.41' tl -n Een Texelaar in Amerika Pepito's eerste grote avontuur Co»®? Vervuld verlangen De heer Th. Reuvers vertelt verder: De volgende morgen weer hetzelfde mooie weer toen we opstonden. Een glasheldere lucht en alweer lekker warm. We zijn ons ontbijt gaan gebrui ken beneden in ons hotel. Eerst kregen we een Arabisch kopje koffie, dat is een heel klein kopje met pikzwarte koffie, zonder melk, room of suiker, dat is om wakker te worden. Ik vond het heerlijk, want ik houd van sterke koffie, maar soms zag ik wel eens gasten die het bitter en niet lekker von den. In alle hotels of restaurants zijn negerbedienden, die geruisloos rondlo pen en keurig vlug bedienen. Na het prima ontbijt zijn we gegaan naar de munt van Washington, alweer zo'n machtig groot gebouw. Wij hebben daar de dollars zien maken, voor miljoe nen drukte men ze daar, geen kunst aan, ik zou het ook best kunnen als ik maar aan de andere kant van het zware gaas- draad mocht komen. Grote vellen papier schuiven in een grote pers. Eerst wordt de ene zijde bedrukt en in een volgende pers de andere kant en dan worden deze vellen langs de lopende band gecontro leerd. Net als hier de meisjes de aard appels sorteren en controleren, zo doen de dames het daar deze waardevolle pa- piervellen. Waar maar iets aan man keert wordt er tussenuit gehaald en ver dwijnt via de andere lopende band in een aparte ruimte voor nader onderzoek. De goede vellen worden door snijma chines tot dollarbiljetten gesneden en automatisch ingepakt in pakjes van 100 stuks, weer gecontroleerd en doorgege ven naar het magazijn of de opslag plaats, waar alle biljetten op nummer worden ingeboekt. Honderden mensen werken in deze munt. Wij kregen een dame mee, die ons vanaf het begin alles uitlegde en goed vertelde en aan het einde van de rond gang gingen we door een draaideur en bevonden ons in een cantine, waar van alles was te krijgen, vooral verfrissende dranken, zoals ijswater, coca cola tot warme chocolademelk toe, ook wel lek ker als men echte dorst heeft. Na deze geldmakérij zijn we naar het Witte Huis gewandeld, waar we tegen elf uur naar binnen mochten. We zijn het gehele gebouw doorgegaan. Een oud ge bouw met hoge kamers en grote ramen. Het behang op de muren was van zijde en er zijn verschillende kamers, nl. de blue room, blauwe kamer, rose kamer enz. Ik kan niet zeggen, dat ik het een gezellig huis vond, te groot en te leeg, de tuin was mooi, pracht heesters en bloemen, nou dat stond me wel aan en ook daar zag ik prima gewas van nar cissen tulpen en hyacinthen. Maar dubb. Von Sions zag ik niet. Ook Eisenhower heb ik niet gezien, hij was naar zijn boerderij. Als men de ramen uitkeek naar de voorkant, zag ik prachtige fon teinen hoog opspuiten. De tuinman met zijn helpers in de grote tuin zullen geen kromme rug krij gen, dat heb ik wel gezien, zij hebben 'n goede baan daar. Toen we uit het Witte Huis kwamen en een taxi aanriepen en deze voorreed, zagen wij dezelfde chauffeur als een dag tevoren. Hoe bestaat het, want in deze stad rijden 9000 taxis. Hij zegt „Ik zag de Dutchman met zijn hoge kuif en dacht zij kunnen wel eens een taxi nodig hebben". Wel dat was zo. Hij heeft ons gebracht naar Mount Vernon, the home of George Washington, of wel het ge boortehuis en woonplaats van deze Pre sident, gelegen aan de westkant van de Totomac Rivier, ongeveer 25 km ten zui den van de stad Washington. Een prach tige tocht over een prima weg steeds naast de rivier, waar ik overal mensen zag zwemmen. Heerlijk warm weer: we reden met open ramen, want de lucht was verzadigd van bloemengeur: ze groeiden bij duizenden langs de rivier. Mount Vernon is gelegen in de staat Virginia. Er wordt veel tabak geteeld en dat bloeiende gewas geeft een zoete geur wat op de duur verveelt, vooral als het zo warm is: ruim 100 graden. In het zuiden kwam een beste donderbui op zetten, maar we kregen toch voldoende tijd om het geboortehuis van George Washington en omgeving te bekijken. Heel interessant, want alles was in de oorspronkelijke staat gelaten, woonhuis met bedsteden, koperen doofpot, tong en pook naast de ouderwetse open haard met spit, een karnhuis met kaasvormen en andere gereedschappen. Ook zagen we Slavenverblijfplaatsen met een ijze ren of houten sluitboom waar men deze arme stakkers 's nachts in sloot. Een heel grote tuin rondom dit oude gebouw, waar ik gewone rode kool en radijs als in Holland zag groeien en ook weer tulpen en narcissen; maar de aard appels zijn heel anders: heel hoog loof, fijner van blad, maar er komen grote aardappels aan, zoals ik ze vaak in Drente zag, z.g. fabrieksaardappelen. In de schil gekookt smullen de Amerika nen ervan, maar ik vond het precies sucade. De donderbui kwam sneller op, dan wij eerst dachten, dus zijn we maar v/eer teruggereden voor de bui uit. De weg loopt, zoals ik reeds vertelde steeds langs de rivier, dan weer eens hoog en soms gelijk met het water, een weelde rige plantengroei evenals de bomen, hoe kan het ook anders in zo'n pracht kli maat, altijd voldoende regen en reeds vroeg in het voorjaar heerlijk warm. Achter ons zag ik de bliksemstralen tussen de bomen door schieten en het werd steeds donkerder, maar we kwa men toch nog voor de ergste bui in ons hotel The Lee House. Wat kan het in Amerika echter regenen; ik wist niet wat ik zag, het gonsde van de lucht en grote luchtbellen drijven door de stra ten, trouwens het kan er behoorlijk on weren ook, soms 4 of 5 stralen gelijk. Direct na de bui was het weer mooi stil weer. De volgende dag zijn we weer alle bezienswaardigheden van Washington per auto gaan bekijken; door alle mooie parken gereden en de bloeiende bomen bewonderd en gefotografeerd. Het is in één woord gezegd een prachtstad met 'n zalig klimaat. Na de middag een museum bezocht. Het lijkt wel of deze gebouwen allemaal zo geweldig groot moeten wezen, je verdwaalt er gewoonweg in. Maar er was zoveel te zien, dat de middag is om gevlogen. Mijn broer was dat geloop al gauw zat en ging dan maar ergens zitten. Maar ik wilde zoveel mogelijk zien: ik was er en moest mijn tijd nuttig beste den. Prachtige schilderijen waren hier, ook van Rembrandt, Frans Hals, Jan Steen enz. enz. Zalen vol en of het nu komt dat wij Hollanders zijn, maar wij vonden de Hollandse en Vlaamse het mooist. Midden in het museum stond een fon tein en in de tuin er rondom groeiden palmbomen en tropische planten, terwijl in een marmeren bassin allerlei soorten vis zwommen. In een zijvleugel zag ik weer allerlei oude wapens, zelfs met vuursteen en een oude Am. vlag vol gaten en scheuren uit 1814, pionierswagen de z.g. voortrekkers- huifkarren, ook oude auto's van b.v. 1893 met stoom. In een andere afdeling zag ik het vliegtuig The Spirit of St. Louis, waar mee Lindbergh over de Oceaan vloog van New York naar Parijs, nl. 20 en 21 mei 1927 en wel 3600 miles in 33Vt uur. Ik vond het maar een akelig eenvoudig vliegtuig een paar lappen vleugels, een paar stangen, een paar kleine autowielen en een roterende motor. Hoe is het mo gelijk, dat dit apparaat het volhield over deze massa water en allerlei soorten weer, het was een waagstuk. Een andere afdeling liet ons zien de mens vanaf het begin tot het einde, van stof tot stof, toch leerzaam. Edelstenen, goudklompen, zilver, koper, tin en alles wat men maar op de wereld kan vinden is hier vertegenwoordigd tot meteoor stenen aan toe; oude wapens, kleding en schilden van Indianen. Prachtig hand werk der Indianen, ik bewonder deze oermensen en hoop eerdaags eens echte Indianen te zien. Daarna bezochten we nog de Kathe draal en als je het zo ziet, is het onbe grijpelijk hoe men ooit de tijd heeft kunnen vinden om zulke prachtig afge werkte bouwwerken klaar te krijgen. Per auto zijn we toen gegaan naar het National Airport (het grote vliegveld tussen Washington en Alexandria). We konden op het terras gaan zitten en kregen een dagindeling van wat er alzo te zien was. De vliegtuigen gaan en komen bij bos jes tegelijk en zo rustig, men komt ook daar weer tijd te kort om alles te bekij ken, want verschillende vliegtuigen staan voor het hoofdgebouw en overal stappen de passagiers naar binnen. Het was heerlijk warm lenteweer, dus zaten we daar best, het verveelde niets en men kon van alles krijgen. Vanaf het vliegveld zijn we weer naar ons hotel het Lee House gereden, waar we weer eens wat uitrustten van al de indrukken en meteen weer wat naar huis schrijven om te vertellen, dat we de volgende dag in Chicaga zouden aankomen. Ik vergat nog te vertellen, dat in de oprijlaan naar het graf van de onbeken de soldaat onder een groep hoge bomen een geweldige klokkenstoel staat opge bouwd, waarin een keurig klokkenspel hangt, als cadeau van Nederland aan Amerika. Alleen erg jammer, dat er nooit op gespeeld wordt, omdat niemand het kan bespelen. Men mag dus wel eens iemand naar Amerika zenden om daar iemand te leren dit klokkenspel te doen leven, want het is te mooi en te kostbaar om daar zo maar stommetje te spelen. A._. Y:, 7' •TKi-ïw!.- '—•A L 38. Ondanks de strubbelingen, die Bloo- beest had veroorzaakt, was de „Brul" flink opgeschoten en kwam de wedstrijd- vloot al in zicht, tot grote vreugde van ons drietal, dat van blijdschap een ron dedans maakte. Maar de vreugde was niet van lange duur, want plotseling kwam er een dikke mist opzetten! De witte dampen overvielen de „Brul" van alle kanten, en dreven langzaam als bleke spoken over het dek en maakten alles onzichtbaar. „Wat vreemd", klonk de stem van Pepito angstig uit de mist. „Ik sta tussen twee harige palen, wat zou dat zijn?" „Hu", griezelde Bloobeest tegelijkertijd, „er loopt iemand onder mij door!" „O, was jij die harige palen", giechelde Pepito. Boem' ging het opeens! „O, pardon heer kapitein," zei Bloobeest geschrokken, „liep ik tegen U op?" „Nee", had de mast moeten zeggen, maar de mast zei niets. Ze struikelden over elkaar en dwaalden als slaapwandelaars over het dek. „Wel alle zeehonden!", sputterde kapitein Druppel onzichtbaar, „alle hens aan dek! Bloobeest, haal de misttoeter en geef om de drie tellen een toet!" Na veel botsingen met het harde eikenhout van de „Brul" vond Bloobeest de toeter en blies uit volle borst de op gedragen mistsolo. Maar wie beschrijft de ontsteltenis van Bloobeest toen hij, in een pauze, achter zich een zware basstem hoorde zeggen: „Hou op met dat getoeter, ik kan mijn eigen toeter niet meer horen!" (Wordt v«rvolgd) HARLINGEN HET MEEST GUNSTIG GELEGEN ALS TOEKOMSTIG MOSSELCENTRUM? Extra toewijzing van huizen nodig om de verplaatsing van mosselvissers te kunnen opvangen De Harlinqer Courant heeft het blijkens bijgaand artikel qoed met de Harlinqers voor, maar wij menen, dat Oudeschild in de toekomst toch ook wel kan profiteren van het feit, dat de Waddenzee meer en meer het centrum van de mosselcultuur gaat worden, ja reeds veel meer produceert dan de Zeeuwse wa teren, terwijl binnen afzienbare tijd in Zeeland geen mosselen meer gekweekt kunnen worden Wij zijn ervan overtuigd, dat belanghebbenden is deze actief zijn en de nodiqe medewerking genieten van de betrokken in stanties- red- Door het Economisch Technologisch Instituut voor Friesland is een studie gewijd aan de toekomstmogelijkheden van de mosselvisserij in de Waddenzee. Tot uitdrukking wordt gebracht, dat de kwaliteit van de mossels in de Wad denzee zeker evenwaardig is aan die, welke in Zeeland worden gekweekt. Alleen werkte Zeeland de laatste tien tallen jaren meer georganiseerd en heeft men daar ook verwaterplaatsen, welke in de Wadden vrijwel geheel ontbreken. Door verschil in behandeling kweekte Zeeland in hoofdzaak consumptiemosse len, terwijl die uit de Waddenzee voor het grote merendeel, bestemd werden voor eendenvoer. Nu de Zeeuwse wateren sinds 1950 worden geteisterd door de mosselpara siet verplaatsten vele Zeeuwse bedrijven met steun van de regering, het terrein van hun werkzaamheden geheel of ge deeltelijk naar de Waddenzee. Daar wer den tot dusverre aan plm. 80 Zeeuwse mósselvissers (ruim de helft van het to tale aantal) circa 350 percelen uitgege ven. De verhouding tussen Zeeland en de Waddenzee t.a.v. de produktie van consumptiemosselen is daardoor belang rijk verschoven. Produceerde Zeeland in 1949 nog 51 miljoen kg. tegen de Wad denzee 2V2 miljoen, in 1954 waren deze cijfers 16 miljoen voor Zeeland en ruim 47 miljoen voor de Wadden. Welhaast met zekerheid mag worden aangenomen, dat deze verschuiving blij vend zal zijn omdat binnen afzienbare tijd de Zeeuwse gaten zullen worden af gesloten en de Westerschelde niet ge schikt is voor mosselkultures. De rechten van de Waddenvisserij Op het ogenblik, zo zegt het rapport, is de animo van de Harlinger vissers om over te schakelen op de vangst van mos selen gering. Enerzijds is de opbrengst van de garnalenvisserij bevredigend, an derzijds vraagt omschakeling op mosse len vrij grote bedragen (grotere vaartui gen, andere netten enz.) Bovendien ont moet een dergelijke omschakeling admi nistratieve belemmeringen, welke wor den veroorzaakt door de wijze waarop vergunningen worden afgegeven. Het aantal vergunningen is slechts beperkt <1954 5 en voor 1955 eveneens 5), terwijl men alleen in aanmerking kan komen, wanneer men in de laatste vijf jaar minstens drie jaar in de mosselkuituur werkzaam is geweest. Aan deze voor waarde kan praktisch geen enkele Har linger visser voldoen. Ook het contin gent mosselen dat na toewijzing per jaar mag worden afgeleverd is te gering om economisch te kunnen produceren. De opstellers van het rapport vinden een en ander niet billijk. Een opheffing van visgronden, zoals thans voor de Zeeuwse mosselkultuur in 't verschiet ligt, moge bepaalde rechten op schade vergoeding, resp. nieuwe visgronden zo als de Waddenzee, met zich meebrengen, tegelijk blijven er rechten van hen, die tot dusverre op de Waddenzee visten. En deze rechten betreffen niet alleen de vangst op garnalen, maar ook de moge lijkheid om te kunnen overgaan op de vangst van een andere vissoort. Dit is des te noodzakelijker omdat er geen evenwicht bestaat tussen de eisen, die men stelt om toegelaten te worden als mosselvisser en tussen de eisen, die men stelt voor toelating tot garnalen- resp. kustvisser. Mosselvissers kunnen daardoor in slechte mosseljaren de gar- nalenvangst gaan beoefenen zonder dat de garnalenvisser het omgekeerde kan gaan doen. De verplaatsing van de mosseUwpp In het rapport wordt er verder wezen, dat de vreemde toestand staan, dat de mossels thans deels)® land en deels in Waddenzee \vor| kweekt, terwijl het verwateren, F werking en de handel in hun Zeeland zijn geconcentreerd. dat in-de toekomst ook in de Wa-' verwaterplaatsen worden ïngeri^ wijl verwacht kan worden, dat S duur de mosselbedrijven zich in; heel naar het noorden zullen v sen. Wel wordt de afstand voor naar België en Frankrijk daardo ter, maar dat bezwaar zal tegen ?av< dat de afsluiting van de Oostt*kha actueel wordt, voor een groot dt^ ondervangen zijn door inrnidd .-S stand gekomen autosnelwegen. m De keuze van een een. Na de voorwaarden te hebbec^H. somd waaraan een uiteindelijk voor de mosselteelt in het WaJH gebied zal moeten voldoen (goedig bindingen, goede havenaccomodi?*! zorgende bedrijven op gebie I scheepvaart en visserij, een sch&Sj en een reservoir van geschikte )ude krachten) merkt het Etif op, diterv voor dan slechts Den Helder eni in gen in aanmerking komen. Detaard is echter een typische marinest^zu wijl Harlingen een haven- en vil toe is, waar juist alle aandacht vaiyte ontwikkeling van visserij en e IDs vaart. Doorslaggevend voor dl. He van Harlingen is verder het feitVert: stad gunstiger ligt t.a.v. de visben Wil Harlingen de aan de ganirte ontwikkeling bevorderen, dan n ka noodzakelijk, dat voor de Zeeuw t sers huizen worden beschikbaar wilt Voor de komende 25 jaar schat hdder dat ca. 80 vissersschepen met rrg» d een 150 gezinnen zich zouden n „h verplaatsen. Aanbevolen wordt h lijkse toewijzing van bijv. 5 a er gen uit een extra contingent, war o< wijzing iedere drie jaren opiiiePhm^ worden bezien op basis van de of1 die ling in deze jaren. 1» zu Gelet op de toekomstige afslrni de zeegaten in zuid Nederland i 21 zeggen, dat de Waddenzee een rijk centrum voor de mosselcu|^ worden. Ter voorkoming van een scheiding tussen de oude War1 w[ vissers en de uit Zeeland komgpfr sers en tevens op billijkheidsgro||8jPc men de mogelijkheden om mos1? te worden moeten verruimen enfjï.1S name voor de Waddenzeevisser^ Door aanleg van verwaterplasgHI* men het noorden een goede kan:/^ geven, dat zich ook hier de hamf**' v verwerking kunnen ontplooien Harlingen is voor een toekomf r ber oral r ve t de selcentrum ongetwijfeld het gelegen. IÜL Om de verplaatsing op te van jL Harlingen extra woningtoewijziSriK dlg' stig 2 t par HOUDT ZE AAN DE 7VT -Jx JKkl Naar wij vernemen breidt de >ram- stand in de uitgestrekte bossen j^QU Westermient zich dank zij de g^e s gen van de jachtopzieners gest^ wo] Deze vogels en andere soorten gnmor vrienden worden ook bij wint erj£ vo vergeten: op een groot aantal oruit in de „Dennen" worden zij dagtfje^ j voederd. inke FEUILLETON door W. ROELANT 25. Zal ik een aspirientje halen? bood een van de jongens aan en hij was de bank al uit. Nee, weerde ze af. Het zal straks wel overgaan. Het spijt me, dat ik de les onderbreken moest, maar we halen het volgende week wel in. Om zich een houding te geven, sloeg ze ook een boek op en deed of ze las. Verstolen keek ze naar Suzan en haar ogen troffen de blikken van het kind. Suzan kleurde en keek voor zich. Toen nam zij een paar boeken uit haar tas en begon te werken. Althans in schijn. In werkelijkheid tekende ze op een stuk pa pier wat letters en woorden zonder ver band en inhoud. Haar handen trilden. Het liefst zou ze naar Sabina toe zijn gegaan. Dat zij haar zó in de war had kunnen maken. Sabina, tante Sabina, die altijd even kalm en beheerst was. Zó erg had ze dus deze vrouw, die altijd goed voor haar was geweest, kunnen kwetsen. Het deed haar pijn. Een pijn, die ze wegdrong in haar hart. Ze wilde hard zijn. Ze mocht niet week worden en toegeven. Dan zou Sa bina het spel gewonnen hebben, want dan was er niemand meer, die moeder verdedigde. Als zij, Suzan, niet trouw was, wie zou het dan wel zijn. Vader? Och, vader.Ze boog zich nog dieper over haar papierMoeder", dacht ze, „moeder, ik zal altijd voor je blijven vechten, tegen haar, tegen Sabina Het was een verlossing, toen eindelijk de bel ging. Stug, zonder een groet, liep Suzan langs Sabina heen. Haar rechte rug was nog een tikje rechter. Haar hoofd hield ze fier omhoog, maar haar ogen dorst ze niet opslaan. Zonder te kij ken, wist ze, hoe Sabina bij het tafeltje stond. Bleek, verslagen. Dat wilde ze niet zien. Buiten wachtte Hans op haar. Onverschillig liet ze hem meerijden, ternauwernood luisterend naar alles wat hij te zeggen had. Ga je zaterdagavond met me uit? drong hij. Zaterdagavond, schrok Suzan op. Goed stemde ze plotseling toe. Waarom zou ze niet? Ze was genoeg al leen. Ze waren bij het huis van Suzan gekomen. Zaterdagavond herhaalde ze nog eens. Waar zien we elkaar? Ik kom je om acht uur bij „De Doelen" halen, stelde hij voor. Dat is best. So long. Ze draaide het tuinhekje in. Hij keek haar na. Jou krijg ik wel klein, dacht hij. Na het eten treuzelde Sabina nog wat. Nu het zo dicht bij was, zag ze er tegen op, om naar Leo te gaan. Ze liep de ka mer rond, verschikte doelloos wat aan de kleine snuisterijen, die op de schoor steenmantel stonden. Op het bureau leg de ze de boeken recht, keurig, in precies gelijke stapels. Ze keek op de klok. Ze ven uur pas. Het was nog te vroeg om te gaan. Ze zou nog minstens een half uur moeten wachten. Maar wat moest ze in vredesnaam in die vrije tijd uitvoeren? Ze zocht voor de boekenkast naar een boek, dat haar zou kunnen boeien. Kri tisch liet ze haar ogen langs de vele rij en boeken glijden. Ze keerde zich met 'n ruk af. Het was haar onmogelijk, zich nu te verdiepen in het leed en de vreug de van mensen, die alleen in het brein van een schrijver bestaan hadden. Haar eigen leven was bewogen genoeg. Luste loos nam ze een krant op, die zij naast haar stoel had laten liggen. Het week blad voor het Christelijk Middelbaar Onderwijs. Ze keek het nog eens door. Het hoofdartikel en de mededelingen had zij al gelezen. Alleen de achterpagi na had zij nog niet gezien. Zonder wer kelijk de woorden in zich op te nemen, liet zij haar blik gaan langs de vele ad vertentieregels. Tot ze met een schok begon te lezen: Gevraagd met ingang van 1 februari aan het Chr. Lyceum te Westgeest een leraar(es) ned. taal en letterkunde. Volledig aantal lesuren. Sollicitaties te richten aan de rector: F. Moorman. Ze liet het blad zinken. Frits Moorman, haar oude studiegenoot. Als zij solliciteerde, zou hij haar zeker hel pen en had zij een grote kans de benoe ming te krijgen. Maar wat een dwaze gedachte. Solliciteren! Hier weggaan! Hoe kwam ze erbij. Sabina leunde achterover in haar stoel. Solliciteren. Alles opgeven, wat tot dusver haar leven uitgemaakt had. Weggaan, naar een vreemde plaats. Zon der de gezelligheid van Rolf en Josje; zonder de zorg voor Maarten; zonder, ja, vooral zonder de vriendschap van Leo. Waarom stond het plotseling zo onaf wendbaar dreigend voor haar dat dit no dig was, dat dit moest? Waarom wist ze zo zeker, dat ze hier niet aan zou kun- nen ontkomen? Ze boog haar hoofd in i haar handen. Dikke tranen druppelden uit haar ogen. Een andere weg, laat er nog een andere weg zijn, smeekten haar gedachten. Een andere oplossing, waar door zij hier kon blijven. Hier, bij alles wat haar lief was. Bij Leo!Ze beet op haar lippen, om het niet uit te snik ken. Ze kón het niet, om helemaal weg te gaan bij hem. Maar er was geen an dere oplossing. Ze wist het.... En het leek haar op dit moment, of het weg gaan hier zou betekenen, dat zij het le ven zelf losliet. Er kwamen woorden boven, die zij eens - eeuwen geleden of was het pas eergistermorgen? - gelezen had op school: Maar zo wie zijn leven zal willen verliezen om Mijnentwil. Het was niet alleen nodig om Suzan, dat zij wegging. Of om haar eigen hart of om LeoHet was om der Liefde zelve wille, dat zij heen moest gaan Om wille van de Liefde Gods.... Een oude archaïstische uitdrukkingZe nam de krant en frommelde hem in el kaar. Had ze die advertentie niet gele zen, dan.... Maar ze had hem gelezen. En ze had de weg gezien, die zij gaan moest. Een gedicht, dat zij vroeger erg mooi gevonden had en dat zij sinds ja ren vergeten was geweest, kwam in haar boven: „Ik zal de weg slechts gaan, dien God mij wijst, De steile weg, die moeizaam wordt bereisd. Waarom was de weg, die Hij wees, altijd zo steil en onbegaanbaar? In de kerk was het zo gemakkelijk om ér mee in te stemmen, dat wie Hem volgen Naar een der jachtopzieners eken dedeelt worden de vogels meer am n op die voederplaatsen uiteefleri door loslopende honden, die deast o van de vogels door de aanwezigen e veel sneeuw, gemakkelijk kunriteng gen Een en ander heeft uitenjfl hei gevolg dat de vogels nog mee™ In ringen lijden dan anders make De betrokken hondeneigenaarWkti; dan ook met nadruk verzocht hueft d aan de lijn te houden, opdat der ver niet verontrust kunnen worden.3* "oc dien stelt men zich aan een or....j overtreding bloot, want men bevSpj* daar op verpacht jachtterrein. Paë Behalve fazanten trekken dieK*esc. plaatsen roodborstjes, koolmezear» ken en andere trekkers aan. Vs1; Hondenbezitters worden dicJ vriendelijk verzocht hun hond*" de bossen aan de lijn te houden, e^"'er eigen belang èn in het belang 'gera v°gels- idesc t en wilde, Zijn kruis dagelijks op men. Maar nu.w. Ze streek de krant weer glad^g, op. Ze verschoof de beslissing, r*rzaj.e men moest. Vanavond, als zij bi geweest, zou zij er verder oveiflH* Plotseling haastig maakte zij i om weg te gaan. De stilte van "t kon zij niet langer verdragen. /L A handelen. Misschien zou zij ''^ge u. manier kunnen verzetten teflB dreiging. Buiten was een strak hemel. Voor 't eerst sinds veLpV/ waren er geen wolken Een srfr - stond hoog aan de lucht. Enke schenen. Sabina lette er niet Dins< voelde alleen, dat het kouder ian-Zi was en ze rilde. De wereld l-aarvo zeer onherbergzaam. Bij het 1 De u professor Van Laar deed Marlt K. 1 Gunst, juffrouw, bent U heers cl i het meisje. Ik dacht dat de>om, zijn sleutel vergeten was enpk» f belde. Komt U gauw binnen. De professor is dus niet tfl vroeg Sabina, haar mantel op stok hangend. Het was haar al'JjjïK "r vreemd om over Leo als „de F int te spreken. Maar Marietje woord altijd zo eerbiedig - zij Z( fout - uit, dat Sabina haar ;Men Maan voor Leo niet ondermijnen \vuss~ gewoon naar „meneer" te vrag^E» vroeger. K. 2 •,25* ei maar 3 ir Aan (Worat vervoüÊÈr

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1956 | | pagina 4