9
roen /wa
in het harL,
Bij de jaarwisseling
Een mijmering
op Oude Jaar
V
1960
dooi
Burgemeester
C. de Koniug
aar u
ZATERDAG 31 DECEMBER 1960
TEXELSE
74e JAARGANG No. 7519
Uitgave N.V. v.h. Lanqeveld de Rooij
Boek-, Kantoorboek- en Fotohandel
Handelsdrukkerij
Hen Burg, Texel - Postbus 11 - Tel. 2058
COURANT
Verschijnt woensdags en zaterdags
Bank: R damse Bank, CoÖp. Boerenl.
Bank. Postgiro 652. - Abonn.pr. ƒ2,25 p.
kwart. 25 ct incasso. Adv. 10 ct p. mm
In het voorbije jaar is het gemeente
bestuur er, nadat dorps- en buurtcom-
missies lieten blijken dit plan toe te
juichen, toe overgegaan op de verschil
lende plaatsen gespreksavonden te hou
den. De bedoeling is natuurlijk duidelijk.
Steeds meer blijkt dat de afstand tussen
de eigenlijke bestuurders en de brede
massa zo groot is, dat het komen tot een
juist begrip wederzijds, wel zeer be
zwaarlijk is geworden. Men weet niet
meer waar de verantwoordelijkheid ligt;
zelfs een vage gedachte over de spreiding
der verantwoordelijkheid is maar zelden
te vinden.
Wanneer men er niet goed meer uit
kan komen is het wel vanzelfsprekend
dat de belangstelling taant in de gestes
van hogere- en lagere overheden. Be
rustend laat men dan het regelen der
zaken maar over aan die overheden, of
organen daarvan, zonder tot een eigen
oordeelsvorming te komen. Ik heb er al
eens meer op gewezen dat aldus de drei
ging van het ondergraven van onze, nog
steeds kostelijke democratie, zeer reëel is.
Hoe dit landelijk ligt zij hier buiten be
schouwing gelaten. Gemeentelijk mag er
nog even op worden doorgegaan. Dan
blijkt dat wij, als 't ware met drie par
tijen te maken hebben. Een. de brede
laag der bevolking, die periodiek de ge
meenteraad kiest maar dan de uit
zonderingen daargelaten haar taak
toch wel als afgedaan beschouwt.
Twee, de gemeenteraad, die natuurlijk
politiek en bestuurlijk van meepraten
weet en over inzicht beschikt, maar, toch
ook weinig mogelijkheden schijnt te be
zitten om dit inzicht over te dragen.
En drie, het gemeentebestuur, dat, dit
spreekt vanzelf, de meeste inside infor
mation bezit (ook dit is betrekkelijk,
want het besturen is zo ingewikkeld ge
worden dat steeds meer aan de bestuur
lijke apparatuur moet worden overge
laten). Ook dit gemeentebestuur is niet
in staat althans compleet kennis en
weten van het geheel voldoende over te
dragen aan de raad.
Het is dus wel duidelijk dat, willen wij
het goede behouden van ons bestaande
stelsel, er meer contacten moeten worden
gelegd en een inzicht moet worden ge
schapen in het wezen van de verantwoor
delijkheid, ieders verantwoordelijkheid.
Het is daarom dat ik mij, met mijne
medebestuurders echt wel verheugd heb
op het verloop van de gespreksavonden,
die zijn gehouden. Niet omdat het alle
maal zo hoogdravend, wetenschappelijk
en gewichtig was, maar wel, omdat er
naast het gesprek over een lantaarnpaal
of een putje, toch ook zaken van alge
meen gemeentelijk beleid aan de orde
kwamen en de belangstelling daarvoor
stellig niet gering was. Het deed ons
weer enige hoop koesteren voor de toe
komst.
Al worstelend met het bekende finan
ciële tekort proberen raad en bestuur van
de gemeente door te gaan met het schep
pen van die voorzieningen waarvan ge
meend wordt dat zij liggen binnen de
verantwoordelijkheid van de gemeente
en dat zij overigens urgent zijn.
In de sector van het onderwijs werd
enerzijds voortgang geboekt bij de af
ronding van ons onderwijsgebouw. Met
de opening van de kleuterschool te De
Cocksdorp wordt nu, daar waar dit tot
de mogelijkheden behoort, kleuteronder
wijs gegeven. De ingebruikname van de
nieuwe Jan P. Strijbosschool in Midden-
Eierland werd, na het jarenlange wach
ten een feest voor die gemeenschap en
voor de gemeenteraad en het gemeente
bestuur.
Op de Rijksbegroting 1961 is een lagere
technische school voor Texel geraamd.
Voor de subsidiëring van het gods
dienstonderwijs werd een bescheiden re
geling aanvaard. Minder gelukkig waren
wij met de regeling van de schooltand-
verzorging; het aantal barrières is zo
groot, dat wij er nog lang niet zijn.
Een imbecielenklas vei bonden aan de
Beatrixschool kon geen genade bij de
Minister vinden.
Ik verklap verder geen geheim wan
neer het afwijzen van de V.G.L.O.-school
door mij als een grote teleurstelling
wordt gememoreerd.
De zo hoog nodige totale vernieuwing
van de u.l.o.-school is als zodanig nog
niet aan de orde. Wel komt er enig schot
ja
Nu, dit schrijvende, wordt in Den Haag
beslist of wij onze 12 bejaardenflats
voor dit jaar kunnen realiseren,
dan neen.
Een gunstige factor is in dit verband
het meer op gang komen van de particu
liere woningbouw. En minstens zo be
langrijk is dat met de bouwkas Ned. Ge
meenten plannen worden opgezet, die een
zeer goede kans van slagen hebben
1961.
Aan uitbreidingsplannen en onteige
ning wordt staag doorgewerkt. Gezien het
nog steeds dynamische karakter van
Texels ontwikkeling zullen wij moeten
trachten een tempo te bereiken dat bijna
dreigt boven onze krachten te liggen.
Het is nu gelukkig beslist dat de
toren in De Waal kan worden afgebouwd.
De moeilijkheden om nu eindelijk de
consolidatie van de N.H. kerk te Oude-
schild aan te vatten, zijn nog steeds niet
overwonnen.
Belangrijk voor de toekomst is dat de
Pontweg wordt afgewerkt en dat de
nieuwe haven nu aanbestedingsklaar is.
Uit het feit, dat de rioolzuivering in
Den Burg is aangepakt, blijkt dat de
voor de volksgezondheid zo belangrijke
riolering en zuivering voortgang vindt.
Weliswaar naar veler, en ook ons, oordeel
te langzaam, maar toch.
De lijdensgeschiedenis met Huize Irene
is nog niet beëindigd. Te dikwijls ben ik
i.e. optimistisch geweest dan dat ik nu
iets positiefs zou durven mededelen. On
danks dat lijkt het einde toch in zicht.
Het St. Janshuis zal een uitbreiding
ondergaan.
Vorig jaar al wees ik op de vaste plaats
die de sociale werkplaats in onze ge
meenschap inneemt. De opzet wordt
steeds bezien, c.q. herzien.
Uit naar verstrekte gegevens mag
worden geconcludeerd, dat de werkplaats
een goed voorbeeld is, ook voor anderen.
Voor de G.S.W. geldt hetzelfde.
Hoewel het zaak is om de economie
van ons eiland met nauwgezetheid te
blijven bezien, kan toch niet gezegd
worden dat Texel in zijn geheel het nu
zwaar te verduren had.
De drie peilers van onze economie
staan nog stevig: landbouw en veeteelt,
visserij en vreemdelingenverkeer.
Werkgelegenheid was er ruim vol
doende, dit blijkt ook wel uit het stag
neren van D.A.C.W. werken.
Maar toch, in 1959 was het jaar extra
droog en in 1960 extra nat. En al mogen
dan de tegenslagen telkens meevallen,
zij zijn er.
En het is mijn persoonlijke overtuiging,
dat de Texelse boerenstand niet in staat
zou zijn deze tegenslagen op te vangen,
wanneer het niet tijdig er zijn in dit
verband al de nodige jubilea geweest
de juiste organisatievorm had gevonden
en daar tot Coöperatie was overgegaan
waar maar mogelijk. Maar hier gaat het
om het bedrijf als zodanig en niet om de
werkgelegenheid in het geheel. Ware het
niet dat tal van werken nog gaande zijn,
dat de ruilverkaveling nog niet ten einde
is, dan zou het beeld wel eens anders
kunnen zijn. Het rapport werkgelegen
heid verdient de voortdurende aandacht
van raad en gemeentebestuur.
T.a.v. de visserij valt zo hier en daar
een lichte versombering te beluisteren.
Het is moeilijk te beoordelen, want daar
in en daaraan zijn ook toekomstverwach
tingen verweven.
Naar Texel ziende zou ik zeggen dat er
geen reden tot pessimisme is, een be
drijvigheid die in staat is haar appara
tuur in, ik meen 10 jaren, te vernieuwen
en te verdubbelen op voornamelijk eigen
kracht, lijkt toch wel zeer gezond
Een tweede gymnastieklokaal zal er,
tot veler verontwaardiging, ook het vol
gend jaar niet komen.
Wat zouden wij spreken over volks
vijand no. 1, nu daar op dit ogenblik een
kabinetscrisis omheen ligt. Vast staat dat
het gemeentebestuur allerminst gelukkig
is met de situatie. Aan de ene kant nu
nog een kleine 200 woningzoekenden,
anderzijds een jaarlijks volume van 7 a 8
woningwetwoningen.
De derde peiler, het vreemdelingen
verkeer, baart ons, paradoxaal, de mees
te zorgen. De toenemende welvaart die
het ons brengt is buiten kijf en zeer wel
kom. Doch anderzijds zijn de problemen
waarvoor wij komen te staan zo vele en
zo groot en moeten zij bovendien op zo
korte termijn worden opgelost, dat de
mogelijkheden tot het maken van fouten
groot zijn en dat overigens de verant
woordelijkheid van dit alles zwaar drukt.
Zo aan het einde van het jaar wordt
mij een verzamellijst van punten en fei
ten die het releveren waard zijn, voor
gelegd. Veelal haal ik hieruit de belang
rijkste en laat vermelding van andere
achterwege.
Met de opmerking dat niet naar volle
digheid is gestreefd, lijkt het mij niet
onaardig deze lijst, met betrekking tot
het vreemdelingenverkeer, te citeren. Zij
luidt dan:
plannen strandweg paal 17; bromfiets
verbod voor bepaalde uren; verkeers
regeling Oosterend; veilig verkeersactie;
nozemrelletjes; uitbreiding hotels; aan
stelling recreatieleider; discussie over
logeergastenbelasting bij begroting; fi-
nanciële problematiek i.v.m. toerisme
onder de aandacht gebracht van fractie
P. v.d. A. en persconferentie; wadden-
r*r-
Foto Peter Bruin
conferentie, opening nieuwe jeugdher
berg; automatisering telefoon; herziening
zondagsluiting winkels; verhoging aantal
vergunningen en verloven A; stichting
Texels Museum neemt meer terrein in
erfpacht; ontwikkeling Vereniging vrien
den van het Museum; beheer Loodsmans
duin, uitbreidingsplannen Loodsmans
duin en plannen De Krim.
Na dit lijstje, dat stellig niet volledig
is, wil ik nog eens teruggrijpen naar het
begin van deze kleine beschouwing. En
dan is er maar een conclusie. Dat de ver
antwoordelijkheid voor een goede ont
wikkeling van het vreemdelingenverkeer
gezamenlijk zal moeten worden ge
dragen.
Centrale organen hebben een duide
lijke en niet te ontkennen verantwoorde
lijkheid omdat nu eenmaal een belang
rijk recreatiegebied als Texel, goed, ver
standig, verantwoord en efficiënt moet
worden benut voor Nederlanders en
vreemdelingen. De groeiende vakantie
mogelijkheden nopen tot meerdere aan
dacht op eigen bevolking, waarnaast na
tuurlijk de vreemdeling welkom blijft.
De gemeente heeft een niet te mis
kennen verantwoordelijkheid, die voor
namelijk in de uitbreidingsplannen ligt.
Uitvoering, in de zin van wegen, fiets-
padenaanleg, openlegging van be
perkte strandgedeelten en zoveel an
dere zaken komen aan de orde.
De particulier, de man-of vrouw, zal
zich bewust moeten zijn van eigen ver
antwoordelijkheid; niet alleen moeten
meepraten en meedoen wanneer het
rechtstreekse eigenbelang er bij betrok
ken is, maar ook wanneer het om de
groep, om het geheel gaat.
Ik wil zelfs verder gaan, ook de boer
en de visser zullen zich niet aan hun
verantwoordelijkheid kunnen onttrekken.
Het gaat ook om hun Texel, om hun
Texelse economie en om de leef- en be
woonbaarheid van hun gemeente.
Op een tweetal punten mag nog wor
den gewezen. Ten eerste op de ingestelde
streekontwikkelingscommissie, die mis
schien een moeilijke aanloop heeft of zal
hebben, maar die toch, als de mogelijk
heden tenminste worden geschapen om
het verband, waarin kan worden ge
werkt, ruim te maken, een goede kans
heeft tot nut te zijn van Texel.
Het andere punt kan van het aller
grootste belang zijn, n.l. het feit dat po
gingen in het werk worden gesteld om
tezamen met Wieringen de mosselcultuur
als economische basis voor Oudeschild tot
stand te brengen.
Reliëf krijgen deze pogingen door een
recente mededeling in de pers dat een
deskundige geporteerd is voor verwater
plaatsen in de Waddenzee in plaats van
in Zeeland. Niet vergeten mag worden
dat Oudeschild door de verlegging van
de bootverbinding het zorgenkind blijft.
In het culturele vlak gaan de werk
zaamheden rustig door. Met vertrouwen
mogen wij aanzien wat de stichting Cul
tureel Werk bewaart en entameert en
vooral wat in verschillende dorpen wordt
opgebouwd.
Geneigd tot bespiegeling gedurende de laatste dagen van het jaar, heb ik nóg
eens naar de pen gegrepen om te schrijven over goede dagen van weleer. In 's
mensen herinnering schijnen ze bestraald door een zacht en lieflijk licht: de
scherpe kanten zijn verdwenen of verwaasd. Het verleden gelijkt, hoewel we
beter weten, vervuld van romantiek. Er werd mij gevraagd opnieuw over dat
verleden te willen schrijven en ik ben gezwicht. Misschien, dat mijn regels nog
door enkelen gelezen worden en dat ze worden verstaan, méér met het hart dan
met het verstand.
Ik wil dit summier overzicht gaarne
beëindigen met Texel en zijn inwoners
het allerbeste voor 1961 toe te wensen.
Wanneer ik in deze beschouwing mijn
weg was gegaan zo ik mij indacht, dan
was hierin alleen gesproken over ver
antwoordelijkheid en dan was er van een
overzicht bezwaarlijk sprake geweest.
Moge ik toch als extra wens dan hieraan
toevoegen goed inzicht en goed begrip in
eigen en andermans verantwoordelijk
heid.
Texel, 28 december 1960.
C. DE KONING.
Ik zie dan in mijn geest een klas met
kinderen, netjes de armen over elkaar
gevouwen, in drie of vier rijen verveloze
houten banken. In de hoek van het lo
kaal, waar aan de muren wat ouderwetse
platen hangen, staat een grote, zwarte
kolomkachel omgeven door een even
zwart scherm. ~Zovn paar keer op een dag
open ik het deurtje van die kachel en uit
een grote, lage kolenbak, die naarstig nat
gehouden wordt met water uit de houten
pomp, werp ik in het roodlaaiende vuur
een mengsel van zwarte slik en hompen
kool. Als jongen uit de stad vond ik die
kachel een fascinerend ding, nooit eerder
maakte ik er kennis mee. Meester Groe-
newold leerde me hoe het voeden van die
kachel in zijn werk ging en toen hij on
danks al mijn oplettendheid toch eens
was uitgegaan, verstoutte Jo Wilkeshuis
zich om tot de Baas te zeggen er was
in figuurlijke zin weer eens een onweers
bui geweest „Meneer Groenewold U
moet er eigenlijk een licht ontvlambaar
gemoed in stoppen". Ja, die Jo was niet
van gisteren.
De kinderen vinden het heel gewoon
als ik van mijn hoge stoel voor de klas
afdaal om het altijd hongerige monster
in de hoek opnieuw te voorzien. Na dit
karwei beklim ik mijn stoel, blik door de
hoge ramen naar buiten, werp een blik
op Jacob Geus, die alsmaar aan dood
kisten staat te timmeren op de Hollebol,
ik hoor het geschreeuw van een varken
dat door slager Dros wordt gekeeld en
vervolg mijn lessen in lezen, schrijven of
rekenen. In vergelijking met de stad,
waar ik eerder een paar maanden werkte,
zijn de kinderen kalm. Ze hebben meest
blonde haren en blauwe ogen. Eén heeft
er voortdurend een snotneus, maar is
desondanks een eerwaardig lid van de
samenleving geworden. Ik was een volks
school gewend in een arbeiderswijk en
was nu op een school, die wezenlijk
volksschool genoemd mocht worden.
Want arm en rijk, aanzienlijk en onaan
zienlijk stuurde zijn kinderen naar de
school op de Hollebol.
't Is gerekend naar een mensenleven
lang geleden De kinderen zijn al tien
tallen jaren volwassen en velen zijn niet
alleen vaders en moeders, maar zelfs
grootvaders en grootmoeders geworden.
Sommigen heb ik op hun levensweg van
\erre kunnen volgen, anderen verloor ik
uit het oog. Sommigen schenen voorspoed
of geluk te hebben, anderen hadden te
genspoed of leed. Een enkele werd reeds
naar het graf gedragen. Maar allen zijn
in mijn herinnering kinderen gebleven.
En nog zie ik ze zitten op die oude, kale,
verveloze banken van het schooltje aan
de Hollebol.
De eerste indrukken, die een jong mens
opdoet in een nieuwe standplaats zijn
dikwijls als met een stempel in zijn me
morie gezet. En zo beschrijf ik iets van
de kinderen, die ik veertig jaar geleden
op Texel heb ontmoet. Als opvolger van
meester Frederiks en onder gezag van
Meester Groenewold h.d.s., dat wil zeg
gen, Hoofd der School. Hij was Hoofd met
een hoofdletter a.u.b. Zijn gezag was
groot en hij kon bar ongemakkelijk zijn,
zowel tegenover kinderen als personeel.
Maar hij was een goed mens en wij,
eigenlijk nog kwajongens, beschouwden
hem als een vader, zij het ook als een
Jastige vader. Nu weten wij, dat vele
vaders in de ogen van veel kinderen las
tig kunnen zijn
Op de eerste rij bij het voorste raam
zat Kees, evenals zijn genoten een jaar of
tien oud. Zoals ik schreef kwam ik uit de
grote stad en in de verwachting „boers"
geklede kinderen aan te treffen, verwon
derde ik me over zijn frisse moderne
blouse met keurig gehaakte das. Hij had
een scherp gesneden gelaat en zijn be
langstelling voor de nieuwe meester was
meer dan normaal. Hij stak dikwijls zijn
vinger op, wilde weten, vroeg en vroeg.
Ik werd er wel eens kregelig onder, maar
later verwonderde het mij niet te ver
nemen, dat hij de man van het Schapen
stamboek in Alkmaar was geworden.
Naast Kees zat Wim. Ik zal zijn Van
niet noemen. Hij was een stevige, hoog
blozende jongen, die mij intrigeerde om
dat hij eens een enorme rode zakdoek uit
een broekzak toverde, die eindeloos groot
geleek te zijn. Want met de zakdoek vie
len kletterend op het pad tussen de rijen
banken de eieren van spreeuw en lieuw.
Ik kende alleen maar eieren van kippen
en was verwonderd dat de jongens uit
mijn klas onder hun pet, in blouse of
broekzak de eieren droegen van alle vo
gels die het eiland kende. Stellig ben ik
toen gaan preken over vogelbescherming,
ik weet dat zo precies niet meer. Maar
het lag wel in de lijn van mijn ontwik
keling, dat ik dit deed. Welnu, Wim is
een grote kerel geworden, die ik bij mijn
al schaarser wordende bezoeken aan het
eiland nog wel eens tegen kwam en die
dan zwaaiend van af een hoge bok met
zijn zweep blijken van herkenning gaf.
Ik denk dat hij koetsier was en later
werd hij dan natuurlijk wel chauffeur.
De aandachtige lezer zal opgemerkt
hebben dat ik schreef over een bran
dende kachel en over vogeleieren. Wil hij
mij vergeven als impressies uit verschil
lende seizoenen elkaar overlappen? Niet
de chronologie, maar het totaalbeeld van
mijn herinnering doet mij schrijven. En
zelfs als ik fouten maak in de détails,
hoop ik op clementie te mogen rekenen.
Want schreef ik niet, dat herinnering de
scherpe kanten verloren doet gaan?
Duidelijk herinner ik mij Joop. Zijn
vader was destijds dé garagehouder van
het eiland, die mij eens vol trots ver
telde, hoe zijn zoon buiten zijn weten
héél alleen een grote bus uit de garage
de nauwe Warmoesstraat ingereden had.
Joop is in het vak van zijn vader geble
ven. Veel zou ik van hem kunnen ver
tellen, want ik mocht hem. Hij was drif
tig, en zelf nog onbeheerst, botsten we.
Eens had ik hem strafwerk gegeven, dat
hij weigerde te maken: hij had het niet
gedaan en ik had „de pik" op hem, ik
moest hém altijd hebben. Hij was diep ge
schokt en over zijn zenuwen heen. Hij
herhaalde, dat hij nooit, neen nooit zijn
strafwerksommen maken zou. Ik hield
hem na, zei niet veel. Maar toen ik kort
daarna op mijn kamer in het gezellige
pension van Piet de Graaf aan tafel zat
men hield toen nog kostgangers op het
Raadhuis werd er gebeld. Er was een
jongen aan de deur, die zo snikte, dat je
(Zie vervolg pagina 4)