Cjrocn '2wartsJ~exeU in het
Ir
Oosterend houdt nop;
ileeds liecht contact
met het verleden
Zestig bungalows voor
„Stichting vakantie
verblijven"
Gepensioneerden
JATERDAG 4 OKTOBER 1958
TEXELSE
73e JAARGANG No. 7289
COURANT
Jitgave N.V. v.h. Langeveld de Rooij
loekhandel Drukkerij Bibliotheek
)en Burg - Texel - Postbus 11 Tel. 11
Verschijnt woensdags en zaterdags
Bank: R'damse Bank, Coöp. Boerenl.
Bank. Postgiro 652. - Abonn.pr. 2,25 p.
kwart. -}- 20 ct incasso. Adv. 10 ct p. rnm
(eurcollecties blauwe en
•ose tegels in huizen met
veelal sierlijke houten
topgevels
Dit is de zaak van de heer G.
Bremer, Kerkplein 11. Het
pand bezit, zoals U ziet een
gepleisterde trapgevel met
door ankers gevormd jaartal
1656. $89
OOSTEREND moge dag en nacht door
niddel van tientallen telefoontoestellen
«ereikbaar zijn voor de gehele wereld,
lochtans is Oosterend volkomen zich-
elf gebleven. Het voelt zich zelfs geheel
van de andere dorpen, zoals trouwens
eder Texels dorp zijn eigen eenheid
ormt, zijn eigen karakter heeft.
Wanneer Oosterend gesticht is weten
we niet. Wel is bekend, dat de in het
ïart van het dorp gebouv/de kerk, de
Dudste kerk is van het eiland en eens aan
5int Maarten gewijd was. Deskundigen
üjn het er over eens, dat het oudste deel
k'an deze kerk in de twaalfde eeuw werd
gebouwd de toren is van later datum.
Wij mogen welhaast aannemen, dat
Oosterend zo oud is als het eiland Texel
ielf, want het ligt, evenals Den Hoorn,
Den Burg en De Waal op de oudste gron
den, en dus nogal „dicht bij het zonne
tje". De dorpen Oudeschild, De Koog en
)e Cocksdorp ontstonden op later inge-
lijkte gronden en hebben dienovereen
komstig een ander karakter.
Hoe oud Oosterend is, wij tasten in het
duister. Wij weten het weer eens niet.
In Oosterend kon men ons meestal zelfs
riiet vertellen hoe oud bepaalde woningen
waren, woningen, die voorkomen op de
door het rijk opgestelde lijst van monu
mentale gebouwen of op de door de ge
meente Texel aangelegde lijst.
Toen wij onlangs over het Kerkplein
wandelden zagen wij iemand de voorge
el van het pand Kerkplein nr 11 een
(zeer) goede beurt geven: de pui werd in
een frisse tint geschilderd, héél licht
aruin. Door het trekken van donkere lij
nen ontstonden grote tegelmotieven op
die muur. In een zeer oud boek staat dit
pand vermeld als monument en daarvan
wordt gezegd, dat de „gepleisterde" trap
gevel ankers draagt met het jaartal 1656
en dat het inwendig bekleed is met
blauwe tegels.
Geruisloos verdwenen
U zult thans vergeefs naar die blauwe
tegels zoeken: ze zijn geruisloos verdwe
nen toen men aan het behangen sloeg.
De bewoners practische mensen
hebben tegen de behanger gezegd: „Ja,
plak dat er maar over, dat staat wèl zo
gnap, wèl zo warm". Honderden jaren
geleden werd het huis dus gebouwd,
twee jaar terug bestond het drie eeuwen.
Het feit is onopgemerkt voorbijgegaan.
Ach, zo'n oud huis, wie riet er op? Je
keek eerder of ze aan der nieuwe straat
il wat opschieten met de bouw van de
houtrijke woningen, niet waar! Maar
bakker Bremer was blijkbaar toch een
beetje trots op het geveltje en vandaar
de grote zorg er aan besteed. Hij is bo
vendien zakenman: loopt je hele pand in
de gaten, dan springen wellicht ook de
krentebroodjes, de pepermoppen en het
Spaanse brood gauwer in der vreemde
lingen oog en vreemdelingen kopen graag
in oude huisjes.
.,Moet-ie op de kiek" vroeg een Ooster-
ender. De man wilde daarmee blijkbaar
zeggen, „Vergis je je niet, kwam je dan
niet voor de houtrijke woningen?"
Rond de oude kerk
Nee, het was ditmaal om het verleden
begonnen. „In het verleden ligt het he
den, in het nu, wat worden zal." Wij
hebben zo de indruk, dat men over twee,
drie eeuwen met niet al te veel interesse
naar de huidige nieuwbouw zal kijken..
Het verleden en dat ligt ook voor de
hand concentreert zich rond de oude
kerk, de nieuwbouw treffen wij hoofdza
kelijk aan de rand van het dorp aan.
Hoofdzakelijk, want naast een eeuwenoud
huisje vindt ge een moderne bakkerij
tegenover een geveltje, dat sinds men
senheugenis beurtelings is geverfd en
geboend en door de zon kaal geschroeid
werd, staat een moderne slagerij. Of
een kruidenierswinkel of (zomaar) een
woning, waarin het gezin van een kotter
visser op gezette tijden de visserijgolf
beluistert of het televisiebeeld belang-
stellend volgt.
De uitersten raken elkaar, óók in Oos
terend: daar passeren op een holletje
drie kleuters in badpak een bejaarde
vrouw, wie de Texelse kap zeker goed
gestaan zou hebben, maarook in
Oosterend is de Texelse klederdracht er
helmaal uit.
Met ouwe Sunderklaas en ter gelegen
heid van een of ander dorpsfeest wordt
de voormalige klederdracht nog wel eens
uit de kamfer gerold. De oude huizen met
hun houten voorschotten spelen echter
geen komedie: dat is nog allemaal écht
en zuiver.
Viel niet tegen!
Op het Raadhuis had een bereidwilli
ge beambte ons aan een indrukwekken
de lijst geholpen toen wij er informeer
den of er soms ook in Oosterend nog ge
bouwen te vinden waren die (met ere)
op een of andere monumentenlijst zou
den prijken.
Nou, dat aantal viel niet tegen, een
pand aan de Bosweg, nr 31, aan de Hoek-
straat de nummers 1, 3, 5, 9, 20, 21, 24,
30, 4 en 19. Aan de Kerkstraat de num
mers 12, 14, 24, en 11. Kerkplein nr 3,
Nieuwstraat nr 9, Peperstraat 2, 8, 10,
12, 16, 22, 25, en 39. Schoolstraat 3, 4, 8,
10, 14, 9, 11, 13, 15 en 17. De moeite wel
waard dus. Op de gemeentelijke lijst
staan ze. Op de rijkslijst nog Weststraat
nr 9. „Heeft een houten gevel-voorschot
en een gesneden kalf", lazen we in het
genoemde boek, maar gaande door de
Weststraat zochten wij dat huis vergeefs.
Naderhand bleek, dat dit pand al gerui
me tijd geleden is gesloopt. Men bouwde
een modern huis op deze, voor minnaars
van het (vage) verleden ongetwijfeld
heilige grond.
„Een houten schot met gesneden make
laars ornamenten aan de gevels
vindt men verder aan Weststraat 15 en
11, aan Kerkplein 4, 10, 12, 5 en 1, en
aan Peperstraat 24."
Kerkplein 4 en 10 bleken inmiddels
moderne huizen te zijn geworden en
Weststraat nr 11 stond op instorten.
Het pand leek wel wat op gummi-
opblaasspeelgoed, maar dan niet krach
tig genoeg opgeblazen, meer zo'n hall
leeggelopen beest, waarvan je met
wat goede wil de voormalige lijnen (en
bedoelingen) nog terug kunt vinden.
Het houten voorschot helde vervaarlijk
voorover, zodat ze daar de wagens met
hooi wel een stukje van de muur mogen
houden, het dak doet denken aan de
rug van een doodzieke kameel. De ge
sneden makelaar reageert op iedere
matige windstoot. Onlangs is dit huis
verlaten door de heer H. Dob. Er zullen
wel geen nieuwe bewoners komen op
dagen. Maar wat erger is: er zullen wel
geen gelden kunnen worden uitgetrok
ken om dit pand te restaureren.
Maar het meeste heeft ons, op onze
speurtocht naar oude gevels, oude blau
we tegels en geheimzinnig-donkere kel
ders toch wel getroffen het feit, dat het
pand Weststraat nr 21 op geen van ge
noemde lijsten voorkomt. Dit gebouw
wordt, zoals bekend, bewoond door de
familie N. Dros Pzn. Het is zeer goed on
derhouden en het heeft misschien de
mooiste opkamer van heel Oosterend,
althans die behoort tot de mooiste, want
laten wij nou geen schele ogen gaan kwe
ken!! Aan twee zijden is die opkamer
van onder tot boven bekleed met de be
kende oud-Hollandse blauwe tegeltjes.
Een deel ervan herinnert aan de Bijbelse
geschiedenis. Jonas en de walvis, Simson
en de leeuw, de aankondiging van Jezus'
geboorte aan Maria, die uitwijzing uit
het paradijs, Adam en Eva door de slang
verzocht, de Emmaüsgangers, Elia in de
woestijn door raven gevoed, Jozef in de
put (met de ontaarde broeders incluis).
Mozes bezig de wet in de stenen tafels te
beitelen, de genezing van een kreupele,
Kain en Abel, de wonderbaarlijke vis
vangst, Jezus' intocht in Jeruzalem, de
Dc „Stichting Vakantieverblijven", op
gericht met medewerking van het N.V.V.,
heeft van de fa. Gebr. Bruin een vijfen-
half ha. groot terrein aangekocht, gelegen
tegenover „De Waddenparel" met het
doel er zestig bungalows te bouwen. Vol
gend jaar hoopt men dertig bungalows
gereed te hebben. De bouw zal worden
uitgevoerd door de fa. gebr. Bruin, onder
architectuur van Brakel en Buma, Haar
lem.
Het terrein werd destijds door de firma
gebr. Bruin aangekocht van de heer J.
List en is gelegen naast het vakantiecen
trum van de heer J. Zwan. Er zullen in
totaal tien groepjes van zes bungalows
worden gebouwd, die zodanig met elkaar
in verbinding komen te staan, dat zij in
grootte kunnen variëren voor 2-6 perso
nen. De gebouwtjes zullen diagonaal over
het terrein geplaatst worden.
VERTROKKEN PERSONEN
Cornelis H. van Rhijn, van Den Hoorn
85 naar Vlaardingen, Kamerlingh Onnes-
straat 14; Anna van der Meer, van Oude
schild 32 naar Veenendaal, Prins Bern-
hardlaan 199; Martinus M Roelofs, van
H 131 naar Amsterdam, Minahassastraat
12 II; Adriadne G. Schalkwijk, van Den
Burg, Weverstraat 15, naar Amsterdam,
Gabr. Metsustraat 8; Marinus Mantje,
van Den Burg, Stenenplaats 9 naar Cas-
tricum, Pr. Fr. Hendrikstraat 31; Zacha-
rias van der Klein, van De Cocksdorp 1
naar Blokker, Westblokker 46; Johanna
M. Witte van W 21 naar 's-Gravenhage,
Mesdagstraat 59; Theodorus H. Diderich,
van Weststraat 10, Den Burg, naar Eg-
mond Binnen. Herenweg 295, Mijntje van
Beek, van Den Burg, Kogerslraat 80 naar
Mijdrecht, Hofland 21; Jan E. Zwan, van
De Koog, Ruijslaan 33 naar Canada; Wil
lem Bakker, van De Koog, Vogelmient 17
naar Australië.
verspieders, de verloren zoon, de hemel
vaart.
En wellicht de oudste serie tegels, die
een dier zonder meer voorstellen, een
kangeroe, een hond, een vogel.
Blauwe tegels te kust en te keur: zeer
fraai is de schouw in de opkamer van
perceel Kerkplein nr 12, waar wij ook
weer allerlei Bijbelse voorstellingen aan
treffen. Tot verfraaiing van het geheel
is de schouw door een fonkel-gladde
doofpot en een ander zeer oud koperen
gebruiksvoorwerp geflankeerd. We zagen
op de tegels ook Zacheas in de boom, de
vrouw van Lot, de dans om het gouden
kalf en de aanbieding van het hoofd van
Joannes de Dooper aan het jarige prin
sesje, dat door moederlief was opge
stookt.
Systematisch
We beschrijven het U als van de hak
op de tak, maar om verantwoord te werk
te gaan hebben wij de speurtocht syste
matisch uitgevoerd! Eerst de (lange) Pe
perstraat in Het valt op, hoeveel kleine
gele steentjes er aan die oude huizen
zijn gebruikt. De kans is groot, dat die
gele steentjes op Oost gevormd zijn, want
volgens het bekende boek Texel, geschre
ven door de heer J. A. van der Vlis,
werd in 1367 blijkens de rentmeesterre
keningen op last van graaf Jan van Beau-
mount bij Oost een steenbakkerij inge
richt.
Die steentjes waren van verschillende
afmetingen. Wel zeer klein was het for
maat, dat voor de bouw van de Doops
gezinde kerk te Oosterend werd gebruikt.
Het metselen van die muren is stellig.
monnikenwerk geweest: Trap en Drijver
hebben in Oosterend gelukkig (voor hen)
met forser materiaal kunnen werken!!
Die gele steentjes omringen ook de la
ge muur rond de begraafplaats aan de
voet van de oude kerk.
In de Peperstraat stapten we („Ja kijkt
u maar, maar kijkt u het mooie er niet
af!") perceel nummer 25 binnen. De hou
ten topgevel wijst je de weg naar blau
we tegels, dachten we. Maar hier werden
we teleurgesteld: geen enkele tegel te
vinden, wèl stonden we er paf vanwege
de bouwwijze. Hoe kreeg men het voor
elkaar. Eerst een hal, links een kamertje
rechts een hokje, dan een grotere woon
kamer, maar om de keuken te bereiken
moet je door een roet-donker gangetje.
Om op de zolder te komen moet je twee
deurtjes openen. De bedstee? Je zou je
vergissen- zo maar een hokje, waarin
de trap gefundeerd staat. De trap naar
een onbeschoten kap, welks spanten door
de gezellig, oud-Hollandse rode pan be
dekt is.
Naar Oosterend's oudheden. Hoe Oos
terend tegenover het verleden staat? On
getwijfeld zeer gunstig, want keer op
keer vindt ge er schilderstukken van ge
bouwen, die in grijs verleden gesticht
werden.
(Wordt vervolgd)
(Ingezonden)
Gij allen weet, hoe er in de laatste ja
ren tal van wijzigingen tot stand zijn ge
komen in voor U gunstige zin en die
uiteindelijk verband hielden met de
steeds duurder wordende levensstan
daard.
Dergelijke wijzigingen komen tot stand
nadat tussen de betrokken ministers en
de beide Kamers overeenstemming is be-
reikt; maar hieraan gaat dikwijls een I
grote actie vooraf, waarin door* het rich
ten van adressen, het geven van een uit
voerige deskundige toelichting, de be
trokken instanties worden overtuigd van
de urgentie om het vraagstuk van de
gepensioeneerden nader onder het oog te
zien.
Het is de „Algemene Nederlandse Bond
van Gepensioeneerden", die deze adres
sen opstelt en zorgt voor een toelichting,
die Minister en Kamers in staat stellen,
zich een juist oordeel te vormen.
Het adres, uitgaande van een op zich
zelf staande persoon zou in onze gecom
pliceerde maatschappij zonder enige in
vloed zijn, maar aan het adres van een
Bond, die vrijwel alle gepensioeneerden
van Nederland vertegenwoordigt, wordt
de nodige aandacht besteed en op die ma
nier is reeds veel bereikt.
Het is daarom, dat het overgrote deel
der gepensioeneerden het vanzelfspre
kend acht, zich als lid van genoemde
Bond te doen inschrijven. Ze betalen hun
jaarlijkse contributie a 2,50 en krijgen
op tijd „de Wachter" in de bus, die hen
op de hoogte stelt van hetgeen „de Bond"
heeft gedaan of van plan is te doen
En voor vele gepensioeneerden op
Texel is hiermee de zaak uit. Het bijwo
nen van een vergadering in Den Helder
is, als men wat ouder wordt een corvee
op zichzelf en waarom zou men zich een
zo grote moeite getroosten?
Men is lid, betaalt op tijd zijn contri
butie en betuigt daardoor zijn erkente
lijkheid voor het vele, dat de Bond in het
belang van de gepensioeneerden heeft
gedaan.
Dat een zo gering contact met de afde
ling „Den Helder", waar men toe behoort
toch eigenlijk jammer is, wordt door het
afdelingsbestuur ook wel degelijk aange
voeld en het is daarom dat een bestuurs
lid zich tot één der leden op Texel heeft
gewend, in cassu het persoontje van on
dergetekende, met de vraag „of dat nu
niet een beetje anders kan worden ge
regeld".
Ik ben van mening, dat zulks heel goed
mogelijk is, mits men mij niet alleen laat
staan, want dan begin ik ook niets en
blijft alles bij het oude.
Ik stel me evenwel voor, dat zulks niet
gebeurt en dat uit verschillende dorpen
van ons eiland ik van deze en gene een
briefkaartje ontvang, waarin instemming
wordt betuigd met het voornemen onder
ling wat meer contact te vormen.
Op mijn beurt stel ik me dan met die
brief- of briefkaartschrijver in verbin
ding en zo kunnen er dan in elk dorp één
of meer mensen zijn, die bereid zijn zich
voor genoemd doel enige moeite te ge
troosten.
Het is dan niet meer nodig, dat de
jaarlijkse contributie per postkwitantie
wordt geïnd, maar zulks geschiedt dan in
elk dorp door één of twee dorpsgenoten,
die de betreffende kwitanties van mij
krijgen toegezonden (Ikzelf ontvang ze
voor heel Texel uit Den Helder). Het ge-
inde bedrag wordt mij in een of andere
vorm overgemaakt, terwijl ik het totaal
over Texel gireer op rekening van de
penningmeester v.d. afd Den Helder.
Deze vorm van inning geeft per kwitantie
een kostenbesparing van 0,35. Het is
dan mogelijk bij een sterfgeval van een
manlijk lid, zich met de weduwe in ver
binding te stellen en desgewenst voor
haar de paperassen in orde te brengen
die nodig zijn om haar weduwepensioen
te verzekeren en wat meer zegt, te zor
gen, dat door het in acht nemen van alle
bepalingen, geldelijk nadeel wordt voor
komen.
Het is dan mogelijk eens te praten met
iemand, die wel gepensioeneerd is, maar
zich nicl heeft aangesloten bij de Bond.
Hij heeft daar dan niet zo bij gedacht. Zo
is het indertijd met mij gegaan en kan het
ook met een ander het geval zijn.
Het is dan ook mogelijk eens één of
tweemaal per jaar bij elkaar te komen en
wel vóór of na de jaarlijkse vergadering
te Den Helder en dan eens over onze ge
meenschappelijke belangen van gedach
ten te wisselen en te bespreken wat er in
de loop van het jaar is gebeurd of zal
gebeuren. Desgewenst kan het resultaat
van deze gedachtenwisseling worden me
degedeeld aan het afdelingsbestuur te
Den Helder.
Zo'n bijeenkomst met Texelse jongelui
boven de 65 behoeft heus geen saai ver
loop te hebben.
Ik heb hiermee uiteengezet, hoe ik me
indenk, dat de ongeveer vijftig leden, die
de Bond op Texel heeft, nauwer contact
met elkaar en met hun afdeling kunnen
krijgen zonder genoodzaakt te zijn hier
voor het Marsdiep over te steken. Zo
deze gedachte bij U instemming vindt,
geeft hiervan dan blijk en vraagt U niet
af „zou ik het wel doen?" De leden wo
nen in alle Texelse dorpen en bovendien
INGEKOMEN PERSONEN
Cornelia J. Winters, van Utrecht, van
Swindenstraat 100, naar Den Burg, Kees-
omlaan 20 (verb, opgave); Gerard L. v.d.
Kuijt (en gezin) van Schagen, Roosstraat
27 naar Den Burg, Beatrixlaan 60; Adria-
nus J. Hörst, van Ede, Ganzeweide 5,
naar De Koog, Vogelmient 18; Elizabeth
van de Kamp (echtgen. van Schermer)
van Sint Oedenrode, Sch. van Peelland-
laan, naar Den Burg, Wilhelminalaan 9;
Sieuwert B Brouwer, van Hilversum,
Bergweg 33, naar Den Burg, Groene-
plaats 12; Foekje Meindertsma, van
Varsseveld, Doetinchemseweg 37, naar C
45a, Anthonia Schinkelshoek (echtgen.
van W. Stam) van Alblasserdam, Vroege-
straat 8, naar De Koog, Vogelmient 15;
Adriaan A. de Jong, van Landsmeer, van
Beekstraat 26, naar Den Burg, De Zes 2.
HET PAARD IS ER NIET „UIT"
Het volijverige bestuur van de vereni
ging „De Paardensport" heeft dit keer
dus niet zijn zin gekregen: alle pogingen
om een concours hippique te organiseren
bleven vruchteloos, doordat de paarden-
houders geen animo bleken te bezitten om
zich als deelnemer te laten inschrijven.
Zeker, er meldden zich wel enige (zeer)
trouwe liefhebbers aan, maar om een
verantwoord concours te kunnen bieden
moet men toch met een behoorlijk pro
gramma voor de dag komen.
Hoe het komt, dat wij dit jaar ons
concours hippique hebben gemist is on
verklaarbaar, want er stappen nog steeds
heel wat paarden in Texelse weiden rond.
Natuurlijk, het is niet meer zoals vroeger.
In de dagen, dat (bijvoorbeeld) bij de R.K.
Kerk te Den Burg een stal werd gebouwd
om de paarden, die de tentwagens, til
bury's enz. naar Den Burg trokken, op
gemakkelijke wijze kwijt te kunnen. Die
stal wordt allang niet meer voor het
onderdak brengen van paarden gebezigd:
ze wordt nu gebruikt door leden van de
padvindersgroep „Sint Jeroen", die
wellicht brommend op hun „werk" ver
schijnen. Heel vroeger trok je overal te
paard op af. Naar je werk, naar het feest,
naai je meisje. De motor verdrong 't ros.
Helemaal? Het schijnt van niet! Ja, er
zijn nog heel wat paarden, en kwalitatief
is zelfs van een zeer grote vooruitgang
sprake. Het paard is nog niet uitgestorven
en wij hopen dan ook, dat „De Paarden
sport" niet gevoegd behoeft te worden bij
het legio aantal verenigingen, dat geen
bestaansrecht meer bezat en derhalve
van het toneel verdween.
Want op menige boerderij kunt U nog
een paard aantreffen en vele lammeren-
wagens werden het afgelopen seizoen nog
door een paard voortbewogen.
,Wij hebben een vast vertrouwen in
het voortbestaan van het paard", zo lazen
wij een dezer dagen in een persbericht,
uitgaande van het ministerie van Land
bouw. Ter opmontering van hen, die aan
dat voortbestaan intussen hevig zijn gaan
twijfelen willen wij hier tenslotte het
woord geven aan een deskundige uit de
paardenwereld:
„In de laatste jaren is er", aldus de
heer P. B. van Binsbergen, algemeen se
cretaris van de vereniging tot bevorde
ring van de landbouwtuigpaardfokkerij
Nederland onlangs voor de microfoon,
een evenwichtstoestand ontstaan tussen
de motorische trekkracht en de paarden-
tractie. Zelfs in de nieuwste polders, als
bijv. de Noordoostpolder en de Wierin-
germeer treft men paardenbedrijven aan;
daar is het althans zo dat op vele bedrij
ven een „bewoonde" paardebox is. Ener
zijds heeft de aanwezigheid van het paard
in die gebieden een economische grond
slag. Vele werkzaamheden, meer of min
der beïnvloed door de weersomstandig
heden, kunnen door de paarden voorde
liger worden gedaan. Men denke b.v. aan
structuurbederf door zware tractoren,
speciaal voor wat de voorjaarswerkzaam
heden betreft. Anderzijds vormt de cul
turele betekenis van het paard een be
langrijke peiler voor blijvend behoud.
Daarbij denken we vooral aan de Lande
lijke Ruitersport. Waar de motorisatie
het huidige optimum heeft bereikt, vin
den we bloeiende landelijke rijverenigin-
gen. Het pure motorische wekt bij de
boer, die van geslacht op geslacht met het
paard verbonden is geweest, het verlan
gen naar de behoefte aan het paard, het
levende wezen, dat gevoelig is voor een
aansporing, een opwekking of een liefko
zing. Vooral in de na-oorlogse jaren heb
ben de georganiseerde fokkers, de lan
delijke ruiters gelegenheid gegeven in
vloed uit de oefenen op de fokrichting.
Het is onze overtuiging, aldus de heer
Van Binsbergen, dat het behoud van het
paard op de boerderij voor een belang
rijk deel afhankelijk is van de vraag, of
de fokkers in staat blijken een paard te
fokken, dat aangepast is aan de veran
derde bedrijfsomstandigheden. Tot dus
verre hebben zij als antwoord hierop een
positief bewijs gegeven. Daarom hebben
wij dan ook een vast vertrouwen in het
voortbestaan van het paard.
in Eierland. Ik verwacht uit al deze
plaatsen dan ook een berichtje te ont
vangen. Ik hoop, dat men mij niet alleen
laat staan, waardoor alles zal blijven bij
het oude.
Ik eindig dit epistel met mijn dank te
betuigen voor de verleende plaatsruimte.
J. A. VAN ENST,
Wilhelminalaan 9, Den Burg, Texel.