PANG Ouwttó de CüCüfr
Rijmkroniek '57
Hebt u de nieuwe
RANG al geproefd
Jo of René
2\
UJJJÜ.flg
ftaUJi
door Huib de Rijmelaar
Traditie getrouw, (voor het hoeveelste
jaar?)
Zet is weer mijn rijmoverzicht in elkaar,
Met 't altijd en immer t'rugkerend
refrein:
Veel vréugd en geluk en veel zorg en
veel pijn.
Hier is een gemis en daar is een gewin,
Hier trad iemand uit en daar ging
iemand in.
Zo reilde en zeilde het jaar weer voorbij,
Met lering voor u en met lering voor mij.
Ik begin, om te beginnen,
Met het zilver jubilé
Van ons aller vriend Schotanus.
Want die kan er wel wat mee.
'n Kwart eeuw lang een school
schoonmaken
Is voorwaar geen kinderpap.
Daarom geef ik hem de orde
Van de spons en zemelap.
Oudeschild kreeg in deez' jaargang
Zijn bejaardensociëteit.
Hulde aan de dames, heren,
Die dit hebben voorbereid
'k Denk wel, dat veel avonturen,
Op en rond de zee beleefd,
Dikwijls worden opgerakeld.
Wat ook zijn bekoring heeft.
Minder prettig was de ziekte,
Die de leverbot ons bracht.
Dat wil zeggen, bij de schapen.
Maar gelukkig wordt getracht
Deze zaak te bestuderen,
En nu hopen wij alvast,
Dat men hierin moge slagen,
Want zoiets is maar een last.
In mineur was ook de boodschap
Die de ,,burgervaer" moest doen.
Namelijk een vlottend schuldje
Van zo'n kleine vijf miljoen.
Doch de vroedschap heeft besloten
Om rond zesenvijftig mille
Te bezuinigen, m'n vrinden,
Dat doet deugt aan 'n arme ziel.
Niettemin is onze raad toch
Drie dagen op stap gegaan,
Want steeds in de zorgen zitten
Is ook niet zo'n leuk bestaan.
Ook De Waal deed van zich spreken.
Kwam de instuif eerst tot stand,
Nu heeft het zijn „Amateurtje".
Ja ze zijn daar bij de hand.
Maar Cocksdorp zat ook niet stil, lui,
Want de „durpers" stichtten daar
Als één man een dorpscommissie.
Dus dat is óók voor elkaar.
Oosterend, dat weinig nieuws gaf,
Naar ik in dit lijfblad las
Doet nu toch weer van zich horen
Met een brandspuuthuus vol gras.
Ja sinds Roest daar in het nieuws roert
Wordt het goede Oosterend.
Mede door Tien Jaar Ontwikk'ling
Op ons boltje weer bekend.
Meester Bolt verliet het Boltje
Waar hij zoveel jaren lang
Trouw het onderwijs gediend heeft.
En wel van de eerste rang!
Over 't Oosterender rodd'len
Doe ik maar het zwijgen toe
Want dat doet men allerwegen,
Hier en overal en hoe!
't Was de dood, die meester Keijser
In de maartmaand tot zich nam,
Waarmee toen voor goed een einde
Aan een vruchtbaar leven kwam.
Ja, de naam van „meester" Keijser
Was 'n begrip voor iedereen,
En daarmpe ging er weer iemand
Van de oude garde heen.
Februari bracht een nieuw geluid,
Toen brak de groenteoorlog uit,
Een oorlog om te zoenen
Van knollen en citroenen.
De rapen waren eensklaps gaar,
Men zat elkander in het haar,
Dies zaten de groenteheren
Met de gebakken peren.
Het werd een krantenvechtpartij
Om bloemkool, spruitjes, kool en prei.
't Was met hen, moet ge weten,
Toen heel slecht kersen eten.
Maar dat gevecht van rijp en groen
Kon men niet immer blijven doen,
Men kon 't niet langer pruimen.
Dus d'oorlog maar ópruimen.
In maart verscheen minister Cals,
Des onderwijzers „Exel",
Die d'H.B S. geopend heeft.
Een grote dag voor Texel.
Nu fokken wij, 't is eerlijk waar,
De profs hier voor een deel reeds klaar.
Succes! Dames en heren
Bij al uw druk studeren.
De autoweg Den Hoorn naar zee
Werd ook dit jaar geopend,
Zodat een elk naar zee toe kan,
Per fiets, per slee of lopend.
Als nu de zomer is in 't land
Ligt heel Den Hoorn straks aan het
strand
De schellepies te tellen
Of heerlijk te vervellen.
I Den Burg heeft in dit jaar ook stads-
allures aangenomen
Met het één-kant-uitrij-verkeer.
Een woord om van te dromen!
Geen kans nu op een botsing meer
Maar iedereen heer in 't verkeer,
Dank zij een horde borden
Om kresie van te worden.
De sportman van 't voorbije jaar
Was zeker de heer Dapper,
Die liefst maar vijftig jaren lang
Zich handhaafde als trapper.
Geen trapper van zijn personeel,
Nog minder orgeltrapper,
Maar trapper van het bruine leer.
Die Dapper bleef maar dapper!
In juni vierde TESO feest.
Daarvoor was alle reden,
Want „onze" boot werd opgerieht
Juist vijftig jaar geleden.
Geen wonder dat dit werd gevierd
Want TESO en ons eiland,
Behoren net zo bij elkaar
Als koeien bij een weiland.
De heer De Lugt, het opperhoofd,
Mag zich nu „ridder" noemen.
Een titel, die een elk hem gunt.
Dat wil ik met verbloemen.
Helaas mocht kaptein Duinker dit
Bestaan niet meer beleven,
Hij, die zo lang zijn krachten aan
De TESO heeft gegeven.
Inmiddels heeft kapitein List,
De TESO ook verlaten
En loopt nu met een (dik?) pensioen
Doodkalm door Texels straten.
Want kalmte was steeds zijn devies
Bij stormen en gevaren.
Ik hoop, dat d'andere stuurlui 't óók
Altijd zo zullen klaren.
Als een kindje wordt geboren
Krijgt het dadelijk een naam.
't Zij een „petnaam" zoals ik heb,
Of een beetje meer voornaam.
Daarom ging ook onze vroedschap
Broeden op een namenrij
Voor diverse nieuwe straten.
Want die komen er steeds bij.
Dat ons park de „Wezentuin" werd,
Is een ieder wel bekend,
En zo is men spoedig, denk ik,
Wel aan ied're naam gewend.
Maar het „buurtje" blééf toch buurtje
En ik hoop van harte, dat
Men niet alle oude namen
Zo maar stopt in 't vuilnisvat.
Maar met onze welbekende
Oudheidskenner Van der Vlis
Zal dat wel zo'n vaart niet lopen,
Zo ik mij niet erg vergis.
Als je vijfenzestig jaar bent
Word je een „Dreeseriaan".
Nee, pardon, een A.O.W.-er,
Arme O.W.-er welverstaan
Maar mejuffrouw Dalenberg
Heeft wel vijfenzestig jaar
Trouw 'gediend bij één familie.
Hoeden af lui, allegaar!
Vijfentwintig jaren minder,
Da's dus veertig, welgeteld,
Heeft ons aller juffrouw Brouwer
Nu reeds voor de klas verteld,
'k Eer haar met de lei en griffel
Want het werk door haar verricht
Is voorwaar geen senicure.
Ook voor héar de hoed gelicht!
„Texel burgemeestersbroedplaats"
Meldde ouwe sunderklaas.
Nu, wie deze naam bedacht heeft
Deed het waarlijk niet zo dwaas.
Want nauw' is de een vertrokken
Of de ander dient zich aan.
En zo zagen wij dit jaar dan
Burgemeester „drie" heen gaan.
Dat de heer De Waard het waard is
Toonde hij wel in de tijd
Waarin hij zich op ons eiland
Aan zijn ambt steeds heeft gewijd.
Moog'lijk, dat er straks van Roeper
Oók zo'n goede roep uit gaat
én van Zwan, c(e welbekende,
Die nu zetelt in de raad.
„Texels kotters gaan naar 't zuiden"
Las ik onlangs in de krant.
Zeker achter d'ooievaar aan,
Die daar óók was aangeland.
Want een heel klein Van der Vissie
Zag daar 't eerste levenslicht!
En is daardoor nu een Zeeuwtje,
Ook al weet ze 't niet, het wicht.
Dat De Koog óók heel wat jeugd krijgt
Is bewezen door het feit,
Dat een kleuterschool gesticht werd.
Ze gaan mee daar met de tijd.
Trouwens, dat is daar gewoonte,
Kijk maar hoe er wordt gebouwd,
't Toont wel, dat De Koog de toekomst
Nog geheel en al vertrouwt.
Dat Cocksdorp zijn Maris Stella
Zag verdwijnen in dit jaar
Valt alleen maar te betreuren.
Steeds stonden de zusters klaar.
Onverschillig van wat richting,
Nooit vergeefs klopte men aan,
Dus geen wonder dat de durpers
Haar slechts node zagen gaan.
Na veel jaren noeste arbeid
Kwam de Hoornder kerk gereed.
Wat een liefde en een offers
Zijn er aan dat werk besteed.
Moge tot in verre toekomst
Dit gebouw tot zegen zijn
Voor de Hoonrders en de vreemden
Die er komen, groot en klein.
Dit jaar zag men in de wereld
Weer een rode ster op gaan,
Meer bekend dan als de spoetnik.
Oftewel een nieuwe maan.
Uncle Sam die bleef niet achter
Op dit maanschietersgebied
En schoot ook zo'n ding de lucht in
Maar o wee, hij deed het niet
Nu, zo lang men deze dingen
Voor plezier schiet naar de maan
Is 't mij goed, maar naar mijn mening
Zit er. toch een luchtje aan.
Ja, wat zal de toekomst brengen?
Da's een vréag voor u en mij.
Dat dat niet is te voorspellen
Stemt ons toch alleen maar blij.
Laat ons bidden en vertrouwen
Dat het een GOED jaar mag zijn.
Niet alleen slechts voor ONS landje.
Die gedachte is maar klein.
Maar ik denk aan alle landen,
Onverschillig ras of kleur,
Daar waar honger wordt geleden,
Waar geweld heerst of terreur,
'k Wens ons land en haar regering
Godes bijstand toe en kracht
Voor de taak, die in de toekomst
Haar weer alle dagen wacht.
Laten eerzucht en partijzucht,
Niet steeds mee doen in het spel,
TOERISME
Febr. Den Hoorn vlagt, want de Witte
Weg zal tot zee worden behard.
Febr. Goedkeuring ontvangen voor
uitbreiding Jeugdherberg.
13 april. Bungalowkamp „De Slufter-
vallei" officieel geopend.
20 april. De autoweg van Den Hoorn
naar zee officieel geopend.
April. Zeer druk Paasweekend, „ka
rakter van een druk Pinksterweekend.
Mei. VW-kantoor Den Burg gemo
derniseerd.
Mei. Het N.V.V. huurt „Koger Hoop"
23 mei wordt het gebouw officieel in
gebruik genomen.
Gedurende het seizoen is de politie met
drie surveillerende ruiters versterkt.
Juni. Zeer drukke Pinksterdagen. Vrij
dag en zaterdag vóór Pinkster vervoert
TESO 500 auto's.
8 juni. De Koog 50 jaar badplaats.
2 sept. Texels Museum boekt 20.000ste
bezoeker.
Okt. Aannemersbedrijf v.h. J. Koorn
Mzn., begint met uitbreiding van de
jeugdherberg.
Okt. Tijdens waddenconferentie op
Vlieland wordt besloten tot de stichting
van een Wadden V.V.V.-federatie.
Nov. Den Hoorn thans door uitstekende
weg met de zee verbonden, maakt plan
nen tot plaatsen van strandhuisjes.
ZIJ DIE HEEN GINGEN
27 jan. Mevr. de wed. P. Daalder-Ellen,
op 95-jarige leeftijd overleden.
11 febr. Pastor C. de Koster, van 1937
tot 1941 te Oudeschild, op 66-jarige leef
tijd te 't Zand overleden.
25 maart. Meester C. A. Keijser op 77-
jarige leeftijd overleden
10 mei. Oud-kapitein Duinker op 91-
jarige leeftijd overleden.
14 juni. De heer G. Burger, koster der
Doopsgezinde kerk te De Waal, op 60-
jarige leeftijd overleden.
4 juli. De heer L. Bouwman, lid van
Gedeputeerde Staten, op 67-jarige leeftijd
overleden. De heer Bouwman bracht
diverse bezoeken aan Texel en legde o.a.
de eerste steen voor de b.l.o.-school.
26 nov. Mevr. de wed. T. Wevering-
Beumkes, die op 15 nov. bij een val een
dijbeen brak, overleden. Zij was Texels
oudste ingezetene en zou op 15 februari
98 jaar zijn geworden.
10 dec. Ds. F. F. Milatz, van 1903 tot
1905 doopsgez. predikant te Den Hoorn,
te Oegstgeest op 78-jarige leeftijd over
leden.
11 dec. Mevr. A. Keesom-Witte, ruim
25 jaar regentes van het Alg. Weeshuis,
op bijna 70-jarige leeftijd overleden.
15 dec. Mevr. de wed. D. Former-
Boonacker, Westermient, op 91-ijarige
leeftijd overleden.
HINDERWET
Burgemeester en wethouders van Texel
brengen ter openbare kennis, dat Gede
puteerde Staten der provincie Noord
holland bij hun beschikking van 18 de
cember 1957, nr. 243, ingevolge de Hin
derwet vergunning hebben verleend aan
de gemeente Texel tot het oprichten van
een cirkelzaag-boormachine en een vlak
en een diktebank in het perceel, plaatse
lijk gemerkt Den Burg, Slingerweg 9,
kadastraal bekend gemeente Texel, sec
tie D, nr. 3661.
Texel, 23 december 1957.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
De Burgemeester, C. de Koning
De Secretaris, P. Beemsterboer
CONSULTATIEBUREAU VOOR
ZUIGELINGEN
In verband met Nieuwjaar wordt het
Consultatiebureau voor Zuigelingen niet
op 1 januari maar op vrijdag 3 januari
gehouden.
De moeders van de buitendorpen wor
den verwacht:
De Cocksdorp 1.15 uur; Oosterend 2,15
uur; Den Hoorn 3,15 uur; De Koog 4,15
uur.
DONDERDAG GEEN T.B.C.-BUREAU
Het eerstvolgende consultatiebureau
voor de t.b.c.-bestrijding wordt niet don
derdag 2 januari maar donderdag 16
januari gehouden.
ZONDAGSDIENST DEN BURG
Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag
DOKTER ELLAS
INCASSEERDER VEROORDEELD
Een Texelse verzekeringsagent had
zich gelden toegeeigend tot een bedrag
van 2900,die hij van zijn maatschap
pij beheerde. De frauduleuze handelingen
liepen over het tijdvak van 1 april tot 20
september. De incasseerder had volgens
de verdediger iets meer geld voor het ge
zin nodig dan wel verantwoord was, ter
wijl een verbouwing van het door hem
bewoonde pand eveneens financiële con
sequenties had opgeworpen.
Vorig jaar deelde hij zijn maatschappij
uit eigen initiatief mede, dat er toen
900,tekort was, hetgeen toen door de
maatschappij weer in het reine was ge
bracht. De officier eiste een gecombi
neerde gevangenisstraf van een jaar,
waarvan de helft voorwaardelijk, onder
voorwaarde, dat betrokkene geen functie
meer op zich neemt, waarbij financiële
verantwoordelijkheid geboden is.
BOOTDIENSTREGELING N.V. T.E.S.O.
geldig tot en met 28 februari 1958
Op werkdagen:
Van Texel: 5.20 7.40 12.10 15.00 18.10
Van Den Helder: 6.30 10.45 13.35 16.40
19.35
Op zon- en alg. erk. Chr. feestdagen:
Van Texel: 7.40 11.30 16.00 18.20
Van Den Helder: 10.30 12.45 17.10 19.35
NIEUWE AVONTUREN VAN PIMBA
Laten zij ons land slechts dienen,
Daarbij vaart een ieder wel!
Ook de Texelse bestuurders
Wens ik voor Hét komend jaar
Kracht en sterkte uit de Hoge,
Want ook hun taak is vaak zwaar.
Verder wens ik alle lezers,
Voor het komend nieuwe jaar,
Vreugde, voorspoed, heil en zegen
En nóg meer!
de Rijmelaar.
„Jij kleine zwartkop hier willen stelen'
sprak de hoofdman!
Dat wachten duurt lang. Alle mannen
zijn op jacht en het duurt uren, eer ze
terugkomen. Honger of dorst hoeft
Pimba niet te hebben, want er wordt
goed voor hem en Bari gezorgd. Maar
het is niet plezierig een hele dag aan
een paal vastgebonden te moeten zijn en
als hij eindelijk wordt losgemaakt, om
voor het opperhoofd te worden geleid, is
hij wat blij. Het opperhoofd schijnt een
beetje te verstaan. Maar als Pimba aan 't
vertellen wil gaan, zegt de Indiaan al
gauw, dat hij moet ophouden. Niks waar,
niks waar, zegt het opperhoofd. Jij kleine
zwartkop hier willen stelen! Jij honger
hebben en jij tuk op vlees. Indiaan ook
tuk op vlees. Jij morgen aan de paal. Als
het opperhoofd dat zegt, schieten een
paar Indianen op Pimba af. Hij wordt nu
aan handen en voeten gebonden en in 'n
tent gelegd. Dat zal wel het einde van
mijn avonturen zijn, denkt Pimba be
droefd. Doodmoe valt hij in slaap.
een luchtige combinatie van cacao-
chocolade en suiker. Bereid volgens
een frans recept tot een unieke ver
snapering voor jong en oud.
feuilleton
door H. Westenberg
17. „Stiekemerd", zegt de jongen.
„Hetzelfde compliment", is het ant
woord. En dan: „Maar we gaan nu eten".
Maar een poosje later, aan tafel, begint
zij zelf toch weer over het geval. Zij zou
het erg prettig vinden, zegt zij, als Jo zich
niet verder met deze dame bemoeien
wilde en ook niet met haar zoon, als hij
die bij toeval eens zou ontmoeten. „Deze
familie Brackwieser", zegt zij en betrapt
er zich zelf met weerzin op, dat deze
geschiedenis van de ene tot de andere
leugen leidt tussen haar en haar kind
„deze familie Brackwieser is veel te rijk
en te deftig voor ons, begrijp je. Ze wo
nen in een prachtige villa, beneden aan
de Nijl en die inan is hier in de stad een
bekende persoonlijkheid Dat heeft ma
dame Angèle me verteld". (Een leugen
natuurlijk).
Jo knikt. Ja, dat weet hij allemaal. Dat
heeft die dame hem ook al verteld, van
die villa aan de Nijl en dat haar man
in de sportclub is (stel je voor, dat is hier
in Cairo immers de miljonairsclub!) en
dat zij een groot jacht op de Nijl hebben,
waarin je wonen kunt! En in het warme
seizoen wonen zij buiten bij de zee. in de
buurt van Ramleh, maar meestal gaan zij
dan naar Europa. (Alle drie! verbeeld je!)
En natuurlijk hebben zij ook een auto en
een chauffeur en die jongen mag leren
chaufferen en roeien kan hij natuurlijk
allang en in de sportclub zijn drieëntwin
tig tennisbanen het volgend jaar be
gint hij ook al tennis te spelen. En of hij,
Jo, ook geen zin zou hebben. Joachim
is er helemaal vol van veel meer dan
hij zelf weet.
Helga.'s gezicht verdonkert meer en
meer. Dat deze uiterlijkheden zoveel in
druk op de jongen zouden maken, had zij
nooit gedacht. Het is waar, hij had het
altijd als een soort van amusement ge
vonden, 's avonds voor een van de groot
ste hotels te gaan staan, als de kostbare
auto's voorreden en de mensen op de
terrassen zaten te souperen en de muziek
speelde; en toen zij hem eens had meege
nomen naar het Mena huis om thee te
drinken, toen had hij dagen lang over
niets anders gesproken
Maar zij moet niet vergeten, dat hij
pas dertien jaar oud is. Alle jongens van
die leeftijd dwepen immers met sport,
met autorijden, met vliegmachines en
motorboten. Nee, zij moet dit niet over
dreven zien! En Cairo is nu eenmaal een
stad vol luxe, waarin men niet onge
straft kan leven. En het enige, wat zij
zich afvraagt, is of de jongen op de duur
er mee tevreden zal blijven een buitenlid,
een bewonderaar van uit de verte en, in
het gunstige geval, een enkele keer de
gast van een beter gesitueerde te zijn. Zal
hij met hogere eisen gaan stellen, hoe
ouder hij wordt en hoe meer van zijn
vrienden zullen gaan meedoen met het
opgeschroefde leven van de Europese
kolonie? Maar hij zal immers naar Duits
land gaan! Over twee, hoogstens drie ja
ren zal- hij een bescheiden muziekstudent
onder even zovele, gelijksoortige studie
genoten zijn. En tot die tijd? „Je bent
toch een verstandige jongen, Jo", zegt
Helga hartelijk en maakt een paar stuk
ken meloen, waar hij zo dol op is, voor
hem gereed. „Ik kan toch wel een ver
standig woord met je praten, nietwaar?"
Jo kijkt nieuwsgierig op. Hij rimpelt
zijn neus als altijd, als hij niet precies
weet daar iets op uitdraaien zal. „Komt
u er maar mee voor de dag", zegt hij dan
branieachtig.
Helga haalt diep adem.
„Je weet wel, Jo, dat wij niet veel geld
hebben helemaal geen geld eigenlijk.
En je moet aan het idee wennen, dat je
je leven lang nooit rijk zult zijn. Daar zal
je in moeten berusten, zoals ik dat ook
heb gedaan. En daarom ben ik er tegen,
dat je bevriend zoudt worden met zulke
rijke mensen als de familie Brackwieser
zijn. Dan zie je alleen maar hoeveel pret
tiger jongens van rijke ouders het heb
ben en dan zul je ontevreden worden. En
bovendien zou je gaan wennen aan een
luxe, die je je nooit zult kunnen permit
teren. En zoiets is heel verkeerd. Daarom
moet je er liever helemaal vandaan blij
ven en er altijd aan denken, dat jij later
in Duitsland een leven zult hebben, dat
veel meer de moeite waard en in zijn
soort veel mooier zal zijn. Heb je me
begrepen?"
„Hm
„Wil je me dus beloven, dat je je met
met de familie Brackwieser bemoeien
zult? Niet met die dame en ook niet met
die jongen?"
De jongen heeft het hoofd gebogen,
lange tijd geeft hij nu geen antwoord.
„Nu Jo?"
Jo kijkt voor zich heen en bromt iets
onverstaanbaars.
„Zover heeft die andere het al ge
bracht", denkt Helga en zij voelt 't klop
pen van haar hart.
„Overmorgen zou ik met dat jacht
meegaan, de Nijl op", zucht Joachim
eindelijk. En als Helga, boos, mes en
vork op tafel gooit en haar wenkbrauwen
fronst, gaat hij mopperend voort: „En ik
kan niet inzien, wat dat met alles wat U
zoëven gezegd hebt, te doen heeft. Een
beetje varen in een boot wat kan dat
nou voor kwaad? En ik heb nog nooit met
zo'n mooie boot gevaren! En ik heb het
trouwens al beloofd".
Helga trilt van boosheid. „Zo, dus dan
heb je mij belogen! Je hebt toch gezegd,
dat je er vandoor zou gaan, als je die
dame nog eens zou ontmoeten?"
„Natuurlijk zou ik dat doen, maar op
dat jacht zou ik alleen met die jongen
en zijn oom gaan dat heb ik niet ge
logen en ik lieg nooit!"
Helga bijt op haar lippen. Nee, Jo liegt
werkelijk nooit. Maar zij, zij heeft hem
daarstraks belogen en wreekt zich dat
nu doordat zij hem wantrouwt?
Verontwaardigd heeft de jongen het
bord met meloen van zich afgeschoven.
Nee, merci, hij heeft geen zin om te
eten, als er van hem bedacht wordt, dat
hij liegt. En nu was zijn hele avond be
dorven en hij wou maar, dat hij helemaal
niets verteld had van die mensen en er
eenvoudig naar toe gegaan was!
„Maar Jo!"
Nou ja, wat had hij er nou 3an, dat hij
het verteld had? Herrie, anders niks en
nu begint moeder nog te huilen ook, dat
mankeerde er net nog aan. En als het zo
doorgaat, begint hij ook nog! Maar van
woede! En hij vertikt het eenvoudig om
te huilen! Hij wil niet, begrepen; hij wil
eenvoudig niet! En de hele familie
Brackwieser kan hem geen laars sche
len, geen laars! Als mammie nou maar
niet zo huilde! Dat kan hij niet uitstaan
en als zij nu niet dadelijk ophoudt, gooit
hij zijn bord nog op de grond hij weet
eenvoudig niet meer wat hij moet
„Het domste, wat ik doen kan, is nu te
gaan huilen", denkt Helga, en niettegen
staande snikt zij aan één stuk door. Maar
tussen- haar tranen door komt als een
zonnestraal een glimlach, die zij dadelijk
naar haar jongen doorstuurt.,»Jo»
kerel, kom eens hier, brom niet zo tegen
je moeder! Zie je, ik ben op het ogenblik
erg zenuwachtig. En als je nu absoluut
naar die mensen toe wilt gaan
Nee, moeder, ik ga niet".
„Nu dan kerel, dan is alles weer in
orde. Kom hier, geef me een kus, nie
mand ziet het behalve ik en ik zal niet
kijken".
Nog een beetje onder de indruk, maar
zichtbaar opgelucht, gaat Jo naar zijn
moeder en geeft haar een klappende zoen.
„Maar hou nu op met huilen!
„Ja Jo, en ga jij nu je meloen opeten".
Een korte aarzeling, een schouderopha
len en edelmoedig begint Joachim zijn
meloen te verorberen.
Wordt vervolgd