Mmx in lLLJUTT~~ Zou het waar zijn? „De Vliegende Hollander" Hoe het klooster in Den Burg Weeshuis werd OVER PROEFVELDEN, GRONDMON STERS E.A. LANDBOUWAANGELE- GENHEDEN OP TEXEL. III. Een volgend onderdeel van ons werk is het nemen en verzenden van grondmon sters. Het is teleurstellend, dat het ondei- zoek zo traag verloopt. Momenteel worden ons de analyserapporten toegezonden van de monsters, die begin Juni '46 naar Gro ningen zijn verzonden. Het onderzoek vordert dus nog een maand of zeven Zelfs een eenvoudig pH- of zuurgraad- onderzoek vraagt nog enige maanden Dit is oorzaak, dat wij dit najaar een groot aantal grondmonsters bestemd voor pH-onderzoek zelf hebben onderzocht vol gens de methode Comber. Sinds Augus tus hebben wij plm. 300 monsters op deze wijze onderzocht. Dit werk vraagt buiten gewoon veel van onze tijd. De grote moeilijkheid is. deze monsters voldoende droog te krijgen om het onderzoek te verrichten. Hoewel wij momenteel naar middelen omzien dit werk te vereenvou digen, willen wij onze leden toch dringend verzoeken, om monsters voor zuurgraad- onderzoek reeds in het voorjaar en het be gin van de zomer te laten nemen. We kunnen ze dan op normale wijze naar Groningen verzenden en u hebt de uitslag dan tijdig genoeg om de kalk er tijdens de stoppelbewerking in te werken. Nu ge beurt het nog te veel, dat een lid bij ons komt met het verzoek Wil je een paai grondmonsters komen nemen, want ik heb kalk gekocht en ik wou toch graag weten waar het wezen moet. Het gevolg is dan wel eens, dat de boer ongeduldig wordt en een enkele keer is het zelfs gebeurd, dat de boer maar aan het kalk strooien ging, want hij kon op de uitslag van het onderzoek niet wachten. Dergelijke din gen moeten niet voorkomen en behoeven ook niet voor te komen met een beetj.. goede wil. De resultaten van het onderzoek wijzen op een groter wordend kaikgebrek op vele plaatsen van ons eiland. Voor de oorlog hebben we wel eens gemeend, dat verschijnselen van kaikgebrek op Texel spoedig tot het verleden zouden behoren. Maar in de laatste jaren neemt het aan tal gevallen van zure ziekte steeds toe. Dit kwaad beperkt zich niet alleen tot het z.g. oude Texel, maar ook in de Eierland- se polder komen we al heel wat percelen tegen, die zover ontkalkt zijn. dat zomer- gerst duidelijke verschijnselen van zure ziekte vertoont en klaver, speciaal luzei- ne en hopperupsklaver absoluut niet groeien wil. We hebben hiervan het afge lopen jaar frappante voorbeelden gezien. Op meerdere percelen vinden we luzerne- klaver en hopperupsklaver slechts pleks- gewijze aanwezig. Een onderzoek wees in bijna alle gevallen uit, dat de oorzaak van de onregelmatige stand te wijten was aan een te lage pH. De analyserapporten van de volledig onderzochte monsters wijzen op een groot fosforzuurgebrek. Hoewel de prijzen van het onderzoek sterk gegtegen zijn het onderzoek van een zandmonster kostte voor de oorlog f 3,50 en nu bijna f 7, menen we toch te moeten zeggen. dat volledig onderzoek van groot belang is. Vooral nu de prijzen van de kunstmest zo hoog zijn, dat we liefst geen voor- raadsbemesting gaan geven is het goed, dat we weten hoe het met de fosforzuur- en kalivoorraad van onze grond gesteld is. Een voor Texel belangrijk onderdeel van het voorlichtingswerk is het geven van advies bij het voorkomen van plan tenziekten. In een artikel in Landbouw voorlichting voor Noord-Holland wees ik er in de afgelopen zomer op, dat het werk van een assistent in de maanden Mei en Juni iets heeft van het werk van een dok ter of dierenarts, die van het ene ziekte geval naar het andere rijdt. In het voor gaande wees ik reeds op het grote aantal gevallen van mangaangebrek. Het afge lopen jaar deed ik een eigenaardige erva ring op Omstreeks half Mei hadden we een groot aantal gevallen van mangaan gebrek in gerst, haver en tarwe. Op 15 Mei hadden we een flinke nachtvorst en in de dagen daarop kreeg ik een groot aantal verzoeken om toch eens te komen kijken bij een veenkoloniaal ziek graan, want de kwaal was sterk verergerd. Het bleek mij toen, dat graan, lijdende aan mangaangebrek, buitengewoon gevoelig is voor nachtvorst. Het blad van de planten op de zieke plekken was wel over een lengte van 10 cm. totaal bevroren, terwijl het er onmiddellijk naast groeiende ge zonde gewas een enkele schade had opge lopen. Heel veel percelen kregen in die dagen daarop het uiterlijk van een hooi- gewas. Dit geval legde ik voor aan enige lera ren van de Rijkslandbouwwinterschool te Schagen en de heer Rinzema kon mij toen mededelen, dat enkele jaren geleden iets over deze kwestie was geschreven door Dr. F. C. Gerretsen van het Rijksland bouwproefstation te Groningen. Toen ik mij met genoemde heer in ver binding stelde, bleek mij, dat Dr. Gerret sen in April 1939 in de Nieuwe Veldbode een artikel geschreven had onder de ti tel Koude-resistentie en Mangaangebrek De heer Gerretsen had nl. iets dergelijks ontdekt op de proefboerderij te Heino. In zijn artikel in de Nieuwe Veldbode vroeg hij nu de medewerking van de praktijk om eens na te gaan of dergelijke gevallen meer voorkwamen. Dr. Gerretsen schreef mij als volgt: „Bij deze deel ik u de ontvangst mede van uw schrijven van 12 Juni betreffende nachtvorstschade en mangaangebrek. Ik ben u voor deze waarneming zeer erken telijk, daar dit het eerste geval is, dat door een betrouwbaar practicus de door mij indertijd gedane waarnemingen be vestigd is". U begrijpt, dat ook ik met deze mede deling zeer in mijn schik was. De heer Gerretsen gaf in zijn artikel een verkla ring van dit verschijnsel, welke in 't kort hierop neerkomt. Door gebrek aan man gaan verloopt de assimilatie der planten minder vlot, het gevolg is, dat de plant minder suiker bevat. De kouderesistentie der planten staat zeer nauw in verband met de hoeveelheid suiker. Hoe minder suiker, hoe meer kans op bevriezen. Dit is in het kort de verklaring Zij, die hier over meer willen weten, kunnen van mij het artikel uit de Nieuwe Veldbode wel eens ter lezing krijgen DE GEBROEDERS KNOOPENSCHAAR door G. TH. ROTMAN. (Nadruk verboden) 3536. Nu was onze Pieter echter het zijspannetje naast hem nog niet gewend en in de stadsdrukte ondervond hij daar spoedig de gevolgen van. Precies op de hqek van het Michiel de Ruyterplein kreeg hij een opstopper van een passerende auto, waardoor hij zijn stuur kwijtraakte en zonder rechts te houden dwars het plein over tufte. Juist op dit noodlottige moment stond Kees Kortsluiting, gemeente-electnciën, bovenop zijn ladder om de lantaren midden op het plein van een nieuw lampje te voorzien. Beneden hem op het trottoir stond een kistje met knal-nieuwe gemeen telampjes van 2 gld. per stuk. en majoor Ruigknevel reed juist met zijn loopgraaf helm op voorbij. Over de oorzaken van mangaangebrek is men het ook nog niet helemaal eens. De stelling, dat mangaangebrek alleen voorkomt bij overkalking is zeker niet waar. Op zwaardere percelen op het oude Texel vinden wij de laatste jaren telkens mangaangebrek op plekken, die meer ont kalkt zijn dan de omgeving en een bui tengewoon slechte structuur hebben. M.i. is hier zeker geen sprake van overkal king, maar veeleer van kaikgebrek. Op de lichte gronden wijst het voorkomen van mangaangebrek vrijwel altijd op overkal king. Zoals reeds gezegd is het aantal geval len van zure ziekte in het afgelopen jaar zeer groot geweest. Speciaal bij de gewas sen bieten, zomergerst en klaver vonden wij herhaaldelijk zure ziekte. In enkele gevallen was de schade door deze ziekte veroorzaakt buitengewoon groot. Een medicijn om deze ziekte op staande voet te genezen hebben we helaas niet. We we ten allen, dat percelen, die zuur zijn, kalk moeten hebben, maar het gewas, dat aan zure ziekte lijdt, is meestal niet meer te redden. In het afgelopen jaar vonden we een mededeling, dat gewas sen, lijdende aan zure ziekte te genezen zouden zijn door toediening van 500 kg. soda per ha Het was ons onmogelijk een geringe hoeveelheid soda te krijgen om eens een proefje te nemen. Eerst laat in het seizoen kregen we een paar kilo, maar helaas was het toen te laat om een proef te nemen. Wij hopen dit in het komende seizoen te doen. Hoewel de voorraad soda voorlopig nog wel niet toelaten zal, dit medicijn in het groot te gaan gebruiken, is het toch van belang te weten of de door ons gevonden mededeling juist is. Dit kan voor de toekomst van groot be lang zijn. Ik denk in dit verband aan een perceel zomergerst van onzen voorzitter, dat wel f 1000 meer had kunnen opbren gen, indien we een geneesmiddel hadden gehad voor zure ziekte (Wordt vervolgd.) C. v. Gr.. Naar aanleiding van een bericht in ons blad van Woensdag j 1., waarin gemeld werd, dat men te Wester geest de leeuwerik had horen zin gen. t Was Zondag en de Westergeest Lag in de wintertooi. De sneeuw die tooide veld en bos. Bedekte duinen, land en mos, Het beeld dat was zo mooi. De vorst die stnemd' de oren rood, En stolde haast het bloed, De zon scheen op het witte kleed, En zette zich tot dooi gereed, Dat deed aan ieder goed. De vogels zaten nog verkleumd, In struiken en in boom, Doch één was er, die anders dacht En niet meer horen deed een klacht, En opsteeg zonder schroom. Het was de leeuw'rik, die omhoog Zijn vleugelslag verhief, En toen daar in de strakke lucht Zijn lied daar zong in staande vlucht, Dat lied aan ons zo lief. Men heeft het toch wel goed gehoord Dat lied van lentevreugd7 Verbeeldde men het zich toch niet, Dat daar de leeuw'rik zong een lied Wat iedereen verheugd. Wij willen hopen, dat het dier, De waarheid horen deed. Dat spoedig sneeuw en ijs verdwijnt, En alles spruit wat nu nog kwijnt, Want weg is dan ons leed! LOAN Legende of werkelijkheid? Geen haven en geen kroeg ooit een kortstondig thuis Alleen de zee, het want, de krakende kombuis En 't kreunend roer, dat doelloos keert en wentelt, In eeuwig zwerven tussen Pool en en Zuiderkruis. Ben van Eysselstein. (Uit: Tussen Zuiderkruis en Poolster" Arie Clacssen. „Zo waor as ik hier zit, m'neer, ik heb het gezien, dat ellendige schip. En al is 't dan 'n vijftig jaor geleje, ik kan je er van vertellen, of 't gisteren gebeurd was". Ik wist wat van me verwacht werd en greep naar mijn sigarenkoker. Als Arie een verhaal achter de kiezen had, dan moest er tabak bij. Daar ging mijn laat ste Karei I, ik keek 'm met weemoed na. Arie's oude zeemansmes hakte hem net jes in dVie stukken; het grootste verdween meteen achter zijn bruine tandstompjes, de beide anderen werden zo lang bewaard onder zijn donkerwitte zeemanspet. Hij is al een paar jaar dood, maar nu ik dit schrijf, zie ik hem weer tegenover mij zitten, alsof ik hem nog gisteren gespro ken had. Onze kennismaking was even cu rieus als de man zelf. Ik geloof, dat het in de zomer van '35 was, toen ik tegen hem opbotste op de hoek van zo'n smoe zelig straatje in Rotterdam's havenbuurt. „Die aanvaoring kost je 'n sigaor", zei Arie Claessen; ik deed er nog een borrel bij en de vriendschap was in dubbele zin beklonken. Het was bij die gelegenheid, dat hij mij het eerste van die merkwaar dige verhalen uit zijn loopbaan opdiste. Hij vertelde ze grotendeels voor zijn ei gen genoegen; ik denk, om de trage een tonigheid van het leven in het tehuis voor gepensionneerde zeelieden wat te breken Dat verhaal over de vliegende Hollander deed hij me bij een der vol gende ontmoetingen, die ik altijd in het zelfde kroegje met hem had, waar ik hem het eerst fuifde op een „oorlam" en dat de schone naam droeg van „Nelly's Bar". Misschien was veel van wat hij vertel de, niet waar, hetgeen men ook zou ver moeden na zijn stereotype opmerking' ,,'k heb veul beleefd en 't meeste is waor ge beurd ook!" Maar daarom was het met minder interessant, naar hem te luisteren, dat van de Vliegende Hollander was in ieder geval waar gebeurd. Dat heeft Arie me tenminste herhaalde malen verzekerd. En hij méénde 't. Dikwijls heb ik, als ik zo tegenover hem zat, de rimpels van zijn tanig ge zicht trachten te tellen. Ik ben er nooit uitgekomen, wind en zout water hadden ze ontelbaar gemaakt. Twee boven zijn neus werden dieper, als je zei, dat je hem niet geloofde; de enige remedie was dan het offer van alweer 'n Karei I. Bo vendien werkte tabak bij Arie als sterke stimulans; dat wil zeggen, dat de verha len nog spannender werden, als de mond, waaruit zij kwamen gelooid was met ni cotine. 't Was in de Golf van Biscaje. Op 24 November 1874 was Arie uitge varen voor de gedenkwaardige reis. Het fregat, waarop hij toen als 19-jarig ma troos diende, geraakte in de Golf van Bis caje in een hevige storm. Tegen de avond werd het nog erger, zodot de „ouwe" be vel gaf, alle zeilen te reven. Zo dobberde de „Annemarie" rond, toen 's nachts de hel pas goed losbrak. Het was haast geen doen; in de kajuiten en het ruim werd alles kns-kras door el kaar geslingerd: ,,'t Was net een poppe- kast op 't eind van de voorstelling", zei Arie. En wat aan dek niet driedubbel was vastgesjord, ging onherroepelijk over boord. Toen katte het anker. Arie en de lichtmatroos Joris Berg werden opge trommeld om het weer vast te zetten. Bukkend voor de zware stortzeeën, haast kruipend, kwamen ze tenslotte op het voorschip, waar het hondenkarweitje wachtte. nefll i En even daarna gebeurde zakte net wat af, toen Berg boord vooruit, schip!" Ja, dai En het merkwaardigste was, ondanks de. storm en de dicht duidelijk zichtbaar was. Waarom, dat kon Arie me ren. Het schip was van een al een eeuw of twee niet mi zien werd: het type Oostinj de Compagniestijd. Het voerj zeilen voor de storm en was i| blik de dobberende „AnnemaSgg" Toch hadden de beide matrJS?68 had, om te zien, dat de rornJBii V geschilderd was en zich niem^ bevond. Neen, toch wel iemand: op iw je stond een eenzame figuul zwarte kerel, die met één haj pen omklemde. H Met li Ook lamh Nadat het fantoom verdwenLreon °8l een ken de mannen elkaar een Ze zeiden niets, maar dachte^jpen Arie moest 'n nieuwe tros touj toen kwam die stortzee. De eg ti hemzelf tegen de verschansing,erk Joris Berg meenam. Niemand^ van gehoord of gezien, maarLj jj water was weggespoeld, was h^n{€] Ze hebben het z'n ouwetje thuis, de volgende dag geschi- wat de maats nog weken et Js daarna onder elkaar besprak g|a£ ze niet geschreven Dat Joris «llie' omdat hij het was, die de VlieBjt lander het eerst had gezien. Et.* sen als door een wonder was ontgaan. Misschien, hij het schip zag, een kruis had Ma. (Wordt i BAK GEEN GERECHTEN 1'" 'n BARE PARAFFINEwb De schaarste aan eetbare olitrsw bakken en braden van gerechtfRjn huisvrouw naar vervanging^gj, uitzien Ze heeft hierbij hei o oot op de vloeibare paraffine, de jjet finum liquidum, die in de ,qen c gebruikt wordt. Geheel onbedenkelijk is ditIT1'e, is waarschijnlijk, dat bij hogem4 van vloeibare paraffine, zoals oere en braden het geval is. er stcer]0. staan, die schadelijk kunneHp] wanneer de concentratie van maar hoog genoeg is. Een ..mcWgfr rijk nadeel van het gebruik, ooone onverhitte paraffine is, dat defEN van bepaalde vitaminen in hcV hierdooi ernstig bemoeilijkt worj^s redenen, om de vloeibare parafflBc: op medisch voorschrift te gebru zeker niet in de huishouding! RECEPTEN. Gekookte bieten (in V* uur ga He 1 kg. bieten, aardappelmeel t|en zout, azijn, suiker. De rauwe bipni: ien, in plakjes schaven of in klfh jes snijden, opzetten met wemend water, zout, (peper) en suiker eamc goed gesloten pan vlug gaar kuim de bieten even gekookt hebben. Dc te omleggen. Kooktijd plm, ;ock azijn toevoegen en het vocht bien aangemengde bloem of aafe* aardappelmeel. ost Al et i en e g In de nacht van 10 op 11 Sept. 1942 werd een Duits convooi, dat om to koerste, aangevallen tussen Texel en Terschelling, door Britse M.T B. bohdi getroffen schip is een Duitse voorpostenboot, getroffen door een torpedo ch Enige uren later kwam de motorreddingboot „Ortt" de haven van T»e schelling binnen met 13 zwaar gewonde Duitsers en 1 dode. wi (Copyrecht: N.Z.H. Reddingmaateli li. Het begin van de reis. Weinige dagen na de vergadering ligt een galjoot klaar om uit te varen Ver scheidene passagiers zijn reeds aan boord, die alle naar Holland moeten. Zij komen van Friesland. Gelderland of van andere delen van het land. sommige zelfs van daarbuiten en hebben allen de weg over water gekozen, omdat deze naar verhou ding het minst onveilig is. Overal te land zwerven benden rond, vaak van huis en haard verdreven mannen, die nog slechts in leven kunnen blijven door roof en daarbij niets en niemand ontzien. Ook soldeniers uit' vreemde landen, uit ar moede naar Holland gekomen om te trach ten bij den Prins of bij Alva wie het best betaald in dienst te treden, maken de weg onveilig, terwijl bovendien de Spanjaarden het land afstropen. Tenslotte voert de ene stad tegen de andere oor log, zodat alleen hij kan reizen, dit dooi een sterke bewapende macht beschermd wordt. Op zee zijn er de vrijbuiters, die vreedzame handels- en vissersvaartuigen tot goede prijs verklaren. Het gaat er dus om, van twee kwaden de minste te kie zen en op zijn goed gesternte te vertrou wen. De zon is nog maar even boven de waddenzee uit, en de ochtendnevels han gen nog over land en water, als Kemp en Hendrik aan boord gaan, uitgeleide ge daan door velen, die de beide moedige mannen een hartelijk „goede reis" en „tot weerziens" toeroepen. Gebruik makende van de intredende eb en met matige noordwester is de gal joot al korte tijd na de afvaart de ge vaarlijke Haaksgronden voorbij en zet zij koers naar het zuiden. Als Texel uit het gezicht is, beseffen de twee burgemees ters na het ietwat rumoerige afscheid pas goed, dat zij het zo vertrouwde eiland de rug toegekeerd hebben, om een onzeke re toekomst tegemoet te gaan. De schipper geeft bevel zo ver moge lijk uit de kust te varen. Hij heeft bij ge ruchte vernomen, dat de Haarlemmers, die vijandig zijn tegen de Texelaars, hun vrijbuiters voor het duin bij Zandvoort hebben liggen, om met kagen en schuiten de schepen te roven, die van het Mars diep naar de Maas varen. Op deze wijze hoopt hij hen te kunnen vermijden. Nauwelijks aan de horizon zichtbaar glanzen als een witte streep in de helde re zonneschijn de Hollandse duinen. Ter hoogte van Zandvoort wordt ver in zee een zeil zichtbaar, dat langzamerhand groter wordt. Blijkbaar heeft men daar ginds de galjoot eveneens in het oog ge kregen, want het nadert steeds meer, op het schip aanhoudende. Ontkomen was moeilijk, zo niet onmogelijk. Aan de éne zijde de Haarlemmers, aan de andere het nu snel naderende schip, dat ongetwij feld een vrijbuiter is. Als het dichtbij ge komen is, zien de reizigers op dek den ka pitein staan, een slagzwaard met beide handen zwaaiend. „Strijk de zeilen", schreeuwt hij over het water en om te bewijzen, dat het ernst is, laat hij met bassen en roeren door de zeilen en de schuit schieten. Hij schiet niet mis en al dadelijk raakt de schuit lek. Nieinand denkt er aan te proberen, de lekken te stoppen, want met een bang gemoed ziet men de zeerover op zich toezeilen om de galjoot te overvaren Iemand roept: „Voor wien moeten wij strijken, voor den Prins van Oranje*of de Due d' Alba?" Een hoongelach is het antwoord. „Ik weet van Prins noch Alba, als je leven je lief is, strijk!" schreeuwt de kapitein dan. „Schipper, schipper, strijk dan toch", gilt een vrouwenstem, „ik ben gewond, ze hebben me geraakt". Het water stroomt naar binnen. een stuk van het boord wordt bij het roer weggeschoten. Bleek van ontzetting kijken allen naar de naderende vrijbuiter. De vrouw blijft van angst gillen en als de zeerover het schip zal gaan overzeilen, schreeuwt het hele koor: „strijk, schipper, strijk". De schipper, die zijn kalmte heeft weten te bewaren, ziet dan, dat er niets anders meer op zit en hij strijkt het zeil. De vrijbuiters enteren de galjoot. In een wip zijn ze aan boord, met rapieren in de vuist en rondassen voor de borst Het zijn woeste kerels, die de reizigers niet zachtzinnig behandelen. „Vooruit' wordt er geroepen, „bij ons aan boord en om aan het bevel kracht bij te zetten, delen zij flinke klappen uit. Ieder tracht zo gauw mogelijk over te stappen om dan tenminste niet afgeranseld te worden, de kerels slaan er geducht op los en Hen drik krijgt een slag met een rapier op zijn schouder, dat hij denkt dat zijn arm er af is, maar gelukkig is het maar een flinke blauwe plek, ze hebben hem met het plat geslagen Een man valt in het gedrang over boord en schreeuwt uit het water om hulp. Hij kan niet zwemmen, over enkele seconden zal hij in de diepte gezonken zijn. Gelukkig heeft één der rovers nog zoveel menselijk gevoel, dat hij hem een eind touw met een lus toewerpt, dat de drenkeling te pakken krijgt. Met vereen de krachten wordt hij aan boord gehesen. Als hij hijgend en proestend oan boord staat, pakt een vrijbuiter zijn brieventas en werpt haar in zee. „Vreselijk", zegt de man tegen Hendrik Albertsz., „ik ben de bode van Graaf Lodewijk, de broer van Prins Willem. Die brieven komen uit Nas sau in Duitsland en zijn van heel veel belang. Landen en mensen zijn er mee gemoeid, 't Is een ramp, dat we ze kwijt zijn". Meer kan hij niet zeggen, want al len worden in het vooronder van het schip geduwd. Het luik gaat dicht en daar staan ze in het pikkedonker, vier of vijfentwin tig mensen, die zich in de kleine ruimte nauwelijks bewegen kunnen Bo^ hoofden lopen de rovers druk weer. Kemp vraagt aan de vrou^ gewond is,'tis dan beter haar te den, maar. gelukkig is dat niet j hebben me wel door de kleren g<- maar gelukkig niet. geraakt" dan verder,' dat ze de vrouw \- schrijver van Graaf van der naar haar man toe wilde gaan. g er ooit zal komen7" besluit ze zucht. Daar weten de anderen antwoord op en er wordt dus i^. zwegen. Ieder is trouwens teveel^ van eigen gedachten om lust in sprek te hebben; zo nu en danH slechts een verwensing aan het M de rovers. Na een kwartiertje gaat er ei^ zo groot, dat er juist een hand <9 open en zegt iemand aan de an<9 op temerige toon, dat als er iemaS geld bij zich heeft, hij het aan ha, geven, want dat hij óók een g^ is. „Ik ben een schipper uit V?! Mij hebben ze alles afgenomen,! schip toe, waar ze mee zijn we-:^ Straks wordt u allen geplunderd g vrij gelaten. Ze laten mij dan me"' varen. Vertrouw me gerust". hecht veel geloof aan zijn woordej evengoed kan het een vrijbuiter! probeert een gedeelte van de bui! anderen af te snoepen. Hij krijgt W niemand iets en het luikje kte toe. (Wordt vefll

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1947 | | pagina 4