s
IP
Texel ontwerpt camouflage-
singer om eilandsfeer te
handhaven.
wm
Raadsel in Nijmegen
Texel heet een Waddeneiland te zijn,
maar het is meer een stukje buitenland,
dat zich ergens van z'n anker heeft ge
rukt, over de Razende Bol is geslagen
en toen strandde. Wie rijdt op het zuide
lijke oude en hoge stuk van Texel met
zijn blauwe vergezichten en zijn karak
teristieke schapenboeten in de met aar
den walletjes omzoomde weilanden,
waant zich eerder op de grens van Enge
land en Schotland dan amper twintig
kilometer noord van het zuiverste Hol
landse polderlandschap. Het middelstuk
heuvelt als was het Jutland en het knusse
marktpleintje van Den Burg zou door 'n
zeekapitein als souvenir uit een ver land
meegenomen kunnen zijn, aldus de Leeu
warder Courant, waaraan wij dit artikel
ontlenen.
Texel heet een Waddeneiland te zijn,
maar wie van de hoge Koger duinen,
waarin men kwalijk het karakter van de
Noord-Nederlandse zeereep herkent,
dwarsover oostwaarts blikt naar Ooster
end, ziet land en nog eens land en alleen
als de noordewind de kim klaar als glas
maakt ontwaart hij de Waddenzee en zal
hij zich herinneren: „gunstja Texel is
immers een eiland!" Een eiland, ja, maar
dan zo groot, dat het op een hele hoop
problemen na in feite maar weinig ge
meen heeft met de vier Friese.
Texel en de vier Friese eilanden mo
gen dan onvergelijkbare grootheden zijn,
toch maakt het „Gouden Boltje" deel
uit van de Waddenfederatie en dat is
goed. Texel met z'n scala van mogelijk
heden, z'n gevarieerdheid in de logies-
en vermaakssector, z'n riant gehuisves
te en puik functionerende VW, z'n unie
ke stichting Sociaal Toerisme die twee
monster-kampeerterreinen beheert, z'n
museum, z'n Texels Eigen Stoomboot
Onderneming (die méér doet dan enkel
personen vervoeren) en z'n zorgvuldig
gekweekte reputatie als vogeleiland, kan
onze Friese eilanden héél wat leren.
Feit is echter, dat geen eilander in het
hoogseizoen tijd kan vinden om elders
iets te gaan opsteken en dat men op de
Waddenconferenties en in de studiecom
missie Waddeneilanden dus moet pra
ten over dingen die men niet kent en die
van eiland tot eiland verschillen. En dat
men dus „langs elkaar heen" praat.
„Kogerstrand"
Een voorbeeld. Texel beschikt over
een door de gemeente in 1955 in het
leven geroepen commissie, de stichting
Sociaal Toerisme, waarin behalve vier
door de gemeente aangewezen personen
ook één vertegenwoordiger van de VVV
en twee middenstanders zitting hebben.
Nu kan de heer F. L. Faber een oud-
Indischman, die tien jaar geleden nog
niet wist waar Texel lag, daar een huisje
liet bouwen omdat het er zo heerlijk rus
tig is en prompt om zijn organisatorische
kwaliteiten werd ingepalmd en de leiding
kreeg van het werk van de stichting
nóg zo enthousiast vertellen van wat de
stichting op de grote kampeerterreinen
Kogerstrand en Loodsmansduin doet, wie
het nooit „in vol bedrijf" heeft gezien,
kan er niet over oordelen.
„Kogerstrand" waar men verleden
jaar 66.000 overnachtingen boekte en dit
jaar vermoedelijk de 90.000 zal halen
is volslagen anders dan kamp „Storte-
melk" op Vlieland (59.000) en anders dan
welk „massakamp" op onze eilanden ook.
Minder massaal, minder rommelig al
is de selectie niet zo streng als men op
andere kampeerterreinen (terecht) is of
wil worden en meer „ingeschoten" op
de behoeften van de kampeerder.
Het kamperen in de duinen met licht
gewicht tenten is onmogelijk, schreven
we in ons verhaal over Vlieland. Op het
kampeerterrein Kogerstrand kan het be
slist wél, want daar zijn (tussen de beide
duinrijen, die De Koog van de zee schei
den) zoveel luwtegevende duintjes, zo
veel besloten duinpannetjes en zoveel
vlierbossen men plant er jaarlijks nog
bij dat zelfs de eigenaar van de licht
ste tent z'n bedoeninkje met een gerust
hart achter zal laten als hij het eiland
wil verkennen of wil gaan zwemmen. Wie
nu als kampeerder in deze of gene com
missie of op de Waddenconferentie het
kamperen in de duinen voor onmogelijk
zou verklaren (zolang men niet kampeert
met zware canvastenten, die met kabel
touwen en haringen van een halve meter
cp hun plaats worden gehouden), zou het
als hij Texel niet kende onbegrij
pelijk vinden als de Texelaars zouden
zeggen: en waarom niet?
Reddende bossingcl
De Texelaars hebben een jaar of wat
geleden 'n enquête gehouden onder de
gasten en schier elk van die antwoord
formulieren komt de hartekreet voor:
Texel zorg toch, dat de rust en de
landelijkheid van uw eiland niet worden
aangetast! Dat geldt voor de Friese ei
landen niet minder, maar laat ons
vaststellen, dat het daar vaak de uiter
ste moeite kost om een harmonieus
compromis te vinden tussen de onrust
van de toenemende stroom toeristen en
de rust, die dezelfde toeristen er ver
wachten te vinden neem het pro
bleem van de auto's op Terschelling en
Ameland.
Texel kent dat probleem in veel min
dere mate, want het heeft de ruimte.
Het kan zich permiteren om scheeps
ladingen auto's toe te laten, want het
heeft een wegennet van een paar hon
derd kilometer (en op Texel heeft een
auto zin) en het kan zich veroorloven
om een plan voor 700 nieuwe bungalows
voor te bereiden. En zelfs als al die
auto's er zijn en al die bungalows er
staan en er nóg meer hotelgasten, cara-
vanners en kampeerders komen, ziet
Texel kans om een rustig en landelijk
eiland te blijven. Rustig doordat er
ruimte te over blijft, waar de automobi
list de fietser en wandelaar niet kan
achtervolgen én door de gemeentelijke
politiek om alle vermaak in één dorp
de hoofdplaats Den Burg, te concentre
ren. En het blijft landelijk door een in
genieus plan om alle zomerhuizen en
bungalowparken, kampeerterreinen en
wat dies meer zij aan het oog van de ei
landbezoeker te onttrekken.
Men heeft namelijk een 20 a 25 me
ter brede bossingel ontworpen, die in
de lengte over het eiland zal lopen,
evenwijdig aan en enkele honderden
meters van de duin- en bosreep die
men aan de Noordzeekant van het
eiland vindt. Van de „landkant" uit
ziet men dus niets meer van de tenten
en bungalows en lijkt het of daar de
bossen beginnen, terwijl de bewoners
van deze vakantieverblijven door die
singel een beschut en intiem terrein
krijgen. Wij zijn bijzonder benieuwd
naar de resultaten van deze „camou
flage-singel", want daarin lijkt ons de
oplossing te zitten voor de eilanden,
die omdat de basis van hun opne
mingscapaciteit nog te smal is
graag nog meer gasten zouden ontvan
gen, maar geen ruimte aan zomerhui
zen e.d. meer menen te kunnen af
staan omdat het karakter van het
eiland zou worden aangetast.
Het gemeentebestuur van Texel heeft
ook nog andere maatregelen in de maak
om aantasting van het landschap te
voorkomen. Het wil de bouwvergunning
van zomerhuisjes e.d. afhankelijk gaan
stellen van het beplantingsplan: zolang
de beplanting niet is aangebracht of ver
zekerd wordt er geen bouwvergunning
gegeven. Verder gaat de gemeente zelf
een terrein van tien hectare bij de
Cocksdorp bouwrijp maken voor het uit
geven van zomerhuizen e.d. om verze
kerd te zijn van een goede aanleg. Bij
de uitgifte van die gronden zal de be
volking voorkeur genieten; het gemeen
tebestuur gaat er van uit, dat de eilan
ders meer oog hebben voor het behoud
van het eigene (hun broodwinning) dan
vele niet-eilanders, die het alleen maar
om „een mooi plekje" te doen is en zich
vaak niet willen realiseren, dat hun be
lang niet strookt met het algemeen be
lang.
Miljoen overnachtingen?
Texel is nog lang niet „vol". Dat wil
zeggen: het zal niet gemakkelijk zijn
om in het hoogseizoen, nu er op de rond
10.000 inwoners nog eens een kleine
iO.OOO gasten zijn, nog een plaatsje te
krijgen al heeft VVV wel zoveel re
serve-adressen van burgers, dat iedere
onverwachte vakantieganger in elk ge
val verzekerd is van een bed en een ont-
WAT HET
IVOREN
BEELDJE
VERTELDE
36. DAN VERTELT HI-HOUW van Lo-
Ko-Ning, de enige dochter van de schat
rijke Mandarijn, die koning over een
grote provincie en vriend van de Keizer
is. Een heel uur lang vertaalt Asad woor
den lief en mooi en kersenbloesemwan-
gen en sterrenogen in het Arabisch voor
Aboel, die zit te mijmeren over de doch
ter van een woestijnrover.... hoe lang
alweer geleden?? Verbaasd hoort hij toe
wanneer Hi vertelt, dat hij zeker die
prinses tot vrouw zal krijgen als hij kan
bewijzen een groot koopman en kunste
naar te zijn. Juist om daarvan Vader
Ko-Ning-Co te kunnen overtuigen heeft
Hi-Houw een groot stuk ivoor nodig.
Zou Aboel-ben-Hassan mee willen gaan
naar de werkplaats van Hi-Houw? Ja, dat
wil Aboel wel, al neemt hij voor de vei
ligheid een paar mannetjes mee. Hetgeen
helemaal niet nodig is, want ze staan nu
onder de machtige bescherming van Ko-
Ning-Co, de vriend van de Keizer. De
werkplaats van Hi-Houw is een klein
tuinhuis, achterin het park dat bij het
paleis van de Mandarijn hoort. In de
holle boom, waar dat tuinhuisje tegen
leunt, bewaart de beelhouwer zijn kunst
werken. Aboel is opgetogen.
Hij ziet beelden van zwaarddansers en
worstelaars en een hoge piet in een
draagstoel, zo mooi gesneden alsof ze
leven. Die zijn voor de verkoop, zegt Hi,
inaar die anderen niet. Dat zijn beeldjes
van Lo-Ko-Ning, dat raadt Aboel direct.
Honderden zijn er, eerst heel grof en
stuntelig gehakt uit een stuk drijfhout,
maar op de rij af steeds mooier gesneden
uit edele houtsoorten, jade en bergkristal.
Al kijkende heeft Aboel een besluit ge
nomen: Hi-Houw krijgt de tand van
Kolos. Het mooiste stuk mag hij voor zijn
beeld gebruiken als hij van de rest een
schaakspel maakt voor Aboel. Of Hi dat
goed vindt? Best! Bovenstbest!
DE SCHEERSTOLP
Texel heeft vijftien a twintig
kampeerterreinen met een ge
zamenlijke capaciteit van rond
4000 kampeerders. Het grootste
is „Kogerstrand", dat geëxploi
teerd wordt door de Stichting
Sociaal Toerisme Het beschikt
niet alleen over een uniek duin-
terrein, waarin zelfs de lichtste
tent veilig kan staan, het heeft
ook nog andere aantrekkelijk
heden voor de kampeerder. Onder
meer de aparte hoek voor
kampeerders met honden
Staatsbosbeheer neme er eens een
kijkje, toiletten met douches
(die véél gebruikt worden) en de
„scheerstulp": een zelfbedienings-
scheer-„salon" voor de kampeer
ders, die niet meer gewend zijn
om met het mes om te gaan. De
stulp heeft een aantal stopcontac
ten en scheerspiegels en bij de
beheerder kan men zelfs nog een
elektrisch scheerapparaat lenen
als men niet op zo'n service heeft
gerekend en in arren moede
kwast, zeep en mes maar in de
koffer heeft gestopt.
bijt! maar er is nog emplooi voor
een goed hotel, voor kamphuizen en
kampeerterreinen (een kampeerpas-
poortterrein o.m.). Het aantal over
nachtingen bedroeg in 1957 rond 500.000
en de verwachting is, dat Texel pas aan
de top zal zitten als er 1.000.000 over
nachtingen worden geboekt. Ook dan is
'het eiland beslist niet „afgeladen",
maar zo hebben de deskundigen be
cijferd meer moeten er eigenlijk niet
komen, wil men op Texel ook nog van
de rust kunnen genieten.
Het lijkt misschien gewaagd, nu nog
een verdubbeling van de trek naar een
eiland te verwachten, maar voor Texel
is dit toch waarschijnlijk niet te hoog
gegrepen, gezien de mogelijkheden, die
traks de „pont" over het Marsdiep
biedt, als men hoopt in 1962, zei ons
loco-burgemeester C. H. Roeper de ha-
en 't Horntje aan de zuidpunt van het
eiland gereed is en de afstand van het
eiland naar Den Helder teruggebracht
is van 11 tot 4V* kilometer. Een pendel
dienst tussen Den Helder en 't Horntje
zal de trek aanzienlijk bevorderen, ze
ker van buitenlanders (het aantal bui
tenlanders is 20 a 25 procent en nu al
komt men meer Duitse auto's tegen dan
Nederlandse, terwijl ook het aantal
Zwitserse niet onaanzienlijk is), terwijl
ook de dagtrek zal toenemen. Het aan
tal dagbezoekers is nog gering onge
veer 1 „dagjesmens" op 23 bezoekers,
die langer blijven maar het gereed
komen van de Velser tunnel, de elek
trificatie van de spoorlijn naar Den
Helder en (straks) de indienstneming
van de veerpont van de TESO zouden
het dagbezoek wel eens aanzienlijk kun
nen doen toenemen.
Veel zal bij de verdere ontwikkeling
afhangen van de propaganda. Niet al
leen van de VVV-propaganda (de
Texelse is bijzonder verzorgd), maar
zegt VVV-direkteur J. C Quint
met name ook van de mond-propaganda,
dus van het enthousiasme, dat de gas
ten thuis ten toon spreiden. Komt niet
een groot deel van de Zwitsers naar
Texel na het zien van een kleurenfilm,
die een Zwitserse gast op eigen kosten
en zonder WV-hulp op Texel maakte?
En enthousiast wordt men alleen, als
men het gevoel heeft gast te zijn en geen
melkkoe. Als men op het eiland vindt
wat men zoekt: voorkomendheid, rust,
sfeer, onversneden natuurschoon, goede
logiesaccomodatie en op z'n tijd ver
tier. Men heeft het gevoel, dat deze af
zonderlijke vezels van de trekpleister op
Texel vertroeteld worden als couveuse
kindjes.
BOOTDIENSTREGELING N.V. T.E.S.O.
ingaande 1 juni tot en met 27 september
Werkdagen:
Van Texel: 5.20 7.40 10.30 13.00
15.30 18.00
Van Den Helder: 6.30 9.15 11.40 14.20
16.40 19.35
Zon- en alg. erkende chr. feestdagen:
Van Texel: 7.30 10.30 14.00* 16.00
18.25 20.30§
Van Den Helder: 9.20 11.30 15.00* 17.15
19.30 21.35§
van 13 juli t.m. 31 augustus 1958
van 29 juni t.m. 24 augustus 1958
FEUILLETON
door G. PLANTEMA
14. „Ja meneer. De deur van de kamei
stond open. Ik schrok erg, want meneer
lag daar bij de tuindeur en mevrouw
stond bij hem. En meneer Jörgensen
knielde bij meneer op de grond".
„Maar de andere gast was er niet meer,
hè?" informeerde de inspecteur.
„Ik dacht niet zo gauw aan een andere
gast", zei het meisje plotseling rillend,
„maar later dacht ik er wel weer aan. Ja,
de kleine heer, die er eerst was, zag ik
niet meer".
„Wat ik nog wilde vragen", ging de
inspekteur voort, „had je die vreemde
heer soms al eens eerder gezien? Je ken
de hem niet, maar had je hem nooit in de
omgeving gezien?"
„Nee meneer, hem niet", was het posi
tieve antwoord. „Maar de dame had ik
wel eens gezien. Gistermiddag toen ik
een boodschap moest doen in de stad, zag
ik haar in de tuin van meneer Naba-
rescu".
„Juist", zei Broekman goedkeurend.
En nog iets. Je hebt er natuurlijk niets
van gemerkt, dat iemand door de tuin
wegliep, nadat je de knal had gehoord?"
„Ik heb niets gehoord", antwoordde
Maria Stevens. „Maar de buitendeur van
ae keuken was dicht. En de keuken is
helemaal aan de andere kant van het
huis".
„Nu weet ik het wel", zei de inspec
teur. „Je kunt wel gaan".
Nadat het dienstmeisje naar haar werk
was teruggegaan, keken de beide politie-
inspekteurs elkaar aan. Ohlquist had het
gesprek kunnen volgen, doordat zijn zwa
ger hem als vertaler ter zijde stond.
„Ja", merkte inspekteur Broekman op,
„nu zijn we dus zover, dat we hebben
vastgesteld, dat de heer Van der Zuyden
door een onbekende is doodgeschoten. En
diezelfde onbekende zal vermoedelijk de
heer Maroniu, die hem achtervolgde,
eveneens om het leven hebben gebracht".
„Zo ziet het er inderdaad uit", stemde
Ohlquist toe. „Het kan nu misschien ver
helderend werken, als we mej. Ilescu
vragen, wie eigenlijk de onbekende jon
geman is, die gisteravond door de heer
Van der Zuyden zo onaangenaam werd
behandeld".
De heer Nabarescu, een slanke donkere
man van een jaar of veertig, ontving de
beide inspecteurs en mr. Ernst Verhagen,
die op verzoek van inspekteur Ohlquist
was meegegaan, in zijn werkkamer op de
eerste verdieping van Eikenheuvel. Hij
was kennelijk verwonderd, bezoek van
de politie te ontvangen en de mededelin
gen over het gebeurde schokten hem zeer.
Vooral de tijding, dat dr. Maroniu als
tweede slachtoffer was gevallen, trof
hem.
„Kende U dr. Maroniu goed?" infor
meerde Broekman.
„Enigszins wel", gaf de Roemeen toe
„Dr. Maroniu heeft een chemische fa
briek en ik heb in Nijmegen een laborato
rium zoals U zult weten. Juist de laatste
jaren heb ik op verzoek van dr. Maroniu
een aantal proeven verricht, omdat hij op
zijn fabriek daarmee niet tot een bevre
digend resultaat kon komen. In verband
met deze experimenten reisde hij af en
toe naar Nijmegen en dan was hij mijn
gast. Zo was het ook ditmaal."
„En uw andere gast, mej. Ilescu?"
„Mej. Ilescu is een nicht van mijn
vrouw. Zij is voor het eerst in het land.
Zij komt van een landgoed in Roemenie
en vorig jaar hebben wij een paar weken
bij haar ouders gelogeerd. Zij stelt veel
belang in Nederland en daarom hebben
wij haar gevraagd, deze zomer bij ons te
komen".
„Kende zij dr. Maroniu?"
„Neen", antwoordde de heer Nabarescu
„zij hebben elkaar hier leren kennen. Ik
vreesde eigenlijk dat mijn gasten niet
bijzonder met elkaar overweg konden.
Dr. Maroniu was een levendige, spraak
zame man en hij toonde een beetje nei
ging om mijn andere gast gemeenzaam te
behandelen. Zij is erg gereserveerd en
kon dat niet goed hebben."
De heer Nabarescu verliet de kamer
om mej. Ilescu te verzoeken, bij de poli
tiemannen te komen Toen deze met hem
terugkwam, zagen zij, dat de Roemeen
zijn aangetrouwde nicht al van het ge
beurde op de hoogte had gebracht. On
getwijfeld was het meisje, want ouder
dan twintig jaar kon zij moeilijk zijn,
getroffen door de mededeling, maar zij
bleek zich volkomen te beheersen.
,„Het is misschien een beetje pijnlijk",
begon inspecteur Sven Ohlquist, die be
ter Frans sprak dan zijn Nijmeegse colle
ga en daarom op diens verzoek de vragen
stelde, „om U te vragen ons te vertellen,
wat er gisteravond is voorgevallen.
Maar U zoudt ons toch een grote dienst
bewijzen.
U bent immers met de drie heren naar
villa Estella gegaan?"
„Dat is zo", antwoordde mej. Ilescu.
„Ik had er weinig lust in, maar de heren
Jörgensen en Maroniu verzochten mij,
nog even mee naar binnen te gaan, omdat
zij vreesden, dat de heer Van der Zuyden
anders burengerucht zou maken. De be
doeling was dat wij bij elkaar zouden
blijven, totdat het gelukt was de heer
Van der Zuyden enigszins bij zijn posi
tieven te brengen. Daarom riep de heer
Jörgensen een dienstbode, die koffie
zette en brood bracht. Door de koffie en
het eten werd het gewenste resultaat be
reikt en toen kon ik rustig hierheen
gaan. Gelukkig had ik een sleutel, zodat
het niet nodig was in dit huis iemand te
wekken, want U begrijpt, dat het al laat
was geworden".
„Van onenigheid tussen de drie heren
was natuurlijk geen sprake, toen U ver
trok?" informeerde Ohlquist. „U be
grijpt, wij mogen de theorie, dat een van
hen 'n moord pleegde, niet uitschakelen".
„Integendeel, van onenigheid was geen
sprake", gaf de Roemeense dadelijk te
kennen. „De heer Van der Zuyden had
zelfs, toen ik wegging, min of meer zijn
excuses gemaakt over zijn gedrag.
„Waarom ging dr. Maroniu toen niet
naar huis?"
„De heer Van der Zuyden wilde nog
een paar juwelen laten zien", was het
antwoord. „Ik had geen lust om daar
voor nog bij hen te blijven. Ik had spijt
genoeg, de uitnodiging van dr. Maroniu
aangenomen te hebben om die avond mee
uit te gaan".
VESTIGINGSEISEN VOOR HEN, DDE IN
DE TOEKOMST HET LANDBOUW
BEDRIJF WILLEN UITOEFENEN
Werkingssfeer van de wet
Het voorontwerp heeft betrekking op
de landbouw in ruime zin. Daaronder
vallen met name de akkerbouw, de wei-
debouw, de veehouderij, de pluimvee
houderij, de fruitteelt en de tuinbouw,
waaronder begrepen het kweken van
bomen, bloemen en bollen. Voor de tuin-
bouw- en voor de sierteeltsector bestaan
er thans reeds vestigingsregelingen, vast
gesteld door de vroegere bedrijfschappen
op het gebied van de voedselvoorziening
Het voorontwerp levert in beginsel dus
alleen iets nieuws voor de landbouw in
eigenlijke zin.
Motieven
Met de vestigingsregelingen in de tuin
bouw en in de sierteelt zijn gunstige er
varingen opgedaan. Algemeen is men dan
ook van oordeel, dat daar een definitieve
wettelijke grondslag voor moet worden
getroffen. Naar de mening van de Rege
ring bestaat er ook aanleiding bij de an
dere vormen van landbouw aan toekom
stige ondernemers objectieve vestigings
eisen te stellen. De snelle ontwikkeling
van techniek en wetenschap stellen aan
de zelfstandige ondernemer steeds zwaar
dere eisen, zodat het gevaar voor misluk
king toeneemt naarmate de ondernemer
minder geschoold is. Verder is de be
schikbare oppervlakte cultuurgrond ni
eenmaal beperkt. De vraag rijst dan ook
of het ten opzichte van hen, die zich voor
de landbouw hebben bekwaamd, wel bil
lijk is, dat anderen, die zich niet die
moeite hebben getroost, over een deel van
de schaarse grond kunnen beschikken.
Ook het gemeenschapsbelang eist, dat
de beschikbare cultuurgrond zo goed mo-
gelijk gebruikt wordt. Zeker geldt dit,
wanneer de omstandigheden de Overheid
noodzaken de ondernemers in de land
bouw een bestaansminimum te garande
ren en deze garantie ook werkelijk off en
vraagt.
Scholing.
Bij het vraagstuk van de vestigings
eisen in de landbouw heeft de minister
met name het oog op de scholing. Aan het
stellen van eisen van credietwaardigheid
bestaat in de landbouwsector in engert
zin zijns inziens vooralsnog minder be
hoef te. Wat de scholing betreft meent hij
dat zowel het programma als het aanta
der lagere landbouwscholen in den lande
het gewenst en verantwoord maken de
eis te stellen, dat de toekomstige onder
nemer in het bezit is van het diplomi
van een zodanige school. Hij wil echter
niet de mogelijkheid uitsluiten, dat de
nodige vakbekwaamheid ook in de prak
tijk wordt verworven, indien de nodige
algemene ontwikkeling op andere wijze
is verkregen.
Uitvoering: bedrijfsleven
Alvorens bij algemene maatregel var
bestuur voor een bepaald soort land
bouwbedrijven vestigingseisen worder
vastgesteld, wordt de Sociaal-Economi
sche Raad gehoord, die op zijn beurt ir
ieder geval het Landbouwschap hoort.
De minister is van oordeel, dat de uit
voering van de wet in handen van he
bedrijfsleven zelf dient te worden gelegd
Het ligt voor de hand het Landbouw
schap, dat immers is ingesteld voor alk
ondernemingen in de zin van de wet, me
de uitvoering te belasten. Bijgevolj
draagt de wet aan het Landbouwschaj
op de vereiste vergunningen te verlenen
Volgens het voorontwerp stelt he
Landbouwschap ook de voor een goedi
uitvoering van de wet nodige regelei
vast, zoals b.v. de procedure voor he
aanvragen en verlenen van vergunningen
In bijzondere gevallen, waarin gewich
tige belangen daartoe aanleiding geven,
kan de minister ontheffing verlenen vac
een verbod tot uitoefening van een land
bouwbedrijf zonder vergunning.
Het voorontwerp bevat tenslotte noj
enkele verdere voorzieningen o.a. t.a.v
het verstrekken van voorlopige vergun
ningen en t.a.v. het afgeven van zgn. ver
klaringen van handelskennis of vakbe
kwaamheid.
Behalve, dat het voorontwerp van wel
met een memorie van toelichting aan de
S.E.R. is gezonden, is het tegelijkertijd
algemeen verkrijgbaar gesteld bij he:
Staatsdrukkerij- en Uitgeversbedrijf te
's-Gravenhage.
„Inderdaad", zei Ohlquist, „ik kan hel
me voorstellen, mademoiselle. U hebt ii
het concertgebouw nog een onaangename
scène meegemaakt. Wie was eigenlijk de
heer, tegen wie de heer Van der Zuydei
zich zo grof uitdrukte?"
Mej. Ilescu haalde heel even de schou
ders op.
„Hoe hij heette, weet ik niet", gaf zi
ten antwoord. „Ja, wij noemden hen
monsieur André, want zijn familienaan
konden wij niet onthouden. Maar verde:
kende ik hem niet. Ik meen, dat dr. Ma
xoniu hem kende, tenminste, toen wij
de zaal kwamen, ging hij dadelijk op hen
af. Monsieur André was zeer beleefd e:
ik was blij, dat hij enkele keren me
wilde dansen."
„Kende de heer Van der Zuyden heE
ook?"
„Ik geloof van niet, maar met zeker
heid kan ik dat niet zeggen. Zij sprake
niet tegen elkaar, maar uit wat de hee:
Jörgensen mij later vertelde, maakte
op, dat naar zijn mening die twee toet
geen onbekenden voor elkaar waren".
„Weet U misschien, of die monsiett
André hier in de buurt woont?"
„Dat weet ik helaas niet. Hij ging gi*
teravond alleen weg en hij woonde du
misschien in de stad. Maar ik meen mij ti
herinneren, dat hij een keer gezegd hac
met vakantie hier te zijn".
(Wordt vervolgd)