L
Twijnder's Manufacturen
In 17de eeuw voeren 180 Nederlandse schepen
ter walvisvangst
Texelaars huwden in den vreemde
Dirk de Vries en Cor van Zijp vonden een
prima werkkring in Nieuw-Zeeland
Machtig bergingswerk bij Vlieland
„Virgo" nu in dok in Amsterdam
Brief uit Canada
Het is alweer zo'n homderdvijftig jaar
geleden, dat een roemrucht hoofdstuk
van de geschiedenis der Nederlandse
Zeevaart voorgoed werd afgesloten. De
walvisvaart op de Noord, die omstreeks
1600 plotseling tot bloei kwam, begon
tegen het einde van d$ 18e eeuw door
allerlei oorzaken te kwijnen. Het roeke
loos en buitengewoon onverstandig ja
gen, waardoor het jachtdier, de gewone
Groenlandse walvis, schaars begon te
worden, was hiervan beslist wel de
hoofdoorzaak.
Van de 180 Nederlandse schepen, die
in het laatst van de 17de eeuw de Pool-
zeeën bezochten, waren er in 1882 nog
slechts 16 over, nadat tijdens de duur
van de Bataafse Republiek de vangst
geheel had stilgestaan.
Na de val van Napoleon, in 1813,
trachtte Koning Willem I de oude glo
rie van de vaart opnieuw te doen her
leven, doch zonder merkbaar resultaat.
Wel voeren tot in de tweede helft van
de 19e eeuw nog nu en dan enige sche
pen naar de Noord, maar hun aantal
was gering en de vangsten niet noe
menswaard. Het bedrijf van de Groen
landse visserij behoorde voorgoed tot
het verleden.
Dat de IJszee-visserij in de jaren van
1600 tot 1800 voor ons land economisch
hoogst belangrijk was, valt niet te loo
chenen. Het leven en de bedrijvigheid
vóór het uitvaren van de vloot waren
met gering. Scheepswerven, leveran
ciers van visgereedschappen en scheeps
artikelen, bakkers, smeden, kuipers,
teerkopers en distillateurs hadden han
den vol werk. En als de vloot terug was,
konden de traankokers en de balein-
werkers de handen geducht uit de mou
wen steken. Vooral in de Zaanstreek
bracht de vaart leven en vertier. Be
kend is, dat de leergierige Czaar Peter
de Grote juist tijdens die drukke dagen
„geen ogen genoeg had om te zien en
zijn mond niet stil stond van vragen".
Toen, te zijner ere, in 1697 op het IJ een
vertoning van een walvisvangst werd
gegeven, kende zijn enthousiasme geen
grenzen en verzocht hij om een herha
ling van de demonstratie.
In de Zaanlanden vooral waren de
traankokerijen beroemd. Uit het door de
vissers meegenomen spiek werd de traan
bereid, die als lampolie dienst deed of
werd gebruikt voor de fabricage van
groene zeep.
Vooral naar Frankrijk werden hier
enorme hoeveelheden van die lampolie
uitgevoerd.
Gevaarlijk en ruw bedrijf.
Er is met de walvisvaart dus wel geld
gewonnen, maar meen niet dat het ge
makkelijk verdiend werd. Het was een
ruw en gevaarlijk bedrijf en alleen „de
kloeksten uit de kloeken" konden sla
gen. Voor de zeelieden was het noodza
kelijk dat ze beschikten over grote
moed, een krachtig gestel dat bestand
was tegen felle kou en stevige zenuwen.
Menig beroemd geworden zeeman
heeft zijn opleiding genoten als Groen-
landvaarder. In zijn jeugd voer ook Mi-
ohiel de Ruyter ter walvisvaart. Als
stuurman vertrok hij in 1633 naar Spits
bergen en in zijn journaal vertelt hij
„menigmaal groot gevaar gelopen te heb
ben voor sohip en lijf".
Meestal werd er ten Noorden van IJs
land gevist of in de omgeving van Spits
bergen en niet bij Groenland, zoals de
naam van de walvis doet vermoeden.
Door de Noordvaarders werd het eiland
Spitsbergen ten onrechte Groenland ge
noemd. Hoewel men in de zomer viste,
was het toch nog een koude liefhebbe
rij. Grote ijsvelden bedekten de zeeën
en vormden altoos door een bedreiging
voor de saheoen en een belemmering bij
de jacht.
In het blauwe water tussen het vele
wit van het ijs zwommen de dieren als
glinsterende heuvels. Zodra er een in de
buurt van een schip kwam, begon het
spel. De sloepen werden gestreken en
snel, maar voorzichtig en zonder ge
luid de riemen werden met stro om
wonden werd het enorme dier „be
slopen". De harpoeniers stonden gereed
met hun van weerhaken voorzien wapen
en zodra de stuurlieden de boten te
weerszijden van de niets vermoedende
dieren hadden gebracht, werd er gewor
pen.
De gewonde prooi schoot meestal als
door de bliksem getroffen naar de diep
te. De lijn, waarmee het dier nu met de
boot verbonden was, werd vaak met zo
grote snelheid over het boord getrok
ken, dat zowel touw als hout konden
vlam vatten. Iedere sloep had dan ook
een „blusman" aan boord, die dat met
emmers water moest voorkomen. Ter
wijl de lijn voortdurend werd gevierd,
vloog de sloep die „raak had" pijlsnel
over de golven en zodra de katrol was
afgewonden werd het touw snel met een
zeemansknoop aan dat van een andere
boot vastgemaakt en zo door soms als
de prooi onder een groot ijsveld door
zwom tot de lijnen van vijf, zes sloe
pen toe.
Hoe gevaarlijk zo'n wilde jacht was,
kan blijken uit de volgende verhalen,
overgenomen uit het boekje van Hen-
riëtte Mooy: „Naar Groenland met de
Frankendaal".
Een jong harpoenier, die de lijn in
palmde, was zo ongelukkig in een lus
verward te raken. De vis nam onver
wachts een sprong en de man werd zo
woest uit de boot gerukt dat de (hecht-
bevestigde knieplank'n plank waar
tegen de harpoenier ziah met de knieën
schrap zette uit de boot vloog. En
de vis, die onder een groot ijsveld ver
dween, is, gelijk de jonkman, nooit meer
gezien.
Ook is een verhaal bekend hoe in het
jaar 1660 een sloep eens een klap van
een walvisstaart kreeg, zo hard, dat de
harpoenier met zijn wapen in de hand
boven op de vis viel. De harpoen drong
in de hiuid van het dier en hij zelf kwam
tussen het lichaam en de staart te lig
gen, terwijl in de val het touw twee
maal om hem heen was geraakt. De vis
zwom, getergd door pijn, als een razende
heen en weer, de man met zich mee
voerend. De sloepen deden intussen wat
ze konden, maar het woedende dier was
te snel. Nadat de harpoenier tot drie
maal toe mee onder water was geweest,
raakte de harpoen los, waardoor hij
van zijn zeepaard in het water tuimel
de en door de andere sloepen kon wor
den geborgen.
Als bijzonderheid meldt zijn comman
deur er nog bij dat Jacob, de bewuste
harpoenier, na droge kleren te hebben
aangetrokken, opnieuw een tocht naar
de vis maakte en het dier overmeester
de.
Het waren harde en ruige kerels, die
vroegere Noordzeevaarders. En het wa
ren knappe zeelieden ook. Niet voor
niets werd de visserij in die rumoerige
tijden op last van de regering stil ge
legd, omdat men dit puikje van onze
zeevaarders niet kon missen aan boord
van de oorlogsbodems. Ontzettend jam
mer is het alleen, dat ze zo onverstan
dig hebben gejaagd en de Noorse wate
ren hebben doodgevist. De tegenwoor
dige vaart op de Zuidelijke Poolzeeën
heeft niet veel te betekenen voor ons
land en een bloeiende visserij op de
Noord, die steeds voor velen „handen
vol werks en monden vol eten" bracht,
zouden we in deze tijd juist goed kun
nen gebruiken. „De Noord-Oostpolder".
Het is al lang geleden dat ik in de
Texelaar geschreven heb en ik lees altijd
graag de stukjes die anderen in de krant
schrijven, laat ik het nu zelf ook nog
eens proberen.
Er is sinds de laatste keer dat ik heb
geschreven zo het een en ander veran
derd. Cor en ik zaten toen nog bij Ma
son als kluizenaars, nu zijn we beiden
getrouwd. Cor zit in Kaingawa en werkt
op een zaagmolen, ik zit in Pe Awamuta
en werk op de melkfabriek Het werk op
de nurserie en het kluizenaar zijn stond
Zo was de situatie van de „Virqo" noq op 17 Juni j.l.
Na maandenlang werken en wachten,
bij gunstig tij, weer of geen weer, dag of
nacht, daar vragen de mannen van Doek-
sen niet naar, wachten met het ge
duld van de zee zelf op een hoog tij wa
ter, was het Zaterdagmorgen in alle
vroegte zo ver.
De harde Noord-Westen wind gepaard
met regenvlagen en somswijlen wolk
breuken, dezelfde wind en regen die het
plezier van de vacantiegangers bedor
ven hadden, de kampementen overspoeld
en de badgasten als een ontredderde
stroom vluchtelingen het eiland deden
verlaten, deze weersomstandigheden ont
lokten een grimmige lach aan de man
nen van het bergingswerk. Want er
kwam een halve meter water boven het
normale peil aan de zandige kust van
de Vliehors waar de sleepboten gereed
lagen om de saamgebundelde kracht
uit hun zwarte romoen te persen tot de
sleeptrossen krakend strak zouden staan.
De „Virgo" de Zweedse 5000 tonner,
zelf machteloos aan de grond, wachtte
op deze watermassa, na moeizame ar
beid in een geschikte positie gebracht
Mensenkracht en mensenvernuft wa
ren hier verder ontoereikend, hetzelfde
water dat in de noodlottige Februari-
nadht met een ontzettende kracht de
stalen kolos op de zandrug had gezet,
was ook weer nodig om het gevaarte
van de bodem te lichten.
Het was half zes in de morgen toen
de vloot van Doeksen klaar was voor de
beslissende slag. De Vliehors lag onder
'n inktzwarte lucht nog woester en af
schrikwekkender dan anders in duister
nis. Wild joegen de wolkenflarden en
zeer fel striemden de regenvlagen,
angstwelikend barstte een onweer los
met felle bliksemflitsen en donder
slagen die alle geluid overstemden.
Klein en nietig leken de vier sleep
boten in de grauwe golven met schuim
koppen die in grote rollers op de kale
glooiing uitliepen. De machtige „Hol
land", de trots van Doeksens vloot, de
„Zuidzee", 'n massieve gedrongen sleep
boot, de kleine stevige „Stortemelk" en
dan nog ter versterking de „Wadden
zee", alle boten uit het bergingsbedrijf
Doeksen. Zij leken haastverloren in de
grauwe oneindigheid van zand en water
in het vale morgenlicht.
Maar grimmig zwijgend stonden de
mannen op hun post, aan het roer, bij
de zware sleepkabels, bij de motoren of
op de stookplaten van de gloeiende
vuurmuilen der stoommachines.
Met vereende krachten werden de ka
bels bespannen en het moet een triom
faal gevoel van de in spanning wach
tende mannen aan boord van de „Virgo"
geweest zijn toen er een schok door het
schip voer en de kiel langzaam langs
het zand schuurde, ichterwaarts de ru
we, maar toch verlossende zee in!
Het sahiinbaar onmogelijke was ge
lukt, langzaam verwijderde het schip
zich van de barre zandwoestijn die bij
na zeven maanden haar verblijfplaats
was geweest!
Een spectaculair stuk bergingswerk
kan in de annalen van de rederij Doek
sen worden opgeschreven.
mij al lang niet meer aan en we spraken
er over wat dan te doen. Wel, Cor hoor
de van de zaagmolen en daar zou goed
geld te verdienen zijn en we besloten
(dat was begin Juli verleden jaar) om
op een Zondag eens over te gaan. Het
was 100 mijl hiervandaan, het moest
dus een beetje knap weer zijn. Ik ben er
echter nooit geweest. We hadden in het
begin samen een auto, maar samen goed
is armoed, dus we kochten er ieder één.
Cor een Ford en ik een Morris. Beimaal
niet precies nieuw. Ik ging op een Zon
dagmiddag aan de rij, haalde de girl-
vriend op en haar broer en zuster gingen
mee en we zouden naar de Arapuni-dam
gaan kijken. Ik was er één keer geweest
met Mason en Cor en vond het er prach
tig, maar we gingen toen te laat en het
werd al gauw donker. Maar dit kwam nu
niet veel beter af. Het is altijd 40 mijl
over een weg die met al te best is. Maar
het is wel de moeite waard. De dam is
een machtig bouwwerk in de rivier, aan
de ene kant het water zowat aan de top
en aan de andere kant is het oude rivier
bed een dertig meter lager. Zulke dingen
moet je werkelijk zien om het naar
waarde te schatten. Er is ook een
dam dicht bij Cambridge en hoger op
de rivier z"n ze er nog een aan het bou
wen, dat wordt de grootste van allemaal.
Afijn we hadden het gezien en weer
terug. Maar het begon al donker te wor
den en ik had gehoord dat je beter over
Cambridge kon, maar wist de weg niet.
Toch proberen. Maar dat valt in donker
niet mee. We raakten de weg kwiit en
kwamen in de bergen. Heuvel op en af,
korte en soms scherpe bochten en geen
erg geruststellende gedachten er bij dat
de motor warm zou lopen, want de radi-
ateur was behoorlijk lek. Maar aan al
les komt een eind en onverwacht ston
den we op de grote weg welke van
Cambridge naar Rotarua loopt. Alles
ging toen gesmeerd tot dat we tussen
Cambridge en Te Awamuta aan een
prachtige rechte teerweg van de weg
afraakten. De oorzaak was een defect in
de stuurinrichting en het was misschien
een geluk dat het daar gebeurde, maar
het resultaat was op dat moment niet
erg schitterend.
Ik kwam weer een beetje bij toen er
een man van de ambulance aan me
stond te trekken en kon me weinig her
inneren wat er gebeurd was. Wat ik wel
voelde was dat mijn voeten steenkoud
waren, want ik was uit de auto en met
de voeten in het water gevallen. De girl-
vriend had een zeer been en de andere
waren er vrij goed af gekomen. Ik was
blij dat alles zo af gekomen was en nie
mand kan zich herinneren wat er ei
genlijk gebeurd is. Het laatste wat ik
wist was dat ik nog eens makkelijk ging
zitten, maar waar het precies gebeurd is,
is me nog onbekend. Een betonnen bali,
waar ze drinkwater voor de koeien in
hebben, had dienst gedaan als schokbre-
ker waar de auto niet op vooruit was
gegaan. Hazel (de girl-vriend) en ik wer
den naar het hospitaal gebracht waar zij
drie dagen en ik vier weken geweest
ben. Ik had een behoorlijke klap m mijn
gezicht gehad, waarvan de 'littekens nog
zichtbaar zijn. De verpleging in het hos
pitaal was best. Dat zal voor een Hol
lands ziekenhuis wel niet onderdoen en
het kostte niets. Na het hospitaal ben ik
bij Hazels ouders in de kost geraakt en
heb daar eens rond gekeken. (W. verv.)
De sleepboot Holland I van Doeksen
heeft de „Virgo" veilig bij de Amster
damse Droogdok Mij. afgeleverd.
Maandagmiddag om vijf uur heeft de
stoere Terschellinger sleper het Zweed
se vrachtschip, dat bijna 7 maanden
muurvast op de Vliehors zat, een laat
ste fluitsignaal gebracht.
Meteen ging de „Virgo", uiterlijk on
beschadigd, in dok II van de A.D.M. om
grondig onder handen genomen te wor
den.
Zo eindigde het hachelijke avontuur
van het schip, dat zo lang de beziens
waardigheid van de Waddeneilanden
was, maar tegelijkertijd de mannen van
de rederij Doeksen een nog nooit eer
der vertoond staaltje bergingswerk gaf
uit te voeren.
Het valt moeilijk te zeggen aldus een
Grietje en Netta Ellen, voorheen Wil-
helminalaan, thans Waupoos Picrton RR 4
Ontario, Canada, zonden ons vanuit haar
nieuwe vaderland de volgende brief:
Geachte redactie,
Wij weten niet of u dit de moeite
waard acht om te plaatsen, maar mis
schien vindt u het tooh wel leuk om te
weten hoe het ons gaat in den vreemde.
We wonen nu al een paar maanden in
Canada en het bevalt ons goed..
14 Maart zijn we van Texel vertrok
ken, uitgeleide gedaan door vrienden en
bekenden, waaronder klas A la van de
LandbouwhuiShoudsdhoolToen hebben
we tien dagen door ons schone land ge
zworven, maar er weinig van gezien
door het afscheid nemen van familie en
kennissen, een akelig karwei.
24 Maart de dag van vertrek is aange
broken. We gaan met een taxi naar de
H. A. Lijn. Daar moeten we in de passa
giershal. O, wat was het daar verschrik
kelijk druk. En eindelijk, als vader door
alle controle's is (ik meen van 24), kun
nen we aan boord. Om half 5 varen we
af. 's Avonds rollen we doodmoe in bed.
Maar de volgende morgen hadden ze ons
mooi tuk, de klok is die nacht een uur
terug gezet, hetgeen wel is omgeroepen
maar toen waren we al in dromenland.
We hebben een fijne reis gehad, wel
met een paar kleine stormpjes, maar we
hadden gelukkig «reen last van zeeziek
te, hoewel de boot soms rare schuivers
maakte. Vooral beneden bij de kok, daar
gleden stapels borden tegelijk over de
grond.
31 Maart kwamen we in Halifax aan.
Maar de volgende dag 's avonds om zes
uur mochten we pas van boord. Daar
moesten we weer door controle's, maar
niet zoveel. Om 11 uur gingen we met
de trein naar Ontario. Vrijdag 3 April
(Goede Vrijdag dus), kwamen we in Bel-
VEUILLETON
door T. LODEWIJK
(Slot)
Kevelaar? vroeg de oude heer
met alle blijken van blijde verwonde
ring. Wel, wel, dat is aardig. Die wil
ik wel eens spreken. Daar ga ik even
naar toe. Ik heb hem in geen tijd gezien.
Hier, hou jij juffrouw Taal even gezel
schap, zoon. Ik ben zo terug, kinderen.
En hij strompelde met opvallende haast
de deur uit, door Rolf stomverbaasd na-
gestaard.
Wat bezielt de oude heer vandaag?
mompelde hij halfluid. Anders laat
die Kevelaar hem ijskoud en nu doet hij
of het zijn doodgewaande broer was.
Rudi begon iets te begrijpen, maar dat
maakte haar nerveus en onzeker.
Rolf zei ze.
Hij schrok toen ze hem bij zijn voor
naam noemde, keek haar aan, afweer in
zijn blik.
Rolf ging Rudi moedig verder
en slikte iets in haar keel weg ik
moet je iets zeggen. Ik heb je lelijk be
handeld, Rolf. Ik heb gedaan of ik mach
tig was en het recht had op je neer te
zien. En in plaats daarvan had je ten
slotte het recht mij te verachten.
Ik heb je nooit veracht begon
Rolf te stotteren.
Maar toen je me sprak, daar in
Amsterdam, Rolf, toen had ik het al
uitgemaaktmet Johan. Ik durfde
het niet aan. Het was mijn fout, ik had
het zover niet moeten laten komen.
Maar ik weet niet hoe het allemaal
kwamik was verblindik dacht
maar aan één ding.... haar woorden
kwamen haperend, ze had de ogen neer
geslagen.
Zeg dat toch allemaal niet barst
te Rolf uit je hoeft hier toch niet te
zittenbiechten? Ik eh
Ze sloeg haar ogen op en zag hem ge
spannen aan.
Ik ehik heb het altijd wel ge
weten ging hij gejaagd voort te
gen alles in. Ik was woest op je, ik kon
je niet meer zien, ik beloofde mezelf,
dat ik je alles betaald zou zetten
maar ik heb het altijd wel geweten....
Wat heb je altijd wel geweten?
Dat ik geen hekel aan je had. Dat
ik.
Een bijna breekbare stilte hing een
ogenblik tussen de beide jonge mensen.
Rolf was opgestaan van zijn stoel. Rudi
zat, de handen in de schoot, te luisteren,
haar ogen onafgebroken op de jongeman
gericht.
Dat jij het was en niemand anders,
die
Rudi sprong op en ging naar hem toe.
Toe Rolf, zeg het dan.
Wat moet ik ze^en? Opeens
grepen zijn handen haar armen en zag
verslaggever van „Het Vrije Volk", wie
er gelukkiger was bij de aankomst van
de Virgo in de Amsterdamse haven: de
bemanning van de Holland I of die van
het Zweedse schip.
In ieder geval waren kapitein Herbert
Sjöheim en zijn jonge Canadese vrouw
opgelucht, dat hun wittebroodsmaanden
op de Vliehors voorbij waren. Korte tijd
voordat de Virgo op 1 Februari bij Vlie
land strandde, trouwde de Zweedse ka
pitein in Montreal. De reis die op de
Vliehors abrupt werd afgebroken, was
dus zijn huwelijksreis.
Toen hij en zijn vrouw gistermiddag
in de Amsterdamse haven arriveerden,
zeiden zij nog nooit zo blij geweest te
zijn bij het binnenlopen van een haven.
„Het begon ons daarginds wel een beet
je te vervelen," zei kapitein Sjöheim.
Tijd om verder nog iets te zeggen had
hij niet, want terwijl het dok leegge
pompt werd, kwamen één voor één al
lerlei bedrijvige heren aan boord: de
vertegenwoordiger van de verzekerings
maatschappij, de agent van de rederij,
tedhnici van de werf en iemand van een
scheepsvictualiënhandel. Na de maan
denlange rust op het wad was de wer
kelijke rust dus nog niet aangebroken.
Zodra de Virgo helemaal droog stond,
gingen deskundigen van de werf de
schade opnemen. Het is nog niet be
kend, hoe lang de Virgo in het Amster
damse schepenziekenhuis onder dokters
handen moet blijven.
Voorlopig blijft de Virgo, de maagd
die maanden in de Vliehors-badkuip
zat, een heel gewone patiënte van de A.
D.M. Met een eigen nummer en een ei
gen droogdok, zoals alle andere schepen
die er liggen. En niet langer een be
zienswaardigheid.
Want die tijd is voorbij!
leville aan, waar Mr. en Mrs. Koger al
stonden te wachten.
We hebben een goeie baas en een
mooi huis. Met 14 da^en kwam de eerste
kist. Nu, de verzender heeft wel een
pluim verdiend, er was niets maar dan
ook niets kapot. De omgeving is hier
prachtig. Van uit huis kijk je op 't Lake
Ontario. De baas komt, omdat hij alleen
is, 's avonds nogal eens bij ons. En we I.
kunnen al aardig met hem praten. Hij f
heeft een kippen- en fruitfarm. Een car |-
hebben we ook al, want daar kan je F
naet buiten. Picton ligt hier 10 mijl en de
kerk 15 mijl vandaan. Met een fiets kun
je hier niet veel beginnen, want het is j
hier erg glooiend. We denken nog wel I
eens terug aan Texel. En we missen de 0
Texelse bakker echt hoor. Want de koek I
en gebaksoorten zijn hier lang niet zo t
lekker. Moeder bakt zelf veel want de t
gekneusde eieren zijn allemaal voor ons.
De baas is gek op mijn broer Cor. „He is
mine boy" zegt hij.
Nu ik zal maar eindigen met de groeten
van allemaal.
hij haar in de ogen, zijn mond vertrok
nerveus. Rudiik durf niet.
Durf het toch maar zei ze zacht
en haar handen kropen op naar de re
vers van zijn jas.
Rudi gooide hij er uit ik hou
van je.
Dat heb ik altijd wel geweten,
glimlachte het meisje.
En jij?
Ik wist het ook al heel lang. Maar k
ik wou het niet weten. Het is de schuld K
van.van die gekke vader van je.I
Die gekke vader kwam juist binnen en H
de omstandigheden waren zodanig, dat' g
geen van de twee hem hoorde binnen- I
komen.
Hij schraapte zijn keel zeer luidrudh- I
tig en toen lieten de beiden elkaar los.
Vader.zei Rolf met 'n kleur I
als een boei.
Rudi zweeg.
De oude heer Twijnders ging in zijn fi
stoel zitten.
Beste jongen zei hij plechtig B
ik heb eens met mezelf overlegd. Je hebt 1
gelijk. Die fa. Taal kunnen wij niet dul- L
den. Ik offer mijn geld wel op. Concur- u
reer met ze op leven en dood. Begin fi
vandaag nog!
Goed lachte Rolf, opeens van de
spanning bevrijd doet u dat dan
maar. Ik associeer me dan wel met de
firma Taal.
Ja, daar ben je blijkbaar al hard
mee bezig stelde Twijnders Senior
vast hoe zit dat, juffrouw Taal? Ik
dacht dat u onafhankelijk wilde zijn van
de ehconcurrentie?
Rudi zag hem blozend aan en vond
geen woorden op zijn plagerijen. De ou- I
de heer stond weer op en trad op de bei-
de jonge mensen toe. Hij greep hun
handen in de zijne.
Lieve kinderen zei hij jullie
vader is niet blind. Ik wist wel hoe Rolf
over Rudi dacht en ik hoopte alleen maar
dat Rudi net zo over Rolf dacht. Ik hoop
te werkelijk, dat jullie het nog eens
ééns zoudt worden met elkaar. Daarom
ook besloot ik tot die dwaze daad, Rolf,
mijn geld te steken in de zaak van de
concurrentie. En zeg nu eens eerlijk: is n
het geen goede belegging geweest?
Het levert u de liefste schoondoch-
ter op, die u zich maar wensen kunt!
lachte Rolf. En we zullen nu niet de 9
zaak maar de woning moeten uitbrei- 9
den!
O riep Rudi opeens met een blik
naar de klok o Rolf, echt, ik moet nu
heus weg: Ze kunnen niet sluiten! Ze I
wachten op me!
Nou zei Rolf gelaten, dat
moet dan maar. Weet je wat? Ik breng 9
je zo ver!
Mevrouw Mijnders stond toevallig in r9
de zaak, toen het paar binnen kwam. i
Hun gezichten vertelden alles.
En die waardige dame zakte, voor het f
eerst van haar leven, sprakeloos in een
stoel.
EINDE.