s IP Texel ontwerpt camouflage- singer om eilandsfeer te handhaven. wm Raadsel in Nijmegen Texel heet een Waddeneiland te zijn, maar het is meer een stukje buitenland, dat zich ergens van z'n anker heeft ge rukt, over de Razende Bol is geslagen en toen strandde. Wie rijdt op het zuide lijke oude en hoge stuk van Texel met zijn blauwe vergezichten en zijn karak teristieke schapenboeten in de met aar den walletjes omzoomde weilanden, waant zich eerder op de grens van Enge land en Schotland dan amper twintig kilometer noord van het zuiverste Hol landse polderlandschap. Het middelstuk heuvelt als was het Jutland en het knusse marktpleintje van Den Burg zou door 'n zeekapitein als souvenir uit een ver land meegenomen kunnen zijn, aldus de Leeu warder Courant, waaraan wij dit artikel ontlenen. Texel heet een Waddeneiland te zijn, maar wie van de hoge Koger duinen, waarin men kwalijk het karakter van de Noord-Nederlandse zeereep herkent, dwarsover oostwaarts blikt naar Ooster end, ziet land en nog eens land en alleen als de noordewind de kim klaar als glas maakt ontwaart hij de Waddenzee en zal hij zich herinneren: „gunstja Texel is immers een eiland!" Een eiland, ja, maar dan zo groot, dat het op een hele hoop problemen na in feite maar weinig ge meen heeft met de vier Friese. Texel en de vier Friese eilanden mo gen dan onvergelijkbare grootheden zijn, toch maakt het „Gouden Boltje" deel uit van de Waddenfederatie en dat is goed. Texel met z'n scala van mogelijk heden, z'n gevarieerdheid in de logies- en vermaakssector, z'n riant gehuisves te en puik functionerende VW, z'n unie ke stichting Sociaal Toerisme die twee monster-kampeerterreinen beheert, z'n museum, z'n Texels Eigen Stoomboot Onderneming (die méér doet dan enkel personen vervoeren) en z'n zorgvuldig gekweekte reputatie als vogeleiland, kan onze Friese eilanden héél wat leren. Feit is echter, dat geen eilander in het hoogseizoen tijd kan vinden om elders iets te gaan opsteken en dat men op de Waddenconferenties en in de studiecom missie Waddeneilanden dus moet pra ten over dingen die men niet kent en die van eiland tot eiland verschillen. En dat men dus „langs elkaar heen" praat. „Kogerstrand" Een voorbeeld. Texel beschikt over een door de gemeente in 1955 in het leven geroepen commissie, de stichting Sociaal Toerisme, waarin behalve vier door de gemeente aangewezen personen ook één vertegenwoordiger van de VVV en twee middenstanders zitting hebben. Nu kan de heer F. L. Faber een oud- Indischman, die tien jaar geleden nog niet wist waar Texel lag, daar een huisje liet bouwen omdat het er zo heerlijk rus tig is en prompt om zijn organisatorische kwaliteiten werd ingepalmd en de leiding kreeg van het werk van de stichting nóg zo enthousiast vertellen van wat de stichting op de grote kampeerterreinen Kogerstrand en Loodsmansduin doet, wie het nooit „in vol bedrijf" heeft gezien, kan er niet over oordelen. „Kogerstrand" waar men verleden jaar 66.000 overnachtingen boekte en dit jaar vermoedelijk de 90.000 zal halen is volslagen anders dan kamp „Storte- melk" op Vlieland (59.000) en anders dan welk „massakamp" op onze eilanden ook. Minder massaal, minder rommelig al is de selectie niet zo streng als men op andere kampeerterreinen (terecht) is of wil worden en meer „ingeschoten" op de behoeften van de kampeerder. Het kamperen in de duinen met licht gewicht tenten is onmogelijk, schreven we in ons verhaal over Vlieland. Op het kampeerterrein Kogerstrand kan het be slist wél, want daar zijn (tussen de beide duinrijen, die De Koog van de zee schei den) zoveel luwtegevende duintjes, zo veel besloten duinpannetjes en zoveel vlierbossen men plant er jaarlijks nog bij dat zelfs de eigenaar van de licht ste tent z'n bedoeninkje met een gerust hart achter zal laten als hij het eiland wil verkennen of wil gaan zwemmen. Wie nu als kampeerder in deze of gene com missie of op de Waddenconferentie het kamperen in de duinen voor onmogelijk zou verklaren (zolang men niet kampeert met zware canvastenten, die met kabel touwen en haringen van een halve meter cp hun plaats worden gehouden), zou het als hij Texel niet kende onbegrij pelijk vinden als de Texelaars zouden zeggen: en waarom niet? Reddende bossingcl De Texelaars hebben een jaar of wat geleden 'n enquête gehouden onder de gasten en schier elk van die antwoord formulieren komt de hartekreet voor: Texel zorg toch, dat de rust en de landelijkheid van uw eiland niet worden aangetast! Dat geldt voor de Friese ei landen niet minder, maar laat ons vaststellen, dat het daar vaak de uiter ste moeite kost om een harmonieus compromis te vinden tussen de onrust van de toenemende stroom toeristen en de rust, die dezelfde toeristen er ver wachten te vinden neem het pro bleem van de auto's op Terschelling en Ameland. Texel kent dat probleem in veel min dere mate, want het heeft de ruimte. Het kan zich permiteren om scheeps ladingen auto's toe te laten, want het heeft een wegennet van een paar hon derd kilometer (en op Texel heeft een auto zin) en het kan zich veroorloven om een plan voor 700 nieuwe bungalows voor te bereiden. En zelfs als al die auto's er zijn en al die bungalows er staan en er nóg meer hotelgasten, cara- vanners en kampeerders komen, ziet Texel kans om een rustig en landelijk eiland te blijven. Rustig doordat er ruimte te over blijft, waar de automobi list de fietser en wandelaar niet kan achtervolgen én door de gemeentelijke politiek om alle vermaak in één dorp de hoofdplaats Den Burg, te concentre ren. En het blijft landelijk door een in genieus plan om alle zomerhuizen en bungalowparken, kampeerterreinen en wat dies meer zij aan het oog van de ei landbezoeker te onttrekken. Men heeft namelijk een 20 a 25 me ter brede bossingel ontworpen, die in de lengte over het eiland zal lopen, evenwijdig aan en enkele honderden meters van de duin- en bosreep die men aan de Noordzeekant van het eiland vindt. Van de „landkant" uit ziet men dus niets meer van de tenten en bungalows en lijkt het of daar de bossen beginnen, terwijl de bewoners van deze vakantieverblijven door die singel een beschut en intiem terrein krijgen. Wij zijn bijzonder benieuwd naar de resultaten van deze „camou flage-singel", want daarin lijkt ons de oplossing te zitten voor de eilanden, die omdat de basis van hun opne mingscapaciteit nog te smal is graag nog meer gasten zouden ontvan gen, maar geen ruimte aan zomerhui zen e.d. meer menen te kunnen af staan omdat het karakter van het eiland zou worden aangetast. Het gemeentebestuur van Texel heeft ook nog andere maatregelen in de maak om aantasting van het landschap te voorkomen. Het wil de bouwvergunning van zomerhuisjes e.d. afhankelijk gaan stellen van het beplantingsplan: zolang de beplanting niet is aangebracht of ver zekerd wordt er geen bouwvergunning gegeven. Verder gaat de gemeente zelf een terrein van tien hectare bij de Cocksdorp bouwrijp maken voor het uit geven van zomerhuizen e.d. om verze kerd te zijn van een goede aanleg. Bij de uitgifte van die gronden zal de be volking voorkeur genieten; het gemeen tebestuur gaat er van uit, dat de eilan ders meer oog hebben voor het behoud van het eigene (hun broodwinning) dan vele niet-eilanders, die het alleen maar om „een mooi plekje" te doen is en zich vaak niet willen realiseren, dat hun be lang niet strookt met het algemeen be lang. Miljoen overnachtingen? Texel is nog lang niet „vol". Dat wil zeggen: het zal niet gemakkelijk zijn om in het hoogseizoen, nu er op de rond 10.000 inwoners nog eens een kleine iO.OOO gasten zijn, nog een plaatsje te krijgen al heeft VVV wel zoveel re serve-adressen van burgers, dat iedere onverwachte vakantieganger in elk ge val verzekerd is van een bed en een ont- WAT HET IVOREN BEELDJE VERTELDE 36. DAN VERTELT HI-HOUW van Lo- Ko-Ning, de enige dochter van de schat rijke Mandarijn, die koning over een grote provincie en vriend van de Keizer is. Een heel uur lang vertaalt Asad woor den lief en mooi en kersenbloesemwan- gen en sterrenogen in het Arabisch voor Aboel, die zit te mijmeren over de doch ter van een woestijnrover.... hoe lang alweer geleden?? Verbaasd hoort hij toe wanneer Hi vertelt, dat hij zeker die prinses tot vrouw zal krijgen als hij kan bewijzen een groot koopman en kunste naar te zijn. Juist om daarvan Vader Ko-Ning-Co te kunnen overtuigen heeft Hi-Houw een groot stuk ivoor nodig. Zou Aboel-ben-Hassan mee willen gaan naar de werkplaats van Hi-Houw? Ja, dat wil Aboel wel, al neemt hij voor de vei ligheid een paar mannetjes mee. Hetgeen helemaal niet nodig is, want ze staan nu onder de machtige bescherming van Ko- Ning-Co, de vriend van de Keizer. De werkplaats van Hi-Houw is een klein tuinhuis, achterin het park dat bij het paleis van de Mandarijn hoort. In de holle boom, waar dat tuinhuisje tegen leunt, bewaart de beelhouwer zijn kunst werken. Aboel is opgetogen. Hij ziet beelden van zwaarddansers en worstelaars en een hoge piet in een draagstoel, zo mooi gesneden alsof ze leven. Die zijn voor de verkoop, zegt Hi, inaar die anderen niet. Dat zijn beeldjes van Lo-Ko-Ning, dat raadt Aboel direct. Honderden zijn er, eerst heel grof en stuntelig gehakt uit een stuk drijfhout, maar op de rij af steeds mooier gesneden uit edele houtsoorten, jade en bergkristal. Al kijkende heeft Aboel een besluit ge nomen: Hi-Houw krijgt de tand van Kolos. Het mooiste stuk mag hij voor zijn beeld gebruiken als hij van de rest een schaakspel maakt voor Aboel. Of Hi dat goed vindt? Best! Bovenstbest! DE SCHEERSTOLP Texel heeft vijftien a twintig kampeerterreinen met een ge zamenlijke capaciteit van rond 4000 kampeerders. Het grootste is „Kogerstrand", dat geëxploi teerd wordt door de Stichting Sociaal Toerisme Het beschikt niet alleen over een uniek duin- terrein, waarin zelfs de lichtste tent veilig kan staan, het heeft ook nog andere aantrekkelijk heden voor de kampeerder. Onder meer de aparte hoek voor kampeerders met honden Staatsbosbeheer neme er eens een kijkje, toiletten met douches (die véél gebruikt worden) en de „scheerstulp": een zelfbedienings- scheer-„salon" voor de kampeer ders, die niet meer gewend zijn om met het mes om te gaan. De stulp heeft een aantal stopcontac ten en scheerspiegels en bij de beheerder kan men zelfs nog een elektrisch scheerapparaat lenen als men niet op zo'n service heeft gerekend en in arren moede kwast, zeep en mes maar in de koffer heeft gestopt. bijt! maar er is nog emplooi voor een goed hotel, voor kamphuizen en kampeerterreinen (een kampeerpas- poortterrein o.m.). Het aantal over nachtingen bedroeg in 1957 rond 500.000 en de verwachting is, dat Texel pas aan de top zal zitten als er 1.000.000 over nachtingen worden geboekt. Ook dan is 'het eiland beslist niet „afgeladen", maar zo hebben de deskundigen be cijferd meer moeten er eigenlijk niet komen, wil men op Texel ook nog van de rust kunnen genieten. Het lijkt misschien gewaagd, nu nog een verdubbeling van de trek naar een eiland te verwachten, maar voor Texel is dit toch waarschijnlijk niet te hoog gegrepen, gezien de mogelijkheden, die traks de „pont" over het Marsdiep biedt, als men hoopt in 1962, zei ons loco-burgemeester C. H. Roeper de ha- en 't Horntje aan de zuidpunt van het eiland gereed is en de afstand van het eiland naar Den Helder teruggebracht is van 11 tot 4V* kilometer. Een pendel dienst tussen Den Helder en 't Horntje zal de trek aanzienlijk bevorderen, ze ker van buitenlanders (het aantal bui tenlanders is 20 a 25 procent en nu al komt men meer Duitse auto's tegen dan Nederlandse, terwijl ook het aantal Zwitserse niet onaanzienlijk is), terwijl ook de dagtrek zal toenemen. Het aan tal dagbezoekers is nog gering onge veer 1 „dagjesmens" op 23 bezoekers, die langer blijven maar het gereed komen van de Velser tunnel, de elek trificatie van de spoorlijn naar Den Helder en (straks) de indienstneming van de veerpont van de TESO zouden het dagbezoek wel eens aanzienlijk kun nen doen toenemen. Veel zal bij de verdere ontwikkeling afhangen van de propaganda. Niet al leen van de VVV-propaganda (de Texelse is bijzonder verzorgd), maar zegt VVV-direkteur J. C Quint met name ook van de mond-propaganda, dus van het enthousiasme, dat de gas ten thuis ten toon spreiden. Komt niet een groot deel van de Zwitsers naar Texel na het zien van een kleurenfilm, die een Zwitserse gast op eigen kosten en zonder WV-hulp op Texel maakte? En enthousiast wordt men alleen, als men het gevoel heeft gast te zijn en geen melkkoe. Als men op het eiland vindt wat men zoekt: voorkomendheid, rust, sfeer, onversneden natuurschoon, goede logiesaccomodatie en op z'n tijd ver tier. Men heeft het gevoel, dat deze af zonderlijke vezels van de trekpleister op Texel vertroeteld worden als couveuse kindjes. BOOTDIENSTREGELING N.V. T.E.S.O. ingaande 1 juni tot en met 27 september Werkdagen: Van Texel: 5.20 7.40 10.30 13.00 15.30 18.00 Van Den Helder: 6.30 9.15 11.40 14.20 16.40 19.35 Zon- en alg. erkende chr. feestdagen: Van Texel: 7.30 10.30 14.00* 16.00 18.25 20.30§ Van Den Helder: 9.20 11.30 15.00* 17.15 19.30 21.35§ van 13 juli t.m. 31 augustus 1958 van 29 juni t.m. 24 augustus 1958 FEUILLETON door G. PLANTEMA 14. „Ja meneer. De deur van de kamei stond open. Ik schrok erg, want meneer lag daar bij de tuindeur en mevrouw stond bij hem. En meneer Jörgensen knielde bij meneer op de grond". „Maar de andere gast was er niet meer, hè?" informeerde de inspecteur. „Ik dacht niet zo gauw aan een andere gast", zei het meisje plotseling rillend, „maar later dacht ik er wel weer aan. Ja, de kleine heer, die er eerst was, zag ik niet meer". „Wat ik nog wilde vragen", ging de inspekteur voort, „had je die vreemde heer soms al eens eerder gezien? Je ken de hem niet, maar had je hem nooit in de omgeving gezien?" „Nee meneer, hem niet", was het posi tieve antwoord. „Maar de dame had ik wel eens gezien. Gistermiddag toen ik een boodschap moest doen in de stad, zag ik haar in de tuin van meneer Naba- rescu". „Juist", zei Broekman goedkeurend. En nog iets. Je hebt er natuurlijk niets van gemerkt, dat iemand door de tuin wegliep, nadat je de knal had gehoord?" „Ik heb niets gehoord", antwoordde Maria Stevens. „Maar de buitendeur van ae keuken was dicht. En de keuken is helemaal aan de andere kant van het huis". „Nu weet ik het wel", zei de inspec teur. „Je kunt wel gaan". Nadat het dienstmeisje naar haar werk was teruggegaan, keken de beide politie- inspekteurs elkaar aan. Ohlquist had het gesprek kunnen volgen, doordat zijn zwa ger hem als vertaler ter zijde stond. „Ja", merkte inspekteur Broekman op, „nu zijn we dus zover, dat we hebben vastgesteld, dat de heer Van der Zuyden door een onbekende is doodgeschoten. En diezelfde onbekende zal vermoedelijk de heer Maroniu, die hem achtervolgde, eveneens om het leven hebben gebracht". „Zo ziet het er inderdaad uit", stemde Ohlquist toe. „Het kan nu misschien ver helderend werken, als we mej. Ilescu vragen, wie eigenlijk de onbekende jon geman is, die gisteravond door de heer Van der Zuyden zo onaangenaam werd behandeld". De heer Nabarescu, een slanke donkere man van een jaar of veertig, ontving de beide inspecteurs en mr. Ernst Verhagen, die op verzoek van inspekteur Ohlquist was meegegaan, in zijn werkkamer op de eerste verdieping van Eikenheuvel. Hij was kennelijk verwonderd, bezoek van de politie te ontvangen en de mededelin gen over het gebeurde schokten hem zeer. Vooral de tijding, dat dr. Maroniu als tweede slachtoffer was gevallen, trof hem. „Kende U dr. Maroniu goed?" infor meerde Broekman. „Enigszins wel", gaf de Roemeen toe „Dr. Maroniu heeft een chemische fa briek en ik heb in Nijmegen een laborato rium zoals U zult weten. Juist de laatste jaren heb ik op verzoek van dr. Maroniu een aantal proeven verricht, omdat hij op zijn fabriek daarmee niet tot een bevre digend resultaat kon komen. In verband met deze experimenten reisde hij af en toe naar Nijmegen en dan was hij mijn gast. Zo was het ook ditmaal." „En uw andere gast, mej. Ilescu?" „Mej. Ilescu is een nicht van mijn vrouw. Zij is voor het eerst in het land. Zij komt van een landgoed in Roemenie en vorig jaar hebben wij een paar weken bij haar ouders gelogeerd. Zij stelt veel belang in Nederland en daarom hebben wij haar gevraagd, deze zomer bij ons te komen". „Kende zij dr. Maroniu?" „Neen", antwoordde de heer Nabarescu „zij hebben elkaar hier leren kennen. Ik vreesde eigenlijk dat mijn gasten niet bijzonder met elkaar overweg konden. Dr. Maroniu was een levendige, spraak zame man en hij toonde een beetje nei ging om mijn andere gast gemeenzaam te behandelen. Zij is erg gereserveerd en kon dat niet goed hebben." De heer Nabarescu verliet de kamer om mej. Ilescu te verzoeken, bij de poli tiemannen te komen Toen deze met hem terugkwam, zagen zij, dat de Roemeen zijn aangetrouwde nicht al van het ge beurde op de hoogte had gebracht. On getwijfeld was het meisje, want ouder dan twintig jaar kon zij moeilijk zijn, getroffen door de mededeling, maar zij bleek zich volkomen te beheersen. ,„Het is misschien een beetje pijnlijk", begon inspecteur Sven Ohlquist, die be ter Frans sprak dan zijn Nijmeegse colle ga en daarom op diens verzoek de vragen stelde, „om U te vragen ons te vertellen, wat er gisteravond is voorgevallen. Maar U zoudt ons toch een grote dienst bewijzen. U bent immers met de drie heren naar villa Estella gegaan?" „Dat is zo", antwoordde mej. Ilescu. „Ik had er weinig lust in, maar de heren Jörgensen en Maroniu verzochten mij, nog even mee naar binnen te gaan, omdat zij vreesden, dat de heer Van der Zuyden anders burengerucht zou maken. De be doeling was dat wij bij elkaar zouden blijven, totdat het gelukt was de heer Van der Zuyden enigszins bij zijn posi tieven te brengen. Daarom riep de heer Jörgensen een dienstbode, die koffie zette en brood bracht. Door de koffie en het eten werd het gewenste resultaat be reikt en toen kon ik rustig hierheen gaan. Gelukkig had ik een sleutel, zodat het niet nodig was in dit huis iemand te wekken, want U begrijpt, dat het al laat was geworden". „Van onenigheid tussen de drie heren was natuurlijk geen sprake, toen U ver trok?" informeerde Ohlquist. „U be grijpt, wij mogen de theorie, dat een van hen 'n moord pleegde, niet uitschakelen". „Integendeel, van onenigheid was geen sprake", gaf de Roemeense dadelijk te kennen. „De heer Van der Zuyden had zelfs, toen ik wegging, min of meer zijn excuses gemaakt over zijn gedrag. „Waarom ging dr. Maroniu toen niet naar huis?" „De heer Van der Zuyden wilde nog een paar juwelen laten zien", was het antwoord. „Ik had geen lust om daar voor nog bij hen te blijven. Ik had spijt genoeg, de uitnodiging van dr. Maroniu aangenomen te hebben om die avond mee uit te gaan". VESTIGINGSEISEN VOOR HEN, DDE IN DE TOEKOMST HET LANDBOUW BEDRIJF WILLEN UITOEFENEN Werkingssfeer van de wet Het voorontwerp heeft betrekking op de landbouw in ruime zin. Daaronder vallen met name de akkerbouw, de wei- debouw, de veehouderij, de pluimvee houderij, de fruitteelt en de tuinbouw, waaronder begrepen het kweken van bomen, bloemen en bollen. Voor de tuin- bouw- en voor de sierteeltsector bestaan er thans reeds vestigingsregelingen, vast gesteld door de vroegere bedrijfschappen op het gebied van de voedselvoorziening Het voorontwerp levert in beginsel dus alleen iets nieuws voor de landbouw in eigenlijke zin. Motieven Met de vestigingsregelingen in de tuin bouw en in de sierteelt zijn gunstige er varingen opgedaan. Algemeen is men dan ook van oordeel, dat daar een definitieve wettelijke grondslag voor moet worden getroffen. Naar de mening van de Rege ring bestaat er ook aanleiding bij de an dere vormen van landbouw aan toekom stige ondernemers objectieve vestigings eisen te stellen. De snelle ontwikkeling van techniek en wetenschap stellen aan de zelfstandige ondernemer steeds zwaar dere eisen, zodat het gevaar voor misluk king toeneemt naarmate de ondernemer minder geschoold is. Verder is de be schikbare oppervlakte cultuurgrond ni eenmaal beperkt. De vraag rijst dan ook of het ten opzichte van hen, die zich voor de landbouw hebben bekwaamd, wel bil lijk is, dat anderen, die zich niet die moeite hebben getroost, over een deel van de schaarse grond kunnen beschikken. Ook het gemeenschapsbelang eist, dat de beschikbare cultuurgrond zo goed mo- gelijk gebruikt wordt. Zeker geldt dit, wanneer de omstandigheden de Overheid noodzaken de ondernemers in de land bouw een bestaansminimum te garande ren en deze garantie ook werkelijk off en vraagt. Scholing. Bij het vraagstuk van de vestigings eisen in de landbouw heeft de minister met name het oog op de scholing. Aan het stellen van eisen van credietwaardigheid bestaat in de landbouwsector in engert zin zijns inziens vooralsnog minder be hoef te. Wat de scholing betreft meent hij dat zowel het programma als het aanta der lagere landbouwscholen in den lande het gewenst en verantwoord maken de eis te stellen, dat de toekomstige onder nemer in het bezit is van het diplomi van een zodanige school. Hij wil echter niet de mogelijkheid uitsluiten, dat de nodige vakbekwaamheid ook in de prak tijk wordt verworven, indien de nodige algemene ontwikkeling op andere wijze is verkregen. Uitvoering: bedrijfsleven Alvorens bij algemene maatregel var bestuur voor een bepaald soort land bouwbedrijven vestigingseisen worder vastgesteld, wordt de Sociaal-Economi sche Raad gehoord, die op zijn beurt ir ieder geval het Landbouwschap hoort. De minister is van oordeel, dat de uit voering van de wet in handen van he bedrijfsleven zelf dient te worden gelegd Het ligt voor de hand het Landbouw schap, dat immers is ingesteld voor alk ondernemingen in de zin van de wet, me de uitvoering te belasten. Bijgevolj draagt de wet aan het Landbouwschaj op de vereiste vergunningen te verlenen Volgens het voorontwerp stelt he Landbouwschap ook de voor een goedi uitvoering van de wet nodige regelei vast, zoals b.v. de procedure voor he aanvragen en verlenen van vergunningen In bijzondere gevallen, waarin gewich tige belangen daartoe aanleiding geven, kan de minister ontheffing verlenen vac een verbod tot uitoefening van een land bouwbedrijf zonder vergunning. Het voorontwerp bevat tenslotte noj enkele verdere voorzieningen o.a. t.a.v het verstrekken van voorlopige vergun ningen en t.a.v. het afgeven van zgn. ver klaringen van handelskennis of vakbe kwaamheid. Behalve, dat het voorontwerp van wel met een memorie van toelichting aan de S.E.R. is gezonden, is het tegelijkertijd algemeen verkrijgbaar gesteld bij he: Staatsdrukkerij- en Uitgeversbedrijf te 's-Gravenhage. „Inderdaad", zei Ohlquist, „ik kan hel me voorstellen, mademoiselle. U hebt ii het concertgebouw nog een onaangename scène meegemaakt. Wie was eigenlijk de heer, tegen wie de heer Van der Zuydei zich zo grof uitdrukte?" Mej. Ilescu haalde heel even de schou ders op. „Hoe hij heette, weet ik niet", gaf zi ten antwoord. „Ja, wij noemden hen monsieur André, want zijn familienaan konden wij niet onthouden. Maar verde: kende ik hem niet. Ik meen, dat dr. Ma xoniu hem kende, tenminste, toen wij de zaal kwamen, ging hij dadelijk op hen af. Monsieur André was zeer beleefd e: ik was blij, dat hij enkele keren me wilde dansen." „Kende de heer Van der Zuyden heE ook?" „Ik geloof van niet, maar met zeker heid kan ik dat niet zeggen. Zij sprake niet tegen elkaar, maar uit wat de hee: Jörgensen mij later vertelde, maakte op, dat naar zijn mening die twee toet geen onbekenden voor elkaar waren". „Weet U misschien, of die monsiett André hier in de buurt woont?" „Dat weet ik helaas niet. Hij ging gi* teravond alleen weg en hij woonde du misschien in de stad. Maar ik meen mij ti herinneren, dat hij een keer gezegd hac met vakantie hier te zijn". (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1958 | | pagina 4