Onze Molens De man uit Chicago Pepito's eerste grote avontuur „Melk-expres" vervoert het puikje van Nederlands Zuivelproducten G.I.'s: Zeer tevreden Vraagt Uw leverancier: bewonderen bij Kinderdijk en nabij Alk maar. Er zijn er meer, maar deze zijn wel zeer bekend om het schilderachtig beeld, dat zij opleveren. die schoonheid genieten, geslacht op ge slacht Onze molens - men behoeft ze slechts te vergelijken met die in het buitenland - zijn de schoonste en de volmaaktste ter wereld. Zij zijn voorts een afspiege ling van ons volkskarakter. Maar wat méér is: zij zijn onze helpers geweest om ons te doen worden wat wij zijn gewor den en om ons te doen blijven wat wij zijn. Dit laatste tot aan de uitvinding van de stoommachines en explosiemoto ren, welke een gedeelte van hun taak hebben overgenomen. Holland zou zonder watermolens nog eeuwen langer een land van honderden meren zijn gebleven, zoals het dat was in de 15e, 16e en 17e eeuw. Vermoedelijk werd de eerste watermalende molen in het begin van de 15e eeuw toegepast en wel te Alkmaar of omgeving, want de kronieken vermelden een bezoek van de heemraden van Delfland aan de weduwe van de Heer Floris van Alkemade en aan een zekere Jan Grietenzoon. De molen, welke zij gingen bezichtigen, was er een, die „water kon uitwerpen". Veel navolging heeft dit eerste pogen blijkbaar niet gehad. Wellicht waren de technische moeilijkheden nog te groot, v/ant in 1514 worden slechts enkele mo lens in Drechterland genoemd, 4 in de Niedorper Kogge en 2 in de polder Cal- lantsoog. Verder stond er nog een molen in de polder Burghorn onder Schagen. Toen men eenmaal de gang er in had, heeft men met behulp van de watermo lens bijv. in de periode van 1590 tot 1640 ruim 80.000 ha land droog gelegd. Een enorme prestatie voor die tijd. Nu denke men niet, dat men er met die uitvinding van Floris van Alkemade en Jan Grietenzoon ook was. Men had weliswaar het probleem van het omhoog brengen van het water opgelost en wel door middel van energie aan de altijd heersende Hollandse winden ontleend, doch men had de wind niet in zijn macht, als was ook toen al de heersende windrichting hier Zuidwest. Daarom bouwde men de molens met de wieken in die richting en had dan gerede kans zoveel mogelijk van de wind te kunnen profiteren. Eerst in het einde van de 16e eeuw is de draaibare kap uitgevon den. Men denke zich deze vinding eens in! Wat zij al zo betekende! Welk een enorme economische voordelen zij bood! Deze eerste molens, die naar de wind konden draaien, waren z.g. standerdmo lens. Later kwamen uit de standerdmo lens de wipmolens voort, welke men nog veel ziet in het Zuidhollandse polder land. In Westfriesland komt men ze niet meer tegen. De oudste moet die zijn, welke stond in de polder Bonrepas bij Schoonhoven, gesticht in.1431 bij oorkonde van Jacoba van Beieren. Of de molen thans nog bestaat is ons niet bekend '(in 1946 was hij er nog wél). De wipmolen is weer een tussenvorm, of overgangsvorm als ge wilt, van stan derdmolen naar bovenkruier. Dit laat ste soort is ons wel het meest ver trouwd en wordt ook gaarne gebruikt voor verluchting van „Souvenirs", be stemd voor de toeristen. H. A. Visser, de grote molenkenner, heeft eens geschreven: „De molens wer den een zegen voor de boer en voor het steeds meer ontwakende platteland". Bij enig nadenken zal elke pattelander het daar mee eens zijn, want waterbeheer sing is niet nu van belang, maar is dit steeds, alle eeuwen door, geweest. Een polder als de Beemster kon droog gemaakt worcien, omdat Leeghwater in betrekkelijk korte tijd er ruim 30 mo lens op zette en toen in 1877 besloten werd over te gaan tot stoombemaling van deze polder moesten er.50 wor den afgebroken na 265-jarige ononder broken trouwe dienst. Dat, vrienden, was te danken aan het vakmanschap van onze voorvaderen. Dat waren ambachts lieden van het beste soort. Vaklieden, zoals we er tegenwoordig juist zo brood nodig hebben en zo missen. Houten mo lens te bouwen, die 265 jaar lang duizen den hectaren vruchtbare grond droog hebben gehouden en millioenen-op- brengsten hebben mogelijk gemaakt, is onze bewondering nóg waard. Bekend - in het landschap - zijn de z.g. molengangen, waarbij een aantal molens achter elkaar geplaatst het polderwater elk voor zich een bepaalde hoogte op voeren en tenslotte zo in de boezem brengen. Zulke molengangen kan men FEUILLETON: Een verhaal vol verwikkelingen door T. LODEWIJK 23. De Gooyer stond voor het burge meestershuis en nog voor zijn hand de belknop had beroerd, werd de deur ge opend. Een seconde later stond hij in de donkere, eeuwenoude betimmerde hal tegenover Corrie Dikkenburg, een blond meisje, dat hem onvriendelijk opnam en die er uitzag alsof zij niet geslapen. nee, of ze gehuild had. Ze ging hem, na een koele groet, voor naar de huiskamer en wees hem een zetel. Hij ging zitten, heel niet op z'n gemak, want hij kreeg de indruk, dat er iets onaangenaams aan de hand was en hijzelf daarbij ten nauwste betrokken moest zijn. Meneer De Gooyer zei Corrie en schraapte haar keel. Er is iets ge beurd, dat ernstige gevolgen kan hebben. Voor mijn vader en ook voor u. Voor u vind ik het helemaal niet erg, want u hebt het helemaal aan uzelf te wijten. Maar ik ben niet van plan mijn vader enig risico te laten lopen en daarom heb ik u geroepen. U moet deze zaak in orde brengen, want u bent er mee begonnen, zonder dat mijn vader er iets van wist. De zaak Clarenbough, ging het door Jan de Gooyer's hoofd. Dat kan niet missen. En die zaak zit scheef en niet zo'n klein beetje! Met voorgewende kalmte vroeg hij Corrie niet in raadselen te spreken en hem het geval uit te leggen. Zijn bestu deerde kalmte wekte echter in het meis je alle woede, alle angst en onbeheerst, oo felle toon en met ogen die star en beschuldigend op hem gericht waren, hield ze haar requisitoir. En zo hoorde De Gooyer uit de mond van de burgemeestersdochter het hele drama. Met ieder woord begreep hij be ter, hoe vreselijk hij in de soep zat, tot over zijn oren. Maar hij begreep tevens, dat zijn plannetje, dat zo gemakkelijk uitvoerbaar scheen, zijn hoogste chef, die goeie, hartelijke en vaderlijke burge meester Dikkenburg in de ernstigemoei lijkheden kon brengen. De reputatie van de burgemeester stond op het spel. Wan neer dit zaakje uitkwam, zou Meeldam, onderwerp van allerlei grappen en 'ha telijkheden worden, de burgerij zou zich doodergeren en een zondebok zoeken, de burgemeester zou de schijn op zich la den, dat alles met zijn medeweten ge beurd was. Kruiderink en zijn kliek zou den, via hun handlanger in de gemeente raad, de opposant Kareisen, de vuilste verdachtmakingen aan het adres van 't hoofd der gemeente lanceren. Dat hij, De Gooyer, zelf ook in het geval betrokken was, begreep hij wel, maar dat leek hem niet het voornaamste. Hij was vrijgezel, met zijn kennis en relaties kon hij ergens anders wel een baan vinden, desnoods in het buitenland. Maar voor Dikkenburg betekende het de genadeslag Het was stil, toen Corrie haar hart had gelucht. De Gooyer keek star voor zich uit, de gedachten vlogen hem door het hoofd. Dat ziet er niet mooi uit voor de burgemeester zuchtte hij. Ja zei Corrie, en voor u ook niet, meneer De Gooyer. Dat schijnt u gemakshalve maar te vergeten, maar u bent de man, die het plannetje heeft be dacht en uitgevoerd met behulp van uw vriend. Als het u voor mijn vader niet schelen kan, denk er om dat uw eigen nek ook gevaar loopt. U kunt me geloven of niet, juffrouw antwoordde Jan moeilijk, maar het laatste is voor mij niet het ergste. Ik heb dit plan opgezet ook niet in de eer ste plaats om mezelf uit een moeilijke situatie te redden, maar ook daarbij heb ik wel degelijk aan uw vader gedacht. Verklaar u nader verzocht Corrie. Wanneer Clarenbough niet geko men was, zou dat voor uw vader hele maal niet leuk geweest zijn. Ik weet toevallig, dat ze in Kwardam op de loer liggen om er munt uit te slaan. En Krui derink en mevrouw Boom hadden ook al plannetjes om in de Raad vragen te stellen over het lichtvaardig omspringen met gemeentegelden. Tenslotte zou het hele geval de gemeente Meeldam en ook uw vader weinig goeds hebben gedaan. En u zelf ook niet, want als ik het goed begrijp, ging het plan van u uit. Mijzelf ook niet. Maar dat kon me minder schelen. Ik kan solliciteren en me van Meeldam niets meer aantrekken! En eerlijk, juffrouw, toen ik naar Rot terdam ging, had ik geen flauw idee dat het zo zou aflopen. De ontmoeting met mijn vriend Jongejans. Mooie vriend. Hij is een beste kerel en hij redde me spontaan uit de nood. Zo is hij. Altijd bereid zijn vrienden uit de penarie te helpen. Hij is niet dom ook en alles zou prachtig gegaan zijn. Ik weet niet wat hem bezield heeft de zaak zó te ver knoeien U komt nog op voor hem ook, zie ik! Ja, dat doe ik ook. Ik laat mijn vrienden niet in de steek. Dat heeft hij u anders wel gedaan. Dat is zijn zaak. En voorzover ik hem ken, zit hij momenteel in zak en as. Hij is gewoonweg gevlucht, omdat hij de gevolgen niet kon overzien en omdat hij gedemoraliseerd was door de slemppartij van de vorige avond, die dat gespuis cp touw had gezet en door de harde ont nuchtering, die er op volgde. Welk gespuis bedoelt u? Kruiderink en Boom, moeder en zoon. Het zijn verachtelijke minderwaar dige lui. Ze hebben uw vader altijd te gengewerkt en omdat ik vierkant naast hem stond, kunnen ze mij ook niet lucn- ten of zien.. Daarom moeten we nu alle bei onmógelijk gemaakt worden.... Hij zweeg en staarde in gedachten uit het raam. Corrie stond op. De Gooyer wendde zijn blik naar het meisje, zoals ze daar stond, groot en slank, blond en nog heel jong, al had ze iets onverzettelijks in de trek om haar mond, dat weer weggeno men werd door de geestige wipneus. Een hoogmoedig nest, had hij haar genoemd. Nu, zoals ze daar stond, viel ze zeker niet te onderschatten, hoe jong ze ook was Corrie dacht na over wat haar te doen stond. Ze was van plan geweest deze man de volle laag te geven en hem dan de deur uit te sturen met de opdracht: je zorgt maar, dat het in orde komt! Ze begreep nu opeens, dat dit niet zo een voudig was, zijn houding en gedrag le ken haar plotseling niet zo verachtelijk meer. Ze begon te begrijpen, welke mo tieven hem daartoe geleid hadden, ze zag in, dat hij, méér wellicht nog dan haar vader, de dupe was van een laag hartig complot en de onvergefelijke lichtzinnigheid en domheid van zijn vriend, waarvoor hij notabene nog een goed woord wist te vinden. Meneer De Gooyer begon ze. Verrast keek Jan op. Hoe was haar stem veranderd. Van een verongelijkte' verontwaardigde jonge vrouw was ze nu opeens een hulpzoekend kind. Was ze ook niet pas negentien? peinsde Jan, die zichzelf met zijn zeven en twintig jaren, bij haar vergeleken, een grijsaard achtte. Meneer De Gooyer, hoe komen we hier uit? Hoe besparen we vader al deze ellende? Beiden zwegen en staarden elkaar aan. En in die ogenblikken ging Jan de Gooyer in de geest terug naar de tijd. toen hij als jongeman de romans ver slond, waarin edele ridders hulpbehoe vende jonkvrouwen met levensgevaar uit allerlei perikelen redden. Hier was een jonkvrouw in nood en al was het geen tijd meer voor geharnaste ridders, dacht Jan, ridderlijldieid mocht niet uitsterven. Voor hij zichzelf ervan be wust was, sprak hij: Op deze foto staat o.a. „Den Hoorn". Die oriëntering' is hard nodig, want zelfs in Den Hoorn is de laatste eeuwen wel het een en ander veran derd. De molen is in ieder geval verdwenen en tussen de boerderijen van „Diek" zijn moderne huizen geschoven. Intussen is de rust, die Van Cuyck daar gekend heeft nog gehandhaafd, evenals de in tieme dorpssfeer. boot. En hij was zó moe, zó ontzettend moe. dat hij direct in slaap viel en de hele storm vergat! Het werd al een beetje dag. Aan de kim werd het al lichter en de storm was opgehouden. De kleine zeekapitein lag koud en akelig, van binnen en van bui ten nat en met geknakte oren in de boot. Een eindje mast stak triest omhoog en het water klotste op de bodem. Maar wat lag daar voor een geheim zinnig vaartuig? Langzaam dreef het bootje met de uitgeputte schipbreukeling in de richting van het schip, dat spook achtig lag te deinen. Plotseling bonkte het bootje van Pepito tegen het vreemde schip, zodat hij wakker schrok en slape rig zijn ogen opende. „Hé." zuchtte hij. „Wat droom ik rare dingen! Twee blote voeten, die uit een patrijspoort steken! Wat is dat voor gek kigheid Maar daarachter klonk een zwaar ge puf en gesnurk!! Amsterdam. Elke middag om pre cies twaalf uur vertrekt van de Riet landen bij Amsterdam een expresse- trein naar het Oosten. Hij raast door het onbewogen Nederlandse weidelandschap dendert door de donkere, sombere bos sen van Noord-Duitsland en arriveert nog diezelfde dag op de plaats van be stemming: Frankfort aan de Main. Zo op zichzelf is dat alles niets bijzon ders. Er rollen wel meer treinen naar Duitsland. Maar de trein waar het hier om gaat, wordt weieens de „Melk-Ex- presse" genoemd, waarmee het puikje van Nederland's zuivelproducten wordt vervoerd. Voor ons land is de „Melk-Ex- presse" van groot belang, want met de kostbare lading, welke is bestemd voor de Amerikaanse troepen, verdient Ne derland de in deze tijd zo dringend nodi ge deviezen, in dit geval „keiharde" dollars. Europese leveranciers gezocht Toen Amerika een aanvang maakte met het nakomen van zijn verplichtingen als lid van het Noord-Atlantische Pact, vroeg het vraagstuk van de voedsel voorziening van de Amerikaanse troepen in Europa meer en meer de aandacht. Vooral wat de snel aan bederf onderhe vige levensmiddelen betrof. De Ameri kaanse legerleiding zocht dan ook naar Europese leveranciers. Voedingsspecia listen zwermden uit en bezochten vrij wel alle landen van Europa. Tenslotte werd na een nauwkeurige selectie aan ons land de levering gegund van melk, room, kaas en eieren. Voorts kunnen wij er ons op voor. laten staan, een kaas soort te bezitten, die van de talloze Eu ropese kaassoorten de enige is, die zich leent voor een „real American cheese burger". >(Eeni cheeseburger is een brood je met een bal gehakt en een dikke plak kaas). De eerste trein Zo gebeurde het dan, dat op 1 Juli 1950 de „Melk-Expresse" zijn eerste reis maakte naar Frankfort aan de Main. Sindsdien zijn er reeds millioenen liters echte Hollandse melk en room en dui zenden kilo's kaas in koelwagens en per vliegtuig de grens overgegaan. Melk in carton Het spreekt vanzelf dat er zich in het begin moeilijkheden voordeden. Zo wen sten de Amerikanen bijvoorbeeld voor de afgelegen posten de melk en room niet in flessen maar in cartonnen bekers. Goede raad was duur. In ons land kende men deze vorm van verpakking niet. Om de belangrijke order echter niet verlo ren te laten gaan werden door tussen komst van de toenmalige E.C.A. met spoed twee verpakkingsmachines inge voerd. Deze machines vouwen het car ton, paraffineren het, vullen dan de car tonnen bekers met melk of room en ver zegelen ze ten slotte. Vierduizend bekers levert zulk een machine per uur af. De G.I.'s zijn best te spreken over onze melk, kaas en room .Trouwens dat blijkt wel het duidelijkst uit de stijgende aan- koop-cijfers. In de periode 1949-1950 leverde Nederland aan melk ruim 234 ton, in de periode 1950-1951 9.900 ton en in het lopende seizoen verwacht men dat in totaal 15.000 ton zal worden ge leverd of wel 40 ton per dag. Voor room zijn de cijfers respectieve lijk 3 ton, 590 ton en 1000 ton. De leve ring van kaas steeg van 6 ton in de eer ste periode tot 200 ton. Bovendien ver wacht men, dat er in het lopende sei zoen ruim 72.000.000 eieren zullen wor den geleverd. Maar er gaat niet alleen melk en room naar Duitsland, doch ook naar de leger onderdelen in Frankrijk. Dat ons land met zijn zuivelproducten in het buitenland hoog staat aangeschre ven, is in de allereerste plaats te dan ken aan het werk van de Nederlandse boer. Be windvorst vliege er met zijn molen wieken toe; De snelle windvorst weet den waterwolf te jagen In zee, vanwaar hij u kwam knabbelen, nimmer moe Zó beschreef onze grote dichter Von del in poëtische termen het werk van onze onvolprezen watermolens. De mens van de twintigste eeuw kent de water molens vooral als onderwerp voor re clame in het buitenland, doch onbewust zal hij het „echte" Hollandse landschap zich niet anders kunnen voorstellen dan groen van weilanden met daartussen wat ruigte van knoestige knotwilgen en de verre horizon gebroken door de reuzen armen van onze molens. Want inder daad: dat is Holland. Het is niet goed om zonder meer alles, wat ouderwets wordt geacht, terzijde te schuiven. Onze molens lopen namelijk dat gevaar ook. Zo menigeen is geneigd om te denken, dat een molen geen enke le reden van bestaan meer heeft. Het is al zo menigmaal gezegd de laatste jaren, dat men zich hoeden moet - ook te plat- telande - om alles uitsluitend in geld om te rekenen. Ons leven is zo kort en de Schepper heeft ons zovele kansen gege ven te genieten van wat ons dit leven kan bieden. En dan denken wij hierbij niet in de eerste plaats aan genoegens en geneugten, doch vooral ook aan wat in en door de Natuur ons geschonken wordt en wat wij om niet kunnen ge nieten. Toch heeft het er veel van weg, dat de mens er op uit is het schone ter zijde te stellen ter wille van het ratio nele. Men bewandele hierbij echter de gulden middenweg. Zo ook met onze molens. „Onze" molens betekenen voor ons 'n cultuurgoed, zoals een Paleis op de Dam, een Mauritshuis, tientallen kastelen en oude hofsteden, schilderachtige bruggen en poorten, kerken en bepaalde landstre ken officieel gerekend worden onder de „monumenten" van grote waarde. Zij dienen beschermd te worden en worden dat in vele gevallen ook inderdaad. En zij, die geen schoonheid hebben leren zien, kunnen kosteloos dagelijks van al 6. Gelukkig kwam dc storm wat tot be daren. Pepito hingt bibberend van de kou aan de rand van de boot en probeer de moeizaam er in te klauteren, maar ach, zijn beentjes waren veel te kort en steeds gleed hij terug in het kille zee water. „Oh, oh, oh", klaagde hij, „wat is het naar om kapitein te wezen". Misschien kregen de stormgeesten toen wel 'n beetje medelijden met het kleine langoortje, want de zee gaf hem een duwtje en toen plofte hij pardoes in de Om enig idee te geven van de water opbrengst van een molen, raadplege men het z.g. Prinsenmolenboek, waarin op wetenschappelijke wijze verantwoord de capaciteit van molens is gedocumen teerd. Daarbij ïs gebleken, dat bijv. de gemiddelde wateropbrengst van de Overwaard-schepradmolens (bij Kinder dijk) 60 kub. m. per minuut bedroeg, bij een gemiddelde opvoerhoogte van 55 cm. Later heeft men gebruik gemaakt van de uitvinding van de molenbouwkundige A. J. Dekker uit Leiden, die de wieken stroomlijnde en daarmede hun capaciteit aanzienlijk vergrootte. Aan de oude mo lens kleefde n.l. een bezwaar: dat men eigenlijk alleen bij krachtige wind kon malen. Een ieder, die wel eens een „ver- dekkerde" molen van nabij heeft gade geslagen, heeft kunnen opmerken, dat deze zelfs midden in een bebouwde kom en bij betrekkelijk weinig wind nog lus tig malen kan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1955 | | pagina 4