Brakestein en de Wezenputteu Het Jeugdverhaal „De avonturen van Bim en Bam" Het Mysterie van de Blauwe Tram IN DE ZEVEN DORPEN VAN TEXEL zijn maar weinig huizen, die door hun antieke gevels of op andere wijze aan het verleden herinneren. Misschien is dit wel reden, dat men op het eiland veel hoort praten over de hoeve Brakestein, die zo schilderachtig aan de zuidzijde van de Hoge Berg gelegen is. Om deze boerderij, aldus het boek „Texel", hangt voor de Texelaars een waas van een ro mantisch en groots verleden. De Ruyter zou er gewoond hebben en officieren van 's Lands vloot zouden er gaarne hebben vertoefd. Brakestein met op de voorgrond twee putten waaruit water gehaald werd voor op de rede liggende schepen, dus over een afstand van 1500 meter. Reeds bij de eerste oogopslag ziet men dat hier geen sprake is van 'n boerderij in een bepaald type. maar veeleer van een soort herenhuis. De indruk wordt ver sterkt door de aangrenzende tuin, waar men tussen opgaand geboomte twee gro te beelden op voetstukken ziet. Waar schijnlijk zijn deze in de tweede helft van de 17e eeuw vervaardigd in een 1 steenhouwerswerkplaats te Alkmaar, waar destijds knappe vaklieden woon den. De veronderstelling, dat wij hier te maken hebben met voorstellingen van Ceres en Neptunus, lijkt ons niet juist, omdat de eerste in de regel met een ko renschoof wordt afgebeeld. Het beeld laat een hoorn van overvloed zien, fret symbool van vruchtbaarheid. Boven dien is het hoofd gedekt door een kroon, gevormd door de kantelen van een burcht. Het zou wel eens kunnen zijn, dat deze kroon wees op het wapen van het hoofddorp, Den Burg. Het waar schijnlijkst is, dat de beelden zonder meer voorstellingen zijn van „het land" en „de zee". In de tuin van Brakestein ziet men ook nog een stenen voetstuk, waarop eertijds een zonnewijzer heeft gestaan. In een acte uit 1740 komt de naam voor van een zekere Jan Braak, wonend „aan de Put", d.w.z. een der putten, waaruit zoet water aan de sche pen op de rede werd geleverd en in 1746 vermeldt een andere acte voor het eerst als Jan Braak's woonplaats Brakestein. Klaarblijkelijk heeft het huis „aan de Put" dus tussen 1740 en 1746 zijn te genwoordige naam gekregen. De Braak's waren voor Texel aanzienlijke lieden, die in vergelijking met andere eilanders een vrij grote welstand genoten. Zij be hoorden tot de hoogstaangeslagenen in de belasting en lieten soms vrij aan zienlijke kapitalen na. Vice-admiraal Braak verkocht het huis van zijn ouders in 1786 voor f 2500 aan Leendert den Berger, met wie nog een zekere familie verwantschap bestond. DEN BERGER heeft van Brakestein een typische 18de eeuwse buitenplaats gemaakt, waarbij een tuin behoorde met geschoren heggen, keurig verzorgde ga zons, een boomgaard en een moestuin. De eerder genoemde beelden hebben de lusthof verfraaid. Den Berger, getrouwl met Anna Zuydewind, was een man van invloed en betekenis, onder wiens lei ding o.m. in 1778 de haven bij Oude Schild is aangelegd. Hij overleed in 1802 en zijn zoon erfde Brakestein. Deze was o.m. rentmeester der domeinen op Texel en Den Helder en 's Lands Deur waarder bij de Gemeene Middelen" te Den Burg. Hij heeft geruime tijd op de buitenplaats gewoond. Bij zijn dood in 1811 werd de Texelaar Jacob Pieter Dijksen door koop eigenaar van het mooie huis. In een lijst van goederen, die onder de hamer kwamen, leest men dat een der tuinbeelden voor 55 cent werd verkocht. Door het huwelijk van Jacob Dijksen's dochter Trijntje met Simon Keijser Sij- brandsz. werd de laatste eigenaar van de buitenplaats. Het echtpaar voelde er echter niet voor om op Brakestein te gaan wonen, maar vestigde zich in Den Burg. Keijser had niet het minste be grip voor de kunstwaarde van het mooie huis, dat hij geërfd had. De grote zaal met de fraaie wandschilderingen en pla fonds, met de zeer mooie betimmeringen gebruikte hij als een opslagplaats voor graan en het gehele gebouw viel aan verwaarlozing ten prooi. Keijser's dochter Margaretha trouwde met de zeer vermogende Stephanus G. Evers, wiens geslacht tot op deze tijd eigenaar van Brakestein is. In 1897 verkeerde het huis in zo'n slechte staat dat men tot afbraak be sloot, maar nog in hetzelfde jaar ging men tot herbouw in de tegenwoordige vorm over. De wandbetimmeringen in de kamer ter linkerzijde van de gang met voorstellingen van Neptunus en Ce res, de grijsmarmeren schoorsteen en de grote gootsteen in de keuken zijn nog van het oude huis afkomstig. Twee zeer mooie deuren met kunstig gebeeldhouwde omlijsting, aan wezig in de huizen Weverstraat 15 en 17 te Den Burg, komen uit het oude Bra kestein. Hoewel bedekt met een dikke verflaag, leveren zij een duidelijk be wijs, dat het buiten royaal was ingericht. Wandschilderingen, vervaardigd door een zekere Warmoes hebben tot onge veer 15 jaar geleden het huis Wever straat 17 in Den Burg gesierd. Ook zij waren uit Brakestein afkomstig, maar ze zijn helaas naar België verkocht. Wij hebben ze in de jaren, dat dokter Van der Vegt het huis bewoonde, dikwijls gezien. ESPERANTO BIJ HET ONDERWIJS In „La Suda Stelo", het orgaan van de Joegoslavische Esperanto Bond ver scheen een artikel getiteld: „Buitenland se kinderen, Joegoslavische scholieren j roepen u". Het artikel werd geplaatst op verzoek van de Contact-commissie tus- j sen de scholen, 't Richt zich tot de onder- 1 wijzers van alle landen, die een klas hebben, waarvan de kinderen Esperan to leren en verzoekt het contact op te nemen met de scholen in Joegoslavië. De commissie meent dat dit het onder wijs zal bevorderen, terwijl het begrip zal brengen tussen de kinderen van ver schillende landen. Het is opmerkelijk dat in Amerika het onderwijs in Esperanto, vooral op de scholen voor volwassenen, steeds meer in het leerplan wordt opgenomen. In de laatste tijd is dit bv. gebeurd in ver schillende scholen van de staten New Jersey, South Orange, Maplewood en Ohatam-Madison. Ook op de Rand- School voor Sociale Wetenschappen, een bekende socialistische school te New York, is het onderwijs in Esperanto in het leerplan opgenomen. „Weet je, Bam, het zou leuk zijn als we een mooie fontein in de tuin hadden," zegt Bim. „Ja," zegt Bam, „maar waar zouden we het water vandaan halen?" „We kunnen een kanaal naar de zee graven", zegt Bim. „Dat is een reuze idee", zegt Bram en ze be ginnen meteen te graven. Als ze het hele eind naar de zee gegraven hebben, stroomt het water door het kanaal in de vijver die ze in de tuin hebben gegra ven. Aan zee ontmoeten ze een enorme walvis en ze vragen hem om door het kanaal te zwemmen. En daar is dan een prach tige fontein op Bim en Bams grasveld iedere keer als ze de walvis een vis voeren. i r 11 t 1i Copyright P Cce-«rihogen SCHAPENDRAMA TERSCHELLING Het artikel van de heer Swart van Terschelling over „een schapendrama" aldaar, noopte tot 't grijpen van de pen door andere personen, zoals dat meestal gaat. Waar Texel schapenland wordt ge noemd en hier ook wel eens 'n hond met schapen in aanraking komt, nemen wij de volgende ingezonden stukken uit de Harlinger Courant over in de verwach ting, dat vele Texelaars^er wel belang stelling voor zullen hebben. Red. Tex. Courant. Langs deze weg zou ik de heer Swart, die in het nummer van Vrijdag 23 Jan. (Harlinger Courant), over dit drama schreef, enkele vragen willen stellen. Maar alvorens tot vragen over te gaan, het volgende: Ja heer Swart, het moet een ver schrikkelijk lijden zijn geweest voor de schapen die in doodsangst het water zijn ingelopen en ik als lid van de dierenbe- schermmg zal ook steeds protesteren te gen iedere mishandeling van welk dier ook. Zo ook tegen het vasthouden van honden wat toch ook 'n mishandeling is. En nu de financiële kant van deze zaak. In het nummer van 20 Jan. werd er gesproken van enige honderden gul dens schade, maar u maakt er maar even duizenden van. U neemt mij toch niet kwalijk als ik aan dit bedrag twijfel? Want dan moet iemand die 40 schapen bezit onder de hereboeren worden gere kend, vertel het die mensen maar niet. Maar ja, als u de nog niet geboren lam meren gaat rekenen en die lammeren krijgen weer lammeren, geen rekening houdende met de geboorte van rammen, dan wordt dat over 10 jaar natuurlijk 'n heel bedrag. Maar nu iets anders, informeert u eens bij de desbetreffende instanties wat de jeugd jaarlijks voor schade toebrengt aan particuliere, gemeente- en rijksei gendommen, u zult versteld staan. Maar weet u wat, wij gaan in den ver volge met onze kinderen wandelen aan de ketting of riem lijkt mij wel leuk. U weet wel dat de ouders of voogden aan sprakelijk zijn voor de daden van de on der hun toezicht staande kinderen, maar dit is ook het geval met de eige- naar(es) en zijn of haar hond. En weet u wel dat iedere hond jaar lijks 15 gulden aan belasting opbrengt en u gelooft toch niet dat iemand een hond aanschaft om deze aan een riem of ket ting te laten versuffen? Nee, heer Swart, er is m.i. wel een betere oplossing. Als iedere hond, die zonder geleide wordt aangetroffen eens werd opgepikt en dan tegen betaling van een flinke boete kan worden terugge haald, dan zal het wel loslopen met los lopende honden. Beverwijk, 25 Januari 1953. C. GORTER. SCHAPENDRAMA Mogelijk zullen dus, naar aanleiding van het ingezonden stuk van Cor Swart de schapenhouders bij de plaatselijke overheid aankloppen met het verzoek om een verordening in het leven te roe pen om de honden vast te houden. Mis schien is er al geklopt! Om de verorde ning echter te completeren ds het mis schien mogelijk dat bij het opstellen hiervan ook de auto's en fietsen hierin worden.opgenomen in dier voege dat de ze vervoermiddelen ook aan de kettting worden gelegd, opdat de schapen, even als thans vaak het geval is, zich vrijelijk in drommen op de openbare weg kun nen bewegen. Regelmatig ondervinden de wegge bruikers hinder en last van deze wolpro ducenten, voorzien van beddekwasten van rafelig touw om de nek, zijnde de res tanten van „wijlen" een „roop". Te oor delen naar de hoedanigheid van dit touwwerk kan een ondeskundige zich moeilijk voorstellen dat hier een kapitaal loopt van enkele honderden guldens. Een dergelijk bedrag moet toch een goed stukje touw waard zijn. Zowel de eige naar als de weggebruiker waren hierme de zeer gebaat. Het loslopen van schapen (en ook van ander vee) op de openbare weg brengt in zekere zin risico voor de boer mee, doch in veel grotere mate voor de weggebruikers. Immers de zwaardere vrachtwagens en auto's staan doorgaans hun manntje wel, doch de minder krachtige broeder, bij name de fiets en brommer zal in dat geval vaak het onderspit moeten delven en schade ooiopen. Op een briefje Cor Swart dat, zo je het betreffende dier niet als corpus delicti meeneeimt,1 het uiteerst moeilijk, is de eigenaar te vinden. Resultaat, flui ten naar de schadevergoeding. Wat is dat dan veel gemakkelijker bij honden. Is op de plaats van het drama een zwarte hond gesignaleerd, een braak middel voor alles wat hond en zwart is, schiet neer, óók de hond die misschien enkele uren tevoren bij de slager z'n da gelijks boutje heeft gekregen. A la Ber- gen-Belsen. Mogelijk is natuurlijk in dit betreffen de geval de juiste dader gevonden, maar dat neemt toch niet weg dat dergelijke gevallen ook eens van andere zijden moeten worden belicht. Dat de teruggang van de schapenteelt op Terschelling uitsluitend en alleen aan honden te wijten is, meen ik te moe ten betwijfelen. Het percentage van deze hondse sterfgevallen is in dezen toch zeker niet doorslaggevend. T. D. DEKKER. GEEN AARDAPPELTEELT, MAAR WAT DAN? Als gevolg van de wet op de aardap pelmoeheid, waardoor slechts eenmaal dn de 3 jaar op eenzelfde perceel aardappe len mogen worden verbouwd, zijn vele bodemgebruikers genoodzaakt meer ver scheidenheid in de vruchtwisseling te brengen. De grote moeilijkheid is echter om juist in die gebieden, waar men meer gebonden is aan een beperkte vrucht wisseling, een goede vervanger voor de aardappel te vinden. In het midden en zuiden van ons land heeft de maisteelt reeds met succes een aanzenlijke uitbreiding ondergaan. In het noorden, denk bv. aan de Veenkoloniën, levert een uitgebreide maisverbouw evenwel nog moeilijkheden op, vooral met het oog op het klimaat. Waar wij in dit artikel vooral de na druk op willen leggen, is de verbouw van voeder- en suikerbieten. Ongetwijfeld zal de teelt van deze hakvruahten nog kunnen worden uit gebreid, speciaal op de vochthoudende zand- en dalgronden. Dit is een pracht gelegenheid om (onze ruwvoederpositie te versterken en u weet dit is bittere noodzaak, gezien de precaire deviezen- positie waarin Nederland verkeert. Bij de bietenteelt lette men vooral op een goede bemestingstoestand van de grond. Daarnaast verdient het aanbeve ling zo mogelijk de bieten op gescheurd grasland (kunstweide) te verbouwen. Een te lage pH en een onevenwichtige ver houding in de stikstof-, fosforzuur- en kaligiftën, zullen de opbrengsten zeer nadelig beïnvloeden. Op deze gronden zal gestreefd moeten worden naar een pH van ongeveer 6 of wat hoger. In vele ge vallen zal vooraf bekalken van de grond wenselijk zijn, terwijl bieten ook zeer dankbaar zijn voor een organische be mesting. In dit verband willen wij er nog op wijzen hoe belangrijk en economisch het is gebruik te maken van alcalisch rea gerende meststoffen, welke naast het hoofdbestanddeel nevenbestanddelen be vatten. Hierbij denken wij aan chüisal- peter als een uitstekende stikstofmest stof voor bieten (bevat tevens borium tegen hartrot). Thomasmeel is dan de meest geschikte fosfaatmeststof met een hoog percentage aan kalk, waardoor dn vele gevallen de gewenste zuurgraad voor de bietengroei kan worden verkre gen. Voor bieten kunnen wij het beste de kali toedienen in de vorm van kali- zout 20 of 40 pet. Waar wij met erg zure gronden te maken hebben, kunnen wij gebruik maken van verschillende soor ten k alkmeststoffen. DIENSTREGELING N.V. T.E.S.O. ingaande 5 October 1952 t.m. 16 Mei '53 Op werkdagen: Van Texel: 5,30; 7,50; 11,45; 14,50; 17,50 Van Den Helder: 6,40; 10,30; 13,25; 16,20 nZa. 19,35; 16,30 Za. Op Zon- en alg. erkende chr. feestd.: Van Texel: 7,50; 11,45; 18,00 Van Den Helder: 10,30; 13,25; 19,35 nZa is niet op Zaterdag. Za is alléén op Zaterdag. FEUILLETON door T. LODEW1JK 28), Ach, nee, Marja, pleitte Jochem, begrijp me goed. We zitten hopeloos vast momenteel. En nu kom jij met iets, dat een aanwijzing zou kunnen zijn maar er is negentig procent kans, dat John met heel die beroving niets te maken heeft en dan mag ik er geen gebruik van maken. Dat heb ik niet gezegd! protesteer de ze. Natuurlijk mag je er gebruik van maken. Maar je moet me beloven, dat vóór John ergens last mee krijgt, je mij waarschuwt. Het was Jochem, als spoelde een kou de douche over zijn hart. Dus daarom ging haar bezoek.... om John, die ze toch blijkbaar tot elke prijs sparen wilde! Maar hij beheerste het gevoel van te leurstelling. Eens had ze hem een heer genoemdhij zou zich als een gentle man gedragen. Hij zou haar helpen, al stond ze in het wit op de trappen van het raadhuis naast die kwast van een vent, en dan zou hij heengaan en zijn bloedend hart ergens begraven. Maar zijn stem klonk anders toen hij zei: Ik zal een heel discreet gebruik van je mededeling maken. En voorzover ik dat kan en mag zal ik er voor zorgen dat niemand die jou na staat in moeilijkhe den komt. Meer kan ik niet beloven. Je weet, je kunt altijd op me rekenen. Het meisje had de verandering nau welijks bemerkt. Haar gedachten waren vervuld van de moeilijkheden, die dreigden. Ze greep Jochem's hand en drukte die hartelijk. Tot ziens, hoor! Be terschap! En weg was ze. Terwijl de zuster, weer binnen geko men, met de verzorging van haar pa tiënt begon en zeer welopgevoed met geen woord van de bezoekster repte, in de hoop dat Jochem zelf wel los zou ko men over dat knappe en elegante meis je, bleef haar romantische ziel van deze sensatie gespeend. Want Jochem keek somber voor zich uit, antwoordde in mo nosyllaben en was zo weinig onderhou dend, dat de verpleegster verstoord de aftocht blies. Jakkes wat een zuurpruim! Zeker een blauwtje gelopen. Jochem stond op de tram naar Lisse. Blij had hij de buitenlucht ingeademd, toen hij voor het eerst weer de solide straatstenen onder zich voelde. Onwen nig had hij geschutterd met z'n wandel stok, en een hoed op het hoofd was een vreemde sensatie. Maar hij bedacht, dat in zijn verdere carrière dergelijke ver anderingen wel eens vaker nodig kon den zijn en hun succes afhankelijk was van zijn aanpassingsvermogen. Na een fikse wandeling langs de Rijn was hij aardig aan zijn nieuwe uitrusting ge wend, en toen 'hij, zwaaiend met z'n stok over de Breestraat wandelde, consta teerde hij niet zonder genoegen, dat ver scheidene aardige meisjes de elegant ge klede heer hun aandacht waardig keur den. Maar zijn hoofd was vol van Marja en al was hij er meer dan ooit van over tuigd, dat ze voor hem onbereikbaar was, geen meisje kon in glans tegen haar op! En nu was hij op de tram gestapt. Hij ging zijn oude chef inspecteur Vallent- goed een bezoek brengen. Terwijl hij op het verlichte achterbalcon stond en scherp de conducteur opnam, die echter geen gelijkenis vertoonde met een zijner collega's, vlogen de herinneringen aan die rampzalige avond weer als bliksem flitsen door zijn brein. Hier was 't ge beurd, hier hadden ze hem als een baal jute uit de tram gesmeten, het geboefte! De tram remde, stond stil. Jochem stak zijn hoofd naar buiten, zag een ges ticulerende conducteur in gesprek met de bestuurder Een opgeschoten jongen, blijkbaar habitué op deze tram, lichtte hem ongevraagd in. Het seinlicht vertikt het weer es 'n keer, dat is al voor de derde keer deze week! Kan ik voor dat snertding weer anderhalve kilometer lopen, foeterde de conduëteur ginds bij de cabine. Daar komt een auto an, klonk het terug. Je kan rije, Nedis. Nelis liet zich dit geen tweemaal zeg gen. Hij posteerde zich midden op de weg en stak de hand op. Een bestelwa gen van een wasserij stopte, de conduc teur sprong op de treeplank en reed zo naar het punt, vanwaar hij de bestuur der het sein kon geven, dat de weg vei lig was. Weldra snerpte vanuit de ver te een fluitje, de tram antwoordde met een donkere bariton en het tramstel schoof weer vooruit, om even verder de liftende conducteur op te pikken en met versnelde vaart naar Lisse door te rijden. Dat gaat gemakkelijk, zei Jochem tegen de spraakzame jongeling. Krijgen ze altijd zo gauw een lift? Ik heb nog nooit bot zien vangen, was het antwoord. Ach, waarom ook? Ga je zelf na. Als daar zo'n tramconduc teur z'n hand opsteekt om 'n paar hon derd meter mee te rijden en je weet dat daar in die tram een kleine honderd man zitten te wachten tot ie d'r is. waarom zou je dan zo'n man niet even een lift geven? Tja, meende Jochem bedachtzaam, maar na al die overvallen die hier ge beurd zijn Daar kijken ze toch zo'n conduc teur met op aan? lachte de jongen. Ik zou 's avonds voor geen mens anders stoppen, maar als daar zo'n conducteur je een seintje geeftnou, laat maar meerijden hoor! Juist, concludeerde Jochem en z'n metgezel keek hem verwonderd aan. Want in dat „juist" had grote voldoe ning geklonken. Rechercheur Jochem Verkruysen zag opeens een lichtje branden in de duis ternis. Z'n hersenen gingen werken, en met schrik merkte hij, dat de tram bij de vuursteeg was gestopt en, als hij er niet snel afsprong, hem verder mee zou nemen Wel kerel je lijkt wel een filmster! zo begroette inspecteur Vallentgoed, zo modieus in de kleren? Een Tweede Va lentino! Eerst kon ik er niet aan wennen, maar het gaat gauwer dan ik dacht, ver ontschuldigde zidh Jochem, die geeste lijk nog altijd niet in zijn nieuwe kleren was gegroeid. Maar toen hij in een mak kelijke stoel zat, dezelfde waarin hij eens zulke moeilijke ogenblikken had beleefd en mevrouw Vallentgoed hem moeder lijk van thee en koek voorzag, toen blauwe rook begon te kringelen om het hoofd van de chef en hijzelf in dit mi lieu z'n sigarettenkoker weer eens voor de dag durfde halen, kwam zijn zelfver trouwen geheel terug. De geur van de thee en gesausde tabak hing in de kamer, toen de inspecteur van wal stak. Zijn vrouw las een boek. Ze zweeg over dienstzaken, „als een man", zoals de inspecteur wel eens prees, om dan prompt terug te krijgen, dat dat nu nog geen compliment was. Je moet de groeten hebben, vertel de Vallentgoed vrolijk, van een ouwe vriend van je. Seg die f rij er fan me ge dag, die me toen in het siekenhuis heb opgesoaht Arie Koetsier, lachte Jochem. Zo, is ie geweest? En vroeg ie nog om z'n Cap stan? Dat kun je geloven. Eerst m'n Capstan, zei ie, anders vertel ik niks! En heeft ie nog iets verteld? Ja. Hij herinnert zich nu positief, dat vóór de overval een conducteur hem een teken gaf, te mogen meerijden. Of de man meegereden is, en wat er verder gebeurde, dat kon hij zich niet meer herinneren. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1953 | | pagina 4