r r u D<l mP° bevrijd n n n 70 jaar Esperanto L m J J _MJ J het gezonde gebaar: Jo of René mm H E 1 I L P i A - F rr\or en 85. De 21ste september 1922 nam de Derde Assemblée van de Volkerenbond met algemene stemmen een uitvoerig en goed gedocumenteerd rapport van haar secre tariaat aan, getiteld: „Esperanto als In ternationale Hulptaal". Dit belangrijke document eindigde met de volgende woorden: „Een taal is een grote kracht en de Volkerenbond heeft goede gronden om met speciale belangstelling de vooruit gang van de Esperanto-Beweging te volgen, die bij verdere verbreiding t.z.t. zou kunnen leiden tot grote resultaten met het oog op de morele eenheid van de wereld". In 1922 was Esperanto nog een zeer jonge taal: zij bestond nog slechts 35 jaar. Sedertdien zijn nog 35 jaar ver lopen en in juli 1957 zal de 70ste ver jaardag van de Internationale Taal ge vierd worden. Ter gelegenheid daarvan wordt dit speciale rapport door het Cen trum voor Onderzoek en Documentatie gepubliceerd. Het doel is alle belangstel lenden, in zeer beknopte vorm althans, over de voornaamste feiten, die betrek king hebben op de Internationale Taal Esperanto, in te lichten en hun enig idee te geven van de grote vooruitgang, die zij speciaal in de naoorlogse jaren ge maakt heeft. Dat is des te meer noodza kelijk, omdat de bekendheid met dit vraagstuk soms zeer gebrekkig of zelfs foutief blijkt te zijn. Vorming, ontstaan en ontwikkeling van de internationale taal Elke taal is een maatschappelijk feno meen en niet het een of ander „natuur lijk" of „biologisch" verschijnsel. Ook de Internationale Taal heeft hetzelfde ka rakter en wordt geregeerd door dezelfde wetten als iedere willekeurige, andere taal. Bijgevolg is een verdeling in „na tuurlijke" en „kunstmatige" talen niet te rechtvaardigen, omdat elke taal tot op zekere hoogte spontaan door de mense lijke gemeenschap geschapen wordt, maar anderzijds bezit elke ontwikkelde literatuurtaal ook veel elementen van bewust scheppen. De taalontwikkeling wordt in het alge meen door twee soorten factoren beïn vloed: de scheidende en de verenigende factoren. De scheidende factoren zijn b.v. geo grafische, sociaal-economische, kaste- of klasse-, beroeps- eh religieuze factoren. NIEUWE AVONTUREN VAN PIMBA Hij sneedt het roertouw door en maakte de roeiboot los! Als het nog schemert, kruipen Pimba en Bari op handen en voeten naar het achterschip. Er is nu volop leven aan boord, want ze zijn vlak bij de kust en straks zal het schip landen Dat denken de rovers tenminste. Het zal niet ge beuren, denkt Pimba, wacht maar. Be neden dobbert een sloep achter het kaperschip aan. Jij naar beneden, Bari' De aap schijnt het erg griezelig te vin den, maar doet toch wat Pimba zegt. Als de aap zich veilig en wel in de sloep bevindt, gaat Pimba op zoek naar het roertouw Hij moet het zo doen, dat hij niet wordt opgemerkt en toch moet hij vlug klaar zijn. Daar is het! Met een forse ruk snijdt hij met het vlijmscherpe dolkmes van de bootsman het touw ooor, snelt dan naar het touw waarmee de sloep is bevestigd Vliegensvlug laat hij zich zakken Hij maakt de sloep los en pakt de riemen. Het schip dobbert stuurloos op de golven. De rovers, in hun paniek merken Pimba pas, als hij al tientallen meters van hen is verwijderd. Zij hebben een splitsende invloed, ver hinderen het in stand houden van een reeds bestaande, gemeenschappelijke taal of de samensmelting van talen. Verenigende factoren worden vooral opgeleverd door taakverdeling en de daardoor veroorzaakte onderlinge afhan kelijkheid van mensen, verspreid over grote gebieden; de gelijkheidsidealen; de technische vooruitgang, vooral de ont wikkeling van verkeers- en mededelings middelen; diverse ontwikkelingsfactoren, zoals het schrift, de druktechniek, de li teratuur, de pers, scholen, bibliotheken, schouwburgen enz. De verenigende facto ren werken samenbindend. Zij leveren een bijdrage tot het vormen en verster ken van eenheidstalen voor steeds gro tere aantallen mensen in steeds grotere gebieden. Parallel aan de ontwikkeling van de mensheid worden de verenigende facto ren steeds talrijker en belangrijker, ter wijl de scheidende een steeds bescheide ner rol gaan spelen. Het ontstaan van de Internationale Taal is een rechtstreeks gevolg van de voortdurend grotere betekenis en uitwer king van de verenigende factoren ten koste van de scheidende In dat taalkun dig evolutieproces is niet alleen een be langrijk aantal internationale woorden ontstaan, maar, tengevolge van de toe nadering der beschavingen, zijn ook de verschillende uitdrukkingswijzen en taal gewoonten dichter bij elkaar gekomen of zelfs gelijk geworden. Er is aldus vol doende internationale taaibouwstof ont staan, die door het genie van Dr. L. L. Zamenhof ten volle is uitgebuit om daar uit zijn taaiproject samen te stellen. Dit werd in 1887 onder de naam „Internacia Lingvo" gepubliceerd. De auteur onder tekende zijn werk met het pseudoniem Dr. Esperanto" (Hij, die hoopt). Later werd de taal zelf dikwijls naar dit pseu doniem genoemd. De grammatica van Esperanto bestaat uit 16 grondregels, die men makkelijk kan leren en onthouden. De woorden schat bevat een groot deel internationale stammen van algemene bekendheid, ter wijl er verder naar gestreefd is die stam men le kiezen, die althans in meerdere talen voorkomen. Een vernuftig systeem van voor- en achtervoegsels maakt het mogelijk uit één stam vele woorden, soms zelfs tot 40 toe, af te leiden. Daarom is Esperanto in verhouding tot andere talen erg gemakkelijk. Esperanto ontwikkelt zich op dezelfde manier als welke andere literatuurtaal dan ook. Zamehhof gaf slechts de funda menten van de taal en liet opzettelijk hieruit blijkt opnieuw zijn genialiteit haar verdere ontwikkeling in handen van de gebruikers zelf. Hij verklaarde: „Es peranto moet groeien en voortschrijden volgens dezelfde wetten, waarnaar alle levende talen zijn uitgewerkt". De ontwikkeling van de taal manifes teert zich hoofdzakelijk in de toename der woordstammen. In 1887 had de taal in het geheel 904 woordstammen, waar mede men minstens 10.000 woorden kon vormen. Het nieuwste Esperanto-woor- denboek Plena Vortaro dat in 1954 uitkwam, bevat 7.866 woordstammen, waarvan men minstens 80.000 woorden kan afleiden. Daarbij moet men vele we tenschappelijke, technische en vakwoor den, vervat in de 112 vakwoordenboeken en verzamelingen vaktermen, die tot dusver in de Internationale Taal ver schenen zijn, optellen Ondanks die groei heeft Esperanto zijn eenheid niet alleen bewaard, maar zelfs verstevigd. Dat is volkomen begrijpelijk als men in aanmerking neemt, dat de vergroting van het terrein, waar Espe ranto in de praktijk wordt toegepast en de belangrijke groei van het aantal per sonen, dat de taal spreekt, een toename heeft veroorzaakt van allerlei interna tionale contacten en als gevolg daarvan tot een opmerkelijke versterking van de taaleenheid heeft bijgedragen. Zo is Esperanto getransformeerd in 'n levende taal, die niet alleen kan voldoen aan alle eisen van logisch denken, maar ook voor kunstuitingen de hoogste moge lijkheden biedt. Er bestaan op het ogen blik internationale gezinnen, waar Espe ranto de omgangstaal is, en vele kinde- j ren leren het als hun moedertaal. Enige tijd geleden, juliaugustus 1956, werd neus, keel en borst van vastzittend slflm een internationaal congres van kinderen georganiseerd in Kopenhagen. Vele da gen lang zongen, speelden en amuseerden de kinderen zich samen, terwijl zij zich uitsluitend van Esperanto bedienden zon der enig besef van de belangrijkheid van dit voorval. Inderdaad zou dit voorbeeld navolgenswaard zijn voor internationale congressen en conferenties van diplo maten en geleerden. De ontwikkeling van de Internationale Taal levert een zeer interessant ver schijnsel op, zowel uit taalkundig als uit sociologisch oogpunt. Tot dusver hebben taalkundigen te weinig aandacht aan deze ontwikkeling geschonken, maar dat vermindert natuurlijk het gewicht van dit feit niet. Landbouwbegroting 1958 ONTWERP- MEERJARENPLAN VOOR RUILVERKAVELING NAGENOEG GEREED In het structuurbeleid t.a.v. de land bouw nemen de cultuurtechnische acti viteiten een belangrijke plaats in, aldus deelt minister Mansholt mede in zijn memorie van toelichting op de land bouwbegroting 1958. Immers door deze maatregelen worden de externe produk- tie-omstandigheden zodanig verbeterd, dat het bestaande areaal cultuurgrond een hogere produktiviteit verkrijgt, de exploitatie efficiënter en rationeler kan geschieden en de weerstandskracht van de landbouw wordt versterkt. De exter ne produktiefactoren betreffen die pro- duktie-omstandigheden, welke niet door de individuele boeren en tuinders kun nen worden verbeterd, ook al voeren zij hun bedrijf op voortreffelijke wijze. Ge noemd kunnen worden de verkaveling, de agrarische ontsluiting, de waterbe heersing, aanleg van utiliteitswerken enz. Maatregelen in dit kader, die mede de infra-structuur van het platteland verbeteren, kunnen slechts op effectieve wijze tot stand worden gebracht door een samengaan van betrokkenen, hetzij in de vorm van ruil- of herverkaveling, hetzij - en dan in die streken, waar niet of vooralsnog niet tot ruilverkaveling kan worden overgegaan - door verbete ring van de agrarische ontsluiting en van de waterbeheersing door gemeenten c.q. waterschappen. Verbetering van de infra-structuur staat in nauw verband met de zich op het platteland voltrekkende schaalver groting Meer en meer wordt duidelijk, dat slechts dan ten plattelande een ge zonde en harmonische samenleving kan bestaan, indien de centra waarop de be volking is aangewezen voldoende moge lijkheden bieden op economisch, cultu reel, maatschappelijk, sociaal en recrea tief gebied, zowel naar verscheidenheid als aantal. De huidige moderne samen leving stelt nu eenmaal hieraan hogere eisen Het gevolg van deze ontwikkeling is, dat het aantal centra dient af te nemen, teneinde de overblijvende vol doende tot ontwikkeling te doen komen, opdat een gezonde structuur ontstaat. Wordt hierbij in beschouwing genomen, dat de bevolking op het platteland door ontwikkeling (rationalisatie) van de landbouw afneemt - hetgeen in ver scheidene streken reeds tot uitdrukking komt - dan wordt duidelijk, dat steeds minder plaats zal overblijven voor ge huchten en kleine dorpen, die niet in staat zijn de hierop aangewezen bewo ners en omwonenden voldoende verzor ging te bieden. Bij de spreiding van de industrievestiging wordt door regionale concentratie ook reeds naar deze ge- dachtengang gehandeld. Ook de landar beiders geven er de voorkeur aan om in de - doch dan goed geoutilleerde - dorpen te wonen, terwijl aan de jonge ren, voor wie geen plaats in de land bouw is, voor de keuze van een ander beroep goede centra de mogelijkheid bieden in de streek zelf een toekomst te zoeken. Langs deze weg kan de verdere ontwikkeling van Nederland buiten het westen nader worden gestimuleerd. Ruilverkaveling en verbetering van de ontsluiting helpen de schaalvergroting bevorderen. De relatieve afstandsverkor ting door goede wegen en de omstandig heid, dat de centra met de moderne ver voermiddelen gemakkelijk bereikbaar zijn, doen de bewoonbaarheid van het platteland alsmede de wisselwerking tussen de centra en het agrarisch gebied toenemen, zodat mede op deze wijze 'n onverantwoorde ontvolking van het platteland kan worden tegengegaan. De ruilverkavelingen „nieuwe stijl", die MAAK ZELF UW KRUISWOORD-PUZZEL! en win één van de 50 flinke geldprijzen (ruim 5.900,uitgeloofd) Aantal door mij baKaaMa punlon Naam S2« Plaati 1. Aanwijzingen: Vul de open vakjes in (volgens voor laatste en/of nieuwe spelling) it met Nederlandse woorden (ook ver buigingen en vervoegingen mogen ge bruikt worden). it ingeburgerde woorden van vreemde oorsprong mogen ook gebruikt wor den, maar echte Nederlandse woorden gaan voor, in oplossingen met gelijke punten-totalen. it geen aardrijkskundige namen; geen eigennamen. geen afkortingen; geen herhalingen; geen tussenwerpsels. Probeer daarbij een zo hoog mogelijk aantal punten te halen met onderstaande waardering: aeiouijy 2 punten bgklmnt 4 punten dfjrvwz 6 punten chpqsx =8 punten Bijv.: BOEK 4 2 24-4 12 punten maar: POCH 8 2 8 8 26 punten Als totaal aantal punten geldt de waarde van de letters in de 56 vakjes, dus ook van HELP en GEEF. Deze sleu telwoorden moeten op de aangegeven plaatsen blijven staan (vertikaal). 2. Prijzen GROEP I: Twintig verschillende inzen ders met (volgens de jury) de meeste geldige punten, die ƒ1,extra postze gels hebben geplakt, krijgen 0,50 per punt uitbetaald. Bijvoorbeeld: 200 X 0,50 100,—). Alle inzenders in deze groep krijgen qua karakter overeenkomen met de her verkavelingen, staan derhalve centraal; het is verantwoord deze beide typen van activiteiten als één geheel te beschouwen in het kader van het structuurbeleid op lange termijn. De Centrale Cultuurtechnische Com missie verleent de minister grote steun bij de gedachtenvorming inzake de ont wikkeling der cultuurtechniek. Geme moreerd m'oge worden hel ontwerpen van een meerjarenplan voor ruilverka veling, het beraad op het gebied van de financiering van cultuurtechnische wer ken en de gedachtenvorming over het constitueren van provinciale cultuur technische commissies. Naast deze alge mene problematiek staat uiteraard de taak, die nauw verband houdt met de uitvoering van de bepalingen van de Ruilverkavelingswet 1954, waarbij met name de richting waarin en de wijze waarop de ruil- en herverkavelingen, inclusief de bedrijfsvergroting, dienen te worden uitgevoerd, de voortdurende aandacht heeft. Het ontwerp voor een meerjarenplan voor ruilverkaveling is thans nagenoeg gereed; de minister verwacht het advies van de Centrale Cultuurtechnische Com missie nog voor het einde van het jaar. Dank zij de door de werkgroep „Hellin- ga" opgestelde grondslagen voor een urgentievolgorde is het door de Centrale Cultuurtechnische Commissie vrijwel mede rekening houdt met de budgettaire, zeker mogelijk een plan op te stellen., dat financiële en organisatorische aspecten. een lijst met de uitslag toegezonden. GROEP II: Dertig verschillende inzen ders met (volgens de jury) de meeste geldige punten, die 0,50 extra post zegels hebben geplakt, krijgen 0,25 per punt uitbetaald. (Bijvoorbeeld: 200 X 0,25 50,—). 3. Voorwaarden: it Oplossingen op een briefkaart plak ken en overtekenen; ir Totaal aantal punten daarbij ver melden. it Op de adreszijde, naast het gewone posttarief (8 cent): J 1,extra postzegels plakken, wanneer U 0,50 per punt wilt winnen GROEP I. 0,50 extra postzegels plakken, wanneer U 0,25 per punt wilt winnen GROEP II. Inzenders in Groep II die een lijst met uitslagen wensen, moeten 0,15 extra aan postzegels plakken. Deelnemers in het buitenland: Interna tionale antwoordcoupons" inzenden a.u.b. it Uw naam en adres duidelijk schrijven (met blokletters). it Adresseren aan: „HET RODE KRUIS" Prinsessegracht 27, Den Haag it Inzendingen moeten uiterlijk 15 januari 1958 vóór 12 uur binnen zijn. Een onafhankelijke jury wijst de prijs winnaars aan. Voor precies gelijke oplos singen die kennelijk afkomstig zijn van éénzelfde bron, zal slechts één prijs mo gen wordeir-gegeven. Aangenomen wordt dan, dat zij afkomstig zijn van éénzelfde inzender. Correspondentie over de be slissingen van de jury kan niet worden gevoerd; wie meedoet onderwerpt zich hieraan. De namen van de winnaars worden op gegeven aan de bladen waarin de puzzel is geplaatst, aan de inzenders in GROEP I en aan de inzenders in GROEP II die 15 cent extra postzegels hebben bijge plakt. De prijswinnaars krijgen persoon lijk bericht. (Beschermd door de Auteurswet van '12) HALVE EEUW GELEDEN Ingezonden stuk, in de krant van 5 december 1907: Wie van een opfrissing houdt, zijn reukorganen wil vergasten op en voor het oog bekoring zoekt, moet 's morgens vroeg met een Zuidwesten windje en een nuchtere maag de kant naar de Westen uitgaan, dan kan hij vanaf de Eierkoog reeds zijn hart ophalen en zijn ogen de kost geven. Onze gemeenteinrichting, de Stadsbelt, is daar misplaatst, had daar nimmer moeten komen, gewoonlijk wordt daar voor een uithoek opgezocht, een verloren plek, liefst zo ver en zo onzichtbaar mo gelijk. Hier prijkt ze aan de openbare weg, een walg en een verderf tegelijk, omdat ze ons schoonheidsgevoel geweld aan doet en onze voorgevel met schade lijke gassen opvult, ze is een Kaïns- teken tegenover de vreemdeling, die zich over onze schoonheidszin en reukinrich ting kan vroolijk maken. Met vriendelijke groeten, D. W. Coninck Westenberg ROTER feuilleton door H. Westenberg 12. „En als ik het gezien had, had ik hem het uitstapje toch niet kunnen verbie den", mompelt de vader. Dan geeft hij René een tikje op zijn schouder. „Wie was die jongen, die je zo ridderlijk te hulp gekomen bent?" De jongen ziet hem verbaasd aan. „Hoe weet ik dat nou? „Zo'n kleine hummel uit de lagere klas was het". „Wat had jij er dan mee te maken? vervolgde zijn vader met gemaakte ver wondering En René antwoordt met diepe veront waardiging: „Nou, zeg, dacht U, dat ik het maar kalm zou aanzien, als twee grote kerels zo'n hummel op zijn kop ge ven?" Thomas Brackwieser lacht harte lijk. „Nee", zegt hij spontaan, „je hebt gelijk!" en tot Leotine: „Als ik hem zo hoor praten met zijn overdreven gevoel voor rechtvaardigheid, moet ik dikwijls aan mijn zuster denken. Die was precies zo". „Heb jij dan een zuster gehad?" vraagt Leotine verbaasd; „daar heb ik nog nooit van gehoord!" Thomas Brackwieser knikt: „Ik heb 'n zuster gehad", zegt hij. „Vreemd", denkt Leotine, maar dan zijn haar gedachten alweer bij de jongen en zijn gewonde hand. Daar moet ze direct iets aan doen! Het lijkt wel of er een begin van bloedvergiftiging is. Tot onder de oksel doet zijn arm pijn, heeft René zoeven fluisterend aan Hans toever trouwd. Dus neemt Leotine hem mee naar de badkamer, waar de apotheekkast staat en zorgvuldig verzorgt zij de schrammen met jodium. De jongen bijt de tanden op elkaar, maar zegt geen woord. Een ogenblik legt hij, blijkbaar overmand van pijn, zijn hand op Leotine's rug. En plotseling welt een wonderlijke te derheid voor het kind in haar op; zij moet zich beheersen om hem niet in haar ar men te nemen, hem te strelen en te kus sen. Wat is hij dapper geweest om voor een kleine jongen in de bres te springen en hoe prachtig, dat hij er niemand iets van heeft willen zeggen, wat een vreemd karakter heeft dit kind toch en hoe zal hij hiermee door het leven gaan? Mis schien zal hij nog dikwijls bewust of onbewust voor anderen de kastanjes uit het vuur halen en zichzelf daarbij bran den. Dan overvalt haar plotseling een bijna duizeligmakende schrik; zij zelf zal immers de eerste zijn, die hem een groot verdriet zal toebrengen, als zij hem zeg gen zal, dat hij niet haar zoon is, dat er een ander zal komen om zijn plaats in haar hart, in haar huis te nemen. Maar is het nodig het hem te zeggen? Is het werkelijk nodig hem weg te sturen, als die andere komt? Zou het niet mogelijk zijn, dat de beide jongens....? en de andere moeder dan? En René zelf? Zou hij willen blijven, als hij alles weet? Haar handen beven zo, dat René verwon derd vraagt: „Wat is er, mama?" Maar ze is zich zelf al weer meester: „Niets, m'n jongen!" en dan op zeer vriendelijke toon: „Morgen moeten we met die arm naar de dokter En als de pijn erger wordt, vanavond nog". Zij ziet, hoe de jongen schrikt: „Maar ik kan toch in elk geval meegaan?" Leotine maakt het apothekerskastje dicht: „Meegaan, waarheen? O, je bedoelt met je vader meegaan naar Kaapstad?" René knikt haastig. Er is een ogenblik van diepe stilte. Leotine staart voor zich heen. De jongen wacht en voelt zijn hart kloppen. Dan richt Leotine zich in haar volle lengte op en in haar ogen komt een won derlijke glans, die door de jongen met bitterheid als vals wordt gekwalificeerd. „Nee", zegt zij langzaam en heel luid. „Nee, aan een reis kan nu niet worden gedacht! Die hand ziet er veel te gevaar lijk uit. En kom nu mee, dan kunnen wij eindelijk gaan eten!" Met grote stappen gaat zij hem voor de badkamer uit, de trap af en naar de eetkamer, waar de twee heren nog steeds wachten. René loopt haar na zonder een woord le zeggen. Met de grootste inspanning be dwingt hij zijn opwellende tranen. „Krijgen we nu eindelijk iets te eten? Is alles in orde? vraagt Tom opgewekt en gaat naar de gedekte tafel. Maar als hij in de lichtkring van de lamp het gezicht van zijn vrouw ziet, zegt hij onwillekeurig: „Wat is er nu weer?" en blijft staan. Ook Leotine is nog niet gaan zitten. En over de tafel, met 'n nauwelijks bedwongen vreugde in haar stem, zegt zij beslist: „Nu kan René na tuurlijk niet met je mee gaan, met zo'n hand! Ik zou werkelijk geen ogenblik rust hebben! Een paar seconden is het doodstil in de kamer. Hans, op de achtergrond, trekt een medelijdend gezicht naar René, die nog steeds met zijn tranen vecht. Maar Tom kijkt zijn vrouw lang en doordringend aan; haar gezicht is bleek, maar overschaduwd door een stille triomf, haar ogen glanzen, haar lippen trillen. Dan haalt hij diep adem, kruist zijn armen over zijn brede borst. „Je zou geen ogenblik rust hebben?" herhaalt hij haar woorden, en na een ogenblik zwij gen: „Ja als dat zo is.... dan mag ik", en met nog meer nadruk: „Dan mag ik een kind niet van zijn moeder wegnemen. „René, het spijt mij heel erg, maar jij moet bij je moeder blijven". Leotine heeft stil voor de tafel gestaan, haar handen rusten op het witte tafel kleed. Plotseling krijgt zij het gevoel als of iemand haar een slag gegeven heeft. Zij gelooft, dat zij zal vallen, maar zij valt niet. Zij begint heftig te snikken en holt de kamer uit. De jongen kijkt radeloos van de een naar de ander. Onwillekeurig heeft Hans Eckhart zijn arm om hem heen gelegd. Zo loopt hij met hem naar de tafel. „En Wat nu?" vraagt hij zachtjes. Thomas Brackwieser gaat zitten en wenkt de andere twee hetzelfde te doen. „En wat nu?" herhaalt zijn zwager Maar het meisje komt binnen met het dienblad. Madame had gevraagd, of men al wilde beginnen te eten, ze zou dadelijk komen, zei het meisje. De twee mannen wisselen een blik en doen, wat madame verzocht had en pra ten over de ondraaglijke hitte, die nog over de stad hangt. „JO! LAAT MIJ LOS! Ben je gek ge worden? Laat los, zeg ik". Jo denkt er niet aan. En na een verwoede worsteling nog eens het lachend bevel van mijn moeder: Jo, ik zeg je, laat los! mijn hele haar is in de war. Jo....!" en met gemaakte strengheid: „Of je krijgt vanavond niets te eten!" Dat helpt! De stevige handen laten los. Proestend maakt Helga Frank zich uit de omhelzing van haar zoon los. Lachend kijken ze elkaar aan. „Je bent een vrese lijke kwajongen!" zegt ze lachend. „Als die Arabische tapijthandelaar weer komt, verkoop ik je. Kijk eens, hoe je me hebt toegetakeld!" Jo kijkt haar met critische ogen aan; haar smal levendig gezicht met de don kere ogen, waarin nu het licht van de lamp weerspiegeld wordt; haar kleine, kaarsrechte neusje; haar bruin, krullend haar, dat hij zo juist zo helemaal door- elkaar gewoeld heeft. „Uw haar ziet er nu precies uit als onze plumeau", lacht Joachim, „maar het staat U prachtig!" Helga Frank lacht zachtjes. „Maar als ik je straks een draai om je oren geef, dan zal iedereen het weer geloven, en jij in de eerste plaats!" Wordt vervolgd _J

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1957 | | pagina 4