Mmx in
lLLJUTT~~
Zou het waar zijn?
„De Vliegende
Hollander"
Hoe het klooster in Den
Burg Weeshuis werd
OVER PROEFVELDEN, GRONDMON
STERS E.A. LANDBOUWAANGELE-
GENHEDEN OP TEXEL.
III.
Een volgend onderdeel van ons werk is
het nemen en verzenden van grondmon
sters. Het is teleurstellend, dat het ondei-
zoek zo traag verloopt. Momenteel worden
ons de analyserapporten toegezonden van
de monsters, die begin Juni '46 naar Gro
ningen zijn verzonden. Het onderzoek
vordert dus nog een maand of zeven
Zelfs een eenvoudig pH- of zuurgraad-
onderzoek vraagt nog enige maanden
Dit is oorzaak, dat wij dit najaar een
groot aantal grondmonsters bestemd voor
pH-onderzoek zelf hebben onderzocht vol
gens de methode Comber. Sinds Augus
tus hebben wij plm. 300 monsters op deze
wijze onderzocht. Dit werk vraagt buiten
gewoon veel van onze tijd. De grote
moeilijkheid is. deze monsters voldoende
droog te krijgen om het onderzoek te
verrichten. Hoewel wij momenteel naar
middelen omzien dit werk te vereenvou
digen, willen wij onze leden toch dringend
verzoeken, om monsters voor zuurgraad-
onderzoek reeds in het voorjaar en het be
gin van de zomer te laten nemen. We
kunnen ze dan op normale wijze naar
Groningen verzenden en u hebt de uitslag
dan tijdig genoeg om de kalk er tijdens
de stoppelbewerking in te werken. Nu ge
beurt het nog te veel, dat een lid bij ons
komt met het verzoek Wil je een paai
grondmonsters komen nemen, want ik heb
kalk gekocht en ik wou toch graag weten
waar het wezen moet. Het gevolg is dan
wel eens, dat de boer ongeduldig wordt
en een enkele keer is het zelfs gebeurd,
dat de boer maar aan het kalk strooien
ging, want hij kon op de uitslag van het
onderzoek niet wachten. Dergelijke din
gen moeten niet voorkomen en behoeven
ook niet voor te komen met een beetj..
goede wil.
De resultaten van het onderzoek wijzen
op een groter wordend kaikgebrek op
vele plaatsen van ons eiland. Voor de
oorlog hebben we wel eens gemeend, dat
verschijnselen van kaikgebrek op Texel
spoedig tot het verleden zouden behoren.
Maar in de laatste jaren neemt het aan
tal gevallen van zure ziekte steeds toe.
Dit kwaad beperkt zich niet alleen tot het
z.g. oude Texel, maar ook in de Eierland-
se polder komen we al heel wat percelen
tegen, die zover ontkalkt zijn. dat zomer-
gerst duidelijke verschijnselen van zure
ziekte vertoont en klaver, speciaal luzei-
ne en hopperupsklaver absoluut niet
groeien wil. We hebben hiervan het afge
lopen jaar frappante voorbeelden gezien.
Op meerdere percelen vinden we luzerne-
klaver en hopperupsklaver slechts pleks-
gewijze aanwezig. Een onderzoek wees in
bijna alle gevallen uit, dat de oorzaak
van de onregelmatige stand te wijten was
aan een te lage pH.
De analyserapporten van de volledig
onderzochte monsters wijzen op een groot
fosforzuurgebrek. Hoewel de prijzen van
het onderzoek sterk gegtegen zijn het
onderzoek van een zandmonster kostte
voor de oorlog f 3,50 en nu bijna f 7,
menen we toch te moeten zeggen. dat
volledig onderzoek van groot belang is.
Vooral nu de prijzen van de kunstmest
zo hoog zijn, dat we liefst geen voor-
raadsbemesting gaan geven is het goed,
dat we weten hoe het met de fosforzuur-
en kalivoorraad van onze grond gesteld is.
Een voor Texel belangrijk onderdeel
van het voorlichtingswerk is het geven
van advies bij het voorkomen van plan
tenziekten. In een artikel in Landbouw
voorlichting voor Noord-Holland wees ik
er in de afgelopen zomer op, dat het werk
van een assistent in de maanden Mei en
Juni iets heeft van het werk van een dok
ter of dierenarts, die van het ene ziekte
geval naar het andere rijdt. In het voor
gaande wees ik reeds op het grote aantal
gevallen van mangaangebrek. Het afge
lopen jaar deed ik een eigenaardige erva
ring op Omstreeks half Mei hadden we
een groot aantal gevallen van mangaan
gebrek in gerst, haver en tarwe. Op 15
Mei hadden we een flinke nachtvorst en
in de dagen daarop kreeg ik een groot
aantal verzoeken om toch eens te komen
kijken bij een veenkoloniaal ziek graan,
want de kwaal was sterk verergerd. Het
bleek mij toen, dat graan, lijdende aan
mangaangebrek, buitengewoon gevoelig is
voor nachtvorst. Het blad van de planten
op de zieke plekken was wel over een
lengte van 10 cm. totaal bevroren, terwijl
het er onmiddellijk naast groeiende ge
zonde gewas een enkele schade had opge
lopen. Heel veel percelen kregen in die
dagen daarop het uiterlijk van een hooi-
gewas.
Dit geval legde ik voor aan enige lera
ren van de Rijkslandbouwwinterschool te
Schagen en de heer Rinzema kon mij toen
mededelen, dat enkele jaren geleden iets
over deze kwestie was geschreven door
Dr. F. C. Gerretsen van het Rijksland
bouwproefstation te Groningen.
Toen ik mij met genoemde heer in ver
binding stelde, bleek mij, dat Dr. Gerret
sen in April 1939 in de Nieuwe Veldbode
een artikel geschreven had onder de ti
tel Koude-resistentie en Mangaangebrek
De heer Gerretsen had nl. iets dergelijks
ontdekt op de proefboerderij te Heino.
In zijn artikel in de Nieuwe Veldbode
vroeg hij nu de medewerking van de
praktijk om eens na te gaan of dergelijke
gevallen meer voorkwamen.
Dr. Gerretsen schreef mij als volgt: „Bij
deze deel ik u de ontvangst mede van
uw schrijven van 12 Juni betreffende
nachtvorstschade en mangaangebrek. Ik
ben u voor deze waarneming zeer erken
telijk, daar dit het eerste geval is, dat
door een betrouwbaar practicus de door
mij indertijd gedane waarnemingen be
vestigd is".
U begrijpt, dat ook ik met deze mede
deling zeer in mijn schik was. De heer
Gerretsen gaf in zijn artikel een verkla
ring van dit verschijnsel, welke in 't kort
hierop neerkomt. Door gebrek aan man
gaan verloopt de assimilatie der planten
minder vlot, het gevolg is, dat de plant
minder suiker bevat. De kouderesistentie
der planten staat zeer nauw in verband
met de hoeveelheid suiker. Hoe minder
suiker, hoe meer kans op bevriezen. Dit
is in het kort de verklaring Zij, die hier
over meer willen weten, kunnen van mij
het artikel uit de Nieuwe Veldbode wel
eens ter lezing krijgen
DE GEBROEDERS KNOOPENSCHAAR
door G. TH. ROTMAN. (Nadruk verboden)
3536. Nu was onze Pieter echter het zijspannetje naast hem nog niet gewend
en in de stadsdrukte ondervond hij daar spoedig de gevolgen van. Precies op de
hqek van het Michiel de Ruyterplein kreeg hij een opstopper van een passerende
auto, waardoor hij zijn stuur kwijtraakte en zonder rechts te houden dwars het
plein over tufte.
Juist op dit noodlottige moment stond Kees Kortsluiting, gemeente-electnciën,
bovenop zijn ladder om de lantaren midden op het plein van een nieuw lampje te
voorzien. Beneden hem op het trottoir stond een kistje met knal-nieuwe gemeen
telampjes van 2 gld. per stuk. en majoor Ruigknevel reed juist met zijn loopgraaf
helm op voorbij.
Over de oorzaken van mangaangebrek
is men het ook nog niet helemaal eens.
De stelling, dat mangaangebrek alleen
voorkomt bij overkalking is zeker niet
waar. Op zwaardere percelen op het oude
Texel vinden wij de laatste jaren telkens
mangaangebrek op plekken, die meer ont
kalkt zijn dan de omgeving en een bui
tengewoon slechte structuur hebben. M.i.
is hier zeker geen sprake van overkal
king, maar veeleer van kaikgebrek. Op de
lichte gronden wijst het voorkomen van
mangaangebrek vrijwel altijd op overkal
king.
Zoals reeds gezegd is het aantal geval
len van zure ziekte in het afgelopen jaar
zeer groot geweest. Speciaal bij de gewas
sen bieten, zomergerst en klaver vonden
wij herhaaldelijk zure ziekte. In enkele
gevallen was de schade door deze ziekte
veroorzaakt buitengewoon groot. Een
medicijn om deze ziekte op staande voet
te genezen hebben we helaas niet. We we
ten allen, dat percelen, die zuur zijn,
kalk moeten hebben, maar het gewas,
dat aan zure ziekte lijdt, is meestal niet
meer te redden. In het afgelopen jaar
vonden we een mededeling, dat gewas
sen, lijdende aan zure ziekte te genezen
zouden zijn door toediening van 500 kg.
soda per ha Het was ons onmogelijk een
geringe hoeveelheid soda te krijgen om
eens een proefje te nemen. Eerst laat in
het seizoen kregen we een paar kilo, maar
helaas was het toen te laat om een proef
te nemen. Wij hopen dit in het komende
seizoen te doen. Hoewel de voorraad soda
voorlopig nog wel niet toelaten zal, dit
medicijn in het groot te gaan gebruiken,
is het toch van belang te weten of de
door ons gevonden mededeling juist is.
Dit kan voor de toekomst van groot be
lang zijn. Ik denk in dit verband aan een
perceel zomergerst van onzen voorzitter,
dat wel f 1000 meer had kunnen opbren
gen, indien we een geneesmiddel hadden
gehad voor zure ziekte
(Wordt vervolgd.) C. v. Gr..
Naar aanleiding van een bericht in
ons blad van Woensdag j 1., waarin
gemeld werd, dat men te Wester
geest de leeuwerik had horen zin
gen.
t Was Zondag en de Westergeest
Lag in de wintertooi.
De sneeuw die tooide veld en bos.
Bedekte duinen, land en mos,
Het beeld dat was zo mooi.
De vorst die stnemd' de oren rood,
En stolde haast het bloed,
De zon scheen op het witte kleed,
En zette zich tot dooi gereed,
Dat deed aan ieder goed.
De vogels zaten nog verkleumd,
In struiken en in boom,
Doch één was er, die anders dacht
En niet meer horen deed een klacht,
En opsteeg zonder schroom.
Het was de leeuw'rik, die omhoog
Zijn vleugelslag verhief,
En toen daar in de strakke lucht
Zijn lied daar zong in staande vlucht,
Dat lied aan ons zo lief.
Men heeft het toch wel goed gehoord
Dat lied van lentevreugd7
Verbeeldde men het zich toch niet,
Dat daar de leeuw'rik zong een lied
Wat iedereen verheugd.
Wij willen hopen, dat het dier,
De waarheid horen deed.
Dat spoedig sneeuw en ijs verdwijnt,
En alles spruit wat nu nog kwijnt,
Want weg is dan ons leed! LOAN
Legende of werkelijkheid?
Geen haven en geen kroeg ooit een
kortstondig thuis
Alleen de zee, het want, de krakende
kombuis
En 't kreunend roer, dat doelloos
keert en wentelt,
In eeuwig zwerven tussen Pool en
en Zuiderkruis.
Ben van Eysselstein.
(Uit: Tussen Zuiderkruis en Poolster"
Arie Clacssen.
„Zo waor as ik hier zit, m'neer, ik heb
het gezien, dat ellendige schip. En al is
't dan 'n vijftig jaor geleje, ik kan je er
van vertellen, of 't gisteren gebeurd was".
Ik wist wat van me verwacht werd en
greep naar mijn sigarenkoker. Als Arie
een verhaal achter de kiezen had, dan
moest er tabak bij. Daar ging mijn laat
ste Karei I, ik keek 'm met weemoed na.
Arie's oude zeemansmes hakte hem net
jes in dVie stukken; het grootste verdween
meteen achter zijn bruine tandstompjes,
de beide anderen werden zo lang bewaard
onder zijn donkerwitte zeemanspet.
Hij is al een paar jaar dood, maar nu ik
dit schrijf, zie ik hem weer tegenover mij
zitten, alsof ik hem nog gisteren gespro
ken had. Onze kennismaking was even cu
rieus als de man zelf. Ik geloof, dat het
in de zomer van '35 was, toen ik tegen
hem opbotste op de hoek van zo'n smoe
zelig straatje in Rotterdam's havenbuurt.
„Die aanvaoring kost je 'n sigaor", zei
Arie Claessen; ik deed er nog een borrel
bij en de vriendschap was in dubbele zin
beklonken. Het was bij die gelegenheid,
dat hij mij het eerste van die merkwaar
dige verhalen uit zijn loopbaan opdiste.
Hij vertelde ze grotendeels voor zijn ei
gen genoegen; ik denk, om de trage een
tonigheid van het leven in het tehuis
voor gepensionneerde zeelieden wat te
breken Dat verhaal over de vliegende
Hollander deed hij me bij een der vol
gende ontmoetingen, die ik altijd in het
zelfde kroegje met hem had, waar ik hem
het eerst fuifde op een „oorlam" en dat
de schone naam droeg van „Nelly's Bar".
Misschien was veel van wat hij vertel
de, niet waar, hetgeen men ook zou ver
moeden na zijn stereotype opmerking' ,,'k
heb veul beleefd en 't meeste is waor ge
beurd ook!" Maar daarom was het met
minder interessant, naar hem te luisteren,
dat van de Vliegende Hollander was in
ieder geval waar gebeurd. Dat heeft Arie
me tenminste herhaalde malen verzekerd.
En hij méénde 't.
Dikwijls heb ik, als ik zo tegenover
hem zat, de rimpels van zijn tanig ge
zicht trachten te tellen. Ik ben er nooit
uitgekomen, wind en zout water hadden
ze ontelbaar gemaakt. Twee boven zijn
neus werden dieper, als je zei, dat je
hem niet geloofde; de enige remedie was
dan het offer van alweer 'n Karei I. Bo
vendien werkte tabak bij Arie als sterke
stimulans; dat wil zeggen, dat de verha
len nog spannender werden, als de mond,
waaruit zij kwamen gelooid was met ni
cotine.
't Was in de Golf van Biscaje.
Op 24 November 1874 was Arie uitge
varen voor de gedenkwaardige reis. Het
fregat, waarop hij toen als 19-jarig ma
troos diende, geraakte in de Golf van Bis
caje in een hevige storm. Tegen de avond
werd het nog erger, zodot de „ouwe" be
vel gaf, alle zeilen te reven.
Zo dobberde de „Annemarie" rond,
toen 's nachts de hel pas goed losbrak.
Het was haast geen doen; in de kajuiten
en het ruim werd alles kns-kras door el
kaar geslingerd: ,,'t Was net een poppe-
kast op 't eind van de voorstelling", zei
Arie. En wat aan dek niet driedubbel was
vastgesjord, ging onherroepelijk over
boord. Toen katte het anker. Arie en de
lichtmatroos Joris Berg werden opge
trommeld om het weer vast te zetten.
Bukkend voor de zware stortzeeën, haast
kruipend, kwamen ze tenslotte op het
voorschip, waar het hondenkarweitje
wachtte.
nefll
i
En even daarna gebeurde
zakte net wat af, toen Berg
boord vooruit, schip!" Ja, dai
En het merkwaardigste was,
ondanks de. storm en de dicht
duidelijk zichtbaar was.
Waarom, dat kon Arie me
ren. Het schip was van een
al een eeuw of twee niet mi
zien werd: het type Oostinj
de Compagniestijd. Het voerj
zeilen voor de storm en was i|
blik de dobberende „AnnemaSgg"
Toch hadden de beide matrJS?68
had, om te zien, dat de rornJBii V
geschilderd was en zich niem^
bevond.
Neen, toch wel iemand: op iw
je stond een eenzame figuul
zwarte kerel, die met één haj
pen omklemde.
H
Met
li
Ook
lamh
Nadat het fantoom verdwenLreon
°8l een
ken de mannen elkaar een
Ze zeiden niets, maar dachte^jpen
Arie moest 'n nieuwe tros touj
toen kwam die stortzee. De
eg ti
hemzelf tegen de verschansing,erk
Joris Berg meenam. Niemand^
van gehoord of gezien, maarLj jj
water was weggespoeld, was h^n{€]
Ze hebben het z'n ouwetje
thuis, de volgende dag geschi-
wat de maats nog weken et Js
daarna onder elkaar besprak g|a£
ze niet geschreven Dat Joris «llie'
omdat hij het was, die de VlieBjt
lander het eerst had gezien. Et.*
sen als door een wonder
was ontgaan. Misschien,
hij het schip zag, een kruis had Ma.
(Wordt i
BAK GEEN GERECHTEN 1'" 'n
BARE PARAFFINEwb
De schaarste aan eetbare olitrsw
bakken en braden van gerechtfRjn
huisvrouw naar vervanging^gj,
uitzien Ze heeft hierbij hei o oot
op de vloeibare paraffine, de jjet
finum liquidum, die in de ,qen c
gebruikt wordt.
Geheel onbedenkelijk is ditIT1'e,
is waarschijnlijk, dat bij hogem4
van vloeibare paraffine, zoals oere
en braden het geval is. er stcer]0.
staan, die schadelijk kunneHp]
wanneer de concentratie van
maar hoog genoeg is. Een ..mcWgfr
rijk nadeel van het gebruik, ooone
onverhitte paraffine is, dat defEN
van bepaalde vitaminen in hcV
hierdooi ernstig bemoeilijkt worj^s
redenen, om de vloeibare parafflBc:
op medisch voorschrift te gebru
zeker niet in de huishouding!
RECEPTEN.
Gekookte bieten (in V* uur ga He
1 kg. bieten, aardappelmeel t|en
zout, azijn, suiker. De rauwe bipni:
ien, in plakjes schaven of in klfh
jes snijden, opzetten met wemend
water, zout, (peper) en suiker eamc
goed gesloten pan vlug gaar kuim
de bieten even gekookt hebben. Dc
te omleggen. Kooktijd plm, ;ock
azijn toevoegen en het vocht bien
aangemengde bloem of aafe*
aardappelmeel. ost
Al
et i
en
e g
In de nacht van 10 op 11 Sept. 1942 werd een Duits convooi, dat om to
koerste, aangevallen tussen Texel en Terschelling, door Britse M.T B. bohdi
getroffen schip is een Duitse voorpostenboot, getroffen door een torpedo ch
Enige uren later kwam de motorreddingboot „Ortt" de haven van T»e
schelling binnen met 13 zwaar gewonde Duitsers en 1 dode. wi
(Copyrecht: N.Z.H. Reddingmaateli
li.
Het begin van de reis.
Weinige dagen na de vergadering ligt
een galjoot klaar om uit te varen Ver
scheidene passagiers zijn reeds aan boord,
die alle naar Holland moeten. Zij komen
van Friesland. Gelderland of van andere
delen van het land. sommige zelfs van
daarbuiten en hebben allen de weg over
water gekozen, omdat deze naar verhou
ding het minst onveilig is. Overal te land
zwerven benden rond, vaak van huis en
haard verdreven mannen, die nog slechts
in leven kunnen blijven door roof en
daarbij niets en niemand ontzien. Ook
soldeniers uit' vreemde landen, uit ar
moede naar Holland gekomen om te trach
ten bij den Prins of bij Alva wie het
best betaald in dienst te treden, maken
de weg onveilig, terwijl bovendien de
Spanjaarden het land afstropen. Tenslotte
voert de ene stad tegen de andere oor
log, zodat alleen hij kan reizen, dit dooi
een sterke bewapende macht beschermd
wordt. Op zee zijn er de vrijbuiters, die
vreedzame handels- en vissersvaartuigen
tot goede prijs verklaren. Het gaat er dus
om, van twee kwaden de minste te kie
zen en op zijn goed gesternte te vertrou
wen.
De zon is nog maar even boven de
waddenzee uit, en de ochtendnevels han
gen nog over land en water, als Kemp en
Hendrik aan boord gaan, uitgeleide ge
daan door velen, die de beide moedige
mannen een hartelijk „goede reis" en „tot
weerziens" toeroepen.
Gebruik makende van de intredende
eb en met matige noordwester is de gal
joot al korte tijd na de afvaart de ge
vaarlijke Haaksgronden voorbij en zet zij
koers naar het zuiden. Als Texel uit het
gezicht is, beseffen de twee burgemees
ters na het ietwat rumoerige afscheid pas
goed, dat zij het zo vertrouwde eiland de
rug toegekeerd hebben, om een onzeke
re toekomst tegemoet te gaan.
De schipper geeft bevel zo ver moge
lijk uit de kust te varen. Hij heeft bij ge
ruchte vernomen, dat de Haarlemmers,
die vijandig zijn tegen de Texelaars, hun
vrijbuiters voor het duin bij Zandvoort
hebben liggen, om met kagen en schuiten
de schepen te roven, die van het Mars
diep naar de Maas varen. Op deze wijze
hoopt hij hen te kunnen vermijden.
Nauwelijks aan de horizon zichtbaar
glanzen als een witte streep in de helde
re zonneschijn de Hollandse duinen.
Ter hoogte van Zandvoort wordt ver in
zee een zeil zichtbaar, dat langzamerhand
groter wordt. Blijkbaar heeft men daar
ginds de galjoot eveneens in het oog ge
kregen, want het nadert steeds meer, op
het schip aanhoudende. Ontkomen was
moeilijk, zo niet onmogelijk. Aan de éne
zijde de Haarlemmers, aan de andere het
nu snel naderende schip, dat ongetwij
feld een vrijbuiter is. Als het dichtbij ge
komen is, zien de reizigers op dek den ka
pitein staan, een slagzwaard met beide
handen zwaaiend.
„Strijk de zeilen", schreeuwt hij over
het water en om te bewijzen, dat het ernst
is, laat hij met bassen en roeren door de
zeilen en de schuit schieten.
Hij schiet niet mis en al dadelijk raakt
de schuit lek. Nieinand denkt er aan te
proberen, de lekken te stoppen, want met
een bang gemoed ziet men de zeerover op
zich toezeilen om de galjoot te overvaren
Iemand roept: „Voor wien moeten wij
strijken, voor den Prins van Oranje*of
de Due d' Alba?"
Een hoongelach is het antwoord. „Ik
weet van Prins noch Alba, als je leven je
lief is, strijk!" schreeuwt de kapitein dan.
„Schipper, schipper, strijk dan toch",
gilt een vrouwenstem, „ik ben gewond, ze
hebben me geraakt".
Het water stroomt naar binnen. een
stuk van het boord wordt bij het roer
weggeschoten. Bleek van ontzetting kijken
allen naar de naderende vrijbuiter. De
vrouw blijft van angst gillen en als de
zeerover het schip zal gaan overzeilen,
schreeuwt het hele koor: „strijk, schipper,
strijk". De schipper, die zijn kalmte heeft
weten te bewaren, ziet dan, dat er niets
anders meer op zit en hij strijkt het zeil.
De vrijbuiters enteren de galjoot. In
een wip zijn ze aan boord, met rapieren
in de vuist en rondassen voor de borst
Het zijn woeste kerels, die de reizigers
niet zachtzinnig behandelen. „Vooruit'
wordt er geroepen, „bij ons aan boord
en om aan het bevel kracht bij te zetten,
delen zij flinke klappen uit. Ieder tracht
zo gauw mogelijk over te stappen om
dan tenminste niet afgeranseld te worden,
de kerels slaan er geducht op los en Hen
drik krijgt een slag met een rapier op
zijn schouder, dat hij denkt dat zijn arm
er af is, maar gelukkig is het maar een
flinke blauwe plek, ze hebben hem met
het plat geslagen
Een man valt in het gedrang over
boord en schreeuwt uit het water om
hulp. Hij kan niet zwemmen, over enkele
seconden zal hij in de diepte gezonken
zijn. Gelukkig heeft één der rovers nog
zoveel menselijk gevoel, dat hij hem een
eind touw met een lus toewerpt, dat de
drenkeling te pakken krijgt. Met vereen
de krachten wordt hij aan boord gehesen.
Als hij hijgend en proestend oan boord
staat, pakt een vrijbuiter zijn brieventas
en werpt haar in zee. „Vreselijk", zegt de
man tegen Hendrik Albertsz., „ik ben de
bode van Graaf Lodewijk, de broer van
Prins Willem. Die brieven komen uit Nas
sau in Duitsland en zijn van heel veel
belang. Landen en mensen zijn er mee
gemoeid, 't Is een ramp, dat we ze kwijt
zijn". Meer kan hij niet zeggen, want al
len worden in het vooronder van het schip
geduwd. Het luik gaat dicht en daar staan
ze in het pikkedonker, vier of vijfentwin
tig mensen, die zich in de kleine ruimte
nauwelijks bewegen kunnen Bo^
hoofden lopen de rovers druk
weer. Kemp vraagt aan de vrou^
gewond is,'tis dan beter haar te
den, maar. gelukkig is dat niet j
hebben me wel door de kleren g<-
maar gelukkig niet. geraakt"
dan verder,' dat ze de vrouw \-
schrijver van Graaf van der
naar haar man toe wilde gaan. g
er ooit zal komen7" besluit ze
zucht. Daar weten de anderen
antwoord op en er wordt dus i^.
zwegen. Ieder is trouwens teveel^
van eigen gedachten om lust in
sprek te hebben; zo nu en danH
slechts een verwensing aan het M
de rovers.
Na een kwartiertje gaat er ei^
zo groot, dat er juist een hand <9
open en zegt iemand aan de an<9
op temerige toon, dat als er iemaS
geld bij zich heeft, hij het aan ha,
geven, want dat hij óók een g^
is. „Ik ben een schipper uit V?!
Mij hebben ze alles afgenomen,!
schip toe, waar ze mee zijn we-:^
Straks wordt u allen geplunderd g
vrij gelaten. Ze laten mij dan me"'
varen. Vertrouw me gerust".
hecht veel geloof aan zijn woordej
evengoed kan het een vrijbuiter!
probeert een gedeelte van de bui!
anderen af te snoepen. Hij krijgt W
niemand iets en het luikje kte
toe. (Wordt vefll