PANG Ouwttó de CüCüfr Rijmkroniek '57 Hebt u de nieuwe RANG al geproefd Jo of René 2\ UJJJÜ.flg ftaUJi door Huib de Rijmelaar Traditie getrouw, (voor het hoeveelste jaar?) Zet is weer mijn rijmoverzicht in elkaar, Met 't altijd en immer t'rugkerend refrein: Veel vréugd en geluk en veel zorg en veel pijn. Hier is een gemis en daar is een gewin, Hier trad iemand uit en daar ging iemand in. Zo reilde en zeilde het jaar weer voorbij, Met lering voor u en met lering voor mij. Ik begin, om te beginnen, Met het zilver jubilé Van ons aller vriend Schotanus. Want die kan er wel wat mee. 'n Kwart eeuw lang een school schoonmaken Is voorwaar geen kinderpap. Daarom geef ik hem de orde Van de spons en zemelap. Oudeschild kreeg in deez' jaargang Zijn bejaardensociëteit. Hulde aan de dames, heren, Die dit hebben voorbereid 'k Denk wel, dat veel avonturen, Op en rond de zee beleefd, Dikwijls worden opgerakeld. Wat ook zijn bekoring heeft. Minder prettig was de ziekte, Die de leverbot ons bracht. Dat wil zeggen, bij de schapen. Maar gelukkig wordt getracht Deze zaak te bestuderen, En nu hopen wij alvast, Dat men hierin moge slagen, Want zoiets is maar een last. In mineur was ook de boodschap Die de ,,burgervaer" moest doen. Namelijk een vlottend schuldje Van zo'n kleine vijf miljoen. Doch de vroedschap heeft besloten Om rond zesenvijftig mille Te bezuinigen, m'n vrinden, Dat doet deugt aan 'n arme ziel. Niettemin is onze raad toch Drie dagen op stap gegaan, Want steeds in de zorgen zitten Is ook niet zo'n leuk bestaan. Ook De Waal deed van zich spreken. Kwam de instuif eerst tot stand, Nu heeft het zijn „Amateurtje". Ja ze zijn daar bij de hand. Maar Cocksdorp zat ook niet stil, lui, Want de „durpers" stichtten daar Als één man een dorpscommissie. Dus dat is óók voor elkaar. Oosterend, dat weinig nieuws gaf, Naar ik in dit lijfblad las Doet nu toch weer van zich horen Met een brandspuuthuus vol gras. Ja sinds Roest daar in het nieuws roert Wordt het goede Oosterend. Mede door Tien Jaar Ontwikk'ling Op ons boltje weer bekend. Meester Bolt verliet het Boltje Waar hij zoveel jaren lang Trouw het onderwijs gediend heeft. En wel van de eerste rang! Over 't Oosterender rodd'len Doe ik maar het zwijgen toe Want dat doet men allerwegen, Hier en overal en hoe! 't Was de dood, die meester Keijser In de maartmaand tot zich nam, Waarmee toen voor goed een einde Aan een vruchtbaar leven kwam. Ja, de naam van „meester" Keijser Was 'n begrip voor iedereen, En daarmpe ging er weer iemand Van de oude garde heen. Februari bracht een nieuw geluid, Toen brak de groenteoorlog uit, Een oorlog om te zoenen Van knollen en citroenen. De rapen waren eensklaps gaar, Men zat elkander in het haar, Dies zaten de groenteheren Met de gebakken peren. Het werd een krantenvechtpartij Om bloemkool, spruitjes, kool en prei. 't Was met hen, moet ge weten, Toen heel slecht kersen eten. Maar dat gevecht van rijp en groen Kon men niet immer blijven doen, Men kon 't niet langer pruimen. Dus d'oorlog maar ópruimen. In maart verscheen minister Cals, Des onderwijzers „Exel", Die d'H.B S. geopend heeft. Een grote dag voor Texel. Nu fokken wij, 't is eerlijk waar, De profs hier voor een deel reeds klaar. Succes! Dames en heren Bij al uw druk studeren. De autoweg Den Hoorn naar zee Werd ook dit jaar geopend, Zodat een elk naar zee toe kan, Per fiets, per slee of lopend. Als nu de zomer is in 't land Ligt heel Den Hoorn straks aan het strand De schellepies te tellen Of heerlijk te vervellen. I Den Burg heeft in dit jaar ook stads- allures aangenomen Met het één-kant-uitrij-verkeer. Een woord om van te dromen! Geen kans nu op een botsing meer Maar iedereen heer in 't verkeer, Dank zij een horde borden Om kresie van te worden. De sportman van 't voorbije jaar Was zeker de heer Dapper, Die liefst maar vijftig jaren lang Zich handhaafde als trapper. Geen trapper van zijn personeel, Nog minder orgeltrapper, Maar trapper van het bruine leer. Die Dapper bleef maar dapper! In juni vierde TESO feest. Daarvoor was alle reden, Want „onze" boot werd opgerieht Juist vijftig jaar geleden. Geen wonder dat dit werd gevierd Want TESO en ons eiland, Behoren net zo bij elkaar Als koeien bij een weiland. De heer De Lugt, het opperhoofd, Mag zich nu „ridder" noemen. Een titel, die een elk hem gunt. Dat wil ik met verbloemen. Helaas mocht kaptein Duinker dit Bestaan niet meer beleven, Hij, die zo lang zijn krachten aan De TESO heeft gegeven. Inmiddels heeft kapitein List, De TESO ook verlaten En loopt nu met een (dik?) pensioen Doodkalm door Texels straten. Want kalmte was steeds zijn devies Bij stormen en gevaren. Ik hoop, dat d'andere stuurlui 't óók Altijd zo zullen klaren. Als een kindje wordt geboren Krijgt het dadelijk een naam. 't Zij een „petnaam" zoals ik heb, Of een beetje meer voornaam. Daarom ging ook onze vroedschap Broeden op een namenrij Voor diverse nieuwe straten. Want die komen er steeds bij. Dat ons park de „Wezentuin" werd, Is een ieder wel bekend, En zo is men spoedig, denk ik, Wel aan ied're naam gewend. Maar het „buurtje" blééf toch buurtje En ik hoop van harte, dat Men niet alle oude namen Zo maar stopt in 't vuilnisvat. Maar met onze welbekende Oudheidskenner Van der Vlis Zal dat wel zo'n vaart niet lopen, Zo ik mij niet erg vergis. Als je vijfenzestig jaar bent Word je een „Dreeseriaan". Nee, pardon, een A.O.W.-er, Arme O.W.-er welverstaan Maar mejuffrouw Dalenberg Heeft wel vijfenzestig jaar Trouw 'gediend bij één familie. Hoeden af lui, allegaar! Vijfentwintig jaren minder, Da's dus veertig, welgeteld, Heeft ons aller juffrouw Brouwer Nu reeds voor de klas verteld, 'k Eer haar met de lei en griffel Want het werk door haar verricht Is voorwaar geen senicure. Ook voor héar de hoed gelicht! „Texel burgemeestersbroedplaats" Meldde ouwe sunderklaas. Nu, wie deze naam bedacht heeft Deed het waarlijk niet zo dwaas. Want nauw' is de een vertrokken Of de ander dient zich aan. En zo zagen wij dit jaar dan Burgemeester „drie" heen gaan. Dat de heer De Waard het waard is Toonde hij wel in de tijd Waarin hij zich op ons eiland Aan zijn ambt steeds heeft gewijd. Moog'lijk, dat er straks van Roeper Oók zo'n goede roep uit gaat én van Zwan, c(e welbekende, Die nu zetelt in de raad. „Texels kotters gaan naar 't zuiden" Las ik onlangs in de krant. Zeker achter d'ooievaar aan, Die daar óók was aangeland. Want een heel klein Van der Vissie Zag daar 't eerste levenslicht! En is daardoor nu een Zeeuwtje, Ook al weet ze 't niet, het wicht. Dat De Koog óók heel wat jeugd krijgt Is bewezen door het feit, Dat een kleuterschool gesticht werd. Ze gaan mee daar met de tijd. Trouwens, dat is daar gewoonte, Kijk maar hoe er wordt gebouwd, 't Toont wel, dat De Koog de toekomst Nog geheel en al vertrouwt. Dat Cocksdorp zijn Maris Stella Zag verdwijnen in dit jaar Valt alleen maar te betreuren. Steeds stonden de zusters klaar. Onverschillig van wat richting, Nooit vergeefs klopte men aan, Dus geen wonder dat de durpers Haar slechts node zagen gaan. Na veel jaren noeste arbeid Kwam de Hoornder kerk gereed. Wat een liefde en een offers Zijn er aan dat werk besteed. Moge tot in verre toekomst Dit gebouw tot zegen zijn Voor de Hoonrders en de vreemden Die er komen, groot en klein. Dit jaar zag men in de wereld Weer een rode ster op gaan, Meer bekend dan als de spoetnik. Oftewel een nieuwe maan. Uncle Sam die bleef niet achter Op dit maanschietersgebied En schoot ook zo'n ding de lucht in Maar o wee, hij deed het niet Nu, zo lang men deze dingen Voor plezier schiet naar de maan Is 't mij goed, maar naar mijn mening Zit er. toch een luchtje aan. Ja, wat zal de toekomst brengen? Da's een vréag voor u en mij. Dat dat niet is te voorspellen Stemt ons toch alleen maar blij. Laat ons bidden en vertrouwen Dat het een GOED jaar mag zijn. Niet alleen slechts voor ONS landje. Die gedachte is maar klein. Maar ik denk aan alle landen, Onverschillig ras of kleur, Daar waar honger wordt geleden, Waar geweld heerst of terreur, 'k Wens ons land en haar regering Godes bijstand toe en kracht Voor de taak, die in de toekomst Haar weer alle dagen wacht. Laten eerzucht en partijzucht, Niet steeds mee doen in het spel, TOERISME Febr. Den Hoorn vlagt, want de Witte Weg zal tot zee worden behard. Febr. Goedkeuring ontvangen voor uitbreiding Jeugdherberg. 13 april. Bungalowkamp „De Slufter- vallei" officieel geopend. 20 april. De autoweg van Den Hoorn naar zee officieel geopend. April. Zeer druk Paasweekend, „ka rakter van een druk Pinksterweekend. Mei. VW-kantoor Den Burg gemo derniseerd. Mei. Het N.V.V. huurt „Koger Hoop" 23 mei wordt het gebouw officieel in gebruik genomen. Gedurende het seizoen is de politie met drie surveillerende ruiters versterkt. Juni. Zeer drukke Pinksterdagen. Vrij dag en zaterdag vóór Pinkster vervoert TESO 500 auto's. 8 juni. De Koog 50 jaar badplaats. 2 sept. Texels Museum boekt 20.000ste bezoeker. Okt. Aannemersbedrijf v.h. J. Koorn Mzn., begint met uitbreiding van de jeugdherberg. Okt. Tijdens waddenconferentie op Vlieland wordt besloten tot de stichting van een Wadden V.V.V.-federatie. Nov. Den Hoorn thans door uitstekende weg met de zee verbonden, maakt plan nen tot plaatsen van strandhuisjes. ZIJ DIE HEEN GINGEN 27 jan. Mevr. de wed. P. Daalder-Ellen, op 95-jarige leeftijd overleden. 11 febr. Pastor C. de Koster, van 1937 tot 1941 te Oudeschild, op 66-jarige leef tijd te 't Zand overleden. 25 maart. Meester C. A. Keijser op 77- jarige leeftijd overleden 10 mei. Oud-kapitein Duinker op 91- jarige leeftijd overleden. 14 juni. De heer G. Burger, koster der Doopsgezinde kerk te De Waal, op 60- jarige leeftijd overleden. 4 juli. De heer L. Bouwman, lid van Gedeputeerde Staten, op 67-jarige leeftijd overleden. De heer Bouwman bracht diverse bezoeken aan Texel en legde o.a. de eerste steen voor de b.l.o.-school. 26 nov. Mevr. de wed. T. Wevering- Beumkes, die op 15 nov. bij een val een dijbeen brak, overleden. Zij was Texels oudste ingezetene en zou op 15 februari 98 jaar zijn geworden. 10 dec. Ds. F. F. Milatz, van 1903 tot 1905 doopsgez. predikant te Den Hoorn, te Oegstgeest op 78-jarige leeftijd over leden. 11 dec. Mevr. A. Keesom-Witte, ruim 25 jaar regentes van het Alg. Weeshuis, op bijna 70-jarige leeftijd overleden. 15 dec. Mevr. de wed. D. Former- Boonacker, Westermient, op 91-ijarige leeftijd overleden. HINDERWET Burgemeester en wethouders van Texel brengen ter openbare kennis, dat Gede puteerde Staten der provincie Noord holland bij hun beschikking van 18 de cember 1957, nr. 243, ingevolge de Hin derwet vergunning hebben verleend aan de gemeente Texel tot het oprichten van een cirkelzaag-boormachine en een vlak en een diktebank in het perceel, plaatse lijk gemerkt Den Burg, Slingerweg 9, kadastraal bekend gemeente Texel, sec tie D, nr. 3661. Texel, 23 december 1957. Burgemeester en wethouders voornoemd, De Burgemeester, C. de Koning De Secretaris, P. Beemsterboer CONSULTATIEBUREAU VOOR ZUIGELINGEN In verband met Nieuwjaar wordt het Consultatiebureau voor Zuigelingen niet op 1 januari maar op vrijdag 3 januari gehouden. De moeders van de buitendorpen wor den verwacht: De Cocksdorp 1.15 uur; Oosterend 2,15 uur; Den Hoorn 3,15 uur; De Koog 4,15 uur. DONDERDAG GEEN T.B.C.-BUREAU Het eerstvolgende consultatiebureau voor de t.b.c.-bestrijding wordt niet don derdag 2 januari maar donderdag 16 januari gehouden. ZONDAGSDIENST DEN BURG Oudejaarsavond en Nieuwjaarsdag DOKTER ELLAS INCASSEERDER VEROORDEELD Een Texelse verzekeringsagent had zich gelden toegeeigend tot een bedrag van 2900,die hij van zijn maatschap pij beheerde. De frauduleuze handelingen liepen over het tijdvak van 1 april tot 20 september. De incasseerder had volgens de verdediger iets meer geld voor het ge zin nodig dan wel verantwoord was, ter wijl een verbouwing van het door hem bewoonde pand eveneens financiële con sequenties had opgeworpen. Vorig jaar deelde hij zijn maatschappij uit eigen initiatief mede, dat er toen 900,tekort was, hetgeen toen door de maatschappij weer in het reine was ge bracht. De officier eiste een gecombi neerde gevangenisstraf van een jaar, waarvan de helft voorwaardelijk, onder voorwaarde, dat betrokkene geen functie meer op zich neemt, waarbij financiële verantwoordelijkheid geboden is. BOOTDIENSTREGELING N.V. T.E.S.O. geldig tot en met 28 februari 1958 Op werkdagen: Van Texel: 5.20 7.40 12.10 15.00 18.10 Van Den Helder: 6.30 10.45 13.35 16.40 19.35 Op zon- en alg. erk. Chr. feestdagen: Van Texel: 7.40 11.30 16.00 18.20 Van Den Helder: 10.30 12.45 17.10 19.35 NIEUWE AVONTUREN VAN PIMBA Laten zij ons land slechts dienen, Daarbij vaart een ieder wel! Ook de Texelse bestuurders Wens ik voor Hét komend jaar Kracht en sterkte uit de Hoge, Want ook hun taak is vaak zwaar. Verder wens ik alle lezers, Voor het komend nieuwe jaar, Vreugde, voorspoed, heil en zegen En nóg meer! de Rijmelaar. „Jij kleine zwartkop hier willen stelen' sprak de hoofdman! Dat wachten duurt lang. Alle mannen zijn op jacht en het duurt uren, eer ze terugkomen. Honger of dorst hoeft Pimba niet te hebben, want er wordt goed voor hem en Bari gezorgd. Maar het is niet plezierig een hele dag aan een paal vastgebonden te moeten zijn en als hij eindelijk wordt losgemaakt, om voor het opperhoofd te worden geleid, is hij wat blij. Het opperhoofd schijnt een beetje te verstaan. Maar als Pimba aan 't vertellen wil gaan, zegt de Indiaan al gauw, dat hij moet ophouden. Niks waar, niks waar, zegt het opperhoofd. Jij kleine zwartkop hier willen stelen! Jij honger hebben en jij tuk op vlees. Indiaan ook tuk op vlees. Jij morgen aan de paal. Als het opperhoofd dat zegt, schieten een paar Indianen op Pimba af. Hij wordt nu aan handen en voeten gebonden en in 'n tent gelegd. Dat zal wel het einde van mijn avonturen zijn, denkt Pimba be droefd. Doodmoe valt hij in slaap. een luchtige combinatie van cacao- chocolade en suiker. Bereid volgens een frans recept tot een unieke ver snapering voor jong en oud. feuilleton door H. Westenberg 17. „Stiekemerd", zegt de jongen. „Hetzelfde compliment", is het ant woord. En dan: „Maar we gaan nu eten". Maar een poosje later, aan tafel, begint zij zelf toch weer over het geval. Zij zou het erg prettig vinden, zegt zij, als Jo zich niet verder met deze dame bemoeien wilde en ook niet met haar zoon, als hij die bij toeval eens zou ontmoeten. „Deze familie Brackwieser", zegt zij en betrapt er zich zelf met weerzin op, dat deze geschiedenis van de ene tot de andere leugen leidt tussen haar en haar kind „deze familie Brackwieser is veel te rijk en te deftig voor ons, begrijp je. Ze wo nen in een prachtige villa, beneden aan de Nijl en die inan is hier in de stad een bekende persoonlijkheid Dat heeft ma dame Angèle me verteld". (Een leugen natuurlijk). Jo knikt. Ja, dat weet hij allemaal. Dat heeft die dame hem ook al verteld, van die villa aan de Nijl en dat haar man in de sportclub is (stel je voor, dat is hier in Cairo immers de miljonairsclub!) en dat zij een groot jacht op de Nijl hebben, waarin je wonen kunt! En in het warme seizoen wonen zij buiten bij de zee. in de buurt van Ramleh, maar meestal gaan zij dan naar Europa. (Alle drie! verbeeld je!) En natuurlijk hebben zij ook een auto en een chauffeur en die jongen mag leren chaufferen en roeien kan hij natuurlijk allang en in de sportclub zijn drieëntwin tig tennisbanen het volgend jaar be gint hij ook al tennis te spelen. En of hij, Jo, ook geen zin zou hebben. Joachim is er helemaal vol van veel meer dan hij zelf weet. Helga.'s gezicht verdonkert meer en meer. Dat deze uiterlijkheden zoveel in druk op de jongen zouden maken, had zij nooit gedacht. Het is waar, hij had het altijd als een soort van amusement ge vonden, 's avonds voor een van de groot ste hotels te gaan staan, als de kostbare auto's voorreden en de mensen op de terrassen zaten te souperen en de muziek speelde; en toen zij hem eens had meege nomen naar het Mena huis om thee te drinken, toen had hij dagen lang over niets anders gesproken Maar zij moet niet vergeten, dat hij pas dertien jaar oud is. Alle jongens van die leeftijd dwepen immers met sport, met autorijden, met vliegmachines en motorboten. Nee, zij moet dit niet over dreven zien! En Cairo is nu eenmaal een stad vol luxe, waarin men niet onge straft kan leven. En het enige, wat zij zich afvraagt, is of de jongen op de duur er mee tevreden zal blijven een buitenlid, een bewonderaar van uit de verte en, in het gunstige geval, een enkele keer de gast van een beter gesitueerde te zijn. Zal hij met hogere eisen gaan stellen, hoe ouder hij wordt en hoe meer van zijn vrienden zullen gaan meedoen met het opgeschroefde leven van de Europese kolonie? Maar hij zal immers naar Duits land gaan! Over twee, hoogstens drie ja ren zal- hij een bescheiden muziekstudent onder even zovele, gelijksoortige studie genoten zijn. En tot die tijd? „Je bent toch een verstandige jongen, Jo", zegt Helga hartelijk en maakt een paar stuk ken meloen, waar hij zo dol op is, voor hem gereed. „Ik kan toch wel een ver standig woord met je praten, nietwaar?" Jo kijkt nieuwsgierig op. Hij rimpelt zijn neus als altijd, als hij niet precies weet daar iets op uitdraaien zal. „Komt u er maar mee voor de dag", zegt hij dan branieachtig. Helga haalt diep adem. „Je weet wel, Jo, dat wij niet veel geld hebben helemaal geen geld eigenlijk. En je moet aan het idee wennen, dat je je leven lang nooit rijk zult zijn. Daar zal je in moeten berusten, zoals ik dat ook heb gedaan. En daarom ben ik er tegen, dat je bevriend zoudt worden met zulke rijke mensen als de familie Brackwieser zijn. Dan zie je alleen maar hoeveel pret tiger jongens van rijke ouders het heb ben en dan zul je ontevreden worden. En bovendien zou je gaan wennen aan een luxe, die je je nooit zult kunnen permit teren. En zoiets is heel verkeerd. Daarom moet je er liever helemaal vandaan blij ven en er altijd aan denken, dat jij later in Duitsland een leven zult hebben, dat veel meer de moeite waard en in zijn soort veel mooier zal zijn. Heb je me begrepen?" „Hm „Wil je me dus beloven, dat je je met met de familie Brackwieser bemoeien zult? Niet met die dame en ook niet met die jongen?" De jongen heeft het hoofd gebogen, lange tijd geeft hij nu geen antwoord. „Nu Jo?" Jo kijkt voor zich heen en bromt iets onverstaanbaars. „Zover heeft die andere het al ge bracht", denkt Helga en zij voelt 't klop pen van haar hart. „Overmorgen zou ik met dat jacht meegaan, de Nijl op", zucht Joachim eindelijk. En als Helga, boos, mes en vork op tafel gooit en haar wenkbrauwen fronst, gaat hij mopperend voort: „En ik kan niet inzien, wat dat met alles wat U zoëven gezegd hebt, te doen heeft. Een beetje varen in een boot wat kan dat nou voor kwaad? En ik heb nog nooit met zo'n mooie boot gevaren! En ik heb het trouwens al beloofd". Helga trilt van boosheid. „Zo, dus dan heb je mij belogen! Je hebt toch gezegd, dat je er vandoor zou gaan, als je die dame nog eens zou ontmoeten?" „Natuurlijk zou ik dat doen, maar op dat jacht zou ik alleen met die jongen en zijn oom gaan dat heb ik niet ge logen en ik lieg nooit!" Helga bijt op haar lippen. Nee, Jo liegt werkelijk nooit. Maar zij, zij heeft hem daarstraks belogen en wreekt zich dat nu doordat zij hem wantrouwt? Verontwaardigd heeft de jongen het bord met meloen van zich afgeschoven. Nee, merci, hij heeft geen zin om te eten, als er van hem bedacht wordt, dat hij liegt. En nu was zijn hele avond be dorven en hij wou maar, dat hij helemaal niets verteld had van die mensen en er eenvoudig naar toe gegaan was! „Maar Jo!" Nou ja, wat had hij er nou 3an, dat hij het verteld had? Herrie, anders niks en nu begint moeder nog te huilen ook, dat mankeerde er net nog aan. En als het zo doorgaat, begint hij ook nog! Maar van woede! En hij vertikt het eenvoudig om te huilen! Hij wil niet, begrepen; hij wil eenvoudig niet! En de hele familie Brackwieser kan hem geen laars sche len, geen laars! Als mammie nou maar niet zo huilde! Dat kan hij niet uitstaan en als zij nu niet dadelijk ophoudt, gooit hij zijn bord nog op de grond hij weet eenvoudig niet meer wat hij moet „Het domste, wat ik doen kan, is nu te gaan huilen", denkt Helga, en niettegen staande snikt zij aan één stuk door. Maar tussen- haar tranen door komt als een zonnestraal een glimlach, die zij dadelijk naar haar jongen doorstuurt.,»Jo» kerel, kom eens hier, brom niet zo tegen je moeder! Zie je, ik ben op het ogenblik erg zenuwachtig. En als je nu absoluut naar die mensen toe wilt gaan Nee, moeder, ik ga niet". „Nu dan kerel, dan is alles weer in orde. Kom hier, geef me een kus, nie mand ziet het behalve ik en ik zal niet kijken". Nog een beetje onder de indruk, maar zichtbaar opgelucht, gaat Jo naar zijn moeder en geeft haar een klappende zoen. „Maar hou nu op met huilen! „Ja Jo, en ga jij nu je meloen opeten". Een korte aarzeling, een schouderopha len en edelmoedig begint Joachim zijn meloen te verorberen. Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1957 | | pagina 4