r
r
u
D<l mP° bevrijd
n
n
n
70 jaar
Esperanto
L
m
J
J
_MJ
J
het gezonde gebaar:
Jo of René
mm
H
E
1 I
L
P
i
A -
F
rr\or
en
85.
De 21ste september 1922 nam de Derde
Assemblée van de Volkerenbond met
algemene stemmen een uitvoerig en goed
gedocumenteerd rapport van haar secre
tariaat aan, getiteld: „Esperanto als In
ternationale Hulptaal". Dit belangrijke
document eindigde met de volgende
woorden:
„Een taal is een grote kracht en de
Volkerenbond heeft goede gronden om
met speciale belangstelling de vooruit
gang van de Esperanto-Beweging te
volgen, die bij verdere verbreiding t.z.t.
zou kunnen leiden tot grote resultaten
met het oog op de morele eenheid van de
wereld".
In 1922 was Esperanto nog een zeer
jonge taal: zij bestond nog slechts 35
jaar. Sedertdien zijn nog 35 jaar ver
lopen en in juli 1957 zal de 70ste ver
jaardag van de Internationale Taal ge
vierd worden. Ter gelegenheid daarvan
wordt dit speciale rapport door het Cen
trum voor Onderzoek en Documentatie
gepubliceerd. Het doel is alle belangstel
lenden, in zeer beknopte vorm althans,
over de voornaamste feiten, die betrek
king hebben op de Internationale Taal
Esperanto, in te lichten en hun enig idee
te geven van de grote vooruitgang, die
zij speciaal in de naoorlogse jaren ge
maakt heeft. Dat is des te meer noodza
kelijk, omdat de bekendheid met dit
vraagstuk soms zeer gebrekkig of zelfs
foutief blijkt te zijn.
Vorming, ontstaan en ontwikkeling
van de internationale taal
Elke taal is een maatschappelijk feno
meen en niet het een of ander „natuur
lijk" of „biologisch" verschijnsel. Ook de
Internationale Taal heeft hetzelfde ka
rakter en wordt geregeerd door dezelfde
wetten als iedere willekeurige, andere
taal. Bijgevolg is een verdeling in „na
tuurlijke" en „kunstmatige" talen niet te
rechtvaardigen, omdat elke taal tot op
zekere hoogte spontaan door de mense
lijke gemeenschap geschapen wordt,
maar anderzijds bezit elke ontwikkelde
literatuurtaal ook veel elementen van
bewust scheppen.
De taalontwikkeling wordt in het alge
meen door twee soorten factoren beïn
vloed: de scheidende en de verenigende
factoren.
De scheidende factoren zijn b.v. geo
grafische, sociaal-economische, kaste- of
klasse-, beroeps- eh religieuze factoren.
NIEUWE AVONTUREN VAN PIMBA
Hij sneedt het roertouw door en
maakte de roeiboot los!
Als het nog schemert, kruipen Pimba
en Bari op handen en voeten naar het
achterschip. Er is nu volop leven aan
boord, want ze zijn vlak bij de kust en
straks zal het schip landen Dat denken
de rovers tenminste. Het zal niet ge
beuren, denkt Pimba, wacht maar. Be
neden dobbert een sloep achter het
kaperschip aan. Jij naar beneden, Bari'
De aap schijnt het erg griezelig te vin
den, maar doet toch wat Pimba zegt.
Als de aap zich veilig en wel in de sloep
bevindt, gaat Pimba op zoek naar het
roertouw Hij moet het zo doen, dat hij
niet wordt opgemerkt en toch moet
hij vlug klaar zijn. Daar is het! Met een
forse ruk snijdt hij met het vlijmscherpe
dolkmes van de bootsman het touw
ooor, snelt dan naar het touw waarmee
de sloep is bevestigd Vliegensvlug laat
hij zich zakken Hij maakt de sloep los
en pakt de riemen. Het schip dobbert
stuurloos op de golven. De rovers, in hun
paniek merken Pimba pas, als hij al
tientallen meters van hen is verwijderd.
Zij hebben een splitsende invloed, ver
hinderen het in stand houden van een
reeds bestaande, gemeenschappelijke taal
of de samensmelting van talen.
Verenigende factoren worden vooral
opgeleverd door taakverdeling en de
daardoor veroorzaakte onderlinge afhan
kelijkheid van mensen, verspreid over
grote gebieden; de gelijkheidsidealen; de
technische vooruitgang, vooral de ont
wikkeling van verkeers- en mededelings
middelen; diverse ontwikkelingsfactoren,
zoals het schrift, de druktechniek, de li
teratuur, de pers, scholen, bibliotheken,
schouwburgen enz. De verenigende facto
ren werken samenbindend. Zij leveren
een bijdrage tot het vormen en verster
ken van eenheidstalen voor steeds gro
tere aantallen mensen in steeds grotere
gebieden.
Parallel aan de ontwikkeling van de
mensheid worden de verenigende facto
ren steeds talrijker en belangrijker, ter
wijl de scheidende een steeds bescheide
ner rol gaan spelen.
Het ontstaan van de Internationale
Taal is een rechtstreeks gevolg van de
voortdurend grotere betekenis en uitwer
king van de verenigende factoren ten
koste van de scheidende In dat taalkun
dig evolutieproces is niet alleen een be
langrijk aantal internationale woorden
ontstaan, maar, tengevolge van de toe
nadering der beschavingen, zijn ook de
verschillende uitdrukkingswijzen en taal
gewoonten dichter bij elkaar gekomen of
zelfs gelijk geworden. Er is aldus vol
doende internationale taaibouwstof ont
staan, die door het genie van Dr. L. L.
Zamenhof ten volle is uitgebuit om daar
uit zijn taaiproject samen te stellen. Dit
werd in 1887 onder de naam „Internacia
Lingvo" gepubliceerd. De auteur onder
tekende zijn werk met het pseudoniem
Dr. Esperanto" (Hij, die hoopt). Later
werd de taal zelf dikwijls naar dit pseu
doniem genoemd.
De grammatica van Esperanto bestaat
uit 16 grondregels, die men makkelijk
kan leren en onthouden. De woorden
schat bevat een groot deel internationale
stammen van algemene bekendheid, ter
wijl er verder naar gestreefd is die stam
men le kiezen, die althans in meerdere
talen voorkomen. Een vernuftig systeem
van voor- en achtervoegsels maakt het
mogelijk uit één stam vele woorden, soms
zelfs tot 40 toe, af te leiden. Daarom is
Esperanto in verhouding tot andere talen
erg gemakkelijk.
Esperanto ontwikkelt zich op dezelfde
manier als welke andere literatuurtaal
dan ook. Zamehhof gaf slechts de funda
menten van de taal en liet opzettelijk
hieruit blijkt opnieuw zijn genialiteit
haar verdere ontwikkeling in handen van
de gebruikers zelf. Hij verklaarde: „Es
peranto moet groeien en voortschrijden
volgens dezelfde wetten, waarnaar alle
levende talen zijn uitgewerkt".
De ontwikkeling van de taal manifes
teert zich hoofdzakelijk in de toename
der woordstammen. In 1887 had de taal
in het geheel 904 woordstammen, waar
mede men minstens 10.000 woorden kon
vormen. Het nieuwste Esperanto-woor-
denboek Plena Vortaro dat in 1954
uitkwam, bevat 7.866 woordstammen,
waarvan men minstens 80.000 woorden
kan afleiden. Daarbij moet men vele we
tenschappelijke, technische en vakwoor
den, vervat in de 112 vakwoordenboeken
en verzamelingen vaktermen, die tot
dusver in de Internationale Taal ver
schenen zijn, optellen
Ondanks die groei heeft Esperanto zijn
eenheid niet alleen bewaard, maar zelfs
verstevigd. Dat is volkomen begrijpelijk
als men in aanmerking neemt, dat de
vergroting van het terrein, waar Espe
ranto in de praktijk wordt toegepast en
de belangrijke groei van het aantal per
sonen, dat de taal spreekt, een toename
heeft veroorzaakt van allerlei interna
tionale contacten en als gevolg daarvan
tot een opmerkelijke versterking van de
taaleenheid heeft bijgedragen.
Zo is Esperanto getransformeerd in 'n
levende taal, die niet alleen kan voldoen
aan alle eisen van logisch denken, maar
ook voor kunstuitingen de hoogste moge
lijkheden biedt. Er bestaan op het ogen
blik internationale gezinnen, waar Espe
ranto de omgangstaal is, en vele kinde- j
ren leren het als hun moedertaal. Enige
tijd geleden, juliaugustus 1956, werd
neus, keel en borst van vastzittend slflm
een internationaal congres van kinderen
georganiseerd in Kopenhagen. Vele da
gen lang zongen, speelden en amuseerden
de kinderen zich samen, terwijl zij zich
uitsluitend van Esperanto bedienden zon
der enig besef van de belangrijkheid van
dit voorval. Inderdaad zou dit voorbeeld
navolgenswaard zijn voor internationale
congressen en conferenties van diplo
maten en geleerden.
De ontwikkeling van de Internationale
Taal levert een zeer interessant ver
schijnsel op, zowel uit taalkundig als uit
sociologisch oogpunt. Tot dusver hebben
taalkundigen te weinig aandacht aan
deze ontwikkeling geschonken, maar dat
vermindert natuurlijk het gewicht van
dit feit niet.
Landbouwbegroting 1958
ONTWERP- MEERJARENPLAN VOOR
RUILVERKAVELING NAGENOEG
GEREED
In het structuurbeleid t.a.v. de land
bouw nemen de cultuurtechnische acti
viteiten een belangrijke plaats in, aldus
deelt minister Mansholt mede in zijn
memorie van toelichting op de land
bouwbegroting 1958. Immers door deze
maatregelen worden de externe produk-
tie-omstandigheden zodanig verbeterd,
dat het bestaande areaal cultuurgrond
een hogere produktiviteit verkrijgt, de
exploitatie efficiënter en rationeler kan
geschieden en de weerstandskracht van
de landbouw wordt versterkt. De exter
ne produktiefactoren betreffen die pro-
duktie-omstandigheden, welke niet door
de individuele boeren en tuinders kun
nen worden verbeterd, ook al voeren zij
hun bedrijf op voortreffelijke wijze. Ge
noemd kunnen worden de verkaveling,
de agrarische ontsluiting, de waterbe
heersing, aanleg van utiliteitswerken
enz. Maatregelen in dit kader, die mede
de infra-structuur van het platteland
verbeteren, kunnen slechts op effectieve
wijze tot stand worden gebracht door
een samengaan van betrokkenen, hetzij
in de vorm van ruil- of herverkaveling,
hetzij - en dan in die streken, waar niet
of vooralsnog niet tot ruilverkaveling
kan worden overgegaan - door verbete
ring van de agrarische ontsluiting en
van de waterbeheersing door gemeenten
c.q. waterschappen.
Verbetering van de infra-structuur
staat in nauw verband met de zich op
het platteland voltrekkende schaalver
groting Meer en meer wordt duidelijk,
dat slechts dan ten plattelande een ge
zonde en harmonische samenleving kan
bestaan, indien de centra waarop de be
volking is aangewezen voldoende moge
lijkheden bieden op economisch, cultu
reel, maatschappelijk, sociaal en recrea
tief gebied, zowel naar verscheidenheid
als aantal. De huidige moderne samen
leving stelt nu eenmaal hieraan hogere
eisen Het gevolg van deze ontwikkeling
is, dat het aantal centra dient af te
nemen, teneinde de overblijvende vol
doende tot ontwikkeling te doen komen,
opdat een gezonde structuur ontstaat.
Wordt hierbij in beschouwing genomen,
dat de bevolking op het platteland door
ontwikkeling (rationalisatie) van de
landbouw afneemt - hetgeen in ver
scheidene streken reeds tot uitdrukking
komt - dan wordt duidelijk, dat steeds
minder plaats zal overblijven voor ge
huchten en kleine dorpen, die niet in
staat zijn de hierop aangewezen bewo
ners en omwonenden voldoende verzor
ging te bieden. Bij de spreiding van de
industrievestiging wordt door regionale
concentratie ook reeds naar deze ge-
dachtengang gehandeld. Ook de landar
beiders geven er de voorkeur aan om
in de - doch dan goed geoutilleerde -
dorpen te wonen, terwijl aan de jonge
ren, voor wie geen plaats in de land
bouw is, voor de keuze van een ander
beroep goede centra de mogelijkheid
bieden in de streek zelf een toekomst te
zoeken. Langs deze weg kan de verdere
ontwikkeling van Nederland buiten het
westen nader worden gestimuleerd.
Ruilverkaveling en verbetering van de
ontsluiting helpen de schaalvergroting
bevorderen. De relatieve afstandsverkor
ting door goede wegen en de omstandig
heid, dat de centra met de moderne ver
voermiddelen gemakkelijk bereikbaar
zijn, doen de bewoonbaarheid van het
platteland alsmede de wisselwerking
tussen de centra en het agrarisch gebied
toenemen, zodat mede op deze wijze 'n
onverantwoorde ontvolking van het
platteland kan worden tegengegaan. De
ruilverkavelingen „nieuwe stijl", die
MAAK ZELF
UW KRUISWOORD-PUZZEL!
en win één
van de 50 flinke geldprijzen
(ruim 5.900,uitgeloofd)
Aantal door mij baKaaMa
punlon
Naam
S2«
Plaati
1. Aanwijzingen:
Vul de open vakjes in (volgens voor
laatste en/of nieuwe spelling)
it met Nederlandse woorden (ook ver
buigingen en vervoegingen mogen ge
bruikt worden).
it ingeburgerde woorden van vreemde
oorsprong mogen ook gebruikt wor
den, maar echte Nederlandse woorden
gaan voor, in oplossingen met gelijke
punten-totalen.
it geen aardrijkskundige namen; geen
eigennamen.
geen afkortingen; geen herhalingen;
geen tussenwerpsels.
Probeer daarbij een zo hoog mogelijk
aantal punten te halen met onderstaande
waardering:
aeiouijy 2 punten
bgklmnt 4 punten
dfjrvwz 6 punten
chpqsx =8 punten
Bijv.: BOEK 4 2 24-4 12 punten
maar: POCH 8 2 8 8 26 punten
Als totaal aantal punten geldt de
waarde van de letters in de 56 vakjes,
dus ook van HELP en GEEF. Deze sleu
telwoorden moeten op de aangegeven
plaatsen blijven staan (vertikaal).
2. Prijzen
GROEP I: Twintig verschillende inzen
ders met (volgens de jury) de meeste
geldige punten, die ƒ1,extra postze
gels hebben geplakt, krijgen 0,50 per
punt uitbetaald. Bijvoorbeeld: 200 X
0,50 100,—).
Alle inzenders in deze groep krijgen
qua karakter overeenkomen met de her
verkavelingen, staan derhalve centraal;
het is verantwoord deze beide typen van
activiteiten als één geheel te beschouwen
in het kader van het structuurbeleid op
lange termijn.
De Centrale Cultuurtechnische Com
missie verleent de minister grote steun
bij de gedachtenvorming inzake de ont
wikkeling der cultuurtechniek. Geme
moreerd m'oge worden hel ontwerpen
van een meerjarenplan voor ruilverka
veling, het beraad op het gebied van de
financiering van cultuurtechnische wer
ken en de gedachtenvorming over het
constitueren van provinciale cultuur
technische commissies. Naast deze alge
mene problematiek staat uiteraard de
taak, die nauw verband houdt met de
uitvoering van de bepalingen van de
Ruilverkavelingswet 1954, waarbij met
name de richting waarin en de wijze
waarop de ruil- en herverkavelingen,
inclusief de bedrijfsvergroting, dienen
te worden uitgevoerd, de voortdurende
aandacht heeft.
Het ontwerp voor een meerjarenplan
voor ruilverkaveling is thans nagenoeg
gereed; de minister verwacht het advies
van de Centrale Cultuurtechnische Com
missie nog voor het einde van het jaar.
Dank zij de door de werkgroep „Hellin-
ga" opgestelde grondslagen voor een
urgentievolgorde is het door de Centrale
Cultuurtechnische Commissie vrijwel
mede rekening houdt met de budgettaire,
zeker mogelijk een plan op te stellen., dat
financiële en organisatorische aspecten.
een lijst met de uitslag toegezonden.
GROEP II: Dertig verschillende inzen
ders met (volgens de jury) de meeste
geldige punten, die 0,50 extra post
zegels hebben geplakt, krijgen 0,25 per
punt uitbetaald. (Bijvoorbeeld: 200 X
0,25 50,—).
3. Voorwaarden:
it Oplossingen op een briefkaart plak
ken en overtekenen;
ir Totaal aantal punten daarbij ver
melden.
it Op de adreszijde, naast het gewone
posttarief (8 cent):
J 1,extra postzegels plakken, wanneer
U 0,50 per punt wilt winnen
GROEP I.
0,50 extra postzegels plakken, wanneer
U 0,25 per punt wilt winnen
GROEP II.
Inzenders in Groep II die een lijst met
uitslagen wensen, moeten 0,15 extra
aan postzegels plakken.
Deelnemers in het buitenland: Interna
tionale antwoordcoupons" inzenden a.u.b.
it Uw naam en adres duidelijk schrijven
(met blokletters).
it Adresseren aan: „HET RODE KRUIS"
Prinsessegracht 27, Den Haag
it Inzendingen moeten uiterlijk 15
januari 1958 vóór 12 uur binnen zijn.
Een onafhankelijke jury wijst de prijs
winnaars aan. Voor precies gelijke oplos
singen die kennelijk afkomstig zijn van
éénzelfde bron, zal slechts één prijs mo
gen wordeir-gegeven. Aangenomen wordt
dan, dat zij afkomstig zijn van éénzelfde
inzender. Correspondentie over de be
slissingen van de jury kan niet worden
gevoerd; wie meedoet onderwerpt zich
hieraan.
De namen van de winnaars worden op
gegeven aan de bladen waarin de puzzel
is geplaatst, aan de inzenders in GROEP
I en aan de inzenders in GROEP II die
15 cent extra postzegels hebben bijge
plakt. De prijswinnaars krijgen persoon
lijk bericht.
(Beschermd door de Auteurswet van '12)
HALVE EEUW GELEDEN
Ingezonden stuk, in de krant van 5
december 1907:
Wie van een opfrissing houdt, zijn
reukorganen wil vergasten op en voor
het oog bekoring zoekt, moet 's morgens
vroeg met een Zuidwesten windje en een
nuchtere maag de kant naar de Westen
uitgaan, dan kan hij vanaf de Eierkoog
reeds zijn hart ophalen en zijn ogen de
kost geven.
Onze gemeenteinrichting, de Stadsbelt,
is daar misplaatst, had daar nimmer
moeten komen, gewoonlijk wordt daar
voor een uithoek opgezocht, een verloren
plek, liefst zo ver en zo onzichtbaar mo
gelijk. Hier prijkt ze aan de openbare
weg, een walg en een verderf tegelijk,
omdat ze ons schoonheidsgevoel geweld
aan doet en onze voorgevel met schade
lijke gassen opvult, ze is een Kaïns-
teken tegenover de vreemdeling, die zich
over onze schoonheidszin en reukinrich
ting kan vroolijk maken.
Met vriendelijke groeten,
D. W. Coninck Westenberg
ROTER
feuilleton
door H. Westenberg
12. „En als ik het gezien had, had ik hem
het uitstapje toch niet kunnen verbie
den", mompelt de vader. Dan geeft hij
René een tikje op zijn schouder. „Wie was
die jongen, die je zo ridderlijk te hulp
gekomen bent?"
De jongen ziet hem verbaasd aan. „Hoe
weet ik dat nou? „Zo'n kleine hummel
uit de lagere klas was het".
„Wat had jij er dan mee te maken?
vervolgde zijn vader met gemaakte ver
wondering
En René antwoordt met diepe veront
waardiging: „Nou, zeg, dacht U, dat ik
het maar kalm zou aanzien, als twee
grote kerels zo'n hummel op zijn kop ge
ven?" Thomas Brackwieser lacht harte
lijk. „Nee", zegt hij spontaan, „je hebt
gelijk!" en tot Leotine: „Als ik hem zo
hoor praten met zijn overdreven gevoel
voor rechtvaardigheid, moet ik dikwijls
aan mijn zuster denken. Die was precies
zo".
„Heb jij dan een zuster gehad?" vraagt
Leotine verbaasd; „daar heb ik nog nooit
van gehoord!"
Thomas Brackwieser knikt: „Ik heb 'n
zuster gehad", zegt hij.
„Vreemd", denkt Leotine, maar dan
zijn haar gedachten alweer bij de jongen
en zijn gewonde hand. Daar moet ze
direct iets aan doen! Het lijkt wel of er
een begin van bloedvergiftiging is. Tot
onder de oksel doet zijn arm pijn, heeft
René zoeven fluisterend aan Hans toever
trouwd. Dus neemt Leotine hem mee
naar de badkamer, waar de apotheekkast
staat en zorgvuldig verzorgt zij de
schrammen met jodium. De jongen bijt
de tanden op elkaar, maar zegt geen
woord. Een ogenblik legt hij, blijkbaar
overmand van pijn, zijn hand op Leotine's
rug.
En plotseling welt een wonderlijke te
derheid voor het kind in haar op; zij moet
zich beheersen om hem niet in haar ar
men te nemen, hem te strelen en te kus
sen. Wat is hij dapper geweest om voor
een kleine jongen in de bres te springen
en hoe prachtig, dat hij er niemand iets
van heeft willen zeggen, wat een vreemd
karakter heeft dit kind toch en hoe zal
hij hiermee door het leven gaan? Mis
schien zal hij nog dikwijls bewust of
onbewust voor anderen de kastanjes uit
het vuur halen en zichzelf daarbij bran
den. Dan overvalt haar plotseling een
bijna duizeligmakende schrik; zij zelf zal
immers de eerste zijn, die hem een groot
verdriet zal toebrengen, als zij hem zeg
gen zal, dat hij niet haar zoon is, dat er
een ander zal komen om zijn plaats in
haar hart, in haar huis te nemen. Maar
is het nodig het hem te zeggen? Is het
werkelijk nodig hem weg te sturen, als
die andere komt? Zou het niet mogelijk
zijn, dat de beide jongens....? en de
andere moeder dan? En René zelf?
Zou hij willen blijven, als hij alles weet?
Haar handen beven zo, dat René verwon
derd vraagt: „Wat is er, mama?" Maar
ze is zich zelf al weer meester: „Niets,
m'n jongen!" en dan op zeer vriendelijke
toon: „Morgen moeten we met die arm
naar de dokter En als de pijn erger
wordt, vanavond nog".
Zij ziet, hoe de jongen schrikt: „Maar
ik kan toch in elk geval meegaan?"
Leotine maakt het apothekerskastje
dicht: „Meegaan, waarheen? O, je bedoelt
met je vader meegaan naar Kaapstad?"
René knikt haastig. Er is een ogenblik
van diepe stilte. Leotine staart voor zich
heen.
De jongen wacht en voelt zijn hart
kloppen.
Dan richt Leotine zich in haar volle
lengte op en in haar ogen komt een won
derlijke glans, die door de jongen met
bitterheid als vals wordt gekwalificeerd.
„Nee", zegt zij langzaam en heel luid.
„Nee, aan een reis kan nu niet worden
gedacht! Die hand ziet er veel te gevaar
lijk uit. En kom nu mee, dan kunnen wij
eindelijk gaan eten!" Met grote stappen
gaat zij hem voor de badkamer uit, de
trap af en naar de eetkamer, waar de
twee heren nog steeds wachten.
René loopt haar na zonder een woord
le zeggen. Met de grootste inspanning be
dwingt hij zijn opwellende tranen.
„Krijgen we nu eindelijk iets te eten?
Is alles in orde? vraagt Tom opgewekt en
gaat naar de gedekte tafel.
Maar als hij in de lichtkring van de
lamp het gezicht van zijn vrouw ziet,
zegt hij onwillekeurig: „Wat is er nu
weer?" en blijft staan. Ook Leotine is nog
niet gaan zitten. En over de tafel, met 'n
nauwelijks bedwongen vreugde in haar
stem, zegt zij beslist: „Nu kan René na
tuurlijk niet met je mee gaan, met zo'n
hand! Ik zou werkelijk geen ogenblik
rust hebben!
Een paar seconden is het doodstil in de
kamer. Hans, op de achtergrond, trekt
een medelijdend gezicht naar René, die
nog steeds met zijn tranen vecht.
Maar Tom kijkt zijn vrouw lang en
doordringend aan; haar gezicht is bleek,
maar overschaduwd door een stille
triomf, haar ogen glanzen, haar lippen
trillen. Dan haalt hij diep adem, kruist
zijn armen over zijn brede borst. „Je zou
geen ogenblik rust hebben?" herhaalt hij
haar woorden, en na een ogenblik zwij
gen: „Ja als dat zo is.... dan mag ik",
en met nog meer nadruk: „Dan mag ik
een kind niet van zijn moeder wegnemen.
„René, het spijt mij heel erg, maar jij
moet bij je moeder blijven".
Leotine heeft stil voor de tafel gestaan,
haar handen rusten op het witte tafel
kleed. Plotseling krijgt zij het gevoel als
of iemand haar een slag gegeven heeft.
Zij gelooft, dat zij zal vallen, maar zij
valt niet. Zij begint heftig te snikken en
holt de kamer uit.
De jongen kijkt radeloos van de een
naar de ander. Onwillekeurig heeft Hans
Eckhart zijn arm om hem heen gelegd.
Zo loopt hij met hem naar de tafel. „En
Wat nu?" vraagt hij zachtjes.
Thomas Brackwieser gaat zitten en
wenkt de andere twee hetzelfde te doen.
„En wat nu?" herhaalt zijn zwager
Maar het meisje komt binnen met het
dienblad. Madame had gevraagd, of men
al wilde beginnen te eten, ze zou dadelijk
komen, zei het meisje.
De twee mannen wisselen een blik en
doen, wat madame verzocht had en pra
ten over de ondraaglijke hitte, die nog
over de stad hangt.
„JO! LAAT MIJ LOS! Ben je gek ge
worden? Laat los, zeg ik".
Jo denkt er niet aan.
En na een verwoede worsteling nog
eens het lachend bevel van mijn moeder:
Jo, ik zeg je, laat los! mijn hele haar is
in de war. Jo....!" en met gemaakte
strengheid: „Of je krijgt vanavond niets
te eten!"
Dat helpt! De stevige handen laten los.
Proestend maakt Helga Frank zich uit de
omhelzing van haar zoon los. Lachend
kijken ze elkaar aan. „Je bent een vrese
lijke kwajongen!" zegt ze lachend. „Als
die Arabische tapijthandelaar weer
komt, verkoop ik je. Kijk eens, hoe je me
hebt toegetakeld!"
Jo kijkt haar met critische ogen aan;
haar smal levendig gezicht met de don
kere ogen, waarin nu het licht van de
lamp weerspiegeld wordt; haar kleine,
kaarsrechte neusje; haar bruin, krullend
haar, dat hij zo juist zo helemaal door-
elkaar gewoeld heeft.
„Uw haar ziet er nu precies uit als
onze plumeau", lacht Joachim, „maar het
staat U prachtig!"
Helga Frank lacht zachtjes. „Maar als
ik je straks een draai om je oren geef,
dan zal iedereen het weer geloven, en
jij in de eerste plaats!"
Wordt vervolgd _J