3{ 4- h I'll: 'N. Kerstmis De Tuinwallen en de Dertig Polders ershnis 1947 r' Licht in een duistere Wereld V. Verkoudheid Kerstfeest WOENSDAG 24 DECEMBER 1947. 61e JAARGANG. No. 6179 TEXELSCHE COURANT GEESTELIJK LEVEN Mensen hebben diep in zich een won derlijke eigenschap. We hebben allen be hoefte aan een mogelijkheid om de din gen die binnen in ons leven, uit te druk ken. Als wij jong zijn, dan vechten we graag tegen stroom en regen op de lan ge wandeling, alleen ol met een verwan te ziel aan onze zijde. Immers van binnen is het dan onrustig en we herkennen ons zelf in de natuur rondom ons. De ouder dom vindt zijn innerlijk uitgedrukt door de herfst, als de oogst is binnengehaald en de hartstochten zijn geblust. Het leven is gerijpt en herkent zichzelf in de stilte en de weemoed die dan over het eiland kan hangen Dit is een levenswet, die we in de Bijbel zo mooi vertolkt vinden in de profeet Elia, die zijn spijt en wrevel en het grommen van zijn ziel langs zich heen ziet trekken in de storm en het vuur en de aardbeving. Hij is hier als de revo- lutionnair, die zich pas lekker voelt tus sen de barricades en de puinhopen. Hoe groter de chaos, hoe veel te meer hij zijn onvrede met het leven en de toestanden ziet uitgedrukt. Een ontspoorde trein, een gezonken schip waren eens ook balsem voor onze opstandige zielen. Wat deze algemeen menselijke eigen schap betreft valt het ons moeilijk om in deze tijd het Kerstfeest te vieren. Bij de korte dagen en het gedempte licht past ons verlangen, onze heimwee, en 't Kerst feest, als feest van licht en warmte ran geert soepel en zonder schok aan de trein van de steeds korter wordende dagen, waarin dat verlangen begon te groeien. En zo rollen we dan weer, getrokken door deze locomotief van onder de duis- termakende overkapping van de winter het licht van de lengende dagen in. Er is echter een vraag, die niet onder drukt mag worden. Hij moet op Kerst- worden uitgesproken tegenover hen, die in deze dagen zich niet onttrekken aan de feestvreugde, omdat zij langs deze weg ook een betekenis kunnen geven aan de oude verkondiging van het evangelie. Die vraag is: wat blijft er van dit alles over als men in Indië is, of, nog beter, als wij eens op het Zuidelijk halfrond geboren waren, waar de zon in deze dagen juist haar hoogste punt bereikt heeft, in plaats van haar laagste, zoals bij ons? Dan mis sen wij de steun van onze natuurlijke omgeving, die tot ons spreekt van dood en inkeer, van het niet terugtrekken van het leven binnen de vezels van het aard se vat waarin het ligt besloten. Die om geving spreekt daar van de felle brand van 't middagleven, als de krachten zijn uitgegroeid en jubelend uitgaan ten he mel. overmoedig en onbezorgd Maar is dit ook niet het beeld van het leven der mensen, van hun lot, dat zo on eindig verscheiden is, arm en rijk, ge zond en ziek. mensen met vragen en mensen zonder vragen? Wat verbindt hen, als toch niet allen aangesproken worden door 't feit, dat er weer warmte en licht op komst is. Een jaar van nieuwe of van dezelfde zorgen, die eerder woorden van Job omhoog per sen dan de blijde zangen van Kerstmis. We zijn verbonden in de stille nacht van ons eigen ik, dat hetzelfde is, of wij nu dagelijks langs de straat gaan, of dat we gedwongen zijn het bed te houden, of we deze wereld bewonen ten Noorden van de evenaar of ten Zuiden. Kerstmis houdt ons voor, dat in deze stille nacht een geluid de stilte verbreekt Een kind is geboren. Het kwam op de aarde voor ons allemaal. De zwakke kan zich niet onttrekken, want dit kind is zwakker. De arme kan zich niet ver ontschuldigen Ook zijn lot wordt hier aangeraakt. Dit kind is armer. De mach tige, hoe moeilijk het ook moge zijn voor hem om de stille nacht bij zichzelf te ontdekken, ook hij wordt in dit gebeuren -opgesloten. Immers, die gekomen is, is machtiger dan hij, want dit kindis de val on opstanding voor velen. Het is Immo- uël: God met ons. Elia mocht reeds weten, dat God in de stilte was. In de Kerstnacht is daar weer de stilte, maar nu met een heilig teken van Gods nabijheid. Veel te spreken valt er nog niet. We mogen komen met ons zelf, met ons goud, onze wierook en on ze myrre en we mogen aanbidden, zwij gen, ontspannen zwijgen en dan zingen. Want er is een heilige plaats op deze wereld, de stal van Bethlehem. Komt la ten wij aanbidden en verbonden zijn in dit Kind. Een zalig Kerstfeest! TH. VAN VEEN. VERTROKKEN PERSONEN. Johan G. Brandsteder v. De Koog 70 n. Oostburg, Wijk Vie Grietje Wassenaar v. Warmoesstr. 38 n. Leeuwarden, Lek- kiimerweg 40rd.- Roelof Schuiling en gez. v. Kogerweg n. Zaandijk,-Lijsterbeslaan 16 D. H. Brans, wed. Munk, v. Schoon oord weg le n. Den Helder, Ruyghweg 61. A. C. Brans, wed. Geertzema, idem. Gert je v.d. Wal, idem Hendnkus Witte, v Weverstraat 20 n. Alkmaar, Payglop 2. Dirk J Drijver, v. Den Hoorn 75 naar Bloemendaal, N Stationsweg 17. Dirk J. Engel en gez. v. Schildereind 54 n. Den Haag, Duivelandesestr 19. Alberta C. Bruins, v. Groeneplaats 11 n Amstelveen, K. Karelweg 475. Leendert Dijker, v. Mo- lenstr. 48, n. Den Helder, Schagenstr. 102. ZON, MAAN EN HOOGWATER. De zon komt 27 Dec. op om 8,49; onder om 4,33 Maan: 3 Jan. L.K., 11 Jan. N.M. Hoog water ter rede van Texel: 27 Dec. 8.56 en 9,20. 28 Dec. 9,44 en 10,48. 29 Dec. 10,32 en 10,57 30 Dec. 11,20 en 11,46. 31 Dec en 0,12. 1 Jan. 1948 0,30 en 0,35. 2 Jan. 1,15 en 1,45. Etn van de weinige schrijvers over Text's geschiedenis, die zich ernstig re kenschap heeft gegeven over specifiek Texel-, e verschijnselen is dhr Dr C S. Pongex In het Westfnesch Jaarboek van 1942 schrijft hij in een artikel over ons eiland: „Op Texel heeft men een soort overgangsvorm tussen terp en de dijk in de zgn tuinwallen. Deze uit plaggen op gestapelde landscheidingen zijn uiterst karakteristiek voor het eiland en hebben een grote rol gespeeld in de vorming van het oude TexelEen blik op de staf kaart laat zien hoe het oude Texel, weid- je voor weidje aan de zee onttrokken is. Tenslotte heeft men in het begin van de middeleeuwen het gehele complex met een dijk omgeven. Dr. Ponger tracht hiermede een verkla ring over het ontstaan der tuinwallen te geven, maar omdat hij niet op de hoogte was met enkele belangrijke bronnen der Texelse geschiedenis, kon hij slechts theo retiserend tot een verklaring komen. In dien hij het rapport had gekend, dat op 22 Mei 1562 aan de Staten van Holland werd uitgebracht, een rapport, waaraan menig overheidsorgaan van deze tijd een voor beeld nemen kan, zou hij zeker anders geschreven hebben. Omdat bij mijn weten nog nimmer in de laatste twee eeuwen de aandacht op dit rapport gevestigd werd, meen ik goed te doen om een deel van de inhoud nadere bekendheid te ge ven, De tuinwallen en het oude Texel staan op het ogenblik nu eenmaal in het centrum der belangstelling. Texel is tot de toepassing van de kunst mest een arm land geweest. De betrekke lijke welvaart, of liever de betrekkelijke rijkdom, heeft in hoofdzaak zijn ontstaan té danken aan de sterke waardevermeer dering van de grond sedert het laatste decennium der voorgaande eeuw. Kon daarvoor, bij de zoveelste crisis, die de aarde economisch teisterde, waren nog honderden Texelaars geëmigreerd naar Amerika. Voordat de Nieuwe Wereld evenwel een tweede Beloofde Land ge worden was, moest men in materiële el lende trachten zichzelf te redden. Alleen hierover zou een uitvoerig artikel te schrijven zijn. Er werd, zij het zeer be knopt aA eens in dit blad geschreven over de spin- of werkhuizen in de Fran se tijd, eens was voor behoeftigen op Texel een soephuis, men kende er een bank van lening in wat later tijd En aan de Kogerstraat staat zowaar nog arm huis, dat zelfs dateert uit het midden der 16e eeuw. Nog ouder zijn de meeste „Ar- menkamers", oorspronkelijk in Nieuw- straat, Molenstraat en Waalderslraat ge sticht De schrale, armelijke Texelse bodem heeft eeuwenlang met moeite zijn bewo ners een karig bestaan moeten verschaf fen. Slechts met moeite kon het eiland zijn belastingen betalen. In een rapport uit het jaar 1514 leest men, dat vroeger (dus vóór 1514) .wel 5 of 6 luyden. elc 100 's jaers hadden (verdienden) ende 3 of 4 die 2 cf 300 gulden tsjaers hadden ende nu esser niet een, die 25 gulden heeft int geheel lant". Men klaagde over de oorlogen en de veelvuldige dijkbreu ken, waardoor alleen al in 1509 5000 schapen en bovendien nog veie koeien en paarden waren verdronken. Verder leest men, dat toen een vierde gedeelte van 't oude Texel woest en braak lag „alsoet verstoven es metten sande ende bevloyt metten zouten watere". Is het een wonder, dat men zijn belas tingen aan het gewest niet op kon bren gen, is het een wonder, dat de Staten van Holland jaar op jaar moeten manen om de achterstallige belastingen aan te zui veren? Bovendien was de belasting in het begin der 16e eeuw danig verhoogd. Moest Texel eerst 1/90 opbrengen van het totale bedrag, dat de Staten vast stelden, dit werd opgevoerd tot 1/64. In aanmerking nemende, dat op Texel vrij wat grond in handen van de kerken was zelfs de kerk van Vlieland had hier be zittingen dat de instellingen van lief dadigheid vrij wat grond in hun bezit hadden en dat al deze grond van belas ting was vrijgesteld,men ziet dat de „do de hand" niets nieuws is, kan men be grijpen, dat onze voorvaderen zo'n eeuw of vier geleden met hun handen in het haar hebben gezeten. Het is wel interes sant om de excuses te lezen, die men aan voerde, als men niet betalen kon. In hoofdzaak beriepen de Texelaars er zich op, dat het eiland nog nooit goed gemeten was en dat het daarom practisch ondoen lijk was om vast te stellen, hoe groot ïe- deis aandeel in de belasting moest zijn. Lang hadden de Staten geduld, maar in 1561 werd het hun te gortig en de heren besloten een commissie naar het eiland te zenden om daar orde op zaken te gaan stellen. Letterlijk heet het in de notulen der Statenvergadering „omme te meten ende te eximeeren de Margenthalen van dat geheel Eylandt van Texel, bij ramin- ge na hare jaarlycksche valeur" De commissie, die Texel bezocht, be stond uit twee Statenleden, een deur waarder en een landmeter. Ik zal u een beschrijving van de reis naar Texel sparen, men dééd er enige tijd over, om van Haarlem uit. het gehucht Den Burcht te bereiken Laat ik u mogen vertellen, dat de schout van Texel, een zekere Bos- huysen, stom verbaasd was, dat hij ge heel onverwacht zulk een hoog gezel schap op bezoek kreeg. De heren schou ten hadden wel eens redenen om een on derzoek te vrezen! Terstond werden de schepenen bijeengeroepen en in het schoutshuis, (waar nu Hotel Texel staat), - „Er is uit 's werelds duist're wolken Een licht der lichten opgegaan. Komt tot zijn schijnsel alle volken En gij, mijn ziele, bidt het aan". Wie kent het schone kerstlied niet, dat onze tekenaar tot de fraaie plaat inspi reerde, welke wij hierbij reproduceren? De herders in het veld -overweldigd door het Licht. Nog enkele dagen en dan zal in onze duistere wereld het Licht van de Kerst nacht, het Vredeslicht, weer schijnen Onder de overmacht van dit licht zullen millioenen hun knieën en het hoofd bui gen; zij zullen de handen vouwen en dee moedig gebogen, de weldadige warmte van dat licht laten nederdalen in de stille diepte van hun ziel. Het is dan Kerstmis en er zou vrede op aarde moeten zijn!. Kerstmis!.... Wij zaten bij het horen van dal woord onze fantasie de vrije loop Wij denken daarbij aan een vlekke loos, wit kleed over een winters, grauwe en sombere aarde; wij horen beierende klokkeklanken met de nodigende roep van huis tot huis, van dorp tot dorp, van stad tot stad, van land tot land en van werelddeel tot werelddeel; wij geloven in een wereld, welke die roep verstaat en die begrijpt, dat de stil-stralende nacht van Efrata's veld de volkeren de vrede verkondigt. Kerstmis Christmas, Weihnacht, Noël vier klanken, honderd klanken, doch één feest. Het heidendom mocht feestvieren over over de Zon der Natuur het Kerst feest werd voor ons het feest van een Sol Invictus een Onoverwinnelijke Zon. Daarom mogen wij vertrouwen, dat de grote .eindoverwinning niet zal komen aan de kant van de afbrekende machten ir onze duistere wereld, maar zal zijn voor de opbouwende krachten, voor hen, die geloven in het Licht der Gerechtigheid. Heeft eens niet het licht der bevrijding gegloord? Het licht, dat veel te spoedig was uitgedoofd? Nu zitten we wéér in een diepe duis ternis zij het dan ook in een nationaal en internationaal, een economisch en so ciaal donker. Onderwijl zoeken en tasten wij echter in dit donker voort. Wij verwachten het heil der wereld van een rij kleine zon nen": van toenemende ontwikkeling dei- mensen; van steeds nauwer wordende handelsbetrekkingen; van de goede wil der volkeren en van hun regeringen; van een oplevend idealisme voor alles wal edel is of heet; van de trek naar het goe de, dat toch in ieder mens moet wonen Wat voor nut hebben echter al deze „kleine zonnen", zolang zij stralen over mensen met de duistere haat in hun ziel? De zon der Liefde moge van jaar tot jaar een paar uren van innigheid brengen in deze donkere wereld zolang Haar stralen het duister niet geheel verdreven, zal de door egoïsme en hebzucht aange grepen mensheid, onze wereld verande ren in een hel. Kerstnacht Nacht van het Grote Licht! Mogen wij worden tol kinderen van dat Licht tot lichtdragers in deze duistere wereld! deelde Van Alckemade, Statenlid voor Amsterdam, mede, wat het doel van het bezoek was. Enigszins naief doet het aan om in het rapport te lezen: „waarop schout en schepenen teistont gerust wae- ren." Men mat in die tijd met de Texeise roede, het eerste werk van de'landmeter was om vast te stellen of de maat, die men gebruikte, inderdaad wel juist was. Dit bleek niet het geval te zijn! Daarop toog het gezelschap met twee van de no- tabelste Texelaars naar de kerk van de Westen, waar in het koor van de kerk de roede „perfectelyk geëikt" bevonden werd. Wekenlang zijn de commissieleden op Texel gebleven, het is de moeite waard om het rapport, dat werd opgesteld en dat niet minder dan 152 paragrafen telt, in zijn geheel door te lezen, oud Texel wordt er uitvoerig in beschreven. Er staat precies van welke grond in de pol der Het Kley goed is en welke slecht, zo is de kwaliteit van de gronden in alle pol ders beschreven. In paragraaf 25 komt een uiterst merk waardige mededeling voor. Daar blijkt, dat op Texel in die tijd het recht van „overal" gold, d.w.z. gedurende 9 maan den van het jaar mocht iedere Texelaar, óók de gewone man, „die geen goed en heeft", zijn vee over het hele eiland laten weiden. Drie maanden in het jaar, van 1 Mei tot 1 Aug., had iedere Texelaar slechts recht op zijn eigen grond. Het oude Texel was nog een land, waar de mens maar weinig aan veranderd had. Hier en daar liep een sloot een vroegere kreek uit het wad ze zijn er nog zul ke sloten afscheidingen, tussen de percelen mochten juist met het oog op de overal-weidinge niet worden gemaakt. Niemand kon in 1561 aan de commissie vertellen uit welke tijd het recht van „overal" afkomstig was. Desgevraagd antwoordden de Texelaars, dat het sinds mensenheugenis had bestaan. J. H. Zijm Czn., die 18 jaar lang bij dezelfde boer op Ongeren heeft gewerkt, het pleit voor de boer en zijn knecht die het zo gemakkelijk vindt, als de tuinwallen worden afgegraven, vooral bij het om- weiden, had eigenijk 4 eeuwen eerder ge boren moeten worden Toch moet hij be denken, dat men toen zijn schapen onmo gelijk op Ongeren alleen kon houden, daar ze vandaar liepen tot Den Hoorn UITGAVE v h Fa LANGEVELD DE ROOIJ Boekhandel - Drukkerij en Bibl. Den Burg Texel Postbus 11 Telefoonnr. 11 Postgiro 652 Bankrekening: Rotterd. Bankver en Coöp. Eoerenleenbank. Verschijnt Woensdags en Zaterdags Postabonnementen f 2,25 p. half j Verantw. Redacteur: J. ZEEMAN, Emmalaan 92, tel 157 Den Burg. van neus, keel of borst, snuift en wrijft U weg met MIJNHARD! naar het zuidwesten en tot voorbij Oos- terend in het noordoosten. Overigens ben ik Zijm erkentelijk voor zijn aardig in gezonden stukje in dit blad. En enige an dere Texelaars, die mij brieven schreven, zeg ik ook gaarne dank voor hun sym pathieke betuigingen. De commissie achtte de overal-weiding een nadeel voor het eiland. In ae maanden Mei. Juni en Juli kon het gewas, hoofdzakelijk gerst, soms niet tot volle rijpheid komen, men was met 't oog op de „overal" dan gedwongen de gerst te oogsten, terwijl deze nog groen was Als men óók nog in het rapport leest, dat er op Texel „twintig waranden van Conynen (waren) wel voorsien van Voetsters om altoos meer te multiplice ren", waardoor het gewas nauurlijk ook veel te lijden had, dan wordt het wei duidelijk, dat er wezenlijke en gegronde oorzaken voor de armoede en het niet be talen der belastingen waren Uitdrukkelijk wordt vermeld, dat de landen op Texel „onbekroft en onbeslo ten" liggen, dat zij dikwijls met hemel water zijn bezwaard en dat er ook veel „afgeroofde" landen zijn, waarvan men onoordeelkundig de grond had afgegra ven voor versterking van de dijken. Verder leest men, terwijl tientallen na men van landen worden genoemd, dat „de naebeschreven Landen niet en leg gen by forme van Polders, maar tusschen Binnenwegen en de Sloten verdeelt". Hier vindt men de verklaring van het ontstaan der naam De Dertig Gemeen schappelijke Polders. Duidelijk wordt hier, dat er van dertig afzonderlijke pol ders nooit sprake was, dat maar een deel der landen, die tot het waterschap be horen de echte kenmerken van 'n polder had. Aan het einde van het rapport leest men- Het Texelse land is niet verkaveld het verkeert nog in de staat, waarin hel was na de bedijkingen in de 14e eeuw. Het was ondoenlijk om in de korte tijd. dat men op het eiland vertoefde, met succes het gehele terrein op te meten. Veel land was „verdolven", krom en on schikkelijk" En het advies aan de Sta ten van Holland luidde Laten de Texe laars hun landen bewallen en besloten, dwing hen om de conynenbergen uit te graven en maak een einde aan het recht van de overal-weiding „Opdat", zo vervolgt de rapporteur de „Koninglycke EEN VERZOEK. Dc correspondenten en ook de besturen van de Zondagsscholen verzoeken wij be leefd ons van de gehouden KERSTFEESTVIERINGEN tijdig hun berichten te willen insturen, cpdat wij deze nog op kunnen nemen in ons OUDEJAARSNR. VAN 31 DEC. Opgave van Nieuwjaarsgroeten e.a. adv., alsmede predikbeurten l.m. Maan dag 29 December. Redactie en Administratie. God, laat toch nimmer ons qezicht Verblinden door het vele licht, Dat, als de vroege avond daalt. Uit talloos vele bomen straalt Want achter al die lichte pracht Hangt zwart de schaduw van de nacht En wat er overblijft is dit: Een vieze, zwartwalmende pit. Dit ishet enig ware licht: Het Kind dat in de kribbe ligt. Dat van de nacht maakt dageraad, Dat straalt en nimmer ondergaat. Hier is het Heil èn het gericht, Hier is het dat het antwoord ligt, De oplossing voor elke vraag Van gans de wereld van vandaag. Geen krijgsgeweld, geen grote vier, De were vrede slechts is hier, In Hemwiens woning was een stal, De Heer, de Vorst van het heelal. Kerstmis 1947. HUIB DE RIJMELAAR. 1 helper bij de meeste pijr Doos 6 cachot* aoTTTM ien INGEKOMEN PERSONEN. Theodorus Verduin v. Schagep, E 166 n. E 58. Greta N Duinker v.Castricum, j Torenstr. 23 n. Oudeschild 384. Grietje de Jong, v. A'dam, vd Pekstr 81boven n. Oudeschild 33. Majesleyts Thienden ongelvk meerder gelden zullen" Er achter staal nog „ende sal ook wesen tot beter welvaert van de eygenaars" Hoewel ik mij veel moeite heb ge troost om na te speuren, wanneer het echt van „overal" werd afgeschaft en wanneer het dus zin kreeg om zijn land van tuinwallen te voorzien, liet vooral het onvolledige gemeente-archief mij hier in de steek. In een ander archief trof ik en plakaat (een verordenende waarschu wing) aan uit 1609, Waarin met straf ge- dreigd wordt tegen het „quat gebruick, 1 genaemt overal, dat elc, die het gelieft, op zekeren tyt des jaers, zijne beesten jaegt in de landen, die andere Lieden toebehooren." Ik kan mij niet voorstellen, dat toen pas een maatregel was genomen naar aanleiding van een voorstel, dat een hal- ve eeuw oud was en ik meen dan ook mcf grote zekerheid te mogen schrijven, dat dc tuinwallen, na de afschaffing van dc overal-weiding, in de tweede helft van de 16e eeuw op Texel zijn ontstaan. Ponger's theorie en de oppervlakkige napraterij' van velen, die over Texel's verleden „zulke aardige stukjes" schrij- 1 ven, zijn met het bovenstaande weer legd. Al zou een oppervlakkige beschou wer Kunnen denken, dat het Gerritslan- derdijkje, of zelfs het Oude dijkje, eens - tuinwallen waren! A'dam, 8 Dec. 1947. j J. A. VAN DER VLIS. Copyrecht. j Nadruk in welke vorm ook, slechts ge oorloofd na toestemming van de schrijver, j DAMPROBLEEM No. 44. Zwart: 8 sch. op 7, 8. 14, 19, 21, 23, 24 j en 26. Dammen op 1, 4, en 16. Wit 13 sch op 22, 25. 27, 28 30, 32, 33, 34, 36, 38, 42, 45 en 49. Dam op 48. Een echt Canadees probleem, waarin de dammen voor een verrassend effect zor gen. De oplossing verschijnt in een vol- gend nummer C RUNDERTUBERCULOSE. Op Maandagavond 29 Dec. a.s. te 19,45 zal over de zender Hilversum I de heer D. Rempt, dir. van de Prov. Gezondheids dienst v. Dieren in N.-Holland, spreken over het onderwerp: „Rundertuberculo- 1 se". Deze uitzending wordt voorbereid in samenwerking met de Afd. Voorlich- ting van het Min v. L., V. en V. _l

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1947 | | pagina 1