouwd bij de Kon. Mij. De
Schelde te Vlissingen, was op 1 Juni
5 1904 aldaar op stapel gezet en kwam op
l 5 Dec. 1905 gereod
Op 10 Juli 1906 voer de no. 1 van Den
Helder naar Vlissingen over de Noord
zee. Vanzelfsprekend was deze boot maar
een nietig wapen, vergeleken met de hui
dige onderzeeboten; de afmetingen waren
als volgt: lengte 20,42 m„ breedte 4,08 m.,
diepgang aan de oppervlakte varend 2,8
m. De waterverplaatsing, aan de opper
vlakte varend, bedroeg 105 ton en 124 ton
ondergedompeld. De bewapening bestond
uit een boegbuis voor een 45 cm. torpedo!
Voor de voortstuwing boven water zorgde
een 4-cyl. gasolinemotor, terwijl een elec
tromotor voor de onderwatervaart zorgde.
De snelheid aan de oppervlakte bedroeg
8,35 mijl. De bemanning bestond uit tien
koppen.
Later, toen deze onderzeeboot van de
sterkte werd afgevoerd, heeft men de bo
venbouw van deze eerste onderzeeboot als
monument opgesteld tussen de gebouwen
van de Onderzeedienst te Den Helder.
Op 9 Sept. 1907 woonde H.M. Konin
gin Wilhelmina aan boord van de Piet
Hein de duikmanoeuvres van de eerste
Nederlandse onderzeeboot tussen IJmui-
den en Hoek van Holland bij. De boot is
later herdoopt in O 1.
O- en K-boten.
Toen de eerste proeven met het nieuwe
onderzee wapen bevredigend waren ver
lopen, werd op 11 Oct. 1909 bij de Kon.
Mij. „De Schelde" de kiel gelegd voor de
tweede onderzeeboot, en toen op 1 Aug.
1914 de Wereldoorlog uitbrak, kon bin
nen enkele weken Hr. Ms. O 5 in dienst
worden gesteld. Gedurende de oorlog
kwamen de beide volgende boten gereed,
terwijl onze Onderzeedienst verder werd
uitgebreid met een in 1917 geïnterneerde
Britse onderzeeboot, die als Hr. Ms. O 8
aan de sterkte werd toegevoegd.
Voor de huisvesting van het aan boord
vertoevende marinepersoneel werden een
tweetal z.g. depotschepen gebouwd, de
Vali en Cornelis Drebbel, terwijl er ook
een speciaal bergingsvaartuig werd ge
bouwd, dat bij eventuele ongevallen
dienst zou kunnen doen.
Naa6t deze „0"-boten werd reeds in
- «5*--
Dc onderzeeër O 19 van de Koninklijke Marine.
Dec. 1910 het eerste contract afgesloten
voor de bouw van een onderzeeboot, be
stemd voor Ned.-Indië, de K 1 (K is Kolo
niën). Evenals de vorige schepen werd dit
schip te Vlissingen gebouwd en op 12 Ju
li 1914, dus juist vóór de Wereldoorlog I,
in dienst gesteld. Midden in de oorlog
werd deze boot door de sleepboot Witte
Zee naar Ned.-Indië gesleept. Nog gedu
rende de Wereldoorlog werden te Vlissin
gen de kielen gelegd voor verdere onder
zeeboten, eveneens bestemd voor N.-Indië.
Na de Wereldoorlog, toen de onderzee
boot zijn doeltreffendheid had bewezen,
werd met de bouw een gestadige voort
gang gemaakt. De onderzeeboten werden
veelal en terecht het offensieve wa
pen bij uitnemendheid geacht voor de
kleinere mogendheden. In dezelfde peri
ode werd de onderzeeboot voor het eerst
dienstbaar gemaakt aan de wetenschap:
in Juni 1923 verrichtte de later zo bekend
geworden Prof. Dr. F. A. Venig Meinesz
de eerste zwaartekracht-metingen op de
Noordzee, aan boord van Hr. Ms. O 6.
Met de „K"-boten zijn ook twee we
reldreizen gemaakt, die van historische
betekenis zijn geworden: de reis van Hr.
Ms. K 13 van 27 Mei tot 13 Dec. 1926 en
van Hr. Ms. K 18, van 14 Nov. 1934 tot
11 Juli 1935. Op beide reizen heeft Prof.
Venig Meinesz zwaartekrachtmetingen
verricht.
Waren de eerste reizen van de „K"-bo-
ten naar Ned.-Indië steeds onder geleide
gemaakt, in 1920 vertrok de Hr. Ms. K 3
voor de eerste maal naar Ned.-Indië zon
der escorte, en deze reis werd zonder on
gevallen tot een goed einde gebracht.
Jongste ontwikkeling.
Toen in 1936-'37 met de herbouw van
de marine krachtig werd aangepakt, werd
er ook een aantal onderzeeboten op stapel
gezet. Een deel van deze schepen heeft
men in Mei 1940 nog aan de inbeslagne
ming kunnen onttrekken, door hen ver
sneld in dienst te stellen en naar Enge
land over te brengen. Op 14 Mei 1940 be
schikte de Kon. Marine over 27
zeeboten, waarvan 15 in Ned.-Indië, in
Nederland en 2 in West-Indië. Drie bel
stonden er nog op stapel; zij vielen I
handen van den bezetter, evenals Hr. 1?
O 8, O 11 en O 12, al werden zij alle
bemanning of personeel vernield of I
zinken gebracht.
Wat de bestaande typen betreft, rr[»J
nog worden vermeld, dat na 1934 de a|l
duiding ,,K"-boten is komen te verval
en dat alle onderzeeboten van een „(P|
nummer werden voorzien, daar deze
1en zowel in Nederland als in tropisjl
wateren konden worden gebruikt. Bij»®
„0"-boten, die tot de laatste typen Jï
hoorden, waren er twee, die nog speel
moeten worden vermeld: de O 19 en Or
die tevens waren ingericht voor het
gen van mijnen, waarvan zij er elk g
konden meevoeren.
Roemrijk verleden^
Over de verrichtingen van onze ondg
zeeboten gedurende de oorlog zijn, zog
reeds gezegd, nog geen definitieve cijfi
bekend. Toch kunnen zij op uitnemel
resultaten wijzen, hetgeen o.m. wel bl'S
uit het feit. dat aan verschillende onafi
zeebootcommandanten de Militaire
lemsorde is toegekend.
Onafgebroken is het onderzeewapen
gezet: dat de verliezen derhalve
zijn geweest, behoeft niet nader
den omschreven. Van de 27 onderzeel
ten, waarmede Nederland op 14 Mei
oorlog inging, zijn er slechts 8 behoui
gebleven Gedurende de oorlog werd
onderzeevloot met 3 nieuwe eenheden
gebreid, de Dolfijn, Zwaardvis en Tijgi
haai, terwijl de O 27 uit Duitse handen!
teruggekeerd. Van deze 8 onderzeeboi^
zijn de O 9, O 10, O 14, O 15, K 14 en|
15 reeds van de sterkte afgevoerd, zod
Nederland thans slechts over 6 onderze
boten beschikt.
Men zal er echter op kunnen rekene
dat de Ned. Onderzeedienst opnieuw z
worden uitgebreid, zodra de techniscl
ontwikkeling uit deze laatste oorlog aj
de practijk dienstbaar is gemaakt.
ii
wapenG
Lve zwa
r te vM