.41' tl -n
Een Texelaar in Amerika
Pepito's
eerste
grote
avontuur
Co»®?
Vervuld verlangen
De heer Th. Reuvers vertelt verder:
De volgende morgen weer hetzelfde
mooie weer toen we opstonden. Een
glasheldere lucht en alweer lekker
warm. We zijn ons ontbijt gaan gebrui
ken beneden in ons hotel.
Eerst kregen we een Arabisch kopje
koffie, dat is een heel klein kopje met
pikzwarte koffie, zonder melk, room of
suiker, dat is om wakker te worden. Ik
vond het heerlijk, want ik houd van
sterke koffie, maar soms zag ik wel eens
gasten die het bitter en niet lekker von
den. In alle hotels of restaurants zijn
negerbedienden, die geruisloos rondlo
pen en keurig vlug bedienen.
Na het prima ontbijt zijn we gegaan
naar de munt van Washington, alweer
zo'n machtig groot gebouw. Wij hebben
daar de dollars zien maken, voor miljoe
nen drukte men ze daar, geen kunst aan,
ik zou het ook best kunnen als ik maar
aan de andere kant van het zware gaas-
draad mocht komen. Grote vellen papier
schuiven in een grote pers. Eerst wordt
de ene zijde bedrukt en in een volgende
pers de andere kant en dan worden deze
vellen langs de lopende band gecontro
leerd. Net als hier de meisjes de aard
appels sorteren en controleren, zo doen
de dames het daar deze waardevolle pa-
piervellen. Waar maar iets aan man
keert wordt er tussenuit gehaald en ver
dwijnt via de andere lopende band in
een aparte ruimte voor nader onderzoek.
De goede vellen worden door snijma
chines tot dollarbiljetten gesneden en
automatisch ingepakt in pakjes van 100
stuks, weer gecontroleerd en doorgege
ven naar het magazijn of de opslag
plaats, waar alle biljetten op nummer
worden ingeboekt.
Honderden mensen werken in deze
munt. Wij kregen een dame mee, die ons
vanaf het begin alles uitlegde en goed
vertelde en aan het einde van de rond
gang gingen we door een draaideur en
bevonden ons in een cantine, waar van
alles was te krijgen, vooral verfrissende
dranken, zoals ijswater, coca cola tot
warme chocolademelk toe, ook wel lek
ker als men echte dorst heeft.
Na deze geldmakérij zijn we naar het
Witte Huis gewandeld, waar we tegen
elf uur naar binnen mochten. We zijn het
gehele gebouw doorgegaan. Een oud ge
bouw met hoge kamers en grote ramen.
Het behang op de muren was van zijde
en er zijn verschillende kamers, nl. de
blue room, blauwe kamer, rose kamer
enz. Ik kan niet zeggen, dat ik het een
gezellig huis vond, te groot en te leeg,
de tuin was mooi, pracht heesters en
bloemen, nou dat stond me wel aan en
ook daar zag ik prima gewas van nar
cissen tulpen en hyacinthen. Maar dubb.
Von Sions zag ik niet. Ook Eisenhower
heb ik niet gezien, hij was naar zijn
boerderij. Als men de ramen uitkeek
naar de voorkant, zag ik prachtige fon
teinen hoog opspuiten.
De tuinman met zijn helpers in de
grote tuin zullen geen kromme rug krij
gen, dat heb ik wel gezien, zij hebben 'n
goede baan daar.
Toen we uit het Witte Huis kwamen
en een taxi aanriepen en deze voorreed,
zagen wij dezelfde chauffeur als een
dag tevoren. Hoe bestaat het, want in
deze stad rijden 9000 taxis. Hij zegt „Ik
zag de Dutchman met zijn hoge kuif en
dacht zij kunnen wel eens een taxi nodig
hebben". Wel dat was zo. Hij heeft ons
gebracht naar Mount Vernon, the home
of George Washington, of wel het ge
boortehuis en woonplaats van deze Pre
sident, gelegen aan de westkant van de
Totomac Rivier, ongeveer 25 km ten zui
den van de stad Washington. Een prach
tige tocht over een prima weg steeds
naast de rivier, waar ik overal mensen
zag zwemmen. Heerlijk warm weer: we
reden met open ramen, want de lucht
was verzadigd van bloemengeur: ze
groeiden bij duizenden langs de rivier.
Mount Vernon is gelegen in de staat
Virginia. Er wordt veel tabak geteeld en
dat bloeiende gewas geeft een zoete
geur wat op de duur verveelt, vooral als
het zo warm is: ruim 100 graden. In het
zuiden kwam een beste donderbui op
zetten, maar we kregen toch voldoende
tijd om het geboortehuis van George
Washington en omgeving te bekijken.
Heel interessant, want alles was in de
oorspronkelijke staat gelaten, woonhuis
met bedsteden, koperen doofpot, tong en
pook naast de ouderwetse open haard
met spit, een karnhuis met kaasvormen
en andere gereedschappen. Ook zagen
we Slavenverblijfplaatsen met een ijze
ren of houten sluitboom waar men deze
arme stakkers 's nachts in sloot.
Een heel grote tuin rondom dit oude
gebouw, waar ik gewone rode kool en
radijs als in Holland zag groeien en ook
weer tulpen en narcissen; maar de aard
appels zijn heel anders: heel hoog loof,
fijner van blad, maar er komen grote
aardappels aan, zoals ik ze vaak in
Drente zag, z.g. fabrieksaardappelen. In
de schil gekookt smullen de Amerika
nen ervan, maar ik vond het precies
sucade.
De donderbui kwam sneller op, dan
wij eerst dachten, dus zijn we maar
v/eer teruggereden voor de bui uit. De
weg loopt, zoals ik reeds vertelde steeds
langs de rivier, dan weer eens hoog en
soms gelijk met het water, een weelde
rige plantengroei evenals de bomen, hoe
kan het ook anders in zo'n pracht kli
maat, altijd voldoende regen en reeds
vroeg in het voorjaar heerlijk warm.
Achter ons zag ik de bliksemstralen
tussen de bomen door schieten en het
werd steeds donkerder, maar we kwa
men toch nog voor de ergste bui in ons
hotel The Lee House. Wat kan het in
Amerika echter regenen; ik wist niet
wat ik zag, het gonsde van de lucht en
grote luchtbellen drijven door de stra
ten, trouwens het kan er behoorlijk on
weren ook, soms 4 of 5 stralen gelijk.
Direct na de bui was het weer mooi
stil weer.
De volgende dag zijn we weer alle
bezienswaardigheden van Washington
per auto gaan bekijken; door alle mooie
parken gereden en de bloeiende bomen
bewonderd en gefotografeerd. Het is in
één woord gezegd een prachtstad met 'n
zalig klimaat.
Na de middag een museum bezocht.
Het lijkt wel of deze gebouwen allemaal
zo geweldig groot moeten wezen, je
verdwaalt er gewoonweg in. Maar er
was zoveel te zien, dat de middag is om
gevlogen. Mijn broer was dat geloop al
gauw zat en ging dan maar ergens zitten.
Maar ik wilde zoveel mogelijk zien: ik
was er en moest mijn tijd nuttig beste
den. Prachtige schilderijen waren hier,
ook van Rembrandt, Frans Hals, Jan
Steen enz. enz. Zalen vol en of het nu
komt dat wij Hollanders zijn, maar wij
vonden de Hollandse en Vlaamse het
mooist.
Midden in het museum stond een fon
tein en in de tuin er rondom groeiden
palmbomen en tropische planten, terwijl
in een marmeren bassin allerlei soorten
vis zwommen.
In een zijvleugel zag ik weer allerlei
oude wapens, zelfs met vuursteen en een
oude Am. vlag vol gaten en scheuren uit
1814, pionierswagen de z.g. voortrekkers-
huifkarren, ook oude auto's van b.v. 1893
met stoom.
In een andere afdeling zag ik het
vliegtuig The Spirit of St. Louis, waar
mee Lindbergh over de Oceaan vloog
van New York naar Parijs, nl. 20 en 21
mei 1927 en wel 3600 miles in 33Vt uur.
Ik vond het maar een akelig eenvoudig
vliegtuig een paar lappen vleugels, een
paar stangen, een paar kleine autowielen
en een roterende motor. Hoe is het mo
gelijk, dat dit apparaat het volhield over
deze massa water en allerlei soorten
weer, het was een waagstuk.
Een andere afdeling liet ons zien de
mens vanaf het begin tot het einde, van
stof tot stof, toch leerzaam. Edelstenen,
goudklompen, zilver, koper, tin en alles
wat men maar op de wereld kan vinden
is hier vertegenwoordigd tot meteoor
stenen aan toe; oude wapens, kleding en
schilden van Indianen. Prachtig hand
werk der Indianen, ik bewonder deze
oermensen en hoop eerdaags eens echte
Indianen te zien.
Daarna bezochten we nog de Kathe
draal en als je het zo ziet, is het onbe
grijpelijk hoe men ooit de tijd heeft
kunnen vinden om zulke prachtig afge
werkte bouwwerken klaar te krijgen.
Per auto zijn we toen gegaan naar het
National Airport (het grote vliegveld
tussen Washington en Alexandria). We
konden op het terras gaan zitten en
kregen een dagindeling van wat er alzo
te zien was.
De vliegtuigen gaan en komen bij bos
jes tegelijk en zo rustig, men komt ook
daar weer tijd te kort om alles te bekij
ken, want verschillende vliegtuigen
staan voor het hoofdgebouw en overal
stappen de passagiers naar binnen. Het
was heerlijk warm lenteweer, dus zaten
we daar best, het verveelde niets en men
kon van alles krijgen.
Vanaf het vliegveld zijn we weer
naar ons hotel het Lee House gereden,
waar we weer eens wat uitrustten van
al de indrukken en meteen weer wat
naar huis schrijven om te vertellen, dat
we de volgende dag in Chicaga zouden
aankomen.
Ik vergat nog te vertellen, dat in de
oprijlaan naar het graf van de onbeken
de soldaat onder een groep hoge bomen
een geweldige klokkenstoel staat opge
bouwd, waarin een keurig klokkenspel
hangt, als cadeau van Nederland aan
Amerika. Alleen erg jammer, dat er
nooit op gespeeld wordt, omdat niemand
het kan bespelen. Men mag dus wel eens
iemand naar Amerika zenden om daar
iemand te leren dit klokkenspel te doen
leven, want het is te mooi en te kostbaar
om daar zo maar stommetje te spelen.
A._.
Y:,
7'
•TKi-ïw!.- '—•A L
38. Ondanks de strubbelingen, die Bloo-
beest had veroorzaakt, was de „Brul"
flink opgeschoten en kwam de wedstrijd-
vloot al in zicht, tot grote vreugde van
ons drietal, dat van blijdschap een ron
dedans maakte. Maar de vreugde was
niet van lange duur, want plotseling
kwam er een dikke mist opzetten! De
witte dampen overvielen de „Brul" van
alle kanten, en dreven langzaam als
bleke spoken over het dek en maakten
alles onzichtbaar. „Wat vreemd", klonk
de stem van Pepito angstig uit de mist.
„Ik sta tussen twee harige palen, wat
zou dat zijn?" „Hu", griezelde Bloobeest
tegelijkertijd, „er loopt iemand onder
mij door!" „O, was jij die harige palen",
giechelde Pepito. Boem' ging het opeens!
„O, pardon heer kapitein," zei Bloobeest
geschrokken, „liep ik tegen U op?"
„Nee", had de mast moeten zeggen, maar
de mast zei niets. Ze struikelden over
elkaar en dwaalden als slaapwandelaars
over het dek. „Wel alle zeehonden!",
sputterde kapitein Druppel onzichtbaar,
„alle hens aan dek! Bloobeest, haal de
misttoeter en geef om de drie tellen een
toet!"
Na veel botsingen met het harde
eikenhout van de „Brul" vond Bloobeest
de toeter en blies uit volle borst de op
gedragen mistsolo.
Maar wie beschrijft de ontsteltenis van
Bloobeest toen hij, in een pauze, achter
zich een zware basstem hoorde zeggen:
„Hou op met dat getoeter, ik kan mijn
eigen toeter niet meer horen!"
(Wordt v«rvolgd)
HARLINGEN HET MEEST GUNSTIG
GELEGEN ALS TOEKOMSTIG
MOSSELCENTRUM?
Extra toewijzing van huizen nodig om de
verplaatsing van mosselvissers te
kunnen opvangen
De Harlinqer Courant heeft het
blijkens bijgaand artikel qoed
met de Harlinqers voor, maar
wij menen, dat Oudeschild in
de toekomst toch ook wel kan
profiteren van het feit, dat de
Waddenzee meer en meer het
centrum van de mosselcultuur
gaat worden, ja reeds veel meer
produceert dan de Zeeuwse wa
teren, terwijl binnen afzienbare
tijd in Zeeland geen mosselen
meer gekweekt kunnen worden
Wij zijn ervan overtuigd, dat
belanghebbenden is deze actief
zijn en de nodiqe medewerking
genieten van de betrokken in
stanties- red-
Door het Economisch Technologisch
Instituut voor Friesland is een studie
gewijd aan de toekomstmogelijkheden
van de mosselvisserij in de Waddenzee.
Tot uitdrukking wordt gebracht, dat
de kwaliteit van de mossels in de Wad
denzee zeker evenwaardig is aan die,
welke in Zeeland worden gekweekt.
Alleen werkte Zeeland de laatste tien
tallen jaren meer georganiseerd en heeft
men daar ook verwaterplaatsen, welke
in de Wadden vrijwel geheel ontbreken.
Door verschil in behandeling kweekte
Zeeland in hoofdzaak consumptiemosse
len, terwijl die uit de Waddenzee voor
het grote merendeel, bestemd werden
voor eendenvoer.
Nu de Zeeuwse wateren sinds 1950
worden geteisterd door de mosselpara
siet verplaatsten vele Zeeuwse bedrijven
met steun van de regering, het terrein
van hun werkzaamheden geheel of ge
deeltelijk naar de Waddenzee. Daar wer
den tot dusverre aan plm. 80 Zeeuwse
mósselvissers (ruim de helft van het to
tale aantal) circa 350 percelen uitgege
ven. De verhouding tussen Zeeland en
de Waddenzee t.a.v. de produktie van
consumptiemosselen is daardoor belang
rijk verschoven. Produceerde Zeeland in
1949 nog 51 miljoen kg. tegen de Wad
denzee 2V2 miljoen, in 1954 waren deze
cijfers 16 miljoen voor Zeeland en ruim
47 miljoen voor de Wadden.
Welhaast met zekerheid mag worden
aangenomen, dat deze verschuiving blij
vend zal zijn omdat binnen afzienbare
tijd de Zeeuwse gaten zullen worden af
gesloten en de Westerschelde niet ge
schikt is voor mosselkultures.
De rechten van de Waddenvisserij
Op het ogenblik, zo zegt het rapport,
is de animo van de Harlinger vissers om
over te schakelen op de vangst van mos
selen gering. Enerzijds is de opbrengst
van de garnalenvisserij bevredigend, an
derzijds vraagt omschakeling op mosse
len vrij grote bedragen (grotere vaartui
gen, andere netten enz.) Bovendien ont
moet een dergelijke omschakeling admi
nistratieve belemmeringen, welke wor
den veroorzaakt door de wijze waarop
vergunningen worden afgegeven. Het
aantal vergunningen is slechts beperkt
<1954 5 en voor 1955 eveneens 5), terwijl
men alleen in aanmerking kan komen,
wanneer men in de laatste vijf jaar
minstens drie jaar in de mosselkuituur
werkzaam is geweest. Aan deze voor
waarde kan praktisch geen enkele Har
linger visser voldoen. Ook het contin
gent mosselen dat na toewijzing per jaar
mag worden afgeleverd is te gering om
economisch te kunnen produceren.
De opstellers van het rapport vinden
een en ander niet billijk. Een opheffing
van visgronden, zoals thans voor de
Zeeuwse mosselkultuur in 't verschiet
ligt, moge bepaalde rechten op schade
vergoeding, resp. nieuwe visgronden zo
als de Waddenzee, met zich meebrengen,
tegelijk blijven er rechten van hen, die
tot dusverre op de Waddenzee visten. En
deze rechten betreffen niet alleen de
vangst op garnalen, maar ook de moge
lijkheid om te kunnen overgaan op de
vangst van een andere vissoort.
Dit is des te noodzakelijker omdat er
geen evenwicht bestaat tussen de eisen,
die men stelt om toegelaten te worden
als mosselvisser en tussen de eisen, die
men stelt voor toelating tot garnalen-
resp. kustvisser. Mosselvissers kunnen
daardoor in slechte mosseljaren de gar-
nalenvangst gaan beoefenen zonder dat
de garnalenvisser het omgekeerde kan
gaan doen.
De verplaatsing van de mosseUwpp
In het rapport wordt er verder
wezen, dat de vreemde toestand
staan, dat de mossels thans deels)®
land en deels in Waddenzee \vor|
kweekt, terwijl het verwateren, F
werking en de handel in hun
Zeeland zijn geconcentreerd.
dat in-de toekomst ook in de Wa-'
verwaterplaatsen worden ïngeri^
wijl verwacht kan worden, dat S
duur de mosselbedrijven zich in;
heel naar het noorden zullen v
sen. Wel wordt de afstand voor
naar België en Frankrijk daardo
ter, maar dat bezwaar zal tegen ?av<
dat de afsluiting van de Oostt*kha
actueel wordt, voor een groot dt^
ondervangen zijn door inrnidd .-S
stand gekomen autosnelwegen. m
De keuze van een een.
Na de voorwaarden te hebbec^H.
somd waaraan een uiteindelijk
voor de mosselteelt in het WaJH
gebied zal moeten voldoen (goedig
bindingen, goede havenaccomodi?*!
zorgende bedrijven op gebie I
scheepvaart en visserij, een sch&Sj
en een reservoir van geschikte )ude
krachten) merkt het Etif op, diterv
voor dan slechts Den Helder eni in
gen in aanmerking komen. Detaard
is echter een typische marinest^zu
wijl Harlingen een haven- en vil toe
is, waar juist alle aandacht vaiyte
ontwikkeling van visserij en e IDs
vaart. Doorslaggevend voor dl. He
van Harlingen is verder het feitVert:
stad gunstiger ligt t.a.v. de visben
Wil Harlingen de aan de ganirte
ontwikkeling bevorderen, dan n ka
noodzakelijk, dat voor de Zeeuw t
sers huizen worden beschikbaar wilt
Voor de komende 25 jaar schat hdder
dat ca. 80 vissersschepen met rrg» d
een 150 gezinnen zich zouden n „h
verplaatsen. Aanbevolen wordt h
lijkse toewijzing van bijv. 5 a er
gen uit een extra contingent, war o<
wijzing iedere drie jaren opiiiePhm^
worden bezien op basis van de of1 die
ling in deze jaren. 1» zu
Gelet op de toekomstige afslrni
de zeegaten in zuid Nederland i 21
zeggen, dat de Waddenzee een
rijk centrum voor de mosselcu|^
worden.
Ter voorkoming van een
scheiding tussen de oude War1 w[
vissers en de uit Zeeland komgpfr
sers en tevens op billijkheidsgro||8jPc
men de mogelijkheden om mos1?
te worden moeten verruimen enfjï.1S
name voor de Waddenzeevisser^
Door aanleg van verwaterplasgHI*
men het noorden een goede kan:/^
geven, dat zich ook hier de hamf**' v
verwerking kunnen ontplooien
Harlingen is voor een toekomf
r ber
oral
r ve
t de
selcentrum ongetwijfeld het
gelegen. IÜL
Om de verplaatsing op te van jL
Harlingen extra woningtoewijziSriK
dlg' stig 2
t par
HOUDT ZE AAN DE
7VT -Jx JKkl
Naar wij vernemen breidt de >ram-
stand in de uitgestrekte bossen j^QU
Westermient zich dank zij de g^e s
gen van de jachtopzieners gest^ wo]
Deze vogels en andere soorten gnmor
vrienden worden ook bij wint erj£ vo
vergeten: op een groot aantal oruit
in de „Dennen" worden zij dagtfje^ j
voederd.
inke
FEUILLETON
door W. ROELANT
25. Zal ik een aspirientje halen?
bood een van de jongens aan en hij was
de bank al uit.
Nee, weerde ze af. Het zal
straks wel overgaan. Het spijt me, dat
ik de les onderbreken moest, maar we
halen het volgende week wel in.
Om zich een houding te geven, sloeg
ze ook een boek op en deed of ze las.
Verstolen keek ze naar Suzan en haar
ogen troffen de blikken van het kind.
Suzan kleurde en keek voor zich. Toen
nam zij een paar boeken uit haar tas en
begon te werken. Althans in schijn. In
werkelijkheid tekende ze op een stuk pa
pier wat letters en woorden zonder ver
band en inhoud. Haar handen trilden.
Het liefst zou ze naar Sabina toe zijn
gegaan. Dat zij haar zó in de war had
kunnen maken. Sabina, tante Sabina,
die altijd even kalm en beheerst was. Zó
erg had ze dus deze vrouw, die altijd
goed voor haar was geweest, kunnen
kwetsen. Het deed haar pijn. Een pijn,
die ze wegdrong in haar hart.
Ze wilde hard zijn. Ze mocht niet
week worden en toegeven. Dan zou Sa
bina het spel gewonnen hebben, want
dan was er niemand meer, die moeder
verdedigde. Als zij, Suzan, niet trouw
was, wie zou het dan wel zijn. Vader?
Och, vader.Ze boog zich nog dieper
over haar papierMoeder", dacht ze,
„moeder, ik zal altijd voor je blijven
vechten, tegen haar, tegen Sabina
Het was een verlossing, toen eindelijk
de bel ging. Stug, zonder een groet, liep
Suzan langs Sabina heen. Haar rechte
rug was nog een tikje rechter. Haar
hoofd hield ze fier omhoog, maar haar
ogen dorst ze niet opslaan. Zonder te kij
ken, wist ze, hoe Sabina bij het tafeltje
stond. Bleek, verslagen. Dat wilde ze
niet zien. Buiten wachtte Hans op haar.
Onverschillig liet ze hem meerijden,
ternauwernood luisterend naar alles wat
hij te zeggen had.
Ga je zaterdagavond met me uit?
drong hij.
Zaterdagavond, schrok Suzan op.
Goed stemde ze plotseling toe.
Waarom zou ze niet? Ze was genoeg al
leen. Ze waren bij het huis van Suzan
gekomen.
Zaterdagavond herhaalde ze nog
eens. Waar zien we elkaar?
Ik kom je om acht uur bij „De
Doelen" halen, stelde hij voor.
Dat is best. So long. Ze draaide
het tuinhekje in. Hij keek haar na.
Jou krijg ik wel klein, dacht hij.
Na het eten treuzelde Sabina nog wat.
Nu het zo dicht bij was, zag ze er tegen
op, om naar Leo te gaan. Ze liep de ka
mer rond, verschikte doelloos wat aan de
kleine snuisterijen, die op de schoor
steenmantel stonden. Op het bureau leg
de ze de boeken recht, keurig, in precies
gelijke stapels. Ze keek op de klok. Ze
ven uur pas. Het was nog te vroeg om te
gaan. Ze zou nog minstens een half uur
moeten wachten. Maar wat moest ze in
vredesnaam in die vrije tijd uitvoeren?
Ze zocht voor de boekenkast naar een
boek, dat haar zou kunnen boeien. Kri
tisch liet ze haar ogen langs de vele rij
en boeken glijden. Ze keerde zich met 'n
ruk af. Het was haar onmogelijk, zich
nu te verdiepen in het leed en de vreug
de van mensen, die alleen in het brein
van een schrijver bestaan hadden. Haar
eigen leven was bewogen genoeg. Luste
loos nam ze een krant op, die zij naast
haar stoel had laten liggen. Het week
blad voor het Christelijk Middelbaar
Onderwijs. Ze keek het nog eens door.
Het hoofdartikel en de mededelingen
had zij al gelezen. Alleen de achterpagi
na had zij nog niet gezien. Zonder wer
kelijk de woorden in zich op te nemen,
liet zij haar blik gaan langs de vele ad
vertentieregels. Tot ze met een schok
begon te lezen: Gevraagd met ingang
van 1 februari aan het Chr. Lyceum te
Westgeest een leraar(es) ned. taal en
letterkunde. Volledig aantal lesuren.
Sollicitaties te richten aan de rector: F.
Moorman. Ze liet het blad zinken. Frits
Moorman, haar oude studiegenoot. Als
zij solliciteerde, zou hij haar zeker hel
pen en had zij een grote kans de benoe
ming te krijgen. Maar wat een dwaze
gedachte. Solliciteren! Hier weggaan!
Hoe kwam ze erbij.
Sabina leunde achterover in haar
stoel. Solliciteren. Alles opgeven, wat
tot dusver haar leven uitgemaakt had.
Weggaan, naar een vreemde plaats. Zon
der de gezelligheid van Rolf en Josje;
zonder de zorg voor Maarten; zonder, ja,
vooral zonder de vriendschap van Leo.
Waarom stond het plotseling zo onaf
wendbaar dreigend voor haar dat dit no
dig was, dat dit moest? Waarom wist ze
zo zeker, dat ze hier niet aan zou kun-
nen ontkomen? Ze boog haar hoofd in
i haar handen. Dikke tranen druppelden
uit haar ogen. Een andere weg, laat er
nog een andere weg zijn, smeekten haar
gedachten. Een andere oplossing, waar
door zij hier kon blijven. Hier, bij alles
wat haar lief was. Bij Leo!Ze beet
op haar lippen, om het niet uit te snik
ken. Ze kón het niet, om helemaal weg
te gaan bij hem. Maar er was geen an
dere oplossing. Ze wist het.... En het
leek haar op dit moment, of het weg
gaan hier zou betekenen, dat zij het le
ven zelf losliet. Er kwamen woorden
boven, die zij eens - eeuwen geleden of
was het pas eergistermorgen? - gelezen
had op school: Maar zo wie zijn leven zal
willen verliezen om Mijnentwil.
Het was niet alleen nodig om Suzan,
dat zij wegging. Of om haar eigen hart
of om LeoHet was om der Liefde
zelve wille, dat zij heen moest gaan
Om wille van de Liefde Gods.... Een
oude archaïstische uitdrukkingZe
nam de krant en frommelde hem in el
kaar. Had ze die advertentie niet gele
zen, dan.... Maar ze had hem gelezen.
En ze had de weg gezien, die zij gaan
moest. Een gedicht, dat zij vroeger erg
mooi gevonden had en dat zij sinds ja
ren vergeten was geweest, kwam in haar
boven:
„Ik zal de weg slechts gaan, dien God
mij wijst,
De steile weg, die moeizaam wordt
bereisd.
Waarom was de weg, die Hij wees,
altijd zo steil en onbegaanbaar? In de
kerk was het zo gemakkelijk om ér mee
in te stemmen, dat wie Hem volgen
Naar een der jachtopzieners eken
dedeelt worden de vogels meer am n
op die voederplaatsen uiteefleri
door loslopende honden, die deast o
van de vogels door de aanwezigen e
veel sneeuw, gemakkelijk kunriteng
gen Een en ander heeft uitenjfl hei
gevolg dat de vogels nog mee™ In
ringen lijden dan anders make
De betrokken hondeneigenaarWkti;
dan ook met nadruk verzocht hueft d
aan de lijn te houden, opdat der ver
niet verontrust kunnen worden.3* "oc
dien stelt men zich aan een or....j
overtreding bloot, want men bevSpj*
daar op verpacht jachtterrein. Paë
Behalve fazanten trekken dieK*esc.
plaatsen roodborstjes, koolmezear»
ken en andere trekkers aan. Vs1;
Hondenbezitters worden dicJ
vriendelijk verzocht hun hond*" de
bossen aan de lijn te houden, e^"'er
eigen belang èn in het belang 'gera
v°gels-
idesc
t en
wilde, Zijn kruis dagelijks op
men. Maar nu.w.
Ze streek de krant weer glad^g,
op. Ze verschoof de beslissing, r*rzaj.e
men moest. Vanavond, als zij bi
geweest, zou zij er verder oveiflH*
Plotseling haastig maakte zij i
om weg te gaan. De stilte van "t
kon zij niet langer verdragen. /L A
handelen. Misschien zou zij ''^ge u.
manier kunnen verzetten teflB
dreiging. Buiten was een strak
hemel. Voor 't eerst sinds veLpV/
waren er geen wolken Een srfr -
stond hoog aan de lucht. Enke
schenen. Sabina lette er niet Dins<
voelde alleen, dat het kouder ian-Zi
was en ze rilde. De wereld l-aarvo
zeer onherbergzaam. Bij het 1 De u
professor Van Laar deed Marlt K. 1
Gunst, juffrouw, bent U heers cl
i het meisje. Ik dacht dat de>om,
zijn sleutel vergeten was enpk» f
belde. Komt U gauw binnen.
De professor is dus niet tfl
vroeg Sabina, haar mantel op
stok hangend. Het was haar al'JjjïK "r
vreemd om over Leo als „de F int
te spreken. Maar Marietje
woord altijd zo eerbiedig - zij Z(
fout - uit, dat Sabina haar ;Men
Maan
voor Leo niet ondermijnen \vuss~
gewoon naar „meneer" te vrag^E»
vroeger. K. 2
•,25* ei
maar
3 ir
Aan
(Worat vervoüÊÈr